Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gelet op Maatregel 1(2005), Maatregel 4(2004), Maatregel 15(2009) en Maatregel 16(2009) noodzakelijk is regels te stellen om de aansprakelijkheid voortvloeiende uit milieubedreigende noodsituaties te borgen, regels te stellen met betrekking tot verzekering en rampenplannen voor toerisme en non-gouvernementele activiteiten in het Antarctisch gebied, regels te stellen voor het aan land gaan van personen van passagiersschepen in het Antarctisch gebied en regels te stellen betreffende bescherming van de Antarctische flora en fauna;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet bescherming Antarctica wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De letteraanduidingen vervallen en de begripsbepalingen worden in alfabetische volgorde geplaatst.
2. In de alfabetische rangschikking worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:
redelijke maatregelen die genomen worden na het ontstaan van een milieubedreigende noodsituatie met als doel het voorkomen, tot een minimum beperken of beheersen van de gevolgen van die milieubedreigende noodsituatie, met inbegrip van het vaststellen van de omvang van de noodsituatie en de gevolgen ervan;
door het Secretariaat, bedoeld in Maatregel 1(2003), van het Verdrag ingesteld en beheerd fonds, waarin het bedrag, bedoeld in artikel 25c, tweede lid, wordt gestort;
elk door een ongeval veroorzaakt voorval dat zich, na inwerkingtreding van bijlage VI bij het Protocol, heeft voorgedaan en dat leidt tot, of onmiddellijk dreigt te leiden tot, aanmerkelijke en schadelijke gevolgen voor het Antarctisch milieu;
passend, praktisch uitvoerbaar en proportioneel en gebaseerd op de beschikbaarheid van objectieve criteria en informatie;.
3. In de alfabetische rangschikking wordt de volgende begripsbepaling ingevoegd:
levende biologische entiteiten, niet zijnde mensen, met het vermogen tot vermenigvuldiging of tot overbrenging van genetisch materiaal, daaronder mede begrepen virussen, viroïden, en dierlijke en plantencellen in cultuur;.
4. De omschrijving van het begrip «Onze Ministers» komt te luiden: Onze Ministers van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
B
In artikel 3 worden, onder vernummering van het derde tot vijfde lid, twee leden ingevoegd, luidende:
3. Onder het voorkomen van nadelige gevolgen voor het Antarctisch milieu als bedoeld in het tweede lid wordt voor wat betreft de organisator in ieder geval verstaan het treffen van redelijke preventieve maatregelen, die gericht zijn op het verminderen van het risico van milieubedreigende noodsituaties en de mogelijke nadelige gevolgen daarvan.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de maatregelen, bedoeld in het derde lid.
C
Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De organisator draagt voorafgaand aan de uitvoering van een activiteit zorg voor het treffen van voldoende maatregelen om de gezondheid en veiligheid van de mens te waarborgen. Onze Ministers kunnen aan de organisator verzoeken daartoe schriftelijke bewijsstukken te overleggen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het overleggen van de in het eerste lid bedoelde bewijsstukken.
3. Voor de uitvoering van de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, is de organisator niet afhankelijk van de ondersteuning door partijen of andere organisatoren, tenzij hij aantoont dat deze zich daartoe in een schriftelijke overeenkomst hebben verbonden.
4. De organisator houdt een voldoende verzekering of andere financiële zekerheid aan ter dekking van de kosten die betrekking hebben op opsporings- en reddingsacties, medische zorg en evacuatie.
5. Voor zover de activiteit plaatsvindt aan boord van een schip of een luchtvaartuig, kan de organisator volstaan met het aantonen dat de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, en de verzekering of andere financiële zekerheid, bedoeld in het vierde lid, door een ander dan de organisator zijn getroffen respectievelijk in stand worden gehouden.
D
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De onderdelen f en g komen te luiden:
f. levende organismen, met uitzondering van gecultiveerde planten en hun voortplantingscellen voor gecontroleerd gebruik, exemplaren van levende organismen voor gecontroleerd experimenteel gebruik en planten bestemd als voedsel, binnen te brengen;
g. dode dieren of delen daarvan, die niet bestemd zijn als voedsel, binnen te brengen;.
b. Onder lettering van onderdeel h als j, worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
h. in afwijking van het bepaalde in onderdeel f, vogels en honden binnen te brengen;
i. opzettelijk niet-steriele aarde binnen te brengen;.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel d komt te luiden:
d. gecultiveerde planten en hun voortplantingscellen voor gecontroleerd gebruik en exemplaren van levende organismen voor gecontroleerd experimenteel gebruik binnen te brengen;
b. In onderdeel f vervalt: niet-steriele aarde,.
