Vastgesteld 2 juli 2019
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 16 mei 2019 overleg gevoerd met de heer Slob, Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, over:
– de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 5 april 2019 inzake reactie op het verzoek van het lid Kwint, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 2 april 2019, over de noodkreet van streekomroepen die dreigen te verdwijnen (Kamerstuk 32 827, nr. 149 );
– de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 26 april 2019 inzake reactie op het verzoek van het lid Kwint, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 2 april 2019, over de noodkreet van streekomroepen die dreigen te verdwijnen (Tubantia.nl, 1 april 2019) (Kamerstuk 32 827, nr. 151).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De griffier van de commissie, De Kler
Voorzitter: Kwint
Griffier: Bosnjakovic
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Aartsen, Kwint, Van der Molen, Sneller en Westerveld,
en de heer Slob, Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.
Aanvang 10.15 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, goedemorgen. Van harte welkom bij het algemeen overleg Streekomroepen, dat wordt gevoerd in de Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. We hebben vandaag tot 13.15 uur voor dit debat. De sprekers hebben allemaal vijf minuten om hun verhaal te doen. Gezien het aantal sprekers tot nu toe ben ik voornemens enige coulance te betrachten met de vragen die u elkaar onderling wilt stellen, ook omdat ik mezelf dan de ruimte geef om af en toe een vraag te stellen aan een van mijn lieftallige collega's.
Laat ik voor de aftrap het woord geven aan collega Van der Molen, die zal spreken namens het CDA.
De heer Van der Molen (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Ik houd het kort, moet ik meteen even vermelden, omdat ik lid ben van een benoemingscommissie die over vijftien minuten gaat vergaderen en daar moet ik bij zijn. Het is dus hit-and-run voor mij vandaag.
Om dan maar met de hit te beginnen: streekomroepen zijn voor het CDA en ik denk voor alle partijen die hier aan tafel zitten, van wezenlijk belang voor ons publieke mediastelsel. Dat is reden genoeg om hier toch even kort aan te schuiven. Het CDA is al wat langer niet gerust over de toekomst van een heel aantal streekomroepen en het stelsel van lokale omroepen in zijn geheel. We hebben hier al eerder met de Minister over gesproken en de situatie is nog niet verbeterd. Sterker nog, terwijl het belang nog even groot is als tijdens de vorige vergadering, zijn de problemen bij een heel aantal streekomroepen een stuk groter geworden. Ik snap heel goed dat we vanuit Den Haag een aparte rol vertolken. Lokale omroepen behoren tot de gemeenten, zou ik haast willen zeggen, terwijl men wel geld van het Rijk krijgt om daarin te investeren. We zijn wat gemankeerd, maar het belang is ook ons belang, hier in Den Haag. Het is dus niet alleen maar het belang van de lokale gemeenschap die haar lokale of streekomroep moet ondersteunen. Het is ook het belang van Den Haag dat de mediasector van top tot teen goed functioneert, zowel bij de NPO aan de bovenkant, om het zo maar te noemen, als bij het essentiële werk dat lokaal wordt gedaan door de lokale media.
Door de telefoontjes en gesprekken die we voeren en de vele mails die we van veel omroepen krijgen – ik noem er een paar: 1Twente, WOS Media, RTV NOF, RTV Noord en OPEN Rotterdam, waar ik vanochtend nog een interview mocht geven – ontstaat wel het beeld dat het vijf voor twaalf is. Ik vraag de Minister te bevestigen dat het vijf voor twaalf is. Ik wil het niet al te dramatisch maken, maar als ik mensen spreek die met hart en ziel proberen iets fantastisch neer te zetten en dan soms de tranen niet kunnen bedwingen omdat het water ze tot aan de lippen staat, dan denk ik dat wij vanuit Den Haag een opdracht hebben.
Voorzitter. Uit de brief die we van de Minister hebben gekregen, vinden wij niet die urgentie spreken die ik hopelijk bij deze eerste hit wel heb laten spreken. Er is een motie in de Kamer aangenomen om de pilots te valideren die rond de streekomroepen plaatsvinden, zodat we precies weten over welke bedragen en welke situaties we het hebben. Uit de brief kan ik alleen maar opmaken dat die validatie nog niet heeft plaatsgevonden. Dus is de vraag aan de Minister nogmaals: hoe groot is die urgentie aan de kant van de Minister? Wij zullen tot een structurele oplossing moeten komen voor een financiële basis voor deze streekomroepen. Ik zou van de Minister willen horen hoe hij dat voor zich ziet en welke stappen hij aan het nemen is. Althans, mijn collega's willen dat horen als ik vertrokken ben, maar ik zal het wel volgen. Tijdens de vorige vergadering heeft de Minister enige hoop bij ons gewekt. De Minister heeft aan het einde van het AO gezegd: het moet begin komend jaar mogelijk zijn – dat punt zijn we inmiddels voorbij – om met een regeling te komen die wat soelaas kan bieden. Zou de Minister daar nog wat meer over kunnen zeggen dan de opmerking in de brief dat er nog naar geld wordt gezocht?
Voorzitter. Samen met de ChristenUnie heb ik een pleidooi gehouden voor het opnemen van een wettelijke verplichting voor gemeenten om het budget dat van het Rijk voor lokale omroepen wordt ontvangen, ook aan de lokale omroepen over te maken. De Minister zou daarvoor in gesprek gaan met Binnenlandse Zaken, want daarmee moet dat geregeld worden. Ik ben benieuwd hoe het daarmee staat.
Voorzitter, dan nog een laatste punt over streekomroepen, want ik denk dat ik alweer aan het einde van mijn spreektijd kom. O nee, dat valt best mee, drie minuut dertig. Nou goed, dan ga ik helemaal los. We hebben de Mediawet besproken en de collega van de VVD en ondergetekende hebben daarop een amendement ingediend om ervoor te zorgen dat onze grote kabelboer Ziggo lokale omroepen geen dubbele kosten in rekening kan brengen voor de doorgifte van programma's. Nou begrijp ik dat de Eerste Kamer het daar ook mee eens moet zijn, maar daar zitten alleen maar verstandige mensen, dus dat zal wel goed gaan. De heer Aartsen en ik hebben de inspanning geleverd om te kijken of we Ziggo ervan kunnen overtuigen om die stap te nemen zonder daartoe door de wet te worden gedwongen. Ik zou graag van de Minister willen weten hoe hij daaraan kan bijdragen voordat de wet is aangenomen, want daarna is Ziggo gedwongen om dat te doen. Ziggo is natuurlijk voor Nederland een belangrijk bedrijf, dus ik kan me best voorstellen dat ze uit eigen beweging die stap willen nemen, zodat die beperkte budgetten veel efficiënter besteed kunnen worden, en niet aan dubbele kosten voor de doorgifte van programma's.
