Vastgesteld 12 mei 2020
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 11 maart 2020 overleg gevoerd met de heer Knops, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over:
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 9 maart 2020 inzake voortgang grensoverschrijdende samenwerking (Kamerstuk 32 851, nr. 58);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 12 juli 2019 inzake voortgang grensoverschrijdende samenwerking (Kamerstuk 32 851, nr. 56).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
Voorzitter: Ziengs
Griffier: Hendrickx
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Den Boer, Van der Graaf, Middendorp, Van der Molen, Özütok en Ziengs,
en de heer Knops, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Aanvang 13.31 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Hartelijk welkom bij het algemeen overleg van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken met als onderwerp grensoverschrijdende samenwerking. Hartelijk welkom aan de mensen op de publieke tribune. Hartelijk welkom aan de Minister met zijn gevolg, hier ter rechterzijde maar voor de kijkers links. Ter linkerzijde zitten de heer Van der Molen namens het CDA, mevrouw Özütok namens GroenLinks en mevrouw Den Boer namens D66.
Allereerst excuses voor de lichte vertraging van om en nabij een halfuur. Dit verlate aanvangstijdstip heeft alles te maken met een uitloop van het debat in de plenaire zaal waar Onze Minister ook acte de présence moest geven. Hij rolt nu gelijk weer in het volgende algemeen overleg. De agenda is weer druk, druk, druk en goed gevuld. En ook een hartelijk welkom aan de heer Middendorp namens de VVD.
Ik stel voor om een spreektijd van vier minuten te hanteren. De leden hebben voorts de gelegenheid voor twee interrupties in tweeën.
Ik geef allereerst het woord aan de heer Van der Molen.
De heer Van der Molen (CDA):
Voorzitter. Door de wat uitgelopen vergadering in de plenaire zaal is ook het tijdstip van de regeling verschoven. Daar moet ik wel even aan deelnemen. Ik zal de vergadering dan dus even moeten verlaten. Daarom is het heel fijn dat ik namens het CDA als eerste het woord mag voeren.
Voorzitter. We hebben vorige week een rondetafelgesprek gehad met een heel aantal partijen die betrokken zijn bij grensoverschrijdende samenwerking. Die putten zich uit in complimenten aan het adres van dit kabinet, en specifieker nog aan het adres van deze Minister, voor het feit dat dit onderwerp nu na lange tijd heel prominent op de agenda van de rijksoverheid staat. Het lijkt mij goed om in ieder geval te beginnen met het overbrengen van die complimenten. Dat wil overigens niet zeggen dat ze geen aanvullende wensen hadden. Zo hoort dat volgens mij ook. Ik zou heel graag in mijn bijdrage een paar van die wensen noemen. Die zitten met name op het gebied van infra, op het gebied van veiligheid en op het gebied van onderwijs.
Voorzitter. Vandaag wordt er in de Kamer een debat gevoerd over belasting op vliegen. Ik zag een bezwaar vanuit Limburg voorbijkomen dat wel gekeken zou zijn naar de positie van Schiphol als het gaat om de impact van belasting op het vliegvervoer van vracht maar dat dat bijvoorbeeld niet was gebeurd voor Maastricht Aachen Airport. Nou is dat niet een onderwerp dat wij hier kunnen uitputten, maar dat bevestigde wel het beeld dat het van belang is om bij wetgeving die we in Den Haag maken, heel nadrukkelijk ook het effect op de grensregio's mee te wegen. Ik vraag de Minister dan ook naar de stand van zaken van een onlangs aangenomen motie om de leidraad die er al was, ook een vaste plek in het afwegingskader te geven. Dus ik hoop daar iets meer over te horen van de Minister.
Voorzitter. We hebben met een aantal bestuurders gesproken die op het gebied van grensoverschrijdende infrastructuur een aantal punten hadden. Een voorbeeld is de stikstof- en CO2-problematiek. Tussen Gent, Terneuzen en Vlissingen wordt samengewerkt. Men zou CO2-uitstoot kunnen afvangen in België en die dan aan de andere kant van de grens in Nederland kunnen verwerken. Op die manier kunnen we een plus realiseren op onze duurzaamheidsambitie. Maar dan wreekt zich de grens heel nadrukkelijk. Op het punt van infrastructuur werd heel expliciet gezegd dat men in Vlaanderen voornemens is om te bezuinigen op de buslijnen naar Nederland. Daarvan zouden werknemers die aan beide zijden van de grens wonen en werken, de dupe kunnen zijn. Ik zou met deze twee specifieke voorbeelden de Minister willen vragen: hebben wij aan de kant van de rijksoverheid samen met de regio's ook een volledig beeld van de vraagstukken die er op dat vlak liggen? Als de rijksoverheid proactiever wil meeschakelen met de regio om dit soort dingen aan te pakken, moet ze wel weten wat de opdrachten zijn. Ik zou daar heel graag een reactie van de Minister op willen horen. Ik koppel daaraan de oproep, die ook klonk in het rondetafelgesprek, om bij Interreg, het programma waar veel financiering rond deze samenwerking aan de orde is, de regio in de lead te laten. Ook daarop hoor ik graag een reactie van de Minister.
Dan twee punten op het gebied van veiligheid in de grensregio. Collega's, mevrouw Den Boer maar ook anderen, hebben al vaker gesproken over de problematiek rond het ambulanceverkeer. De bevoegdheden die medewerkers aan beide zijden van de grens hebben, verschillen van elkaar. Daardoor hebben we geen optimale situatie. Ik voeg daar een voorbeeld vanuit het rondetafelgesprek aan toe. Dat ging over de politiesamenwerking in het noorden van Nederland. Aan de Nederlandse kant mag de marechaussee wel deelnemen maar de Nederlandse politie niet, terwijl de Duitse politie daar natuurlijk wel een rol in speelt. Ik zou heel graag van de Minister willen horen wat daar nou het specifieke knelpunt is. Zeker als het om ondermijning en criminaliteit gaat, zijn dat soort verschillen volgens mij niet verdedigbaar.
Voorzitter. Ik rond af met een punt over het onderwijs. Ik heb het punt over het ambulancepersoneel al genoemd. Dat is echt een verschil in de wijze waarop wij mensen opleiden en wat iemand in de praktijk kan. Maar ik zou ook aan deze Minister aandacht willen vragen voor de beheersing van onze buurtalen. Het kabinet kijkt nu naar het curriculum in het onderwijs. Daarin worden Frans en Duits gelijkgesteld aan al die andere vreemde talen die wij kennen. De stelling van het CDA is dat dat toch echt iets anders is. Het zijn de talen van onze buurlanden, of het nou om Wallonië en Frankrijk gaat of om Duitsland. Ik wil heel graag horen hoe de Minister tegen het belang van dat soort talen in het Nederlandse onderwijs aankijkt.
Voorzitter. Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Özütok van GroenLinks.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Nu de complimenten aan de Minister zijn overgebracht door de heer Van der Molen, begin ik met een paar praktische problemen bij grensoverschrijdende samenwerking. Ik deel die complimenten, maar er zijn toch nog wat praktische problemen waar ik echt aandacht voor wil vragen. Dat is van belang, omdat mensen dagelijks tegen die belemmeringen aanlopen. Vandaar dat ik hiervoor heb gekozen.
Voorzitter. Allereerst het grensoverschrijdend openbaar vervoer. We zien dat er gelukkig steeds vaker aandacht is voor betere internationale treinen. Zeker op de kortere afstanden naar Duitsland, België, Luxemburg en Frankrijk is de trein een uitstekend alternatief voor het vliegtuig. Er worden stappen gezet, maar wat GroenLinks betreft kan dit echt met meer urgentie worden aangepakt. Naast de inzet op grensoverschrijdende spoorlijnen tussen de grote steden is regionaal openbaar vervoer een goed alternatief voor mensen die net aan de andere kant van de grens werken, studeren en naar school gaan of bij bekenden op bezoek willen gaan. Mijn fractie maakt zich echt zorgen hierover. Vorige week tijdens het rondetafelgesprek over grensoverschrijdende samenwerking begrepen we bijvoorbeeld dat de Vlaamse vervoerder De Lijn overweegt om verbindingen naar Nederland te schrappen. Ja, u hoort het goed. Dit soort signalen zijn zorgelijk. In de brief van de Minister van begin deze week lezen we eigenlijk niets over fatsoenlijk grensoverschrijdend vervoer, terwijl dit een essentiële voorwaarde is voor goede samenwerking over de grens. Tijdens het vorige debat heb ik hier ook al aandacht voor gevraagd. De Minister, toen nog Staatssecretaris, verwees destijds vooral naar zijn ambtsgenoot die over ov gaat en naar de regionale overheden. Dat begrijp ik. Formeel heeft hij daar ook gelijk in, maar ik verwacht van deze coördinerende bewindspersoon wel dat hij het integrale belang bij de medeoverheden onder de aandacht brengt.
Als decentrale overheden of vervoersbedrijven vooral kijken naar de eigen belangen, raakt het grotere belang van grensoverschrijdend vervoer echt uit beeld. Wat heeft het kabinet de afgelopen tijd precies gedaan om grensoverschrijdend ov te versterken en te stimuleren? Hoe gaat de Minister het potentiële risico dat het ov over de grens nog verder verschraalt, te lijf? Ook zou ik graag horen wat de visie van de Minister is op grensoverschrijdende mobiliteit op dit gebied.
Voorzitter. Een ander terugkerend punt van zorg voor GroenLinks is de erkenning van met name mbo-diploma's over de grens. De Minister schrijft dat er een expertgroep in Benelux-verband en met Noordrijn-Westfalen is ingesteld om te bekijken of het mogelijk is om afspraken te maken over de verdere erkenning van diploma's en het vergemakkelijken van procedures. Dit klinkt op zich erg positief, maar is nog wel weinig concreet op dat gebied, terwijl ik deze Minister ken als iemand die meestal vrij duidelijk is. Hoe doet deze expertgroep onderzoek en wanneer komt zij met concrete aanbevelingen? Ik weet dat de Minister ook afhankelijk is van andere landen, maar voor ons gevoel duurt dit nu wel echt behoorlijk lang. De problematiek bestaat immers allang.
Voorzitter. Een ander punt waar ik graag aandacht voor vraag, is grensoverschrijdende hulpverlening. We krijgen nog steeds signalen dat systemen niet goed over de grens werken en dat niet overal duidelijk is of hulpdiensten over de grens naar behoren kunnen functioneren. Op dit vlak wil ik twee zaken nog specifiek benoemen. Allereerst de informatievoorziening. Bij de bestrijding van het coronavirus zagen we dat de informatievoorziening en de adviezen aan beide zijden van de grens niet direct duidelijk zijn. Nu is dat bij een situatie met een relatief onbekend virus zoals corona voor een deel wel te begrijpen. Maar het baart ons toch wel zorgen en het schept verwarring. Zonder hier vandaag een debat te willen voeren over de bestrijding van het coronavirus, zou ik wel graag van deze Minister vernemen hoe hij denkt dat de grensoverschrijdende informatievoorziening in crisissituaties zo goed mogelijk georganiseerd kan worden.
De voorzitter:
Wilt u afronden?
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Nog één punt ter afronding. Ik wil graag aandacht vragen voor de grensoverschrijdende aanpak van hooligans. Daar zijn we vanuit het Benelux-parlement en vanuit de commissie Justitie en Veiligheid druk mee bezig. Wij horen dat er nog steeds mogelijkheden zijn voor mensen die in Nederland een stadionverbod hebben gekregen om vervolgens in België toch gewoon wedstrijden te kunnen bezoeken. Is de Minister bereid om samen met zijn collega's en de Belgische overheden snel in kaart te brengen hoe de stadionverboden ook over de grens kunnen worden gehandhaafd?
Dank u wel.
Mevrouw Den Boer (D66):
Ik heb een vraag over het laatste punt. Uiteraard deel ik de zorgen van mevrouw Özütok van GroenLinks over voetbalhooligans. Maar er liggen natuurlijk wel heel veel actieplannen van bijvoorbeeld de Europese Unie maar ook van de UEFA en andere internationale sportorganisaties om dit probleem aan te pakken. Heeft mevrouw Özütok al gekeken naar de effecten van die internationale programma's? Waarom zouden we dat in Benelux-verband of in grensverband nog eens dunnetjes over willen doen?
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Nee, de commissie gaat heel praktisch te werk. We hebben in kaart gebracht wat er in de drie landen op dit gebied gebeurt en we merken dat er in die samenwerking nog wat leemtes zitten. De commissie zal onder andere gaan adviseren om nog eens goed te kijken hoe die leemtes opgevuld kunnen worden door de verschillende landen.
Mevrouw Den Boer (D66):
Dan ben ik uiteraard ook benieuwd, in het kader van internationale politie- en veiligheidssamenwerking, wat die leemtes precies zijn. Gaat het hierbij bijvoorbeeld over informatie- of intelligence-uitwisseling? Denk aan een smoelenboek van recidivisten, van hooligans. Of gaat het bijvoorbeeld over het gebruik van facial recognition of gezichtsherkenning in voetbalstadions?
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Zonder nu al te technisch te willen worden over die verschillende onderdelen, waar mevrouw Den Boer gelijk in heeft: het gaat echt om de aanpak van geweld binnen stadions. Daar hebben wij ons toe beperkt. Vandaar dat ik deze vraag stel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Den Boer namens D66.
Mevrouw Den Boer (D66):
Dank u wel, voorzitter. Maar liefst zeven van de twaalf provincies grenzen aan een van onze buurlanden. Mensen gaan heel makkelijk de grens over om te winkelen en werken, voor school en studie, of zelfs om het theater te bezoeken. En dat allemaal omdat we al heel wat jaren geen binnengrenscontroles meer hebben. Paspoortcontroles en slagbomen zijn niet meer te vinden. Maar D66 maakt zich wel zorgen dat de discussie over de herinvoering van de binnengrenscontroles de Nederlandse grensbewoners weer ver terugwerpt in de tijd. Deelt de Minister de zorgen van D66? En hoe gaat hij ervoor zorgen dat er geen nieuwe belemmeringen worden opgeworpen voor onze talloze grensbewoners?