E
Na paragraaf 3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. De organisator stelt voorafgaand aan elke activiteit een rampenplan op.
2. Bij het opstellen en tenuitvoerleggen van een rampenplan, bedoeld in het eerste lid, werkt de organisator zoveel mogelijk samen met elke partij of andere natuurlijke of rechtspersoon die in het desbetreffende gebied een activiteit organiseert of uitvoert. Voor de uitvoering van het rampenplan, bedoeld in het eerste lid, is de organisator niet afhankelijk van de ondersteuning door partijen of andere organisatoren, tenzij hij aantoont dat deze zich daartoe in een schriftelijke overeenkomst hebben verbonden.
3. Voor zover de activiteit plaatsvindt aan boord van een schip of een luchtvaartuig, kan de organisator volstaan met het aantonen dat het rampenplan, bedoeld in het eerste lid, door een ander dan de organisator is opgesteld.
F
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan artikel 12, eerste lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
f. het rampenplan, bedoeld in artikel 7a, eerste lid;
g. de maatregelen en verzekering of andere financiële zekerheid, bedoeld in artikel 3a.
2. Aan artikel 12, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. de verzekering of andere financiële zekerheid, bedoeld in artikel 25f.
G
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan artikel 13, derde lid, worden, onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel b, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
c. de maatregelen, bedoeld in artikel 3a, onvoldoende zijn om de gezondheid en veiligheid van de mens te waarborgen;
d. het rampenplan, bedoeld in artikel 7a, onvoldoende is om gezondheid en veiligheid, opsporing en redding, medische zorg en evacuatie te waarborgen.
2. Aan artikel 13, derde lid, wordt, onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel d, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. het rampenplan, bedoeld in artikel 7a, onvoldoende is om ongevallen met mogelijk nadelige gevolgen voor het Antarctisch milieu te bestrijden.
H
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a, onder 4°, wordt «zoveel mogelijk niet lethale technieken worden gebruikt» vervangen door: uitsluitend letale technieken worden gebruikt indien er geen geschikte alternatieve techniek voor bestaat.
2. Onderdeel b wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt «dieren of planten die behoren tot een soort, aangewezen in Aanhangsel B bij Bijlage II bij het Protocol,» vervangen door: gecultiveerde planten en hun voortplantingscellen voor gecontroleerd gebruik en exemplaren van levende organismen voor gecontroleerd experimenteel gebruik.
b. Onderdeel b, onder 3°, vervalt.
3. Onderdeel c, onder 3°, vervalt.
4. Onder lettering van de onderdelen d tot en met g als f tot en met i worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
d. dat het onbedoeld binnen het Antarctisch gebied brengen van niet-steriele aarde wordt voorkomen door het treffen van voorzorgsmaatregelen;
e. dat het onbedoeld binnen het Antarctisch gebied brengen van niet in de inheemse flora en fauna aanwezig zijnde micro-organismen, zoals virussen, bacteriën, gisten en schimmels, wordt voorkomen door het treffen van voorzorgsmaatregelen;.
5. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
j. dat, indien de organisator in het Antarctisch gebied gebruik maakt van een schip met meer dan 500 passagiers aan boord, er niet aan land mag worden gegaan in het Antarctisch gebied;
k. dat, indien de organisator in het Antarctisch gebied gebruik maakt van een schip met 500 of minder passagiers aan boord:
1°. de organisator samenwerkt met de andere in het desbetreffende deel van het Antarctisch gebied aanwezige organisatoren, ten einde te voorkomen dat zich op enig moment meer dan één toeristenschip bevindt bij een aanlandplaats;
2°. bij aanlandingen in het Antarctisch gebied, het aantal passagiers, afkomstig van dat aangelande schip, dat tegelijkertijd aan wal is, op ieder moment beperkt blijft tot ten hoogste 100 personen;
3°. bij aanlandingen in het Antarctisch gebied, de organisator zorgt voor een verhouding van 1 gids per 20 passagiers;
l. dat, in afwijking van de onderdelen j en k, onder 2° en 3°, ten minste de vastgestelde limieten gelden van een maatregel als bedoeld in artikel IX, eerste lid, van het Verdrag. Een in de eerste volzin bedoelde limiet geldt met ingang van een tijdstip dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt.
