Vastgesteld 25 oktober 2011
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1, belast met het voorbereidende onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Dijksma
De adjunct-griffier van de commissie,
Hendrickx
1
Kan de regering aangeven welke provincies beschikken over staatsobligaties van Ierland, Portugal, Spanje, Italië en/of Griekenland? Om wat voor bedragen gaat het?
Zie antwoord vraag 2.
2
Kan de regering een overzicht verschaffen van de wijze waarop de afzonderlijke provincies geld anders investeren dan door middel van schatkistbankieren?
In het kader van mijn financiële toezicht op de provincies heb ik geen gedetailleerde informatie over de wijze waarop de provincies hun tijdelijk overtollige middelen uitzetten.
3
Wanneer is het nieuw onderhoudsinstrument gereed en zal dit naar de Tweede Kamer gestuurd worden?
De Kamer zal bij de begroting van 2013 over het instrument worden geïnformeerd.
4
Wanneer kan de Kamer de plannen betreffende het terugdringen van het aantal politieke ambtsdragers in 2015 tegemoet zien?
De verwachting is dat het wetsvoorstel in het voorjaar van 2012 de Tweede Kamer bereikt.
5
Wordt bij het terugdringen van het aantal politieke ambtsdragers in provincies ook gedacht aan het samenvoegen van provincies, anders dan de beoogde Randstadprovincie?
Om het doel «het terugdringen van het aantal politieke ambtsdragers» te bereiken wordt niet gedacht aan het samenvoegen van provincies.
6
Is het waar dat het naar voren halen van enkele uitgaven van 2012 naar 2011 in 2012 leidt tot lagere rijksuitgaven en derhalve een lager accres? Wat voor effect heeft deze verschuiving voor het provinciefonds?
Het provinciefonds volgt middels het accres de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. Het kabinet heeft besloten om deze zogenaamde normeringssystematiek met ingang van 2012 weer in werking te stellen. De oorzaak voor het lagere accres 2012 is gelegen is het feit dat het kabinet voor zowel 2011 en 2012 de uitgavenkaders sluit. Daarbinnen heeft een verschuiving plaatsgevonden tussen NGRU- en niet NGRU-relevante uitgaven en tussen de uitgaven onder de drie deelkaders rijksbegroting enge zin, sociale zekerheid en arbeidsmarkt en het budgettair kader zorg. Lagere ramingen van loon- en prijsontwikkelingen hebben ook een beperkt neerwaarts effect op de accressen ten opzichte van de Voorjaarsnota. Volgens de huidige inzichten valt het accres over 2012 voor provincies € 14 miljoen lager uit dan in de meicirculaire werd verwacht. Het definitieve accres 2012 is echter pas in mei 2013 bekend. Over de gehele kabinetsperiode bezien is het geraamde accres ondanks de neerwaartse bijstelling nog steeds hoger dan waarvan in de startnota werd uitgegaan.
7
Welke ontwikkeltaken zijn het die in afwachting van de uitwerking van decentralisaties uit de bestuursafspraken 2011–2015 nog niet in maatstaven zijn uitgedrukt?
Het betreft de ontwikkeltaken natuur en verkeer en vervoer.
8
Bedoelt de regering dat het gaat om 35% van de rente van de inkomsten uit energiebedrijven? Zo nee, waarom niet?
Ja, het gaat om 35% van de rente van de inkomsten uit energiebedrijven.
9
Waarom blijkt uit tabel 3.3.1 niet dat de minister inderdaad streeft naar het terugdringen van de omvang van decentralisatie-uitkeringen?
Van de opgenomen decentralisatie-uitkeringen is alleen de decentralisatie-uitkering «Waddenfonds» structureel. De overige opgenomen decentralisatie-uitkeringen zijn tijdelijk.
10
Waarom is de DU Ontwikkel/OEM variabel (tabel 3.3.1) alleen voor het jaar 2012 ingeboekt?
Dat is gebeurd omdat de decentralisatie-uitkering ontwikkel/OEM variabel weliswaar elk jaar van toepassing is, maar er voor de jaren na 2012 nog geen raming is gemaakt. Wanneer de raming is gemaakt zal deze worden opgenomen in de begroting.