Deze Minister zet zich ervoor in om alles zo soepel mogelijk te laten verlopen. Maar zo gemakkelijk is het allemaal nog niet. D66 vindt het van belang dat het kabinet zich actief inzet voor alle mensen die aan de grens wonen en de barrières voor hen wegneemt. Ik blijf de Minister daarom kritisch volgen. Daarom vraag ik deze Minister op welke prestatie hij nou het meest trots is. Voor welke van de zaken die hij in het afgelopen halfjaar heeft bereikt, klopt hij zich het meest op de borst? Met welke actie van de Minister zijn de grensbewoners het meest ingenomen? En welke positieve of negatieve effecten van het beleid voelen zij het meest?
Voorzitter. In gesprek blijven met de buurlanden is natuurlijk noodzakelijk. Maar D66 vindt het nog beter als er tijdens deze gesprekken ook echt knopen worden doorgehakt. De Minister heeft een gesprek gevoerd met het Bundesministerium des Innern, für Bau und Heimat. Dit gesprek wordt dit voorjaar voortgezet. En daar blijft het dan even bij. Punt. Maar heeft de Minister wat bereikt in dit gesprek? En zo ja, wat? Zou de Minister meer voor elkaar kunnen krijgen als hij ook daadwerkelijk in gesprek gaat met de Duitse deelstaten?
Voorzitter. Het is al genoemd: momenteel speelt de problematiek van het coronavirus, dat zich natuurlijk niet aan grenzen houdt. Mensen in grensregio's weten niet altijd goed waar zij aan toe zijn. Samenwerking tussen de gezondheidsdiensten in de grensregio's is dus van essentieel belang. Ik heb daar twee specifieke vragen over. Eén. Is er sprake van grensoverschrijdende GRIP, namelijk een – dat is een mondvol – Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdingsprocedure? Twee. Zijn de GGD- en de RIVM-adviezen met onze buurlanden gedeeld? Verder ben ik natuurlijk benieuwd hoe het staat met de uitwerking van onze motie met betrekking tot de grensoverschrijdende spoedzorg. Graag een reactie van de Minister hierop.
Dan het punt van de grenswerker. Je moet je in het land verzekeren waar je werkt, en dat geeft problemen. Een grensarbeider moet met een E101-verklaring naar een Nederlandse verzekeraar, maar op dit moment is er slechts één zorgverzekeraar die mensen registreert als grensarbeider. Er is dus geen keuzevrijheid voor grensarbeiders. Daar komt nog bij dat aanvullende zaken, zoals fysiotherapie, alsnog via een aanvullende verzekering in Nederland moeten worden geregeld. Gaat de Minister ervoor zorgen dat deze situatie verbeterd wordt voor de grensarbeiders? Hoe gaat hij dat doen en per wanneer?
Het onderwijs is natuurlijk ook erg belangrijk voor ons als D66. Er blijft genoeg te doen. Ook op het gebied van onderwijs en diploma's valt er nog genoeg winst te behalen in de procedures, namelijk om die makkelijker te maken of zelfs nog te verbeteren of de belemmeringen daarvoor weg te nemen. Heeft de Minister concrete acties op het oog behalve de roadmaps en factsheets voor diploma-erkenning en -waardering? Zo ja, wat voor plannen heeft hij. En zo nee, waarom heeft hij geen plannen?
Voorzitter. Zware criminaliteit en georganiseerde misdaad kennen natuurlijk een grensoverschrijdende dimensie. We moeten voorkomen dat grensgebieden veranderen in een soort niemandsland. Maastricht, Aken en Luik zijn een goed voorbeeld van uitstekende bestuurlijke samenwerking op het gebied van veiligheid. Hoe kan de Minister met de juridische structuur van een Europese Groepering voor territoriale samenwerking, een zogenaamde EGTS, ervoor zorgen dat dat langs de hele Nederlandse grens wordt uitgevouwen? Dat er structurele bestuurlijke samenwerking van de grond komt met de buurlanden op het gebied van veiligheid, criminaliteitsbestrijding en het beheersen van crises en calamiteiten?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was bijna binnen de vier minuten! Maar ik ben nooit zo streng, dus dat valt mee.
De heer Middendorp namens de VVD.
De heer Middendorp (VVD):
Dank u wel, voorzitter. De grensregio's doen ertoe. Als we regionale economie, mobiliteit en onderwijs, zorg en veiligheid, kortom, de leefomstandigheden van mensen in de grensregio's kunnen verbeteren door samen te werken tussen Nederland, Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen en Vlaanderen, dan moeten we dat doen. Ik weet dat de Minister dat zelf ook weet en vindt en doet, dus daarin sluit ik mij aan bij de complimenten die daarover eerder gegeven werden. Soms kunnen de leefomstandigheden met simpele ingrepen verbeterd worden. Met tijd, aandacht en een beetje geld is vaak al veel mogelijk.
Dat geld is belangrijk, maar slim organiseren van de informatievoorziening kan de omstandigheden van mensen die wonen of studeren in de grensregio's ook verbeteren. Bij informatievoorziening denk ik bijvoorbeeld aan de grensapp die de VVD eerder heeft voorgesteld. Tijdens de rondetafel die al genoemd is, hebben we het daar al even over gehad. Ik zou de Minister willen vragen om te kijken hoe we een volgende stap op het gebied van informatievoorziening zouden kunnen zetten om te zorgen dat de verschillende grensinformatiepunten – die nu extra financiering hebben gekregen, waarvoor hulde – de informatie die zij hebben op lokaal terrein, onderling beter kunnen delen.
Ten tweede hebben we het in het kader van de informatievoorziening tijdens een breder AO, waarbij ook de Staatssecretaris van Sociale Zaken en die van Financiën aanwezig waren, lang gehad over de vraag hoe de signalen van de mensen die aan de grens werken, nou eigenlijk bij de Belastingdienst of het UWV terechtkomen. Toen hebben we het ook gehad over de mogelijkheid om gewoon naar een casus te kijken, bijvoorbeeld die van iemand die woont in Horst aan de Maas en werkt over de grens. Welke instanties zou die allemaal moeten benaderen? En hoe werkt dat eigenlijk? Zoals ik in dat vorige debat ook zei: als ik zelf op de website klikte, kwam ik eigenlijk al vrij snel terecht bij een ambtenaar die in Alkmaar zat en die mij ging adviseren over mijn grenssituatie. Zou de Minister daarnaar willen kijken?
Voorzitter. De Raad van State heeft de uitspraak gedaan dat grensarbeiders van buiten Nederland recht zouden hebben op DigiD. Dat vond ik een belangrijke uitspraak, maar vooral ook omdat ik dacht dat de bedoeling was dat Europese lidstaten allemaal een inlogmiddel zouden verstrekken waarmee binnen Europa ingelogd zou kunnen worden. Dus wat gaat de Minister nu doen? Gaat hij mensen die in het buitenland wonen maar in Nederland werken, toch een DigiD verstrekken? Of gaat het zo lopen dat mensen die bijvoorbeeld in België wonen, via een Belgisch inlogmiddel moeten kunnen inloggen? Daarnaast krijg ik signalen dat het inlogsysteem eHerkenning niet werkt voor ondernemers die in België en Duitsland willen inloggen. Heeft de Minister die signalen ook? En hoe gaat hij dat oplossen? Als mensen vroeger bij de Belastingdienst inlogden met een gratis inlogmiddel en nu eHerkenning kopen, is het natuurlijk wel een enorme teleurstelling als ze met dat nieuwe middel in België willen inloggen maar als dat niet lukt.
Voorzitter. Duits staat onder druk. Er zijn nog steeds tekorten van eerstegraadsdocenten Duits. Ik weet dat de vraag per regio verschilt, maar in bijvoorbeeld Overijssel en Drenthe lijkt de onvervulde vraag nog steeds groot te zijn en alleen maar toe te nemen. Hier hebben we het al een aantal malen over gehad. Ik heb ook teruggekeken wat we hier de vorige keer over gezegd hebben. Zou de Minister hierover een update kunnen geven? Dit is ook het soort punt dat moeilijk is bij te houden voor ons als Kamerleden, die eigenlijk moeten kijken hoe de voortgang is. Je moet best wat stukken doorkijken om hierachter te komen. Ik zou de Minister dan ook willen vragen om een update naar de Kamer te sturen over het actieplan van de commissie-Huizing. Mijn indruk is dat heel veel actiepunten, bijvoorbeeld op het gebied van informatievoorziening, zijn afgerond. Maar er moet nog veel gebeuren. Kan er een voortgangsbrief naar de Kamer worden gestuurd?
De voorzitter:
Wilt u afronden?
De heer Middendorp (VVD):
Ja, voorzitter. Tot slot de Benelux. Het is al een aantal malen langsgekomen en ik zou de stoute uitnodiging willen doen uitgaan aan de Minister om daar een keer naartoe te komen, want veel van de onderwerpen die wij hier in de AO's over grensoverschrijdende samenwerking bespreken, zijn daar zeer relevant. Ik weet dat de Minister er ook een jaar of twee geleden is geweest. Ik geef hem maar mee dat daar interessante dingen gebeuren.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dan is het woord aan mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. De kop van Groningen, de Achterhoek, Zuid-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen. Met Noord-Friesland samen zijn dat grofweg de vijf krimpregio's in ons land waar Kim Putters afgelopen week nog een pleidooi voor hield en al langer aandacht voor vraagt. Er is een deltaplan nodig, vond hij zelfs, om deze gebieden leefbaarder te maken voor ouderen en jongeren. Naast krimpregio zijn deze regio's vaak ook grensregio. Ik ben bang dat dat geen toeval is. Vanuit Den Haag wordt Zeeuws-Vlaanderen of Zuid-Limburg misschien wel gezien als de periferie, maar in deze regio geldt vaak: een goede Duitse of Belgische buur is beter dan een verre Haagse vriend. Want kijken we over de grens, dan zijn dit regio's die het hart vormen van zeer kansrijke gebieden: de North Sea Port met Gent en de grote buurman Antwerpen. Of wat te denken van Zuid-Limburg, met Luik en Aken om de hoek? Maar dat hoef ik deze Minister niet te vertellen, denk ik.
Voorzitter. Er wordt een appel op ons gedaan. Het vraagt echt om een verandering van denken. We hebben al eerder in deze commissie aandacht gevraagd voor de grensregio's, in de eerste plaats bij nieuwe wet- en regelgeving. Denk bijvoorbeeld aan de invoering van het noodrijbewijs voor 75-plussers. Ook als woordvoerder Infrastructuur ken ik de discussie over het CBR. Dat lijkt een goede oplossing, maar wat als je in Hulst woont en naar het ziekenhuis moet in Gent, waar dit rijbewijs niet geldig is? Voor dit soort heel tastbare, voelbare effecten van beleid vraag ik aandacht. Ik vind echt dat er bij het opstellen en uitwerken van beleid beter naar de grenseffecten moet worden gekeken.
Het is goed dat de Minister als uitwerking van de motie die ik mede heb ingediend met de collega's, een leidraad gaat ontwikkelen binnen het integraal afwegingskader. Maar ik vraag mij af of dat niet scherper geformuleerd kan worden. Moeten we dat niet in dat integraal afwegingskader, dat afvinklijstje, opnemen? Moeten we daar niet op doorvragen? Graag een reactie van de Minister.
Ik neem u mee naar de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie. Die richtlijn is nu anderhalve week van kracht en formuleert nadere regels voor werkgevers met werknemers uit andere landen in de EU. Goed dat daarnaar wordt gekeken, maar wat betekent dat voor de glazenwasser die in Bunde woont en in Bad Nieuweschans de glazen wast? Dat is 5 kilometer verderop. Die krijgt opeens te maken met allerlei papierwerk, terwijl hij gewoon werkzaam is in het dorp om de hoek, en andersom. Dat voorbeeld kwam vorige week uit de rondetafel. Kan de Minister aangeven hoe de grensregiotoets bij deze wet in de leidraad is gebruikt? Graag een reactie.
Ik zie dat er in het noordoosten binnenkort een samenwerkingsagenda met Nedersaksen wordt ondertekend. Maar die agenda dateert uit maart 2019. Hoe gaat de Minister uitvoering geven aan deze agenda? Ondertekening is immers niet het einde van het proces maar het begin van een nieuwe samenwerking. Dat geldt ook voor de andere kant van het land, waar de commissie-Donner bezig is met adviezen over experimenteerwetgeving voor grensoverschrijdende projecten. Hoe staat het daarmee? Graag een reactie daarop.
Voorzitter. Dan kom ik tot de laatste punten: de certificering van personeel en medewerkers. In 2018 verzocht ik de regering per motie op korte termijn te komen met concrete oplossingen voor knelpunten in de erkenning van diploma's en beroepskwalificaties. Bijna twee jaar later zie ik die oplossingen nog niet. Wanneer is de expertgroep aan de gang gegaan? Op welke termijn verwacht de Minister dat deze met resultaten komt? Kunnen we heel concreet voor de Notfallsanitäter, de acute spoedzorg, waarmee in het oosten van het land een proef loopt, nu gewoon de knoop doorhakken en dat over en weer erkennen? Want het belang staat buiten kijf. Juist in de grensregio's is het van belang dat mensen op de snelst mogelijke manier spoedeisende hulp kunnen krijgen. Die kan soms het beste van over de grens komen.
Tot slot, de Duitse taal. Heb ik goed begrijpen dat Duits in het nieuwe curriculum als verplichte taal zal worden opgenomen?