I
Na artikel 24 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Levende organismen, met inbegrip van daaruit voortgekomen nageslacht, die zonder een vergunning binnen het Antarctisch gebied zijn gebracht, worden, waar mogelijk, door de organisator van de activiteit verwijderd uit het gebied of vernietigd, tenzij verwijdering of vernietiging grotere schadelijke gevolgen zou hebben voor het milieu. De organisator van de activiteit neemt alle redelijke maatregelen in acht om de gevolgen van het binnenbrengen te beheersen en schade aan de inheemse flora en fauna te voorkomen.
J
Na paragraaf 5 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
In deze paragraaf en in de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
staat waarvoor bijlage VI bij het Protocol van kracht is, overeenkomstig artikel 9 van het Protocol.
1. De organisator onderneemt onverwijld doeltreffende bestrijdingsacties in een milieubedreigende noodsituatie die het gevolg is van zijn activiteit.
2. Indien de organisator naar het oordeel van Onze Ministers niet voldoet aan het bepaalde in het eerste lid of niet onverwijld gevolg geeft aan de aanwijzingen, bedoeld in artikel 25, derde lid, kunnen Onze Ministers dergelijke acties of andere maatregelen laten ondernemen.
1. De organisator die niet onverwijld bestrijdingsacties als bedoeld in artikel 25b onderneemt, is aansprakelijk voor de kosten van de bestrijdingsacties die een partij in de desbetreffende milieubedreigende noodsituatie onderneemt.
2. Indien de in het eerste lid bedoelde organisator niet de Staat is en geen bestrijdingsacties zijn ondernomen, is de organisator aansprakelijk voor een bedrag dat een zo goed mogelijke afspiegeling is van de kosten van de bestrijdingsacties die redelijkerwijs hadden moeten worden ondernomen. De organisator betaalt het bedrag ten behoeve van het fonds aan Onze Ministers. Onze Ministers maken het ontvangen bedrag over aan het fonds.
3. Onze Ministers stellen de hoogte van het in het tweede lid bedoelde bedrag vast, mede gelet op de aard en de omvang van de milieubedreigende noodsituatie en alle omstandigheden van het geval. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor het vaststellen van de hoogte van het bedrag.
4. Wanneer een milieubedreigende noodsituatie mede het gevolg is van een andere activiteit, is elk van de organisatoren hoofdelijk aansprakelijk, tenzij hij aantoont dat slechts een gedeelte van de milieubedreigende noodsituatiehet gevolg is van zijn activiteit, in welk geval hij slechts voor dat gedeelte aansprakelijk is.
1. De organisator is niet aansprakelijk ingevolge artikel 25c, eerste en tweede lid, indien de milieubedreigende noodsituatie veroorzaakt is door:
a. een handelen of nalaten teneinde mensenlevens of de veiligheid te beschermen;
b. een voorval dat gezien de omstandigheden op Antarctica een natuurramp van uitzonderlijke aard vormt en dat niet redelijkerwijs had kunnen worden voorzien, mits is voldaan aan artikel 3, derde lid;
c. een daad van terrorisme, of
d. een oorlogshandeling, gericht tegen zijn activiteit.
2. Onze Ministers zijn niet aansprakelijk voor een milieubedreigende noodsituatie die het gevolg is van een door hen ondernomen bestrijdingsactie.
1. In dit artikel wordt verstaan onder:
bijzondere trekkingsrechten zoals omschreven door het Internationaal Monetair Fonds;
vaartuig, ongeacht het type, dat in het mariene milieu wordt ingezet, met inbegrip van draagvleugelboten, luchtkussenvaartuigen, afzinkbare vaartuigen, drijvend materieel en vaste of drijvende platforms;
brutotonnage berekend overeenkomstig de voorschriften voor de berekening van de tonnage vervat in Bijlage I van het op 23 juni 1969 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, 1969 (Trb. 1970, 122).