Dan echt tot slot. We zijn nog bezig met een experiment om op de publieke omroep vensterprogrammering neer te zetten. Dat loopt heel goed. Als ik goed geïnformeerd ben, zijn de kijkcijfers uitstekend als het gaat om regionale nieuwsvoorziening op NPO 2, hoger zelfs dan de programma's die daarvoor en daarna uitgezonden worden. Dat zegt wel wat. Er zijn mensen die ervoor kiezen om op dat tijdstip van de dag NPO 2 aan te zetten. Dat laat zien dat die programmering in een behoefte voorziet. Het is een pilot. We proberen het uit, maar we moeten het ook evalueren. Ik vraag de Minister of hij net als ik die positieve signalen krijgt. Ik weet dat de Minister veel waarde hecht aan deze pilot, maar wellicht moeten we straks die pilot stoppen en daarna evalueren. Misschien is het een idee om deze pilot door te laten lopen terwijl de evaluatie plaatsvindt – dat sluit elkaar niet uit – want het zou heel jammer zijn als deze een halt toegeroepen zou worden zonder dat er al een vast doortimmerd vervolg is. Die wens van het CDA leg ik op het bordje van de Minister neer. Ik ben heel benieuwd wat zijn reactie daarop zal zijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Molen. Dat geeft mij de gelegenheid om u een vraag te stellen voordat u ervandoor gaat. Is voor het CDA vandaag een andere uitkomst acceptabel dan «wij laten streekomroepen niet failliet gaan in afwachting van een nieuwe regeling en mogelijk zelfs een hele nieuwe financiering, zoals in het regeerakkoord is aangekondigd»?
De heer Van der Molen (CDA):
Het zou zomaar kunnen dat na dit AO nog een nader overleg moet plaatsvinden. Dat weet ik niet. Dat moeten we in de loop van de discussie zien. Ik heb bij het vorige AO de Minister heel goed verstaan en begrepen dat hij dit belang ook ziet. In zekere zin vraag ik de Minister een beetje naar de bekende weg, want de Minister zal ongetwijfeld zo meteen antwoorden dat hij het net zo belangrijk vindt als de rest. Dus dat komt wel goed. We zijn op zoek naar de manier waarop we dat het beste kunnen doen. De factor tijd speelt een rol en dan begint het te knellen, en behoorlijk te knellen ook. Ik snap dat het ingewikkeld is, dus ik maak ook niet veel verwijten. Het is aan onze kant ook een zoektocht naar hoe we dat kunnen doen. Ik zou met die uitkomst uitermate ontevreden zijn, geef ik maar aan. Ik wil me tot het uiterste inspannen om dat te voorkomen. Maar ik begrijp ook dat het lastig is voor de Minister. Maar als u vraagt of ik ze moedwillig over de kling wil jagen door niks te doen, is mijn antwoord: absoluut niet. Ik denk ook niet dat dat uit mijn inbreng is gebleken.
De voorzitter:
Maar, u zegt zelf al dat de klemmende factor hier de tijd is. Er lopen nu twee politiek relevante zaken, namelijk de zoektocht naar een mogelijk nieuwe regeling en de zoektocht naar een mogelijk hele nieuwe financiering en de vraag of die financiering nog wel bij de gemeente moet komen te liggen. Het is onze verantwoordelijkheid, samen met het ministerie, om tijdig tot besluitvorming te komen. Dan zouden wij er toch alles aan moeten doen om tot die tijd succesvolle initiatieven niet te laten verdwijnen, opdat we die daarna misschien weer moeten opbouwen? Dat zou toch een hele inefficiënte besteding van belastinggeld zijn?
De heer Van der Molen (CDA):
Ja, dat ben ik met u eens. Dat is ook de reden dat wij samen schriftelijke vragen hebben gesteld over juist dit onderwerp. U vraagt mij in zekere zin ook naar de bekende weg. Ik wil wel bevestigen dat dit voor ons relevant is. Ik wil ook aangeven – ik heb dat al eerder gedaan – dat het wel zoeken is naar hoe je dat doet. Ik heb er begrip voor dat de Minister bij regionale omroepen een wat lastige puzzel heeft, omdat hij bij de publieke omroep meer aan het stuur zit dan bij lokale omroepen. Alle begrip daarvoor, maar dit wil niet zeggen dat ik denk dat ik maar wat achterover ga leunen, omdat het zo ingewikkeld is. Wij zijn hier in dit huis vooral aanwezig voor de ingewikkelde problemen, want de gemakkelijke problemen lossen zich vaak vanzelf op en dat lijkt hier niet te gebeuren. Dit betekent dat we er allemaal hard aan moeten trekken om te voorkomen dat er brokken gemaakt worden terwijl we allemaal naar het juiste streven.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Molen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Aartsen, die zal spreken namens de Volkspartij voor de Vrijheid en Democratie.
De heer Aartsen (VVD):
En dat in de Thorbeckezaal, meneer de voorzitter, dank u wel.
Voorzitter. Voor ons is een onafhankelijke publieke omroep die zich vooral met de kerntaak kwalitatief goede journalistiek bezighoudt, een belangrijke factor. Ik vind dat van cruciaal belang voor onze open, vrije samenleving en ook van belang voor onze democratie. Het is goed dat wij gecontroleerd worden, niet alleen op landelijk niveau, maar ook op heel veel andere niveaus. Die controle vanuit onafhankelijke journalistiek is belangrijk in een democratie. Dat geldt niet alleen maar hier, maar dat geldt op alle niveaus van ons huis van Thorbecke. Op landelijk niveau, op provinciaal niveau en op lokaal niveau wil je eigenlijk gezonde en vitale media en het liefst publieke media en private media die gezamenlijk een vitaal medialandschap vormen.
De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat het lokale niveau ons wel zorgen baart. We hebben daar de afgelopen jaren een behoorlijke verschraling gezien, met name als het gaat om de private media. Dit komt natuurlijk door een veranderend medialandschap en een veranderende mediaconsumptie. Je ziet dat op heel veel plekken in Nederland, met name in kleinere gemeentes en landelijke gebieden, de lokale dagbladen zo goed als verdwenen zijn. Ook de echte krachtige journalistiek over wat er in de samenleving, bij de gemeente en in de gemeenteraad gebeurt, is veelal verdwenen als het om de private zaken gaat. De huis-aan-huisbladen, die vaak een hele belangrijke factor zijn in zo'n gebied, nemen vaak gewoon klakkeloos de persberichten van een gemeente over. Dat kun je die mensen niet kwalijk nemen, want zij roeien met de riemen die ze hebben en vaak bestrijken ze een heel gebied. Maar we moeten wel concluderen dat er op heel veel plekken in Nederland een gebrek is aan kwalitatief goede journalistiek. Dat moet ons zorgen baren, want ik denk dat je sterke, onafhankelijke journalistiek prima kunt vormgeven met een publieke omroep op lokaal niveau.
Voorzitter. Daarmee kom ik bij de streekomroepen. We hebben de afgelopen week in onze mailbox inderdaad een prachtig scala aan tal van streekomroepen voorbij zien komen. De afgelopen maanden heb ik veel van die streekomroepen mogen bezoeken. Ik word er oprecht heel blij van als ik zie met welke passie en professionaliteit met name die streekomroepen hun werk doen. Ik denk dan ook dat er voor ons als politiek op alle drie de lagen een verantwoordelijkheid ligt om ervoor te zorgen dat de professionaliteit in een onafhankelijke journalistiek geborgd blijft.