Dank u wel. Voorzitter, ik moet even de vergadering verlaten om naar de plenaire zaal te gaan voor de regeling van werkzaamheden.
De voorzitter:
Ik ga toch even schorsen, dus dan kunt u rustig naar de regeling en dan zien wij u straks wel weer verschijnen.
De vergadering wordt van 13.57 uur tot 14.12 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen het algemeen overleg met als onderwerp grensoverschrijdende samenwerking. De inbreng van de leden heeft inmiddels plaatsgevonden. De Minister gaat over tot de beantwoording. Wellicht kan de Minister even aangeven in welke blokjes zijn betoog is opgedeeld? We proberen het dan per blokje te kaderen, maar wellicht is dat niet nodig en doen we het in één keer. Er gelden twee interrupties per spreker, in tweeën. Het woord is aan de Minister.
Minister Knops:
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de leden voor hun inbreng. Ik begrijp dat de rondetafel nuttig was en dat de leden in de afgelopen tijd zelf beelden hebben opgehaald op hun eigen werkbezoeken, waar ze hebben kunnen reflecteren op en spiegelen aan ervaringen van betrokkenen. Ook ik kan zeggen dat de samenwerking goed verloopt. Maar sommige dingen gaan gewoon heel langzaam, zeg ik maar even in de richting van een aantal leden die daarnaar gevraagd hebben. Dat heeft heel simpelweg te maken met het feit dat waar landen en verschillende bestuursregimes elkaar raken, de dynamiek verschilt. Ik denk alleen al aan het feit dat er op verschillende momenten op verschillende plekken continu wisselingen zijn in regeringen, met verkiezingen, formaties enzovoorts. Dat zijn soms kleine hindernissen, om uiteindelijk weer door te gaan. De governance die we bedacht hebben met z'n allen, heeft juist tot doel om zo situationeel onafhankelijk mogelijk te kunnen opereren, en niet afhankelijk te zijn van personen die er op een bepaald moment zitten. Maar ik kan ook niet ontkennen dat mensen vaak het verschil maken, mensen die ervoor gaan, eraan trekken en de goeie dingen doen.
Eén ding is helder. We hebben vanaf het begin gezegd dat er heel veel kansen zijn in de grensregio. Dat blijkt ook uit tal van onderzoeken. Als je hindernissen wegneemt, bevordert dit het economisch verkeer. Goeie verbindingen bevorderen het economisch verkeer ook. De regio's hebben potentie. Mevrouw Van der Graaf noemde ze de «perifere regio's» – niet omdat ze dat zelf zo vindt, geloof ik; het is een vreselijk woord. Het gaat gewoon om gebieden die aan de grens liggen. Ze liggen wat verder van Den Haag. Dat is het enige wat er perifeer aan is. Ze liggen vaak midden in Europa. Deze gebieden kunnen veel meer kansen pakken en benutten dan nu gebeurt. Volgens mij is dat onze opgave.
Ik zeg dat ook in de richting van mevrouw Den Boer en mevrouw Van der Graaf, die zich afvroegen hoe je überhaupt met die gebieden omgaat. Zij noemden ze krimpregio's en zeiden dat er heel veel uitdagingen zijn. Die krimp is voor een deel te herleiden tot het feit dat ze ver weg liggen van de Randstad. Als je de kansen aan de andere kant van de grens niet benut, kom je in een situatie waarin voorzieningen minder voorhanden zijn, mensen naar de stad of de Randstad trekken en er verdere verschraling plaatsvindt. Dat kunnen we ons niet veroorloven, om verschillende redenen. Eén. Die gebieden zijn ook een belangrijk deel van Nederland. De meeste Nederlanders wonen daar. Twee. In de Randstad hebben we best wat probleempjes links en rechts, om woningbouw te accommoderen, voorzieningen overeind te houden en het allemaal gewoon nog mogelijk te houden. Drie. De recente discussie over stikstof maakt ook dat we überhaupt op een andere manier moeten kijken naar hoe we het land inrichten.
Het kabinet is daarmee bezig. De heer Putters heeft daar eerder iets over gezegd dat mij op zichzelf zeer aanspreekt, namelijk dat we er alert op moeten zijn dat het adagium «alle wegen leiden naar Den Haag of de Randstad» uiteindelijk geen oplossing is om de bevolkingstoename en economische groei in Nederland te faciliteren in de toekomst. Het zal toch echt moeten plaatsvinden in de gebieden die nu door sommigen nog betiteld worden als krimp- dan wel perifere gebieden. Het vraagt dus een andere manier van denken, niet alleen op het gebied van ruimtelijke ordening, maar ook wat betreft de economische en sociale ontwikkeling in Nederland. Het heeft ook iets te maken met allerlei vraagstukken rondom zorg, de betaalbaarheid van voorzieningen en onderwijs. Dat zijn allemaal zaken die uw leden genoemd hebben. Dat maakt deze portefeuille zo mooi. Je bent coördinerend, dus je bemoeit je overal mee, maar je gaat niet overal over. Dat is een interessant proces, want dat betekent dat er veel overleg moet plaatsvinden, niet alleen tussen mij en mijn collega's, maar ook ambtelijk met andere departementen. Bij nieuwe wetgeving wordt ook altijd gekeken wat die betekent met de bril van de grensregio's op bekeken.
Niet alle grensregio's zijn hetzelfde, simpelweg alleen al vanwege het feit dat de landen waaraan ze grenzen anders zijn, met andere besturen, andere kansen en andere talen. Dat vergt dus ook maatwerk. Zo wil ik het in de aanpak voor de regio's benaderen. De governance is daar ook op gericht. Er is iets van uniformiteit, maar tegelijkertijd heel veel ruimte voor regionale invulling. Ik ontmoet daar heel veel enthousiaste bestuurders, die hetzelfde zeggen als mevrouw Özütok: hartstikke mooi dat er dingen veranderen, maar we hebben er nog wel een paar wensen bij. Dat is terecht. Die lijst is ook niet statisch. Daar komen nieuwe dingen bij. Er komt zelfs af en toe discussie of hetgeen dat we aan Schengen als een groot goed beschouwen, namelijk dat de grenzen open zijn, altijd zo blijft. Ik kan niet beloven dat dit altijd zo blijft. Er zijn allerlei situaties aan de randen van de Europese Unie die maken dat er reden is om je daar zorgen over te maken. Zeker als je dat afzet tegen het debat dat we hier hebben over hoe we omgaan met grensregio's, is dat extra interessant. Het is geen ambitie van het kabinet, maar uiteindelijk kunnen de vrije binnengrenzen in het kader van Schengen alleen maar functioneren als de buitengrenzen ook functioneren, dus als dat niet goed werkt, is het niet uit te sluiten dat je aan de binnengrenzen meer zult moeten doen.
Ik vind het zelf heel belangrijk dat wij de afgelopen tijd in het kader van de Regio Deals, waarvoor het kabinet bijna een miljard heeft vrijgemaakt in het kader van het regeerakkoord, veel grensoverschrijdende projecten gehonoreerd zijn. Daar hebben we ons ook echt voor ingezet, juist omdat daar kansen liggen. Het doet mij deugd dat veel regio's, ook in de laatste tranche, zich hebben aangemeld met projecten die een grensoverschrijdende component in zich hebben. Dat vind ik echt goed nieuws. Af en toe is het goed om de kaart van Nederland iets anders te tekenen dan iedereen gewend is. Voor degenen die er prijs op stellen: ik heb zo'n kaart hangen waarop Nederland een stukje groter is als je de andere kant van de grens ook ziet als een gebied dat voor ons interessant is. Het leidt tot andere oplossingen als je dat zo ziet.
Misschien nog even over het...
De voorzitter:
Ik heb een interruptie voor u.
De heer Middendorp (VVD):
Die gaat even over het vorige punt. Moet je toch niet kijken naar de grens door de bril van: wat gebeurt er nu aan de buitengrenzen van Europa? Dat vond ik interessant. Kijkt het kabinet nu bijvoorbeeld ook naar wat er in Ierland gebeurt? Niemand wil een situatie zoals nu in Ierland, maar door de brexit zijn ze daar op een heel nieuwe, innovatieve manier naar grenzen aan het kijken. Ze zijn daar bezig om met technische oplossingen te kijken hoe ze de grens open kunnen houden, hoe ze alle grensoverschrijdende dingen die wij ook willen, kunnen faciliteren. In Ierland wordt op een nieuwe manier naar de grens gekeken en daarbij wordt veel technologie gebruikt. Is dat iets waar dit kabinet ook naar kijkt? Anders is het een suggestie van mijn kant om dat te doen.
Minister Knops:
Een suggestie is het zeker. Ik weet niet precies hoe die technische oplossingen in Ierland eruitzien. Wat ik er wel van kan zeggen is dat het een meer politieke vraag is of Schengen voor de eeuwigheid is. Dat is afhankelijk van de wijze waarop de EU omgaat met haar buitengrenzen. Zeker voor een land als Nederland is dat van groot belang. Het gaat een beetje buiten de orde van dit debat, maar dat is precies de reden dat er op dit moment in de Europese Raad en vanuit de Europese Commissie wordt gekeken hoe Griekenland geholpen kan worden en hoe de Turkijedeal intact kan blijven. Wij weten hier immers als geen ander hoe belangrijk Schengen en de wijze waarop het nu kan functioneren voor ons zijn. De meesten hier aan tafel herinneren zich nog de slagbomen die je had en de rijen voordat je de grens over kon, en wat dat betekent voor de aantrekkelijkheid van Nederland als internationaal handelsland. Als we teruggaan naar een situatie waarin wij genoodzaakt zouden zijn om Schengen op een andere manier in te richten, dan zal dat economisch gezien alleen maar verliezers opleveren.
De voorzitter:
Aanvullend, de heer Middendorp.
De heer Middendorp (VVD):
Heel kort. Mag ik de Minister dan vragen om toch te gaan kijken naar wat er bij de Ierse grens gebeurt? Want ik denk dat het heel interessant is. Ik wil hem ook graag vragen om de Kamer daarover te informeren. Wij hebben het hier over grenzen en daar gebeuren echt hele interessante dingen. Dat past precies in wat de Minister net heeft gezegd. Dat zou ik hem willen vragen.
De voorzitter:
Gaat de Minister naar Ierland?
De heer Middendorp (VVD):
Dat is een andere weergave van de vraag die ik bedoelde. De Minister kan ook gewoon kijken naar de ontwikkelingen en technologie daar, en de Kamer informeren over de vraag of dat iets zou kunnen zijn...
De voorzitter:
De vraag was helder. Dat was een beetje de invulling van mij als de voorzitter. Ik zag dat prachtige land voor me en zag onmiddellijk een werkbezoek door de Minister, maar de Minister gaat daar nu zelf antwoord op geven.
De heer Middendorp (VVD):
Ja, dank u, voorzitter.
Minister Knops:
Als ik dadelijk weer iets meer tijd heb, is dat een heel aantrekkelijk perspectief. Maar ik wijs de heer Middendorp erop dat het hier gaat over de buitengrenzen. Dat is een onderwerp waarop de Minister van Buitenlandse Zaken als eerste aanspreekbaar is. We kwamen op Schengen omdat mevrouw Den Boer daarnaar vroeg. En dit debat gaat overal over, dus ik wil ook niet meteen flauw zeggen: daar ga ik niet met u over spreken. De suggestie nemen wij mee. Wij gaan daar zelf wel even in duiken en kijken hoe het zit, maar dit gaat wat verder dan hoe deze discussie begon: wat betekent Schengen? Dit gaat echt over de wijze waarop je de buitengrenzen inricht. Dat is toch echt de portefeuille van mijn collega van Buitenlandse Zaken.
De heer Middendorp (VVD):
Voorzitter, heel kort. Het gaat mij erom wat we kunnen leren voor de grenzen die Nederland nu heeft. Hoe kun je de technologische oplossingen die ze daar zoeken, gebruiken om de Nederlandse grenzen, bijvoorbeeld in een nieuw Schengen, wat eventueel... Nou, daar is de Minister...
De voorzitter:
De vraag is helder.
Minister Knops:
We zitten nu gelukkig in de situatie dat we het huidige Schengen hebben. We hebben wat dat betreft een optimale situatie. Alles wat er zou gaan veranderen in het kader van de buitengrenzen en de Europese politiek, zou negatief zijn voor de wijze waarop dat hier gebeurt. Dat is echt een onderwerp van de Minister van Buitenlandse Zaken, waar ik uiteraard wel over meespreek in de ministerraad, maar dat is niet mijn eerste verantwoordelijkheid. Wat mij betreft blijft Schengen zoals het is. Ik heb alleen proberen aan te geven dat dat niet vanzelfsprekend en automatisch zo blijft, omdat er wel wat dreigingen op ons afkomen.
De voorzitter:
De commissie zag weer kans voor een werkbezoek, merkte ik net al. Mevrouw Den Boer.
Mevrouw Den Boer (D66):
Ik voel toch de neiging om hier even op door te gaan. Er dreigt een zekere spraakverwarring over de grenzen. Het gaat natuurlijk eigenlijk om de grondprincipes van de Europese Unie: vrij verkeer van personen, vrij verkeer van diensten, vrij verkeer van goederen. Schengen is juist een manier om met elkaar grenscontroles af te kunnen schaffen en daar compensatoire maatregelen voor te treffen op het gebied van veiligheid. Schengen is kleiner dan de Europese Unie. Ik denk dat het gaat om de principes van de Europese Unie van vrij verkeer. Mijn vraag aan de Minister is: kunnen we niet zozeer Schengen als wel de Europese Unie blijven garanderen, in acht nemende dat ook onze eigen buitengrens wandelend is? Die verandert alleen al met de brexit. We krijgen nu een buitengrens tussen Nederland en Groot-Brittannië bijvoorbeeld. De burgemeesters aan de kust maken zich al heel veel zorgen over de veiligheidsconsequenties daarvan. Gisteravond heeft u heel mooi uitgelegd hoe burgemeesters en veiligheid met elkaar verknoopt zijn. Hoe ziet u dat voor zich? Gaan die burgemeesters ook beter geëquipeerd worden bij deze wandelende buitengrenzen?