2. Het maximumbedrag waarvoor de organisator ingevolge artikel 25c, eerste en tweede lid, aansprakelijk is, bedraagt, behoudens wijziging overeenkomstig de procedure, bedoeld in artikel 9, vierde lid, van bijlage VI bij het Protocol:
a. indien bij het tot een milieubedreigende noodsituatie leidende voorval een schip betrokken is:
1°. voor een schip met een tonnage van ten hoogste 2000 ton, een miljoen BTR;
2°. voor een schip met een tonnage boven 2000 ton, het volgende bedrag in aanvulling op het in onderdeel 1° bedoelde bedrag:
– voor elke ton van 2001 tot en met 30 000 ton, 400 BTR;
– voor elke ton van 30 001 tot en met 70 000 ton, 300 BTR;
– voor elke ton boven 70 000 ton, 200 BTR.
b. indien bij het tot een milieubedreigende noodsituatie leidende voorval geen schip betrokken is, drie miljoen BTR.
3. Indien bij het tot een milieubedreigende noodsituatie leidende voorval een schip is betrokken, doen de artikelen 25c, 25d en 25e geen afbreuk aan:
a. de aansprakelijkheid of het recht tot beperking van de aansprakelijkheid ingevolge elk toepasselijk internationaal verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid, of
b. de uitsluiting van de toepassing van de in een dergelijk verdrag bedoelde beperkingen ten aanzien van bepaalde vorderingen, indien er, overeenkomstig het betreffende verdrag, daartoe een voorbehoud is gemaakt,
mits de van toepassing zijnde maximumbedragen ten minste even hoog zijn als bepaald overeenkomstig het eerste lid, onder a.
4. De aansprakelijkheid is niet beperkt, indien de milieubedreigende noodsituatie het gevolg is van:
a. het handelen of nalaten van de organisator met de opzet een dergelijke noodsituatie te veroorzaken, of
b. roekeloosheid van de organisator in de wetenschap dat een dergelijke noodsituatie daarvan het resultaat zou kunnen zijn.
5. Een wijziging als bedoeld in het tweede lid, geldt met ingang van een tijdstip dat in de Staatscourant bekend wordt gemaakt.
1. Een organisator houdt een voldoende verzekering of andere financiële zekerheid in stand, ter dekking van zijn aansprakelijkheid ingevolge artikel 25c, eerste en tweede lid, tot een bedrag berekend overeenkomstig artikel 25e, tweede en derde lid.
2. Indien de organisator niet aan de verplichting, bedoeld in artikel 25b, heeft voldaan, kunnen Onze Ministers bepalen tot welk bedrag zij verhaal zullen nemen op de gestelde zekerheid, bedoeld in het eerste lid. Onze Ministers kunnen de middelen aanwenden om andere partijen te betalen, teneinde de kosten, bedoeld in artikel 25c, eerste lid, te voldoen. Onze Ministers kunnen het te verhalen bedrag invorderen bij dwangbevel.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld inzake de in artikel 25f bedoelde te stellen financiële zekerheid.
Indien een andere partij heeft vastgesteld dat een natuurlijke of rechtspersoon, die in het Antarctisch gebied een activiteit uitvoert of organiseert, aansprakelijk is voor een bedrag als bedoeld in artikel 25c, tweede lid, kunnen Onze Ministers op verzoek van die partij ten behoeve van het fonds betaling daarvan vorderen, mits die natuurlijke of rechtspersoon in Nederland is gevestigd of er zijn voornaamste plaats van bedrijfsuitoefening of zijn gewone verblijfplaats heeft. Artikel 25c is van overeenkomstige toepassing.
1. De bevoegdheid tot het instellen van kostenverhaal, bedoeld in artikel 25c, eerste lid, verjaart door verloop van een periode van drie jaar na de dag waarop de bestrijdingsacties zijn aangevangen of na de dag waarop de partij die de vordering instelt op de hoogte was of redelijkerwijze geacht kon worden op de hoogte te zijn van de identiteit van organisator, naar gelang welke datum later valt.