Laat ik dan vooral beginnen met de lange termijn. De Minister heeft bij de Raad voor Cultuur en de Raad voor het Openbaar Bestuur een adviesaanvraag ingediend over de vraag hoe we in de toekomst de financiering goed moeten regelen. De VVD is al langer voorstander van het centraal financieren van de streekomroepen en het lokaal financieren van de lokale omroepen. Niet alleen omdat je daarmee kunt sturen hoe je die professionaliteit wilt regelen, maar vooral ook omdat we nu een spanningssituatie hebben waarin de lokale omroepen betaald worden door het openbaar lichaam en het openbaar bestuur dat zij zouden moeten controleren. We zien dat dat op een aantal plekken weerszijden spanning oplevert en ik heb al vaker een punt gemaakt van de scheiding tussen politiek en media. Met name dat argument is voor ons een belangrijk argument om te kijken hoe we in de toekomst bij voorkeur ook die lokale laag van de lokale omroepen via het Rijk kunnen financieren, net zoals we dat bij de nationale omroep en de regionale omroepen doen.
Dit is wel toekomstmuziek. Volgens mij is het goed dat er een adviesaanvraag is ingediend, al had dat wat mij betreft wel wat eerder gekund. 12 februari jongstleden is namelijk wel erg laat na het regeerakkoord dat anderhalf jaar daarvoor is gepresenteerd, en het tijdpad komt daarmee nu ook een beetje in de knel. Ik ben benieuwd waarom dat zo lang heeft geduurd, waarom die adviesaanvraag pas in februari is gedaan en waarom we nu moeten wachten tot september. Ik spreek onze wens hier even makkelijk uit, maar het is natuurlijk niet eenvoudig om die exercitie te doen en er zitten natuurlijk wel een aantal haken en ogen aan om in de toekomst op die manier te gaan financieren. Ik vind het dus goed dat er nu een onderzoek naar komt, maar daarmee kom ik bij de korte termijn, waarop dat dan wel een knelpunt oplevert.
Ik zie dat de voorzitter een vraag heeft. O, ik heb nog één minuut.
Voorzitter. Ik kom dus bij het probleem op de korte termijn. We zien dat er op een aantal plekken acute problemen zijn bij de streekomroepen. Ik vind dat moeilijk en ik vind dat we hier niet moeten zeggen dat we dat in Den Haag even gaan oplossen. Dat kunnen we op dit moment niet. Laten we daarin geen valse verwachtingen scheppen. Met de huidige wetgeving is dat gewoon lastig. Ik vind ook dat er nog steeds primair een verantwoordelijkheid bij de gemeentes ligt, want die zijn op dit moment wettelijk verantwoordelijk voor de streekomroepen. Ik ben dus ook benieuwd of de Minister voor die vijftien streekomroepen die de NLPO benoemt, in gesprek is met de desbetreffende gemeenten. Is de Minister met hen in gesprek over wat zij op dit moment kunnen doen om een bijdrage te leveren aan het oplossen van het probleem, aangezien zij daarvoor verantwoordelijk zijn?
De voorzitter:
Dat roept een vraag op bij de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
De heer Aartsen zegt dat problemen met de huidige wetgeving ons in de weg zouden staan om te helpen bij de financiële problemen van de streekomroepen. Zou hij daar wat nader op kunnen ingaan?
De heer Aartsen (VVD):
We hebben met elkaar afgesproken wie waarvoor verantwoordelijk is. De financiering van de nationale publieke omroep wordt geregeld door het Rijk. De financiering van de regionale omroep is een tijdje geleden overgeheveld naar het Rijk. En het is zo dat de lokale overheden, de gemeentes, op dit moment nog gewoon verantwoordelijk zijn voor de streekomroepen. Daarover gaan wij in de toekomst verder praten en ik heb er zonet al een voorzet voor gedaan. Dat betekent dat het nu voor ons wel lastig is om te zeggen dat we even bij alle lokale omroepen gaan bijspringen, hoe graag we dat misschien ook met elkaar zouden willen. Ik denk dat we daarin wel de verantwoordelijkheid van de gemeentes moeten respecteren en ook gewoon moeten benoemen dat zij op dit moment daarvoor verantwoordelijk zijn. Nogmaals, ik vind dat we geen valse verwachtingen moeten scheppen, maar dat we er wel alles aan moeten doen om te kijken wat er op dit moment binnen die kaders mogelijk is.
De heer Sneller (D66):
Als ik de heer Aartsen goed begrijp, dan zijn dat de financiële kaders en niet de juridische kaders. Hij heeft toch ook de motie ondertekend die zegt: ga kijken of die pilot kan worden gedaan voor de streekomroepen, mogelijk ook gefinancierd door BZK en OCW?
De heer Aartsen (VVD):
Ik heb die motie zeker ondersteund. Ik denk dat we de Minister kritisch moeten bevragen op hoe die motie is uitgevoerd, want ik ben niet tevreden over hoe dat gaat. We moeten inderdaad naar die pilots kijken, maar ik vind dat we ook in dit debat moeten benoemen dat het alleen wél heel lastig is om nu te zeggen dat we dat even gaan regelen met elkaar. Die eerlijkheid moeten we met elkaar hebben. We willen dat in de toekomst mogelijk graag, als daar in de Kamer een meerderheid voor is. Maar ik denk dat we dat wel zorgvuldig moeten doen en niet nu zomaar moeten zeggen: hup, dat gaan we effe regelen. Daar is het te complex voor.
Voorzitter. Dan mijn vraag over de motie-Sneller en met name waarom daarmee geen voortgang is geboekt. De Minister geeft aan dat het nog loopt, dat ze nog geen validatie hebben kunnen doen en dat ze er nog geen slagkracht in kunnen hebben. Ik ben benieuwd hoe die gesprekken op dit moment lopen. Hoe zijn die gesprekken de afgelopen tijd verlopen? De Minister geeft aan dat sommige omroepen onvoldoende informatie hebben gegeven om de validatie te kunnen doen. Bij welke omroepen is het dan wel gelukt en bij welke niet? Hebben we het dan over één omroep, over de helft van de omroepen of over alle omroepen die de cijfers niet hebben kunnen leveren? Waar stokt het? Dat laatste is eigenlijk in één zin samengevat mijn vraag over de uitvoering van de motie-Sneller.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dan heb ik zelf nog een vraag aan u, namelijk over de valse verwachtingen waar u het over had. Het is dit kabinet geweest en het zijn deze vier coalitiepartijen geweest die lovende woorden over het belang van streekomroepen hebben opgenomen in het coalitieakkoord, naar voren hebben gewezen en hebben gezegd dat ze gaan kijken naar een nieuwe manier om dit mogelijk beter te kunnen financieren. Als u nu echt de mening bent toegedaan dat de landelijke overheid hier eigenlijk geen rol in te spelen heeft, waarom schrijft u het dan op in een regeerakkoord? Waarom wordt in de Mediabrief voortdurend het belang ervan onderstreept? Als dat belang wel erkend wordt, dan komt het onderschrijven van een maatschappelijk belang toch ook met de politieke verplichting om daar iets voor te doen?