Minister Knops:
Dat zijn buitengewoon interessante vragen.
Mevrouw Den Boer (D66):
Filosofische.
Minister Knops:
Nee, helemaal niet filosofisch. Ze zijn buitengewoon realistisch en ook aan de orde van de dag op dit moment, als het gaat om de brexit bijvoorbeeld. Daar wordt natuurlijk over nagedacht. Dat gebeurt binnen de EU en zo veel mogelijk ook samen. Inderdaad, Schengen is wat anders dan de buitengrenzen, maar er is wel een relatie tussen de wijze waarop je je buitengrenzen inricht en de wijze waarop Schengen kan blijven bestaan. Wat mij betreft praten we gewoon over de situatie zoals die nu is, namelijk dat het vrije verkeer van goederen, personen en diensten gewoon geldt in Europa. Daar ga ik ook helemaal niks aan afdoen, maar we kunnen niet ontkennen dat de situatie aan de Turks-Griekse grens op dit moment voor een probleem, voor druk, zorgt en dat de discussie plaatsvindt: als de lidstaten niet in staat zijn om te doen wat ze zouden moeten doen, wat betekent dat dan voor de wijze waarop wij omgaan met onze grenzen? Ik voel mij vooral verantwoordelijk voor het wegnemen van belemmeringen bij grenzen. Ik ben niet van de club die grenzen wil opwerpen of de dijken wil verhogen. Voor alles wat gaat over de brexit en de gevolgen daarvan, moet ik u toch verwijzen naar de Minister van Buitenlandse Zaken.
De voorzitter:
Aanvullend, mevrouw Den Boer.
Mevrouw Den Boer (D66):
Ik begrijp uiteraard dat de Minister van Buitenlandse Zaken hier een zeer belangrijke verantwoordelijkheid in heeft. Maar als het gaat over de grenzen, zien we wel dat sommige lidstaten binnen de Europese Unie unilateraal handelen om grenscontroles te herinvoeren, soms op tijdelijke basis. Het zou voor onze grensbewoners, grenswerkers en grensstudenten enorme problemen opleveren als wij dat in Nederland zouden doen. Daarom toch heel concreet de vraag: hoe gaan wij dat schaffen in Nederland?
Minister Knops:
Dat is een mooie woordspeling, al zit er wel enige lading onder de woorden: hoe gaan we dat schaffen? De inzet van mijn kant is erop gericht om die belemmeringen zo min mogelijk op te werpen, om die weg te nemen, om ervoor te zorgen dat wij gebruik kunnen maken van een positie die Nederland van oudsher heeft en waar onze economie ook voor een groot deel van afhankelijk is. Wij hebben totaal geen belang bij belemmeringen. Maar als de Europese Unie als geheel of als lidstaten daarbinnen unilateraal dingen gaan doen die schadelijk zijn voor ons, dan wordt daar natuurlijk over gesproken, ook in de Europese Raden. Het is echt een taak van de Minister van Buitenlandse Zaken om de Nederlandse belangen op dat punt te verdedigen dan wel om afspraken te maken met lidstaten – ik heb te maken met directe buurlanden: Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen, Vlaanderen en Wallonië – om te kijken wat dat in de kleine kring van Nederland betekent. Ik kan niet helemaal ontkennen dat daar een relatie tussen is, maar er is geen directe relatie tussen wat er aan de Turks-Griekse grens gebeurt en wat er tussen de Zeeuws-Vlaamse en Vlaamse grens gebeurt. Wij richten ons vooral op die samenwerking, op het wegnemen van belemmeringen. Ik ben de laatste die zal pleiten voor het opwerpen van nieuwe grenzen. Maar mocht het fout gaan in Zuid-Europa, dan kan dat consequenties hebben voor de wijze waarop wij in het Schengengebied opereren. Dat doen wij dus niet als Nederland alleen. Daar zijn meerdere landen bij betrokken.
De voorzitter:
Dank u wel, ik stel voor dat u doorgaat met de beantwoording.
Minister Knops:
We gaan van Griekenland en Turkije weer terug naar het Nederlandse domein, het groot-Nederlandse domein, want we hebben het over de buurlanden. Op het vlak van de governance hebben we een aantal stappen voorwaarts gezet. Dat is een van de belangrijke pijlers, want hoe gaan we alles inregelen? Ik kan zeggen dat de relaties goed zijn. Mevrouw Den Boer sprak erover dat ik op het Duitse Ministerie van Binnenlandse Zaken ben geweest. Daar hebben ze een hele mooie naam voor. Ik heb daar gesproken met de Minister en de Staatssecretarissen. Dat was in de aanloop van de Duits-Nederlandse top. Zoals u weet zijn er consultaties tussen de regeringen van de Nederland en Duitsland, maar daarnaast ook tussen die van Noordrijn-Westfalen en Nederland. De meeste zaken die spelen, hebben betrekking op het verkeer tussen Noordrijn-Westfalen c.q. Nedersaksen en Nederland. Maar er zijn ook zaken die de Bondsregering aangaan. Behalve over digitalisering, wat een belangrijk punt is, hebben we gesproken over de wijze waarop we kunnen samenwerken. De contacten zijn heel goed, maar ik heb de meest intensieve contacten met de collega's van Noordrijn-Westfalen.
Op 30 maart ontvang ik de Staatssecretaris van Nedersaksen. Hij is hier op bezoek met zijn Minister-President en heeft ook een gesprek met premier Rutte. Ik zal daar in het kader van de triloog met de bestuurders uit de regio over spreken. Ook die lijnen lopen dus en die contacten zijn heel goed. Uiteindelijk zijn die contacten een voorwaarde op basis waarvan we heel concrete punten kunnen inbrengen, bijvoorbeeld als het gaat om de problemen rondom het busvervoer in Vlaanderen. Dat werd net genoemd. Volgens mij komt dat nog concreet terug. Wat speelt daar? Hoe wordt dat opgebracht? Want dat komt natuurlijk via de governance naar boven, maar er zijn ook bilaterale contacten tussen de verschillende departementen, dus tussen de vakdepartementen in Vlaanderen, in dit geval, en het Nederlandse Ministerie van IenW.
Ik was recent, drie weken geleden, op bezoek bij de Minister-President van Vlaanderen. Daar heeft men wel een regering, maar in België nog niet. Je ziet dat zij voor een deel afhankelijk zijn van wat de missionaire regering dadelijk gaat doen. Niet dat dan alles stilligt, maar er zijn soms wat obstakels terwijl je wat sneller zou willen gaan. Daar loop je dan even tegenaan, maar we vinden creatieve wegen. De heer Donner en mevrouw Berx zijn bezig met een project om te kijken hoe je de grensbelemmeringen in Zeeuws-Vlaanderen kunt wegnemen volgens het tweesporenbeleid. Ik krijg dat rapport in de zomer. Als ik dat heb, krijgt de Kamer die informatie ook. Dan hebben we daar ook een debat over waarin bekeken kan worden of je een element uit dat gebied dat echt specifiek is afgebakend op dat gebied, kunt gebruiken voor andere delen van de Nederlands-Vlaamse grens of zelfs voor projecten of het wegnemen van grensbelemmeringen aan de grens tussen Nederland en Nedersaksen of Noordrijn-Westfalen. Maar ik zou zeggen: een voor een. Laten we de dingen in de goede volgorde doen. Dat zou een opening kunnen zijn.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het altijd ingewikkeld is als het gaat om wetgeving. Vorige week hebben we een debat gehad met de Minister van SZW en de Staatssecretaris van Financiën met uw collega's uit de commissie voor Financiën. Dat ging ook over grensoverschrijdende samenwerkingen en belemmeringen. Dat zag met name op het domein van Sociale Zaken en op het belastingdomein. Er zijn allerlei voorbeelden van individuele situaties waarin mensen klemzitten. Dat probeer je natuurlijk generiek te voorkomen, maar tegelijkertijd is dat soms niet mogelijk en dan wordt er naar een andere oplossing gekeken. We doen dit allemaal met het doel dat individuen die in Nederland wonen en over de grens willen werken en omgekeerd minder belemmerd worden in hun doen en laten.
Voorzitter. Er zijn heel veel vragen gesteld. Die wil ik niet bloksgewijs maar voor de voet beantwoorden.
De voorzitter:
We gaan zien wat dat voor invloed heeft op de leden qua interrupties. Straks hebben we ook nog een tweede termijn, dus gaat uw gang.
Minister Knops:
De vraag van mevrouw Den Boer over Schengen heb ik beantwoord.
De heer Middendorp vroeg zich af hoe het zit met de concrete voortgang op de 40 actiepunten van het Actieteam grensoverschrijdende economie en arbeid. Ik heb indertijd, bij aanvang van deze regeerperiode, aangegeven hoe ik met dat actieplan omga. Ik wil de governance en de punten die daaruit naar voren komen, leidend laten zijn. Een heel aantal punten komen bij deze zaak terug. Dat zei u terecht. Wie spreken hier met z'n allen nog steeds over onderwerpen zoals grensinformatiepunten, de arbeidsbemiddeling, het buurtaalonderwijs en diploma-erkenning. De financiering van de GRIP's is gelukkig geregeld, zeg ik nogmaals. Dat is mede dankzij steun van de Staatssecretaris van Sociale Zaken gebeurd, die daar buitengewoon behulpzaam bij was. Ik ben daar heel blij mee, want dat is uiteindelijk het mechanisme op basis waarvan individuen, personen die over de grens willen werken, zich kunnen melden. Dan zie je dat mensen in heel veel verschillende varianten en situaties zitten, waardoor je het niet altijd generiek op een website kunt zetten. De grensinformatiepunten spelen daar een heel belangrijke rol. Ik zal in de brieven rapporteren over de knelpunten die zich voordoen in het kader van de governance. Het lijkt me goed dat ik in de volgende rapportage inga op die 40 specifieke knelpunten, voor zover die niet al onderdeel zijn van de gesprekken die wij met elkaar hebben en waar ik nu over rapporteer.
De heer Middendorp (VVD):
Volgens mij is dat ook wat we moeten doen, maar ik wil even helder hebben wat voor rapportage er dan komt. Het gaat mij ook een klein beetje om de toch wel lastige, uitdagende en kansrijke situatie waarmee wij hier allemaal te maken hebben. Het gaat dan om het met andere departementen ook opvolgen van punten. Ik kwam erop door het punt van het Duits, want ik moet met verschillende departementen gaan kijken wat de voortgang is. Ik had dus voor ogen om er, tweeënhalf jaar na de commissie-Huizing, even de thermometer in te steken. Een aantal van die punten zijn opgelost. Een aantal nog niet. Wellicht is dat ook een goed handvat voor de Kamer en voor dit debat en kan er dan weer eens vanuit BZK verder worden gekeken naar de vraag: wat zijn de volgende stappen en wat hebben we daar al voor op stapel staan? Is dat iets wat de Minister voor ogen heeft, of bedoelde hij iets anders?
Minister Knops:
Ik kan rapporteren over de stand van zaken bij die 40 punten. Dat kan, maar bij het ontwikkelen van onze werkwijze hebben wij gekozen voor een viersporenbeleid ten aanzien van de inzet en de prioriteiten op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking. Ik noem de vier sporen toch maar even. Dat is allereerst het ondersteunen van grensoverschrijdende initiatieven die er zijn. Dat gaat dan om de initiatieven die van onderop komen. Huizing heeft met name op de problematiek gefocust. Ik wil graag op de oplossingenkant focussen, op datgene waar draagvlak voor is. Dat is het eerste spoor. Het tweede spoor is het regelen van de randvoorwaarden voor samenwerking en het daadwerkelijk slechten van grensbarrières. Dat zit voor een deel ook in wat ik maar even de commissie-Huizing noem. Ook de governance is heel belangrijk. Die was er niet, maar die maakt het mogelijk om een aantal van die problemen te adresseren en de vakdepartementen daar ook bij te betrekken. Dat is natuurlijk iets wat in het verleden niet gebeurde, of ergens bleef liggen, of alleen via de vakdepartementen plaatsvond. Dat vindt nu plaats in een coördinerende rol onder mijn verantwoordelijkheid. Dat is het derde spoor. Het vierde spoor is dat we met name gebruik willen maken van het instrumentarium van de EU en van de Benelux. Ik ga graag in op de uitnodiging die u heeft gedaan, althans ik neem aan dat het een uitnodiging was, want ik ga mezelf niet uitnodigen. Maar als u mij uitnodigt om daar een keer over het Nederlandse beleid te spreken, dan doe ik dat graag.
Dat zijn de vier sporen. Ik wil die vier sporen dus wel aanhouden, maar ik ben bereid om u te rapporteren over de stand van zaken ten aanzien van de punten van dat actieteam.
De voorzitter:
Het zou mooi zijn als daar nog een termijn aan gekoppeld wordt, want dat is ongetwijfeld de volgende vraag van de heer Middendorp. Niet?
De heer Middendorp (VVD):
Ik zie dat graag voor de zomer tegemoet en ik dank de Minister.
Minister Knops:
Dat lijkt mij prima, voorzitter.
De voorzitter:
De Minister geeft aan dat het voor het zomerreces in ieder geval richting de Kamer zal gaan. Het woord is weer aan de Minister.
Minister Knops:
De heer Middendorp had twee vragen over de grensinformatiepunten. Allereerst: hoe gaan bijvoorbeeld signalen van de grensinformatiepunten naar de Belastingdienst? Loopt dat goed? Er zitten natuurlijk ook mensen van de Belastingdienst in de grensinformatiepunten. Als een specifieke kwestie daar meerdere keren aan de orde zou komen – dus niet in één individueel geval, maar meerdere keren – waarbij er sprake zou kunnen zijn van een structureel deficit of een tekort ergens in, of van iets wat gerepareerd moet worden, dan wordt dat teruggekoppeld aan de Belastingdienst. Dit is overigens ook een onderwerp dat in het vorige debat vorige week aan de orde is gekomen. Nou ja, goed, ik heb dat gezegd.
Dan de informatievoorziening. Dat is een belangrijk punt, waar de heer Middendorp eerder aandacht voor heeft gevraagd. Hoe is dat nu geregeld? Volgens mij zijn vertegenwoordigers van de grensinformatiepunten ook bij u op bezoek geweest tijdens de rondetafel. Ze zijn daar ook zelf bezig om hun informatievoorziening te verbeteren en om zo laagdrempelig mogelijk te werken zodat mensen zich daar ook kunnen melden. Wat speelt, is dat mensen die daar komen diverse uiteenlopende vragen hebben die vooral op hen van toepassing zijn. Het feit dat je daarnaartoe kunt, je vraag kunt stellen en een antwoord krijgt is dus eigenlijk het meest praktische wat er is. We hebben al een keer eerder een debat gevoerd waarin u zei: kan die app daar geen oplossing voor bieden? Toen heb ik gezegd: «Ik ben niet tegen een app, maar die grensinformatiepunten moeten daarmee werken. Die hebben ook de taak om zo veel mogelijk mensen te helpen. Dat is ook hun doel en dat willen ze ook. Als een app daarbij dienstbaar is, dan is dat prima, maar ik ga niet van hieruit verordonneren dat ze die app moeten gebruiken.»
In algemene zin ontwikkelen de informatievoorziening en de informatiebehoefte zich. De informatievoorziening wordt continu verbeterd. Daar zijn ze ook over in gesprek. Nu men duidelijkheid heeft gekregen over het feit dat de financiering voor een langere tijd geregeld is, weet ik ook dat zij eraan werken om de informatievoorziening op een hoger niveau te brengen. Dat is mij ook gemeld. Daar zou een app een rol in kunnen spelen, maar dat laat ik bij de grensinformatiepunten.
Over de buurtaal...
De voorzitter:
Meneer Middendorp, u heeft uw twee interrupties al gehad. We hebben afgesproken om twee interrupties in tweeën te doen. Ik ben daar al wat ruimer in gaan zitten bij u, dus we houden het even zo. In de tweede termijn komt dit ongetwijfeld weer aan de orde.
Minister Knops:
De heer Van der Molen had het erover dat de grensregio's in de lead zouden moeten zijn bij Interreg. Ja, in de lead; feitelijk klopt dat, want ze zijn de vragende partij en ze zijn betrokken bij die projecten. Ik heb twee weken geleden in Brussel ook met de verantwoordelijke Eurocommissaris gesproken over de toekomst van Interreg. Zoals u weet, hebben Interreg, de cohesiefondsen en alle stimuleringsplannen van Brussel alles te maken met de wijze waarop het MFK wordt ingericht. Daar vindt nu nog overleg over plaats. Op het moment dat het MFK is vastgesteld, zal daarbinnen de ruimte voor de verschillende fondsen worden vastgesteld dus ook voor Interreg. Dat is voor onze doelstelling, zoals we hier zitten, ontzettend belangrijk. We spreken daar ook over met de buurlanden. Ook de grensregio's zijn daarbij betrokken. De Staatssecretaris van EZK is degene die namens het kabinet verantwoordelijk is voor Interreg. Ik heb uiteraard gesprekken met haar over hoe we dat op een goede manier kunnen doen en welke prioriteiten daarbij gesteld kunnen worden. Over het algemeen kan ik wel zeggen dat er veel concurrentie is binnen de EU op het gebied van de fondsen. Dat bleek ook uit het gesprek dat ik met de Eurocommissaris had. Daarbij speelt ook de politieke vraag of je die landen waar nog heel veel kansen naar de toekomst zijn, vanuit het oogpunt van solidariteit van extra steun moet voorzien. Op het niveau van sociaaleconomische ontwikkeling scoren wij natuurlijk heel slecht, althans, eigenlijk heel goed, maar daardoor slecht in de criteria als je het zo zou doen. Ik heb betoogd dat het van groot belang is om te kijken waar je de meeste kosteneffectiviteit aan de dag kunt leggen en het meeste resultaat kunt boeken. Dan zie je dat juist de structuur die wij hebben met die grensregio's die heel actief zijn met de betrokken overheden, leidt tot betere resultaten. Dus ik wil met name dat de Commissaris kijkt naar wat nou een effectief programma is gebleken – dat heeft ze ook toegezegd – en niet alleen naar hoe het geld op een evenredige en rechtvaardige manier wordt verdeeld.
Mevrouw Den Boer (D66):
Nu wordt de Europese Unie best vaak weggezet als een honingpot. Wij betalen een bijdrage aan de Europese Unie. Tegelijkertijd kunnen wij heel veel subsidie uit Brussel krijgen. Alle Europese Unieregio's kunnen daar aanspraak op maken. Nu gaat de Europese Rekenkamer daar onderzoek naar doen, want het gaat niet alleen om geld naar binnen halen maar ook om geld effectief en doelmatig besteden, zodat de inwoners van die regio's daar ook echt wat van merken. Bent u ervan op de hoogte dat de Europese Rekenkamer dit onderzoek gaat doen? Hoe gaat u daarop voorsorteren? Hoe gaat u zich laten informeren tijdens dat onderzoekstraject?
Minister Knops:
Dat is ook onderwerp van gesprek geweest in het gesprek met de Eurocommissaris. Ik heb toegejuicht dat dit gaat gebeuren, want het gaat om geld van de Europese belastingbetaler. Zeker als je kijkt naar het percentage van gelden die onverklaarbaar zijn – dan heb ik het niet eens over corruptie, maar gewoon over niet goed bestede middelen – op zo'n grote envelop, dan is de Nederlandse positie, de positie van de Minister van Financiën samen met de Minister-President, dat het niet altijd gaat om meer geld naar Brussel, maar ook om een goede besteding van het geld dat naar Brussel gaat. Natuurlijk moeten wij ook kijken hoe we op een goede manier middelen terughalen. Vandaar ook de inzet van Nederland op innovatie, maar ook de inzet op grensregio's. Je zou bijna kunnen zeggen dat innovatie vaak in de grensregio plaatsvindt, want je kunt in een grensregio dingen doen die je op andere plekken niet doet. Denk bijvoorbeeld aan projecten die nu lopen rondom Heerlen-Aken rondom grensoverschrijdend vervoer. Die zijn in zekere zin innovatief, want dat is niet zo makkelijk. Daar heb je een extra stimulans voor nodig. Dat leidt tot gigantische resultaten, want je maakt afstanden korter en je brengt mensen dichter bij elkaar.
Ik ondersteun dat van harte. De uitkomsten zullen we uiteraard afwachten. Maar goed, dat is een ander debat. U kent de Nederlandse positie als het gaat om het MFK. Wij zijn buitengewoon kritisch over het zomaar verhogen van de afdracht aan Europa. Dat zal voor Nederland een forse rekening betekenen. Het gaat niet alleen om het geld. Want ik ben het met u eens: middelen die we terugkrijgen kunnen ook weer echt tot resultaat leiden, zeker als daar een goede cofinanciering tegenover staat. De portee van mijn verhaal richting de Eurocommissaris was nou juist dat wij met de middelen uit Europa hele goede dingen doen. Wij hebben een structuur waarin het heel goed kan werken. We hebben een goede betrouwbaarheid. Hier verdwijnen geen middelen. De effectiviteit is heel hoog. Dat betekent dat je juist moet blijven investeren in de grensregio's, die ook voor Europa ontzettend belangrijk zijn. Dat wordt breed onderkend, want dat zijn vaak gebieden, niet alleen aan de grenzen van Nederland maar ook in andere delen van Europa, waar nog veel potentieel zit dat niet benut is. Dat ben ik met mevrouw Den Boer eens.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik stel voor dat u doorgaat met de beantwoording.
Minister Knops:
Het buurtaalonderwijs. Daar hebben wel al heel vaak over gesproken. Dat is ontzettend belangrijk als je met elkaar wil spreken, behalve natuurlijk als je de universele taal van het Engels gebruikt of het dialect, want dat kan natuurlijk tot een bepaalde afstand ook nog helpen. Ik zat gisteravond naast Herman Finkers. Toen ging het over het Nedersaksisch. Nou, als je de grens overgaat, kun je elkaar natuurlijk goed verstaan. De voorzitter kan ook een partijtje meeblazen, denk ik, maar ook het Noord-Limburgs paste daar prima in. Voor een deel kun je elkaar natuurlijk over de grens verstaan. Maar goed, dat is vaak onvoldoende om het hele gebied te bestrijken, dus kennis van elkaars taal en cultuur is ontzettend belangrijk. Dat begint al op hele jonge leeftijd. Dat is iets waar jonge leerlingen, maar ook hun ouders, voor staan bij het maken van de keuze voor een bepaald vak.
Wij zijn niet voor niets begonnen met projecten rondom grensoverschrijdende jongerenevenementen. We geloven namelijk dat als je jongeren bekendmaakt met de grensregio en ze in contact brengt met de buren aan de andere kant van de grens, de kans groter is dat ze uiteindelijk zullen kiezen voor zo'n taal en dat ze daar ook de meerwaarde van inzien. Daarmee wordt feitelijk ook een belemmering weggenomen. Want je kunt wel zeggen dat we allemaal Engels gaan spreken, maar het is natuurlijk hartstikke mooi als zowel Duitsers Nederlands spreken als Nederlanders Duits. Dat gebeurt op steeds grotere schaal. Ik was eind vorig jaar met de Koning op werkbezoek op een school waar de leerlingen Duits onderwijs krijgen. Die spraken vloeiend Duits. Dat was mooi om te zien. Ook op de Fontys Hogeschool in Venlo zijn Duitse studenten actief die gewoon vloeiend Nederlands spreken. Er gebeurt dus al heel veel. Het zijn ook hele goede ambassadeurs, want zij kunnen als beste vertellen hoe belangrijk het is dat je elkaars taal spreekt. Maar we moeten daar wel blijvend aandacht aan besteden.
Op dit moment vindt een gesprek plaats over het gehele curriculum van het primair en voortgezet onderwijs, in het kader van het vervolg van Curriculum.nu. De heer Van der Molen is daar goed mee bekend, denk ik. Dat was ook onderwerp van een AO met de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs afgelopen donderdag. Vervolgens zal het gesprek gevoerd worden over wat dit precies zal betekenen voor de afzonderlijke vakken, waaronder de moderne vreemde talen, en de toetsing daarvan. Er worden geen grote wijzigingen voorzien wat betreft de moderne vreemde talen. Een tweede moderne vreemde taal in het havo en vwo blijft verplicht. De cijfers wijzen uit dat die taal in de praktijk nog steeds vooral door Duits en Frans wordt ingevuld. Op het havo hebben vorig schooljaar 12.000 leerlingen van de in totaal 62.000 leerlingen examen gedaan in Frans en 19.000 in Duits, en op het vwo 15.000 van de 42.000 leerlingen examen in Frans en 23.000 in Duits. Op zichzelf zijn dat hoopvolle indicaties. Ook hier geldt: je hoeft die taal niet helemaal vloeiend te spreken, maar als je de eerste basisbeginselen hebt gehad, dan is dat al heel belangrijk.
Dan het onderwerp van de grensoverschrijdende zorg. Mevrouw Van der Graaf, de heer Van der Molen en mevrouw Den Boer spraken daarover. De vraag was wat ik gedaan heb om de grensoverschrijdende spoedzorg te bevorderen en of ik bekend ben met de problemen rond het ambulancevervoer over de grens. Daar speelt ook het punt van de diploma-erkenning en de bevoegdheden van ambulancepersoneel. Er is gevraagd wat ik daaraan ga doen. De ministeries van VWS en JenV gaan in juni 2020 met hun Duitse counterpart en met betrokken belanghebbenden in gesprek over het borgen van de grensoverschrijdende spoedzorg. Ze zullen daarbij de uitkomsten betrekken van het PREpare-project en de ervaringen die in Zuid-Limburg zijn opgedaan. Op basis van de bijeenkomst wordt besloten welke oplossingsrichtingen voor het borgen van de grensoverschrijdende spoedzorg verder zullen worden uitgewerkt. Het Ministerie van VWS, dus de Minister voor Medische Zorg, zal u over de uitkomsten van dat overleg informeren.
Daar zit ook het punt bij van de Notfallsanitäter, waar mevrouw Van der Graaf over sprak. Zij vroeg namelijk: kunnen we met verwijzing naar de proef Inzet Notfallsanitäter de diploma's van die Sanitäter niet gewoon erkennen? Die proef was gericht op snelle, adequate hulpverlening door middel van aanvullende training en taalles. De proef heeft aan de doelstelling voldaan. In de praktijk groeien de praktijkopleidingen ook al naar elkaar toe. Met alleen diploma-erkenning zijn we er echter niet, want het probleem zit ook in het verschil in bevoegdheden, dus in de vraag welke handelingen iemand mag verrichten. Dat is het punt dat ik zojuist aanhaalde. Daarover zal de Minister voor Medische Zorg u voor de zomer informeren.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voor de zomer vind ik, eerlijk gezegd, een beetje laat. Ik vroeg me af of we daar niet wat eerder bericht over kunnen krijgen. De noodfaciliteit is natuurlijk een prachtige proef. Die heeft inderdaad beantwoord aan de doelen. Het feit dat er niet altijd erkenning plaatsvindt, heeft niet alleen te maken met de overheden maar ook met beroepskwalificaties. Deze proef is zo bijzonder, omdat de inspectie hier heeft meegekeken evenals alle organisaties die betrokken zijn bij de erkenning van die beroepskwalificaties. Ik denk dat ik hier het verzoek wil neerleggen dat het kabinet voor het meireces met een brief hierover komt naar de Kamer. We moeten dit gewoon niet laten verslappen. We moeten hier bovenop zitten.