2. In geen geval wordt een vordering, bedoeld in het eerste lid, later ingesteld dan vijftien jaar na aanvang van de bestrijdingsacties.
3. De bevoegdheid tot het instellen van een vordering, bedoeld in artikel 25c, tweede lid, of artikel 25h verjaart door verloop van een periode van vijftien jaar na de dag waarop de partij, bedoeld in artikel 25c, tweede lid, of artikel 25h op de hoogte was van de milieubedreigende noodsituatie.
K
Artikel 34, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt «jaarlijks» vervangen door: tweejaarlijks.
2. De tweede volzin vervalt:
L
Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Staat of een andere partij kan, behoudens matiging door de rechter, de te zijnen laste komende kosten van het ongedaan maken van door de activiteit veroorzaakte nadelige gevolgen voor het Antarctisch milieu, de kosten van het voorkomen van dergelijke gevolgen, dan wel de kosten, bedoeld in artikel 25c, tweede lid, en artikel 25h verhalen op degene door wiens onrechtmatige daad die kosten zijn veroorzaakt, of op degene die anderszins krachtens burgerlijk recht buiten overeenkomst aansprakelijk is voor de gevolgen daarvan.
2. In het tweede lid wordt na »de overheid» ingevoegd: of een andere partij.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In dit artikel wordt verstaan onder:
staat waarvoor bijlage VI bij het Protocol van kracht is, overeenkomstig artikel 9 van het Protocol.
1. Ten aanzien van vergunningen, bedoeld in artikel 8 van de Wet bescherming Antarctica, die van kracht zijn onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van:
a. de artikelen I, onderdeel A, onder 3, onderdeel D, onder 2, onderdeel I en onderdeel H, onder 1, 2, 3 en 4 van deze wet, blijft het recht zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van die artikelen van toepassing.
b. de artikelen I, onderdeel C, onderdeel E, onderdeel F, onder 1, onderdeel G, onder 1 en onderdeel H, onder 5 en III, onder 2 van deze wet, blijft het recht zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van die artikelen van toepassing.
c. de artikelen I, onderdeel B, onderdeel F, onder 2, onderdeel G, onder 2 en onderdeel J en III, onder 3 van deze wet, blijft het recht zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van die artikelen van toepassing.
2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, stelt de organisator, tenzij de activiteit reeds is aangevangen, alsnog financiële zekerheid als bedoeld in artikel 3a, vierde lid van de Wet bescherming Antarctica.
3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, stelt de organisator, tenzij de activiteit reeds is aangevangen:
a. alsnog financiële zekerheid als bedoeld in artikel 25f, eerste lid van de Wet bescherming Antarctica;
b. een rampenplan op als bedoeld in artikel 7a van de Wet bescherming Antarctica.
Artikel 1a, onderdeel 2°, van de Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
1. In de zinsnede met betrekking tot de Wet bescherming Antarctica wordt voor «25» ingevoegd: 24a,.
2. In de zinsnede met betrekking tot de Wet bescherming Antarctica worden «de artikelen 3, eerste lid, 5, 6, eerste en tweede lid, 8» vervangen door: de artikelen 3, eerste lid, 3a, eerste en vierde lid, 5, 6, eerste en tweede lid, 7a, eerste en tweede lid, 8.
3. In de zinsnede met betrekking tot de Wet bescherming Antarctica wordt voor «29 en 30» ingevoegd: 25b, eerste lid, 25c, tweede lid, 25f, eerste lid,.
Indien het bij koninklijke boodschap van 3 september 2010 ingediende voorstel van wet, houdende regels inzake de volkshuisvesting, de ruimtelijke ordening en het milieubeheer in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Kamerstukken 32 473), tot wet is of wordt verheven, en artikel 11.14 van die wet later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel I, onderdeel A, onder 1, van deze wet, wordt artikel 11.14 van die wet als volgt gewijzigd:
Onderdeel B komt te luiden:
B
In de alfabetische rangschikking wordt de volgende begripsbepaling toegevoegd:
openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba;.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld met dien verstande dat de artikelen I, onderdeel A, onder 1, 3 en 4, onderdeel D, onderdeel I, onderdeel H, onder 1, 2, 3 en 4, onderdeel K, II, III, onder 1, en IV in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie