Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt / uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)
Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bescherming Antarctica (implementatie van een viertal Maatregelen als bedoeld in artikel IX van het Verdrag inzake Antarctica, waarbij de bescherming van het Antarctisch gebied wordt uitgebreid)
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 14 juli 2010, no.10.002008, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 28 juli 2010, no. W08.10.0303/IV, bied ik U hierbij, mede namens mijn ambtgenoot van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, aan.
Het voorstel geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.
De redactionele opmerkingen van de Raad zijn overgenomen, met dien verstande dat voor een tweetal onderwerpen geldt dat deze naar een ander artikel zijn verplaatst dan door de Raad werd voorgesteld.
Ten eerste betreft dat de verplichting voor de organisator om levende organismen die zonder vergunning binnen het Antarctisch gebied zijn gebracht uit het Antarctisch gebied te verwijderen of te vernietigen. Die verplichting is niet in artikel 3 of een nieuw artikel 3b is opgenomen, maar in een nieuw artikel 24a binnen paragraaf 5 van de Wet bescherming Antarctica. Naar mijn mening betreft de bovengenoemde algemene verplichting namelijk niet een uitbreiding van de zorgplicht. Paragraaf 5 acht ik vanuit systematisch oogpunt een betere plaats nu er in dergelijke gevallen altijd sprake zal zijn van te treffen maatregelen in bijzondere omstandigheden.
In de tweede plaats zijn de begripsbepalingen «BTR», «schip» en «tonnage» verplaatst naar het eerste lid van artikel 25e, en niet naar artikel 25a, nu die begripsbepalingen alleen gelden voor artikel 25e en niet voor de gehele nieuwe paragraaf 5a.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de in artikel 1, eerste lid, opgenomen omschrijving van «Onze Ministers» aan te passen aan de gevolgen van de recente departementale herindeling.
Ik moge U hierbij, mede namens mijn ambtgenoot van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De staatsseceratris van Infrastructuur en Milieu,
J. J. Atsma