Minister Knops:
Ik weet niet of dat voor de patiënt zo gezellig is. Het overleg tussen de Minister voor Medische Zorg en zijn Duitse counterpart vindt pas in juni plaats. Ik deel de wens van de commissie, maar het enige wat ik kan doen, is de wens van de commissie om daar tempo achter te zetten, overbrengen. Dat zeg ik mevrouw Van der Graaf toe. Ik kan u wel voor het meireces daarover informeren, maar het heeft weinig zin om een brief te sturen over iets wat nog niet heeft plaatsgevonden. Daar zit ik dus even mee. Mag ik dat dus doen in uw richting? Ik ben ook afhankelijk van de planningen van anderen, zeg ik heel eerlijk. Ik ben hier dus toch even de boodschapper, maar ik snap uw punt wel.
De voorzitter:
Wij noteren het als een inspanningsverplichting om dit inderdaad richting de Minister te doen.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dat begrijp ik natuurlijk, maar ik vraag me even af wie er allemaal aan tafel zitten bij dat overleg. Zitten de juiste mensen aan tafel om misschien al op dat moment de volgende stap te gaan zetten? Kan dat gewoon voorbereid worden? Kun je bij wijze van spreken een tekensessie hebben om het gewoon met elkaar af te spreken? Of is dat het eerste overleg dat hierover gaat plaatsvinden, zo van: jongens, hoe gaan we dit nou doen? En zetten we het daarna nog een halfjaar in de tijd? Ik denk echt dat het een heel mooi concreet voorbeeld is. Daar is behoefte aan en daarom moeten we alles op alles zetten.
Minister Knops:
Daar ben ik het helemaal mee eens. De Minister is nu ook druk met andere dingen, maar ik ga hem daar persoonlijk op bevragen. Dat zeg ik u toe. Dat is het eerste, want dat is het meest praktische. Twee. Er hebben al overleggen plaatsgevonden en dit is een overleg waarbij zowel de deelstaten als de zorgprofessionals aanwezig zijn. Iedereen die hier een rol in heeft, zit dus aan tafel. Of dat meteen leidt tot tekenen? Meestal is dat niet zo, maar dat moet ik even nagaan. Mocht dat niet zo zijn, laten we dan afspreken dat we daar zo snel mogelijk na de zomer tempo achter zetten. Zijn dat beide deelstaten? Ja, we gaan het even na, want als het Twente is, raakt het wellicht beide deelstaten. Ik spreek ze beide. Ik spreek de Minister van Noordrijn-Westfalen over twee weken en de Minister van Nedersaksen spreek ik ook over ongeveer twee weken. Dan kan ik het zelf dus ook nog even onder de aandacht brengen. Ik breng het ook onder de aandacht van de collega voor Medische Zorg.
De voorzitter:
De actielijsten zijn weer gevuld. Mevrouw Den Boer heeft nog één korte interruptie.
Mevrouw Den Boer (D66):
Ja, ik heb een enkelvoudige interruptie om het boodschappenmandje van de Minister nog extra te vullen, namelijk met mijn vraag. Ik heb niet alleen een vraag over de spoedzorg, want deze stond mede aan de wieg van de motie over de spoedzorg, over de ambulances in het grensgebied. Ik heb ook vragen gesteld over GRIP en GGD- en RIVM-adviezen. Komt u daar nog op? Ik zie dat dat het geval is. Hartstikke goed. Dat boodschappenmandje is bij dezen gevuld.
De voorzitter:
Er ligt nog een stapeltje antwoorden.
Minister Knops:
Het is een terechte vraag, want we hebben binnen het kabinet natuurlijk van de week een aantal keren overlegd over hoe je omgaat met de situatie rondom corona. Ik wil daar nu verder niet op ingaan, want daar vindt ook een debat over plaats. Een van de punten die ik heb ingebracht, gaat met name over de grensregio's. In dit geval ging het om Midden- en Zuid-Limburg, waar kinderdagverblijven aan de andere kant van de grens een ander regime bleken te hebben dan in Nederland. Dat was overigens niet zo. Natuurlijk het is altijd zo dat we in de MCCb, de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing, de bevoegdheid hebben om dingen te doen, ook als het gaat om corona, en afspraken maken met de regio's op basis van adviezen van deskundigen. Gisteren hebben drie regio's op basis daarvan zelf het besluit genomen om bepaalde dingen te doen, dus op basis van de situatie en op basis van adviezen die er lagen.
Het blijft in die zin natuurlijk een nationale aangelegenheid, maar je wilt niet dat er juist op het vlak van de grenzen hele rare, onverklaarbare verschillen zouden zijn. Dat kun je nooit helemaal voorkomen, want het is aan de landen, de lidstaten om daar afspraken over te maken. Soms is er ook een heel goede verklaring voor, zoals in het geval van een kinderdagverblijf waar, dacht ik, een lerares besmet was, waardoor er een ander regime gaat gelden dan op een zomaar doorsnee kinderdagverblijf waar dat niet speelt. Nu ga ik al op de inhoud in, maar ik zeg dit om aan te geven dat soms wel een verhaal erachter zit. De veiligheidsregio's zijn dus in dit geval primaire aanhakingspunten, omdat zij contact hebben met hun counterparts aan de andere kant van de grens. Zij werken samen en stemmen dingen af, maar het is niet altijd te voorkomen dat er toch verschillende regimes gelden, omdat er gewoon voor een andere benadering wordt gekozen die voor een deel weer door de hoofdsteden wordt aangestuurd. Ik zeg dit even in z'n algemeenheid. Je wilt het verschil natuurlijk zo klein mogelijk houden om de inwoners in de grensstreken en degenen die regelmatig de grens overgaan, in een zo uniform mogelijk regime te laten opereren. Daar is alle inzet op gericht. Dat gaat, voor zover ik nu kan beoordelen, ook in goede samenspraak.
De heer Van der Molen had een vraag over grensoverschrijdende buisleidingen. Niet?
De heer Van der Molen (CDA):
Jawel, maar ik wil even checken of dit ook het antwoord was op het onderdeel GRIP en aanverwante artikelen. Of komt de beantwoording van de vragen daarover later?
Minister Knops:
Nee. Dat moet ik even nagaan. Als daar heel specifieke vragen over zijn, dan zou ik dat even...
De voorzitter:
Zullen we de beantwoording nu even laten plaatsvinden en dat iedereen dan voor zichzelf bekijkt wat er nog openstaat? Het is zonde om daar de interrupties voor te gaan gebruiken. GRIP staat genoteerd. De Minister gaat nu door met de beantwoording.
Minister Knops:
Op die vraag kom ik dadelijk terug. De heer Van der Molen vroeg zich af wat de knelpunten zijn bij de aanleg van grensoverschrijdende buisleidingen. Zodra overheden het eens zijn over de realisatie van grensoverschrijdende buisleidingen is het zaak om de procedures rondom vergunningen en de besluitvorming op elkaar af te stemmen om geen onnodige vertraging te veroorzaken. Dat is momenteel onderwerp van een studie die ik samen met de Vlaamse overheid in 2019 in de markt heb gezet. In de zomer van 2020 komen de resultaten beschikbaar en zal ik de Kamer daarover informeren.
Hoe kunnen de busverbindingen – dat zijn niet de buisleidingen – in de Nederlands-Vlaamse grensregio worden geborgd? Voor die grensoverschrijdende busverbindingen geldt dat niet het Rijk aan zet is maar de regio's. Dat zijn vaak de provincies; het hangt er een beetje van af, maar in Vlaanderen zijn de provincies de concessieverlener. Dit is ook aan de orde geweest in het grensregio-overleg Vlaanderen-Nederland van 16 mei 2019, mede op verzoek van de VNG. De conclusie van dat overleg was dat Vlaamse grensgemeenten wordt geadviseerd om hun zorgen over en wensen voor grensoverschrijdende busverbindingen tijdig kenbaar te maken binnen de Vlaamse vervoersregio's. Dus met name de gemeenten direct aan de grens hebben daar een groter belang bij en moeten dat in hun eigen regio aan de orde stellen. Aan de Nederlandse zijde is het voor gemeenten van belang dergelijke vragen neer te leggen bij de provincies, zodat ook aan de Nederlandse kant de grensoverschrijdende busverbindingen opgenomen worden in het programma van eisen. Dit jaar loopt de concessie voor het busvervoer in West-Brabant af en voor de andere zuidelijke provincies is dat in 2024 het geval. In Vlaanderen spelen weer andere data een rol. U vraagt zich hoe dat nou geregeld zou moeten worden en of dat op rijksniveau zou moeten gebeuren. Primair vind ik dit een voorbeeld van de regio's die samen moeten kijken hoe ze dit op elkaar kunnen afstemmen. Als dat fout of niet goed gaat, dan wil ik graag een interveniërende rol spelen om hen daarop te wijzen. Want het zou heel vreemd zijn als je aan de ene kant probeert de verbindingen open te zetten en de grenzen en belemmeringen weg te nemen en aan de andere kant nieuwe belemmeringen opwerpt. Maar misschien is het goed als ik schriftelijk terugkom in uw richting op dit punt, samen met de collega van IenW.
De voorzitter:
Ik zag net een vinger van mevrouw Van der Graaf. Is dat akkoord?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Als woordvoerder Infrastructuur heb ik hiervoor ook aandacht gevraagd bij de Minister van Infrastructuur en heb ik hierover Kamervragen in de maak. Ik wil heel graag het volgende weten. Ik weet dat er verdragen tussen bijvoorbeeld Nederland en Duitsland bestaan die aangeven welke verbindingen als essentiële verbindingen over de grens zijn aangewezen. Ik vraag mij af of wij ook zo'n verdrag met België hebben. Welke verbindingen zijn daarin opgenomen als essentiële verbindingen, die altijd in stand moeten worden gehouden? Een voorbeeld is de spoorlijn tussen Groningen en Bremen. Aan de Duitse zijde is een brug kapotgevaren. Die ligt er al jaren uit. Die kwam in Duitsland onderaan de lijst te staan van zaken waar ze wat aan moesten doen, totdat deze passage uit een superoud verdrag boven tafel kwam. Toen moesten ze in Duitsland toch aan de bak om deze verbinding te herstellen. Ik wil heel graag weten of dit ook geldt aan de zuidkant, voor busverbindingen en eventuele andere verbindingen. Voor de gehele grens zou ik dat eigenlijk in beeld willen hebben.
Minister Knops:
Ja, dat begrijp ik. Ik zou dat willen koppelen aan het punt dat ik zojuist heb toegezegd: even ophalen bij de regio's waar de knelpunten zitten en waar ze tegen aanlopen. Dit gaat ook heel specifiek over IenW. Nogmaals, ik ontvang het graag en ik zorg dat u daar een antwoord op krijgt. Dat zal ik samen met de collega van IenW doen. Ik heb het nu gewoon niet in beeld. Deze vraag is heel specifiek, maar het is wel van belang. We gaan het dus in beeld brengen met de regio's, met de provincies, met de deelstaten. Dan zullen we kijken waar de echte knelpunten zitten. Want dit is nou precies waar het om gaat: als er ergens een knelpunt is, dan moet je daarop kunnen acteren. Zeker als het om de Duitse infrastructuur gaat, zie je dat het soms bevoegdheden van de deelstaat maar soms ook bevoegdheden van Berlijn zijn. Dat hebben we in de buurt van Venlo en Heerlen ook meegemaakt. Daarvoor moeten we af en toe naar Berlijn. Dat gebeurt ook in samenspraak met de deelstaatregering. Juist omdat we ze binnenkort op bezoek hebben, ga ik dit punt met hen bespreken aan de hand van de knelpunten. Mocht u nog knelpunten hebben, meld ze dan even.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik stel voor dat de laatste vragen die er nog liggen, nu beantwoord gaan worden.
Minister Knops:
Ja. Dat zijn er nog een paar. De heer Middendorp heeft twee vragen gesteld die zijn collega vorige week in een AO gesteld heeft. Dat is misschien de reden om de volgende keer gecoördineerd één debat met meerdere bewindslieden te voeren. Het is namelijk een belangrijk onderwerp: de uitspraak van de Raad van State over DigiD. Maar ik herhaal met alle plezier het antwoord dat ik ook vorige week daarop heb gegeven. De meeste Nederlandse grensarbeiders kunnen uiteraard een DigiD krijgen. Het probleem speelt bij buitenlandse arbeiders die in Nederland werken en buiten Nederland wonen en niet de Nederlandse nationaliteit hebben. Die groep kan niet op dezelfde wijze als Nederlandse ingezetenen digitaal communiceren met de Nederlandse overheid. De lastigheid zit «m erin dat als ze geen Nederlandse nationaliteit hebben, ze dus niet over een door de Nederlandse overheid uitgegeven en te controleren document beschikken én dus niet over een betrouwbaar adres in Nederland. Dan is het dus praktisch moeilijk om een betrouwbare middel uit te geven en de identiteit vast te stellen. Naar aanleiding van die uitspraak van de Raad van State onderzoek ik op dit moment of we die buitenlandse grensarbeiders via de DigiD-buitenlandbalie een DigiD kunnen verstrekken. Dat balieproces is nu uit veiligheidsoverwegingen beperkt tot Nederlanders. Maar mogelijk kan ook voor andere Unieburgers via de balie een DigiD verstrekt worden. Daar hoop ik u binnenkort nader over te informeren.
Ik kan overigens wél berichten – dat ligt ook in het verlengde van de tweede vraag die de heer Middendorp daarover stelde – dat een DigiD sinds kort niet meer nodig is voor een Belgische of Duitse burger die niet in Nederland woont en in Nederland aangifte moet doen. Want die kan namelijk met het Belgische of Duitse EU-erkende inlogmiddel inloggen op Mijn Belastingdienst. Dat kan overigens ook bij de SVB. Dat geldt alleen voor die twee situaties. Dus uiteindelijk moeten we toe naar een situatie – dat is precies de discussie die we in een ander debat over de digitale overheid hebben – waarbij je gewoon met je eigen middelen, die genotificeerd zijn, geauthenticeerd zaken kunt doen. Dat is de manier waarop het zou moeten. Ik werk er dus aan om het mogelijk te maken dat de Nederlandse eHerkenning en DigiD in andere lidstaten gebruikt kunnen worden. Dat is een stapsgewijs proces. Vanaf de eerste helft van 2021 wordt het stapsgewijs mogelijk om met DigiD in andere landen in te loggen.
Of eHerkenning over de grens gebruikt kan worden? Nog niet, zoals zojuist gezegd. Het afsprakenstelsel over eHerkenning is wel genotificeerd, maar de infrastructuur zoals het Nederlandse koppelpunt, de koppeling met de BRP en de koppeling met het inlogmiddel voor authenticatie, moet nog worden gerealiseerd en in productie worden genomen. De verwachting is dat dit in de tweede helft van dit jaar gereed is.
Mevrouw Den Boer vroeg zich nog af of ik me ergens mee op de borst wilde kloppen. Laat ik daarvan maar zeggen: dat wil ik niet. Want daarmee zou ik onrecht doen aan het complexe spel van verschillende actoren die samen iets moeten doen. Dat wordt niet bepaald door één persoon. Ik ben toevallig degene die politiek verantwoordelijk is. Ik weet me gesteund door het kabinet en door de Kamer op dit punt. Dat maakt het een stuk makkelijker, maar ik heb natuurlijk ook zaken te doen met andere partijen, andere departementen hier, maar ook andere partijen over de grens. Er zijn meerdere voorbeelden te noemen – die staan ook in de brief – waarop ik trots ben dat die gerealiseerd zijn. Maar dat zeg ik met enige bescheidenheid, omdat veel mensen daarvoor verantwoordelijk zijn en mijn ambities nog veel groter zijn dan we nu gerealiseerd hebben. Er is nog heel veel te doen op dit vlak. Het is niet een kwestie van «een quick fix en dan hebben we het opgelost». Als dat een antwoord is op de vraag van mevrouw Den Boer... Waarschijnlijk niet, maar goed.
Mevrouw Den Boer vraagt ook of ik nog concrete acties op het oog heb, behalve roadmaps en factsheets; oftewel, Minister, u bent vooral met papier aan het schuiven. Dan moet ik toch even naar de andere kant gaan hangen: dat is dus ook niet zo. Soms zijn die processen nodig om partijen gewoon ook aan tafel te krijgen. Laat ik eerlijk zeggen: dat gaat bij de ene partij ook sneller dan bij de andere. Dat zit «m in persoonlijke relaties, niet alleen de relatie die ik heb met mijn collega's in andere regeringen, maar ook op ambtelijk niveau. Daar investeren wij ook in. Maar dat gaat niet op alle momenten met zoveel tempo als ik zou willen. Dat zeg ik heel eerlijk.
Ten aanzien van de diploma-erkenning worden op dit moment de mogelijkheden verkend om nieuwe curricula te ontwikkelen, waarin er aandacht is voor grensoverschrijdende competenties. Onder andere doen we dat met het Rijnland Instituut in Emmen en zijn Nederlands-Duitse scholennetwerk van mbo's en de Duitse Berufsbildende Schulen. Ook Fontys Venlo en het Grensland College in de Achterhoek werken aan de ontwikkeling van grensoverschrijdende opleidingen. Ten aanzien van de gereglementeerde beroepen zijn verder de factsheets en roadmaps die ITEM heeft opgeleverd voor een drietal kansrijke beroepen – fysiotherapeut, verpleegkundige-IG en leraar op de middelbare school – heel nuttig daarbij. Die maken ook duidelijk welke stappen iemand moet zetten om zijn of haar diploma erkend te krijgen.
Voor de niet-gereglementeerde beroepen – dat is het merendeel van alle diploma's – is werken over de grens gewoon goed mogelijk. Het is vooral zaak dat werkgevers beschikken over informatie over wat die opleiding inhoudt. Maar iemand die solliciteert, vertelt ook wat zijn arbeidsverleden is. Ik weet niet hoe het bij u gaat, maar als je ergens solliciteert op een functie, wordt bij dit soort opleidingen heel vaak niet tot in detail gevraagd wat je afstudeerscriptie op een hogeschool was, maar worden er ook assessments gedaan of andere competenties gevraagd. Je kunt dat laatste puntje natuurlijk helemaal proberen op te lossen of je kunt zeggen: waar zit nu het probleem? Als het probleem is dat werkgevers aan de andere kant van de grens onvoldoende inzicht hebben in wat een opleiding inhoudt, kun je dat redelijk eenvoudig met informatie naar een hoger plan tillen. Ook via Interreg-projecten is eraan gewerkt om dat duidelijker en inzichtelijker te maken. Dat is nog niet op het niveau dat we zouden willen, maar ook hier geldt weer: als we merken dat mensen het idee hebben dat ze belemmerd worden doordat er onvoldoende informatie is, moeten we daar dus ook op doorpakken. Voorzitter, dan kom ik bij het IAK. Dat is het laatste punt. Daar hebben de heer Van der Molen en mevrouw Van der Graaf naar gevraagd. Er ligt ook nog een vraag van mevrouw Den Boer over de E101-verklaring. Die leidraad is in oktober gereedgekomen en is ook gepubliceerd op de website van het IAK. Daar staat voor beleidsmakers informatie die ze kunnen gebruiken bij het maken van nieuw beleid en regelgeving. Dat is een hulpmiddel bij de verplichting die volgt uit het IAK om bij nieuwe wet- en regelgeving alle effecten mee te nemen, dus ook grenseffecten wanneer die aan de orde zijn. Uiteindelijk blijven de vakdepartementen verantwoordelijk voor het inzichtelijk maken van effecten en dus ook de grenseffecten. Die leidraad die we hebben opgesteld, helpt daarbij. Om de aandacht voor en het bewustzijn over grenseffecten duidelijk te maken, gebruikt BZK de interdepartementale overleggen en contacten om departementen te attenderen op die eventuele grenseffecten. We hebben aangegeven dat we na twee jaar evalueren; dan kijken we ook hoe het gewerkt heeft. Wat de concrete vraag van mevrouw Van der Graaf over die meldingsplicht voor buitenlandse bedrijven bij detachering betreft: daar wordt op dit moment door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar gekeken, ook om te bezien hoe de administratieve lasten beperkt kunnen worden.
Dan was er nog een vraag – maar die zit hier niet bij – over Maastricht Aachen Airport. Daarvoor zou ik willen verwijzen naar het debat dat vandaag plaatsvindt met de Staatssecretaris van Financiën. Vandaar dat ik die vraag van naar ik meen de heer Van der Molen – wat betekent dit nou en wat zijn de effecten? – echt daar zou willen neerleggen.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de leden of daarmee alle vragen beantwoord zijn.
Minister Knops:
Tot slot de vraag van mevrouw Den Boer over de E101-verklaring: de grensarbeider moet met die verklaring naar de verzekeraar, er is maar één verzekeraar die mensen registreert als grensarbeider, en er is geen keuzevrijheid. Ik zal dat nagaan bij de collega's van VWS en SZW. Het was mij niet bekend, eerlijk gezegd. Dus het lijkt mij goed dat ik u daar schriftelijk over informeer, eventueel mede namens collega's.
De heer Van der Molen (CDA):
Ik had ook nog een vraag gesteld over de politiesamenwerking in Noord- en Oost-Nederland, waar de marechaussee wel mee zou kunnen doen maar de Nederlandse politie niet. Misschien dat ik het antwoord gemist heb, maar daar zou ik toch graag een antwoord op willen krijgen. Als ik dan toch nog even mag aanhaken bij het punt dat collega Den Boer heeft gemaakt ten aanzien van GRIP: we gebruiken natuurlijk een Nederlandse systematiek, maar ik heb eerder ook met collega Omtzigt vragen gesteld over een brand bij de kerncentrale in Lingen aan de Duitse kant van de grens. Voor heel veel bewoners van Denekamp, dat daar heel dicht tegen aanligt, was het heel onduidelijk hoe daar nou mee om zou worden gegaan. Want dat is natuurlijk voor Duitsers relevant, maar ook als je er zo dicht tegenaan woont. Ik kleur even zelf in wat mevrouw Den Boer zegt. Er is wel een groot belang om er dan ook even over na te denken dat het gebied groter is dan daar waar de grens ophoudt. De reactie daarop was: we gaan in overleg bekijken hoe we dat beter kunnen gaan organiseren. Ik was toch ook wel benieuwd naar dit soort afstemmingsafspraken. Want juist in noodsituaties – corona laat dit natuurlijk ook weer zien op een heel ander vlak – is een soort automatisme wel van belang, want dit soort dingen kun je vaak niet achteraf nog rechtbreien.
Minister Knops:
Daar heeft de heer Van der Molen inderdaad geen antwoord op gehad. Ik zou het volgende willen voorstellen. Er zijn twee terechte vragen gesteld door de collega van JenV. We hebben indertijd ook de casus in Zuid-Limburg met de kerncentrale over de grens gehad. Daar speelde iets vergelijkbaars met het informeren van de bevolking. Dus ik denk dat het goed is om dat eens schriftelijk in de richting van uw Kamer op een rijtje te zetten, juist omdat we nu een aantal voorbeelden hebben van waar het niet per se fout is gegaan maar waar je ziet dat het soms niet meteen scherp op het netvlies staat, terwijl de informatievoorziening aan mensen wel van groot belang is.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik had nog een vraag op het gebied van JenV maar ook over de handhaving van stadionverboden. Zowel in Nederland als in België zien we dat mensen met stadionverboden toch nog wedstrijden over de grens bezoeken. Is de Minister bereid om samen met betrokken collega's die problemen in kaart te brengen en te kijken hoe de handhaving beter kan?
Minister Knops:
Excuus dat ik die vraag niet beantwoord heb. Ik heb daar wel een kort antwoord op, dat ik u zo zal geven, maar ik stel voor dat ik het uitgebreidere antwoord zal meenemen in die brief met allerlei onderwerpen rondom Justitie en Veiligheid. Want het is wel een terecht onderwerp. Stadionverboden worden door voetbalclubs en voetbalbonden – meestal zijn het voetbalhooligans; ik heb nog nooit van tennishooligans of zo gehoord – per club of landelijk opgelegd. Er zijn geen Europese of grensoverschrijdende verboden, die automatische werking hebben over de grens. Er kunnen wel strafrechtelijke maatregelen genomen worden om supporters beperkingen op te leggen. Zo kent België een uitreisverbod. In Europees verband en met België bestaan er intensieve politiecontacten over de grens via het netwerk van National Football Information Points. Dat is bedoeld om grensoverschrijdend voetbalgeweld aan te pakken. Er vindt dus wel informatie-uitwisseling plaats. Dat loopt ook via het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme. Dat zult u als rapporteur of lid van die commissie nog beter weten dan ik. Maar vindt u het goed dat ik dat ook doorgeleid naar de collega van Justitie en Veiligheid? Het is maar een suggestie, maar het is misschien ook niet verkeerd als de commissie op dit punt een aantal thema's verzamelt en de betrokken bewindspersoon uitnodigt om die thema's eens wat verder uit te diepen. Ik wil dat met alle plezier doen – dat heb ik u toegezegd – maar het is slechts een suggestie aan de commissie. De heer Grapperhaus luistert niet mee op dit moment, dus...
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Dat lijkt me een goed idee. Laten we eerst die brief afwachten. Volgens mij zijn er op dat gebied wel verschillende onderdelen. Het verzoek aan mijn collega's zou zijn om dat in te willigen.
Mevrouw Den Boer (D66):
Ik heb ook nog een vraag liggen. Die ging over de EGTS als juridische structuur die we langs de héle grens zouden kunnen benutten voor het creëren van bestuurlijke samenwerking op het gebied van veiligheid, calamiteiten, crisisbestrijding en dat soort zaken meer. Dat is nu ook heel actueel. Dat gaat nog voorbij aan het idee dat niet alleen veiligheidsprofessionals onderling met elkaar samenwerken – professional-to-professional – wat zeer belangrijk is, maar dat er ook een bestuurlijke structuur wordt gecreëerd. Ik heb de vraag gevraagd of we dat inderdaad met elkaar gaan organiseren. Ziet de Minister het als een heel goed instrument om het zo met elkaar te doen? Dat kan wat mij betreft ook meegenomen worden in die brief waar u het net over had.
Minister Knops:
Dat zeg ik u sowieso toe. Voor EGTS geldt dat het afhankelijk van de situatie een nuttig middel kan zijn. Maar ik wil daar in de brief verder op ingaan.
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat we verdergaan met de tweede termijn. Ik stel een spreektijd van een minuut voor. Dan kijk ik eerst naar de heer Van der Molen.
De heer Van der Molen (CDA):
Voorzitter, we hebben nog maar weinig tijd tot 15.30 uur. Dank voor de antwoorden. Er zijn veel vragen direct beantwoord. Ik wil toch nog even drie dingen naar voren brengen. Dat is allereerst het Integraal Afwegingskader als het gaat om wetgeving en de effecten op de grensregio's. Daar verwijst de Minister opnieuw naar de handreiking op basis waarvan gehandeld kan worden, maar dat is niet hetzelfde als het onderdeel van het kader. Ik heb daar samen met collega Van der Graaf van de ChristenUnie al eerder aandacht voor gevraagd. Het zint me niet dat we daar toch geen stap verder komen. Ik zou dus in ieder geval een VAO willen aanvragen om te kijken of we daar toch een stap kunnen zetten.
Ik wil ten tweede de Minister een compliment maken als het gaat om DigiD. Dat punt maakte de heer Middendorp ook. De Wet digitale overheid gaat daar heel veel verschil in maken, ook als het middelen uit andere Europese landen in Nederland betreft.
Ten derde, ik zou toch graag van de Minister een deadline willen horen als het gaat om de informatie over de problematiek in de samenwerking tussen Duitse en Nederlandse politie. We krijgen sowieso nog een brief van de Minister waarin een aantal zaken worden uitgewerkt. Maar ik zou toch graag een deadline willen horen, want als we dat ook via andere collega's nog bij andere bewindspersonen willen opbrengen, dan is er op dit punt voor het CDA in ieder geval wel enigszins haast geboden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Özütok.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik dank de Minister voor zijn toezegging om in kaart te brengen hoe het met die stadionverboden staat en hoe de handhaving kan plaatsvinden. Ik heb verder geen andere vragen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan mevrouw Den Boer.
Mevrouw Den Boer (D66):
Voorzitter. Dank voor de antwoorden. De vraag die ik had over «trots zijn op» heeft ook te maken met de nog voorliggende kabinetsperiode. Wat wil de Minister precies nog bereiken in de komende periode? Waar gaat hij nou het meest achteraan? Waar gaat hij zich het meest voor inspannen? Dat is mijn eerste punt.
Mijn tweede punt betreft EGTS, de juridische structuur waar ik het net over had. Dat werd op die rondetafel naar voren geschoven als een zeer belangrijk, een zeer nuttig en relevant instrument. Ik zou dat echt aan de Minister mee willen geven. Ik hoop dat daar een expliciete terugkoppeling op komt in die beloofde JenV-brief. Ik hoor daar ook graag een datum bij.
Tot slot is mobiliteit uiteraard ook van zeer groot belang. Dit punt is al enigszins aan de orde geweest, maar we hebben ook iets gehoord over het doortrekken van de spoorverbinding Zwolle-Enschede-Münster. Gaat de Minister zich daarvoor inspannen? Uiteraard is daarbij ook de betrokkenheid van de grensinwoners zelf van belang.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Middendorp.
De heer Middendorp (VVD):
Dank, voorzitter. Ik was erg gegrepen door de opmerking van de Minister dat hij aan het kijken was naar eventuele veranderingen – just in case – binnen het Schengengebied. Ik denk dat er bij deze commissie, die gaat over grenzen en waarin sprake is van een hoop kennis over grenzen, een heleboel te halen valt, zeker als je het combineert met technologie. Ik denk dus dat er sprake was van enige verwarring toen het opeens ging over buitengrenzen en de Minister van Buitenlandse Zaken. Ik denk dat er veel te leren is van Engeland. Die investeren nu heel erg veel in soft borders et cetera.
Voorzitter. Ik ben erg blij met de toezegging van de Minister over de update over de actiepunten van de commissie-Huizing die naar de Kamer komt.
Mijn derde punt betreft het antwoord met betrekking tot DigiD en eHerkenning. Dat eerste deel had ik inderdaad al gehoord, en dat verbaasde mij enigszins. Het tweede deel, het deel over eHerkenning, was nieuw. Daar komen we bij het door de heer Van der Molen aangevraagde VAO wel op terug.
Voorzitter. Dan wil ik nog zeggen dat de heer Donner misschien zijn voordeel kan doen met het werk dat in de Benelux over uitzonderingszones is gedaan. Een van de dingen die de Minister noemde, heeft het afgelopen jaar plaatsgevonden in de commissie voor grensoverschrijdende samenwerking van de Benelux, waar ondergetekende de voorzitter van mag zijn. En ja, voorzitter, zowel u als de Minister zou ik graag uit willen nodigen om bij de Benelux te komen, want daar zal binnenkort ook over digitalisering worden gesproken.
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Ten slotte mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Ik wilde eigenlijk nog even doorvragen over de werking van de leidraad. Ik maak me daar toch wel een beetje zorgen over. Ik kwam met het concrete voorbeeld van de richtlijn voor de medewerkers die gedetacheerd zijn. Dat was het voorbeeld van de glazenwasser die vlak over de grens in Duitsland woont en in Nederland werkt, die ineens papierwerk moet doen. Ik heb heel concreet gevraagd of de leidraad bij het opstellen van die wetgeving is gehanteerd. Hoe wordt die leidraad op dit moment breed gehanteerd? Ik overweeg om samen met de heer Van der Molen opnieuw te kijken naar een verdergaande stap die we kunnen zetten. Ons doel was immers dat bij alle wetgeving wordt afgewogen of er sprake is van effecten voor de grensregio, dus hoe het voor de grensregio uitpakt. Als dat niet gebeurt, dan moeten we toch kijken wat we daaraan kunnen doen.
Ik sluit aan bij het verzoek dat zojuist door de heer Van der Molen is gedaan om duidelijkheid te krijgen over de grensoverschrijdende politiesamenwerking en ik vraag om daar ook heel specifiek de brandweer in mee te nemen.
Ik ben blij dat er stappen worden gezet op het gebied van de ontwikkeling van het curriculum. Dat vind ik echt heel mooi.
De voorzitter:
En uw laatste zin?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voorzitter, ik heb net even een interruptie overgeslagen. Ik zou nog willen opmerken: naast inzicht in elkaars curricula is het ook belangrijk om over en weer vertrouwen te hebben in elkaars onderwijssystemen. Volgens mij is dat ook een basis. Dat kun je niet helemaal vatten in regels, maar dat zit «m ook echt in die samenwerking over en weer. Ik denk dat de Minister en de beroepsgroepen daar wel een punt kunnen maken.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Mag ik nog een laatste opmerking maken?
De voorzitter:
Heel kort.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik vind dat de heer Middendorp een heel terecht punt heeft gemaakt over de commissie-Huizing. We hebben nu heel veel concrete punten weer bij de kop gepakt, en dat doen we ieder AO opnieuw. Maar het rapport van de commissie-Huizing ziet op al die punten. Dat is integraal. Als we dit goed in beeld willen hebben, zullen we daar echt een goede rapportage over moeten krijgen. Dan gaat het om vragen als: waar staan we nu, waar zitten knelpunten? Kunnen we dat ook eerder krijgen dan voor de zomer?
De voorzitter:
Dank u wel. De Minister.
Minister Knops:
Voorzitter. Op het laatste punt heb ik in de richting van de heer Middendorp heel duidelijk aangegeven wat mijn keuze was als het gaat om de manier waarop moet worden omgegaan met de commissie-Huizing. Daar heeft deze commissie ook mee ingestemd. Daar is nooit eerder een opmerking over gemaakt. Ik vind het wel belangrijk om dat even te melden. Ik heb toegezegd om te rapporteren over de voortgang, maar we hebben de structuur via de vier sporen gekozen. Daar zou ik graag op willen rapporteren, en niet op een andere manier. Daarmee doe ik recht aan de commissie-Huizing en doe ik tegelijkertijd ook recht aan de regio's, die vanuit een integrale benadering met problemen komen. Veel van die dingen komen samen, er zit veel overlap in, maar ik wil ook de ruimte aan de regio's laten om met voorstellen en oplossingen te komen en daar vervolgens mee aan de slag te gaan. Dat is dus een van die sporen die ik zojuist noemde.
Dan de brief inzake de JenV-onderwerpen. Het lijkt mij logisch dat ik ernaar streef om die voor 1 mei bij de Kamer te hebben. Als het eerder is, is het eerder. Ik moet even overleggen met de collega's van JenV of dat lukt, maar volgens mij zijn de vragen redelijk overzichtelijk en biedt dat u ook de mogelijkheid om vervolgens eventueel in een vervolgoverleg daarover te spreken. Als het veel justitieonderwerpen zijn, kan het toch nuttig zijn om de verantwoordelijke bewindspersoon aan tafel te hebben. U kent dat construct.
Mevrouw Den Boer vroeg wat ik allemaal wil bereiken. De ambities in de brieven zijn helder. Ik wil daar eigenlijk het volgende over zeggen. We hebben de governance geregeld. We zijn nu wat betreft Noordrijn-Westfalen bezig met de grenslandconferentie. De eerstkomende zal binnenkort plaatsvinden. Dat is het podium waar al die inhoudelijke punten op tafel komen. Ik heb nu de structurele overleggen met de collega's van Vlaanderen, Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen. Daarin worden de inhoudelijke punten besproken. Dus wat zijn mijn prioriteiten? Mijn prioriteiten zijn om zo veel mogelijk belemmeringen weg te nemen. Maar ik ben daar ook heel pragmatisch in. Daar waar aan beide zijden van de grens erkend wordt dat er een probleem is en dat je dat kunt aanpakken, werkt dat het beste. Maar als aan één kant van de grens gezegd wordt dat men het geen prioriteit vindt, dan wordt het al lastiger. Mevrouw Van der Graaf gaf het voorbeeld van de infrastructuur waarbij aan de andere kant van de grens andere prioriteiten worden gesteld. Dat vraagt wat meer inzet. Dat gaan we ook doen. Maar alles wat daarbinnen past, daar ga ik mee aan de slag.
Ik ervaar veel steun vanuit deze commissie om die aanpak te volgen. Dat helpt wel in de gesprekken die ik net over de grens voer. Ik zie ook nergens een houding dat men het niet belangrijk vindt, ook niet aan de andere kant. Daarmee is echter nog niet gezegd dat het allemaal eenvoudig op te lossen is, maar we rapporteren erover en zijn transparant over wat we bereikt hebben. Het lijkt soms alsof er niet zo veel voortgang is. Maar denk bijvoorbeeld aan de ambulanceprojecten, denk aan de diploma-erkenning. Daar hebben we daadwerkelijk stappen gezet. Ik zeg heel nadrukkelijk «we». Daar ben ik heel blij mee. En afhankelijk van hoelang dit kabinet nog zit – en ik hoop sowieso tot de volgende verkiezingen – mag u van mij verwachten dat ik me daar volledig voor inzet.
Voorzitter. Misschien nog één punt over het IAK. Ik merk dat daarover wat ongenoegen is bij mevrouw Van der Graaf en de heer Van der Molen. Zij vragen hoe dat is toegepast bij de verschillende voorbeelden die zij hebben genoemd. Misschien is het goed om in de brief aan de Kamer ten aanzien van dit punt in te gaan op hoe dat in deze concrete situatie gebeurd is. Maar ik wijs u er wel op dat we aan de voorkant hebben afgesproken dat we na twee jaar evalueren. We zijn nu een jaar verder. Dus die evaluatie komt nog. Ik vind ook dat je het op basis van die evaluatie moet bekijken. Er zijn nog meer voorbeelden te noemen. Het gaat om vragen als: waar is het wel en niet in meegenomen? Werkt het systeem dan of loopt iedereen eromheen, om het zomaar te zeggen? Dat wil ik ook graag weten. Maar zullen we dat dan wel doen conform de eerder gemaakte afspraak om dat in de evaluatie mee te nemen? Ik weet dat ik eigenlijk geen vragen mag stellen, maar dit is dan een open vraag.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan nu geen debat meer met elkaar voeren. We zijn aan het einde van dit algemeen overleg gekomen. Ik zal even proberen om een samenvatting te geven van hetgeen is toegezegd.
Allereerst is er een VAO aangevraagd door de heer Van der Molen.
− De Minister heeft gezegd dat er voor de zomer – van het jaar 2020, hebben we er gelijk maar bij gezet – een rapportage komt. Ik zou me zo kunnen voorstellen dat allerlei zaken die we noemen, in die rapportage terecht kunnen komen. Ik noem ze dus nu wel even op, maar volgens mij is dat de kortste klap. Dat is dan met uitzondering van de brief over de diverse thema's op het terrein van JenV. Die brief komt voor 1 mei. Daarmee heb ik die toezegging dus alvast herhaald. Ik noem ze even op en ik hoor vanzelf wel van de leden dan wel van de Minister of we de plank misslaan. Er wordt natuurlijk altijd een verslag gemaakt, waarin ook nog even nagelezen kan worden hoe die afspraken zich exact verhouden.
− Voor de zomer van 2020 komt er dus een rapportage over de governanceknelpunten en de grensoverschrijdende buisleidingen.
− Na de zomer 2020 komt er informatie over het rapport van de commissie-Berx/Donner inzake de North Sea Port.
− Er zal contact worden opgenomen met de Minister van VWS over de grensoverschrijdende zorg. Dat zal ook gebeuren met Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen.
− Ik heb erbij staan dat het om een bespoediging gaat. Dat zal er ongetwijfeld mee te maken hebben dat het allemaal wat sneller moet.
− Er komt schriftelijke informatie over de verzekering.
− Dat ging over de ene verzekering die slechts beschikbaar was.
− De Minister verzorgt samen met IenW schriftelijke informatie over essentiële (ov)-verbindingen met een totaaloverzicht erbij.
− Er komt binnenkort informatie over de DigiD-verstrekking, de eHerkenning en de BRP. Dat was een toezegging richting de heer Middendorp.
− Er komt voor 1 mei een brief over de diverse thema's op het terrein van JenV.
− Er volgt een actualisering met betrekking tot de commissie-Huizing via de vier sporen.
Ik meen dat ik daarmee de toezeggingen heb genoemd. Ik zie dat iedereen zich daarin kan vinden. Na het voorlezen van deze toezeggingen verwijs ik voor de rest naar het verslag.
Ik sluit het algemeen overleg en wenst u allen nog een plezierige voortzetting van de middag dan wel een fijne avond.
Dank u wel.
Sluiting 15.28 uur.