De heer Aartsen (VVD):
Voorzitter, daar heeft de heer Kwint helemaal gelijk in. Als we iets belangrijk vinden, kunnen we dat belang volgens mij ook onderschrijven. Of ik er nu wel of niet over ga, ik vind iets van dingen die in de samenleving gebeuren en er zijn dingen in de samenleving die ik belangrijk vind. Volgens mij zeggen we dat als politici allemaal en onderschrijven we die belangen daarbij ook. Wat we hebben opgeschreven, is dat er moet worden gekeken naar de wijze van financiering. Ik neem nu zelf al een voorschot op hoe ik dat graag zou willen doen, maar ik geef daarbij alleen wel de disclaimer dat we dit niet even met elkaar kunnen regelen op de achterkant van een bierviltje. Dit moeten we zorgvuldig doen. Er zitten ook echt een aantal haken en ogen aan en die erken ik. Het is daar nu misschien te kort voor, maar daar komen we waarschijnlijk nog over te spreken als die adviezen er liggen. Het is te kort door de bocht om te zeggen dat we dat hier even gaan regelen en om eventjes klakkeloos die hele financiering onze kant op te hevelen. Ik vind oprecht dat we dat wel met elkaar moeten benoemen en niet het beeld moeten laten ontstaan dat wij het even snel regelen.
De voorzitter:
De heer Aartsen zegt dat het niet op de achterkant van een bierviltje kan, maar even huiselijk gezegd is dat volgens mij precies wat er nu moet gebeuren, terwijl wij in afwachting zijn van de uitwerking van die mooie en hoopvolle woorden in het regeerakkoord. Dat geldt overigens specifiek voor deze woorden en niet voor het hele regeerakkoord, want anders heb ik in mijn eigen partij weer een hele hoop uit te leggen. Het zou toch gek zijn om nu de streekomroepen – helemaal niet alle lokale media, maar specifiek de streekomroepen – het kind van de rekening te laten worden, terwijl wij nog in afwachting zijn van de kabinetsplannen die twee jaar geleden al zijn aangekondigd?
De heer Aartsen (VVD):
Nogmaals, volgens mij schetst de heer Kwint een punt van zorg dat wij allebei delen. We verschillen daarover niet van mening. Ik zeg alleen wel dat we zorgvuldig moeten omgaan met hoe wij zaken regelen. Ik geef aan dat ik het fijner had gevonden als de Minister eerder die adviesaanvraag had ingediend, zodat we dit tijdsprobleem niet hadden gehad. Mijn vraag van zonet aan de Minister was dan ook hoe dat komt en waarom die adviesaanvraag pas in februari naar de Raad voor Cultuur en de Raad voor het Openbaar Bestuur gegaan is. Kunnen we daar niet wat vaart in maken? Ik vind het wel goed dat we dat hier met elkaar bespreken. Nogmaals, ik vind dat we niet kunnen zeggen dat we het even gaan regelen. We moeten goed kijken wat er geregeld kan worden – daarom ook steun voor de motie-Sneller – maar we kunnen hier niet zomaar eventjes zeggen dat we die hele financiering naar ons toe gaan trekken, want er zitten een aantal haken en ogen aan. Daar kunnen we verder over doorpraten, bijvoorbeeld over de vraag wie straks de licentie verleent en wie dat gaat bepalen voor al die lokale omroepen. Dat is echt een complexe zaak, waarover we nog moeten doorpraten. Nogmaals, we delen de zorg en de oproep aan de Minister is helder, maar we moeten wel de disclaimer maken dat het niet even makkelijk geregeld is.
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan de heer Sneller namens D66.
De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Ik ben al een tijdje woordvoerder media namens D66. Ik moet zeggen dat ik altijd veel brieven en gespreksverzoeken krijg over deze portefeuille in vergelijking met mijn andere portefeuilles. Toch was het nog niet eerder voorgekomen dat ik in aanloop naar een debat zo veel brieven kreeg als bij dit debat. Een enorm aantal streekomroepen wist ons te bereiken en ze hadden eigenlijk allemaal dezelfde boodschap, die de Minister volgens mij ook gehoord heeft: help ons. Bij een paar was de boodschap: het water staat ons aan de lippen, help ons nú. Ook de heer Van der Molen zei dat al. Was dat nou nieuws? Nou ja, niet echt, want in de periode dat ik woordvoerder media ben, hebben we dit al een paar keer besproken. Wij hebben die penibele situatie hier ook aan de orde gesteld en ik was daarin niet de enige. De heer Kwint, mevrouw Westerveld en de heer Aartsen hebben dat allemaal gezegd. Daarom is die motie aangenomen. Dat was afgelopen december, oftewel meer dan zes maanden geleden.
Ik lees de motie nog een keer voor: «de plannen van de NLPO voor een dergelijke pilot te valideren en te onderzoeken of – en zo ja op welke wijze – deze door de Ministeries van BZK en OCW binnen de huidige budgettaire kaders gefaciliteerd kan worden, en de Kamer hier op korte termijn over te informeren». Op korte termijn. Juist vanwege dat «op korte termijn» verbaast het mij dat we bij de uitstelbrief te horen hebben gekregen dat het nog niet gelukt is. Juist in het licht van die zorgelijke financiële situatie is dat voor mij lastig te plaatsen en daarom heb ik een paar vragen.
Wanneer verwacht de Minister wel een antwoord? Waarin zit de vertraging precies? Zit die in de validatie, of is de Minister nog zoekende naar financiële middelen, op basis van een validatie die wij niet kennen? Wij begrijpen ook dat er nog naar bepaalde cijfers gezocht wordt en dat we daarop wachten. Welke cijfers zijn dat precies? Zijn dat cijfers die niet bij het Commissariaat voor de Media beschikbaar zijn? Oftewel, zoals de heer Aartsen het samenvatte: hoe zit het nou?
Dan nog even voor de duidelijkheid: die motie vroeg om een experiment en niet om een precedent. Het gaat erom in een pilot te onderzoeken, vooral met de streekomroepen die in de problemen zitten, hoeveel budget er nodig is om zo'n streekomroep daadwerkelijk overeind te houden en of dat bijvoorbeeld overal in het land hetzelfde is. Ten tweede gaat het erom te kijken wat daar dan de meest geschikte bron voor is: bijvoorbeeld welk deel van het Rijk zou moeten komen, wat er eventueel lokaal zou moeten gebeuren en of er nog een andere manier denkbaar is. Dat is weer nuttige informatie voor de langere termijn, waarover inderdaad een adviesaanvraag is gegaan naar de ROB en de Raad voor Cultuur.
Voor die langere termijn deel ik de analyse van de heer Aartsen volledig dat de huidige financieringssystematiek tot de gekke constructie leidt waarin de lokale/streekomroepen voor zowel hun licentie als voor de financiering afhankelijk zijn van degenen die zij moeten controleren. Ook ik heb dat bezwaar eerder genoemd. We zijn het er toch bijna Kamerbreed over eens dat een onafhankelijke journalistiek fundamenteel is voor een gezonde democratie. Wat D66 betreft verandert dit dan ook op de langere termijn en bouwen we er in ieder geval een landelijke basis in.
Ik verwees in de discussies al eerder naar de bijzondere verhouding ten opzichte van de regionale omroepen. Ik ben ook woordvoerder democratisering en daarvoor krijg ik overigens een stuk minder gespreksverzoeken. In die hoedanigheid en als liberaal ben ik toch een beetje geobsedeerd door het huis van Thorbecke, in wiens zaal wij vandaag zitten. Dat huis heeft namelijk drie verdiepingen: het Rijk, de provincie en de gemeenten. In het binnenlands bestuur hebben we een relatief grote zolder, namelijk het Rijk, een smalle tussenverdieping en een steeds breder wordende begane grond. Het is een soort zandloper met inderdaad steeds meer taken die gedecentraliseerd worden en dus op lokaal niveau terechtkomen, terwijl de publieke financiering van de publieke omroep eigenlijk veel meer een omgekeerde driehoek is. Die heeft een hele grote zolder, namelijk de NPO, een tussenverdieping die een stuk smaller is, namelijk de RPO, en dan eigenlijk een hele kleine begane grond. Een omgekeerde driehoek dus.
Voor de langere termijn is volgens mij echt een visie nodig op hoe die twee figuren op elkaar passen, anders blijven we heel hard proberen om een driehoekig blokje in een vierkant gat te stoppen. Mijn zoontje van bijna negen maanden kan daar heel lang zoet mee zijn; ik zie de voorzitter knikken. Hier zijn wij er ondertussen ook best wel lang zoet mee, maar het schiet niet echt op. Mijn vraag is dan ook of de adviesaanvraag bij de Raad voor het Openbaar Bestuur en de Raad voor Cultuur ook zal leiden naar een antwoord op die vraag naar een visie.
De voorzitter:
Dank u wel. Ondertussen is mevrouw Westerveld aangeschoven namens GroenLinks. Ook zij rent vandaag van het ene naar het andere debat. Laten we haar meteen het woord geven.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Fijn, voorzitter. Mijn excuses daarvoor; soms heb je meerdere debatten tegelijkertijd en moet je een keuze maken. Dat is niet altijd even makkelijk.
Voorzitter. Voordat ik Kamerlid werd, zat ik in de gemeenteraad van Nijmegen. Ik leerde daar niet alleen veel over het politieke werk, maar ik leerde ook mijn stad beter kennen en beter waarderen. Je discussieert daar soms over onderwerpen die echt lokaal spelen, zoals de vraag of een bepaalde voetbalclub nog een extra kunstgrasveld moet of waar de nieuwe snelfietsroute precies komt te liggen. Maar gemeenten hebben de afgelopen jaren een nog grotere verantwoordelijkheid gekregen. Zo moest ik me bijvoorbeeld verdiepen in de Participatiewet omdat gemeenten verantwoordelijk werden voor re-integratie. We hebben allemaal gisteren ook nog kunnen lezen hoe het mis dreigt te gaan op Jeugdzorg en hoe wethouders massaal aan de bel trekken omdat gemeenten wel de verantwoordelijkheid krijgen maar het budget niet is meegegroeid. Datzelfde speelt voor onze streekomroepen en onze lokale omroepen.
Het blijft vreemd dat we gemeenten steeds meer taken geven, terwijl het maar niet lukt om de democratische controle structureel op orde te hebben. Daarmee bedoel ik controle vanuit de inwoners van een stad, maar ook controle vanuit de lokale en de regionale media. Natuurlijk heb ik als raadslid ook gemerkt dat het echt niet altijd fijn was dat er een journalist van De Gelderlander in de stoeltjes achter ons zat, of dat je na een debat een kritisch telefoontje van de streekomroep kreeg over je bijdrage. Maar toch is deze democratische controle vanuit goed ingevoerde journalisten van levensbelang voor onze democratie. Gelukkig was ik raadslid in een relatief grote stad en waren er altijd journalisten aanwezig, maar we weten dat dat zeker niet voor iedere gemeenteraad geldt.
Overigens gaat het niet alleen om democratische controle, want een goed lokaal en regionaal medianetwerk zorgt ook voor meer binding tussen de mensen in een regio, zorgt dat er aandacht is voor lokale evenementen en gebeurtenissen, en zorgt dat je bijvoorbeeld op de hoogte blijft van de uitslagen van de lokale sportclubs. Vandaar de vraag die ik al eerder aan de Minister heb gesteld: kunnen lokale omroepen hun wettelijke taak wel waarmaken? Zijn zij in staat om een lokaal toereikend media-aanbod te verzorgen met het budget dat ze krijgen? Uit de vele mails die we hebben ontvangen, kunnen we opmaken dat dat niet het geval is en dat de nood steeds hoger wordt. Het is ook zeker niet de eerste keer dat ik dit punt maak en dat meerdere collega's dat doen. We hebben alleen nog steeds geen antwoord gekregen op de kernvraag.
Eerst zou de Minister het advies van de Raad voor Cultuur en de Raad voor het Openbaar Bestuur over de organisatie en financiering van lokale omroepen nog voor de zomer naar de Kamer sturen. Nu laat de Minister weten dat hij dit advies in september 2019 verwacht. Begrijp me niet verkeerd: GroenLinks is er een voorstander van dat dit wordt onderzocht, want we zijn ervan overtuigd dat het anders moet. Maar voor sommige streekomroepen komt dit onderzoek gewoon te laat en moet er nu iets gebeuren, want anders zijn we gewoon te laat terwijl we al zo lang wachten.
De Minister zei in december nog dat hij op de korte termijn zou kijken of hij iets kon doen met een subsidieregeling. Mijn vraag is dan ook waartoe de zoektocht van de Minister heeft geleid. Ook die vraag is waarschijnlijk al vaker gesteld. Deelt hij de mening dat het niet moet gaan om nóg een subsidieregeling, maar om een goede basisbekostiging? Die basisbekostiging is nodig om de komende periode te overbruggen, maar ook om te zorgen dat streekomroepen onafhankelijk kunnen opereren en plannen voor de toekomst kunnen maken.
Voorzitter. Ik zei net al dat mijn mailbox en ongetwijfeld de mailboxen van ons allemaal vol zitten met berichten van streekomroepen die het hoofd bijna niet meer boven water kunnen houden. Wat zegt de Minister tegen deze omroepen, die nu bijna op omvallen staan? Kunnen we in de Voorjaarsnota nog iets verwachten? Want op korte termijn moet er iets gebeuren.
Vervolgens kunnen we na adviezen van de Raad voor Cultuur en de Raad voor het Openbaar Bestuur kijken hoe we dit structureel gaan aanpakken. GroenLinks heeft zich al eens eerder hard gemaakt voor een basisbekostiging, zodat er een basis is voor alle omroepen. Kan de Minister hierbij toezeggen dat deze adviezen door hem worden meegenomen?
Van de RPO, de belangenbehartiger van regionale omroepen, hoorden wij over plannen om de samenwerking met lokale publieke omroepen te versterken. Dit is geïnspireerd op wat er in Groot-Brittannië gebeurt met het BBC Local News-programma. Wat vindt de Minister van dit idee? Is hij het met mijn fractie eens dat een dergelijke samenwerking plaats zou moeten vinden vanuit het streven om de kwaliteit te verhogen en het bereik te vergroten, en dus niet met simpelweg het doel dat de lokale en streekomroepen het hoofd boven water kunnen houden? Is hij het ook met mijn fractie eens dat, als hieraan wordt voldaan, deze plannen van de RPO niet in plaats van de vorming van streekomroepen hoeven te komen, maar een mooie aanvulling zijn?
Tot slot, voorzitter. Kan de Minister ons meer vertellen over het wetsvoorstel over btw-tarieven dat nu in de maak is? Is het een optie om journalistieke producties standaard het lage tarief te laten betalen, ongeacht of het digitale producties of papieren versies zijn? In het licht van de opmerkingen die ik eerder maakte over de essentiële rol van de media in onze landelijke en lokale democratie, kunt u vast al wel opmaken waar de voorkeur van mijn fractie naar uitgaat.
De voorzitter:
Dank. Dan geef ik nu het woord aan mijzelf. Dat is altijd mijn favoriete onderdeel van het debat. Dat doe ik echter niet voordat ik de collega's erop gewezen heb dat ze nog ruimschoots ruimte voor interrupties hebben, mochten ze daar gebruik van willen maken.
De heer Kwint (SP):
De uitdagingen voor de journalistiek op landelijk, regionaal en lokaal niveau zijn enorm. In de komende periode willen we werken aan voldoende onafhankelijk journalistiek aanbod op lokaal en regionaal niveau. Samenwerking wordt bevorderd. «Omdat streekomroepen bijdragen aan de professionalisering beraadt het kabinet zich op de wijze van organisatie en financiering van de lokale omroepen», aldus het regeerakkoord. We zijn ondertussen over de helft. We weten nog niet hoe de samenwerking bevorderd gaat worden en of er überhaupt nieuwe financiering voor lokale omroepen komt.
Een paar dingen weten we wel. Menig gemeente staat het water tot aan de lippen. Bijna elke gemeente komt miljoenen tekort voor bijvoorbeeld de jeugdzorg. Onze mailbox staat vol met verhalen van streekomroepen die bang zijn dat ze het einde van het jaar niet halen, of sommige zelfs niet eens de zomer. We krijgen appjes van mensen die het niet meer zien zitten en van personeel dat vertrekt omdat perspectief jaar in, jaar uit maar blijft ontbreken. Dat is wat we wel weten.
Wat we ook weten, is dat de Minister het in stand houden van streekomroepen geen taak van de rijksoverheid vindt. Daar heeft hij overigens met de wet in zijn hand nog argumenten voor ook. De Minister zegt dat het oormerken van geld, waar het eerder over ging, ook niet de oplossing is. De SP heeft overigens ernstige twijfels of dat genoeg zou zijn om een fatsoenlijke streekomroep in stand te houden. Wat is dan wel de taak van de rijksoverheid? Daarmee zeg je toch eigenlijk dat het belang van een fijnmazig en toegankelijk media-aanbod in stad en dorp geen taak van de overheid is? Want wij gaan er zelf niet over. De Minister gaat geen omroepen in stand houden. We geven er geen geld voor, maar we stellen er wel eisen aan. Als er geen geld aan de media wordt uitgegeven, komt de gemeente daar ook gewoon mee weg. Niemand grijpt in als het fout gaat. Uiteindelijk komt er een regeling ter vervanging van bijvoorbeeld de fameuze frictiekostenregeling. Dat is prima nieuws, want dat betekent volgens mij dat een deel van de bezuinigingen van het kabinet-Rutte/Asscher op de lokale en regionale media wordt teruggedraaid. Het klinkt lekker klinisch, een frictiekostenregeling. Niemand weet wat dat is. Die regeling was er gewoon om van mensen af te kunnen die uiteindelijk niet meer in de media konden blijven werken, omdat het vorige kabinet forse bezuinigingen doorvoerde. De vervanging van deze regeling wordt dan een subsidieregeling voor regionale omroepen, al dan niet met samenwerkingspartners. Dat is prima hoor, daar niet van. Maar het gaat hier slechts om de mogelijkheid tot samenwerking met lokale omroepen. Is het kabinet het met de SP eens dat dit geen enkele garantie is dat het geld uiteindelijk bij die streekomroepen terechtkomt die het zo hard nodig hebben?
Voor de SP is het vrij eenvoudig: we dienen pal te staan voor de waakhond van onze lokale democratie, voor deze nieuwsvoorzieningen en voor een van de weinige partijen die nog de tijd en de gelegenheid hebben om af en toe bij een commissievergadering over de lokale Wmo-verordening langs te gaan. Het zijn partijen die de mensen op de hoogte brengen van wat de volksvertegenwoordigers waar zij al dan niet op gestemd hebben eigenlijk doen in die kleine zaaltjes; partijen die ervoor zorgen dat de verslaglegging van de gemeenteraadsvergadering uiteindelijk niet een soort notulenoverzicht van een ambtenaar wordt, die het vervolgens online zet en naar de lokale krant verspreidt. Helaas is dat allang geen fictief voorbeeld meer.
Den Haag geeft de gemeenten steeds meer taken, maar dreigt nu mooie initiatieven die al bestaan te laten verdwijnen. Dat kan wat ons betreft echt niet. De kritiek op de Minister vanuit de diverse streekomroepen en regio's liegt er niet om. Men vindt dat het ministerie niet meewerkt en dat het zich verschuilt achter formele bezwaren. Ik heb een overzicht gemaakt van de woorden die ik tegenkwam. De Minister vindt er niks van. Het zou kortzichtig zijn, en kapitaalvernietiging. Het zijn jammerverhalen. Er wordt geen systeemverantwoordelijkheid genomen. Kan de Minister hierop reageren?
Ik vroeg het ook al aan enkele coalitiepartijen: hoe verhouden de lovende woorden voor het initiatief van streekomroepen zich tot de penibele feitelijke situatie dat succesvolle initiatieven hier en daar waarschijnlijk voor de zomer hun deuren zullen moeten sluiten? De sector vraagt zelf om een pilot met vijftien koplopers. Het ging daar eerder al over. Wat vindt de Minister daar nu van? Waarom nemen we niet nu al stappen om te experimenteren met bijvoorbeeld een instandhoudingsfinaniering in plaats van alleen maar die losse regelingen? Dat kan dan meteen, in voorbereiding op de beslissing die het kabinet twee jaar geleden wel aankondigde, maar nog niet genomen heeft. Die gaat over de vraag hoe wij in de toekomst onze lokale media financieren. Het lijkt mij een win-winsituatie: je kunt nu al experimenteren met hoe deze manier van financieren zou uitpakken voor de streekomroepen. Vervolgens kun je die ervaringen meenemen in het uiteindelijk doorhakken van de knoop over het financieren van het hele mediabestel in de toekomst.
Ten slotte. Het zou toch mesjogge zijn om nu succesvolle initiatieven te beëindigen, in afwachting van een nieuwe regeling en een rapport dat bijvoorbeeld in september al komt? Van juni tot september is heel kort. Het gaat om een paar maanden. Die hebben wij nodig om er in ieder geval, in het allerminste geval, voor te kunnen zorgen dat mensen in afwachting van de definitieve beslissing van de politiek niet hun mooie initiatief moeten afsluiten, zodat de luiken dichtgaan en de toko failliet is. Er moet toch iets te overbruggen zijn? Dat is wat de SP betreft toch echt de allerminste uitkomst van vandaag. Ik verwacht natuurlijk dat de Minister hiertoe bereid zal zijn. Als dat niet zo is, dan zal het de Minister niet verbazen dat wij daarover een motie zullen indienen.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de eerste termijn van de Kamer. Zal ik de vergadering tot 11.00 uur schorsen? Ik vraag dat mede voor mijzelf. Daarna gaan wij door met de beantwoording door de Minister.
De vergadering wordt van 10.52 uur tot 11.00 uur geschorst.
De voorzitter:
Als iedereen zijn plaats weer zou kunnen opzoeken, geef ik zo het woord aan de Minister voor de beantwoording. Dat doe ik echter niet voordat ik mevrouw Westerveld excuseer. Zij gaat nu naar een volgend debat. Ik geef nu het woord aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.
Minister Slob:
Dank u wel, voorzitter. Ook dank voor de uitnodiging om bij dit algemeen overleg aanwezig te zijn, over een onderwerp dat mij al geruime tijd behoorlijk bezighoudt. De heer Van der Molen karakteriseerde dat denk ik heel kernachtig: dat doe ik vanuit een wat aparte rol. Ik heb inderdaad een heel grote verantwoordelijkheid voor de regionale en nationale media. Ik heb een stelselverantwoordelijk en wij zijn daar ook financieel heel actief bij betrokken. We hebben ook vanuit de Mediawet een verantwoordelijkheid voor goede lokale journalistiek. Dat vinden we met elkaar heel erg belangrijk in dit land. Een beetje plechtig zeg ik altijd dat er destijds «om moverende redenen» voor gekozen is om de financiering op een wat andere wijze te organiseren. Als ik nu luister naar de inbreng van de Kamer, en wetende wat er bij de lokale omroepen allemaal speelt, dan wringt dat af en toe behoorlijk. Dan zit je inderdaad in een wat aparte positie. Ik zal daar straks nog even wat woorden aan wijden. Wat mij betreft betekent dat niet dat ik achter de boom ga staan, alleen maar wijs naar de verantwoordelijkheidsverdeling, zeg dat ik er eigenlijk helemaal niks mee te maken heb en dat je bij een ander moet zijn. Nee, ik voel me zeer betrokken bij wat er bij de lokale omroepen gebeurt. Ik probeer binnen de mogelijkheden die ik vanuit de wet heb gekregen mijn bijdrage te leveren. Dat is niet eenvoudig, maar we doen in dat opzicht wat we kunnen.
Ik wil allereerst zeggen wat ik in de afgelopen periode heb gedaan en hoe we bezig zijn geweest vanuit de verantwoordelijkheidsverdeling zoals die is. U heeft haar niet uitgenodigd, maar dat gebeurde in goed overleg met mijn collega van Binnenlandse Zaken. Zij was hier ook bij betrokken vanuit de bevoegdheidsverdeling zoals die door de wetgever ooit is vastgesteld. Vanuit die verantwoordelijkheidsverdeling wil ik iets zeggen over mijn inzet en over de manier waarop ik mijn aparte rol probeer in te vullen.
Het tweede deel van de inbreng van de heer Van der Molen was dat wij de belangen van de lokale omroepen ook als ons belang zien. Die inbreng maak ik me eigen, want we vinden de lokale journalistiek inderdaad belangrijk. Daarnaast wil ik ingaan op de huidige situatie die, zoals een aantal van u heeft aangegeven, voor een aantal streekomroepen nijpend is. Ik zal aangeven wat wij hebben gedaan naar aanleiding van de motie die de naam van de heer Sneller draagt, maar die ook door anderen is ondertekend. Misschien kreeg die motie niet helemaal een Kamerbrede meerderheid, maar dat kwam er wel dicht in de buurt. Ik zal ook iets zeggen over de onderzoeken die op dit moment lopen en hoe die in de tijd zijn verlopen. Dat is wat mij betreft de volgordelijkheid van mijn beantwoording.
Allereerst de verantwoordelijkheidsverdeling. Nogmaals: ik wil mij daar niet achter verschuilen, maar het is wel de werkelijkheid waarmee we te maken hebben. U kent de Mediawet. Artikel 2.107b van de Mediawet geeft zelfs aan dat dit een autonome verantwoordelijkheid van de gemeenten is. Het woord «autonoom» wordt daar nadrukkelijk bij gehaald. Dat betekent dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de hoogte van de bekostiging van de lokale omroepen. U weet dat we daar met elkaar afspraken over hebben gemaakt. We spreken met elkaar in ieder geval een richtsnoerbedrag af. Dat ligt voor dit kalenderjaar op € 1,28 per huishouden. We hebben het er ook eerder met elkaar over gehad dat niet alle gemeenten zich daaraan houden. Dat staat los van het feit dat, als dat wel gedaan wordt, de bedragen niet overdadig hoog zijn. Dat geldt ook voor gemeenten die wat groter in omvang zijn. We zijn daarover in gesprek met de VNG, via Binnenlandse Zaken. De VNG heeft aangeboden om haar verantwoordelijkheid te nemen in de richting van de gemeenten die hierbij achterblijven, in de wetenschap dat er ook gemeenten zijn die er ver boven zitten. Mijn informatie is dat men dat ook doet en dat die gesprekken gevoerd worden. U heeft zelf echter al aangegeven dat de gemeenten niet echt in heel fijne financiële omstandigheden zitten, ook met betrekking tot de financiering van een aantal andere taken die bij hen terecht zijn gekomen; soms al lang geleden, soms vrij recent. Dat is niet altijd even eenvoudig.
Ook vanuit de verantwoordelijkheden geredeneerd volgens artikel 6 van de Financiële verhoudingswet weten we dat als er financiële nood is, het een verantwoordelijkheid van de gemeenten is om daarin te voorzien en bij te springen. Zo hebben we dat met elkaar geregeld. Zoals ik net al aangaf, zet ik daar geen punt. Dat is inderdaad de situatie. Er was één fractie die al wat vooruitkeek en zei: misschien moeten we dat ooit een keer veranderen. We weten dat het wel even tijd kost als wetgeving veranderd moet worden. Dat is dus niet van de ene op de andere dag gebeurd, los nog van het feit of daar een politieke meerderheid voor zou zijn en of dat ook nodig is. Ik denk dat het onderzoek van de Raad voor Cultuur en de Raad voor het Openbaar Bestuur, waar ik straks op terugkom, ongetwijfeld iets over dat soort zaken zal zeggen. Dat moeten we afwachten. Dat weten we niet. U weet dat dit heel gevoelig ligt. Als je een adviesopdracht hebt gegeven, is het uiteindelijk aan het adviesorgaan zelf, of in dit geval de adviesorganen, om te bepalen wat hun adviezen zullen zijn.
Ik ben in de afgelopen periode rondom dit onderwerp niet op mijn handen gaan zitten, en mijn ambtenaren ook niet. Ten eerste heb ik veel bezoeken afgelegd, ook aan lokale omroepen. Als ik zo de zaal in kijk, zie ik een aantal bekende gezichten waar ik soms zelfs de namen bij ken en heb onthouden. Je schudt heel veel handen. Ik heb op veel plekken kunnen kijken. Ik heb ook gezien dat er veel diversiteit is bij de lokale omroepen. Er zijn lokale omroepen die men met heel veel inzet, een heel beperkt aantal mensen en met veel moeite overeind kan houden, en waar men ook nog heel hoge kwaliteit kan bieden. Er zijn omroepen die wat ruimer in hun jasje zitten, ook als het gaat om de mensen die hen ondersteunen. Er zijn ook omroepen die heel goede verbindingen hebben met onder andere de regionale omroepen in hun regio, zelfs in de sfeer van menskracht, of die in de sfeer van gebouwen en techniek ondersteuning krijgen. Er zijn lokale omroepen die gehuisvest zijn bij een regionale omroep. Er zit dan natuurlijk nog wel ergens een apart deurtje, maar het is wel hetzelfde dak en gebouw. De lijnen zijn dan letterlijk heel kort. Omroep West is daar een voorbeeld van. Bij Omroep Flevoland zit ook Radio Lelystad. Zo zijn er meer voorbeelden te bedenken. Er is dus een enorme diversiteit en variatie. Overal is de boodschap hetzelfde: we hebben het echt moeilijk en we zouden heel graag veel meer financiële steun willen krijgen.
U gaf zelf aan dat u heel veel brieven heeft gekregen. Ik bedoel het niet als uitlokking, maar bij ons viel dat nog wel mee. Dat zeg ik u in alle oprechtheid. Ja, u heeft een hele stapel. Ik kan letterlijk zeggen van wie wij bericht hebben ontvangen. Over 1Twente heeft een aantal gemeenten, wethouders, of volgens mij zelfs burgemeesters een brief gestuurd. Ook van REGIO8 hebben we een brief ontvangen. Heel specifieke informatie van lokale omroepen, al dan niet in een streekomroep georganiseerd, waarin men heel uitgebreid aan ons uitlegt wat de situatie is, onderbouwd met financiële informatie, hebben wij niet ontvangen. U heeft in dat opzicht misschien een kennisvoorsprong op mij. Ik ben oprecht geïnteresseerd in wat u ontvangen heeft. Misschien kan dat zelfs op een bepaalde manier gedeeld worden.
We hebben natuurlijk wel bestuurlijke overleggen met de landelijke vertegenwoordigers van de lokale omroepen, de NLPO. Dat geldt ook voor de commissie die vanuit de VNG de verantwoordelijkheid voor de lokale omroepen heeft. Met hen is er enorm veel en intensief contact geweest in de afgelopen periode, juist ook over de nijpendheid van de situatie en over wat nodig is.
Wij hebben met elkaar een aantal afspraken gemaakt. Daar zou ik op in willen gaan. Ze gaan over wat er nu moet gebeuren om hier met elkaar meer grip op te krijgen, en over wat we op korte termijn met elkaar kunnen doen.
De voorzitter:
Dat roept een vraag op bij de heer Aartsen.
De heer Aartsen (VVD):
Ik hoor de Minister zeggen dat hij brieven heeft ontvangen van een beperkter aantal omroepen dan waar wij ze van hebben ontvangen, en dat daar geen financiële informatie bij zit. En dat het dus lastig is om dat goed te beoordelen. Dat verbaast mij wel, want de motie van de heer Sneller met c.s. erachter – dat stond voor de namen van een hele hoop indieners, waaronder ook mijn naam – gaf de regering de opdracht om zowel de plannen van de NLPO als de pilots te valideren en te onderzoeken. Er stond niet in: wacht af tot andere omroepen naar ons toekomen en de financiële gegevens aanleveren. Er stond: regering, Minister, ga in gesprek met die pilotomroepen, valideer ze en onderzoek ze. Ik ben benieuwd bij hoeveel omroepen dat is gebeurd en wat de uitkomsten daarvan waren.
Minister Slob:
De heer Aartsen moet even wachten tot ik mijn verhaal ook op dat punt verder heb uitgesproken, want ik was nog niet klaar. U zei dat u nog nooit zo veel post heeft gehad, ook niet bij andere onderdelen van de portefeuille. Ik heb alleen aangegeven dat dat wat ons betreft beperkt is gebleven, maar dat ikzelf het land ben ingegaan en dingen heb gezien en met mensen heb gesproken. Dat is soms veel beter dan dat je alleen maar vanaf papier bezig bent, want dan heb je er kleur en geur bij en kun je met eigen ogen zien wat er dagelijks bij die omroepen gebeurt. Reken er maar op dat als ik langs kom, men iedereen erbij haalt om de verhalen te vertellen. Nogmaals, ik was onder de indruk van de blijvende kwaliteit die men met soms heel beperkte middelen probeert te bieden. Ik ben bij de afspraken en daar komt dat onderdeel ook in terug.
We hebben allereerst gewerkt aan de adviesaanvraag, die inderdaad voor de wat langere termijn was. Dat moet zorgvuldig gebeuren, dus uiteindelijk is die in februari weggegaan. We hebben dat in goed overleg met elkaar gedaan. Dat is een belangrijk advies, dat we in gezamenlijkheid hebben doen uitgaan. U weet dat het niet alleen van mij kwam, maar ook van Binnenlandse Zaken en de andere partijen daaromheen, NLPO en VNG. Over het feit dat dat advies pas in september komt: we hebben de betrokken organisaties niet aan een lijntje; die moeten zelf hun keuzes maken, ook in wat ze wanneer aan inzet kunnen leveren. Wij hebben van hen teruggekregen dat zij pas in september dat advies kunnen geven, omdat ze het zorgvuldig willen doen en niet onbeperkt in hun mensen en tijd zitten. Dat is inderdaad vervelend. Het was veel fijner geweest als dat eerder was geweest, maar dat is een gegeven waar we met elkaar tegen aanlopen.
Dan met betrekking tot de motie-Sneller, die nog eens even extra onderstreepte en letterlijk zei dat we binnen de mogelijkheden en kaders, ook de financiële kaders, moeten kijken wat er op de korte termijn mogelijk is. De motie bestaat uit twee onderdelen. Het eerste is het valideren en het tweede is kijken of er financieel iets mogelijk is. Beide onderdelen zijn inderdaad ingewikkeld, meld ik u in alle oprechtheid, maar dat zal u niet erg verbazen. De gesprekken daarover voeren we natuurlijk met de NLPO. Dat is de vertegenwoordiger. Zonder verwijten: er lopen daarbij misschien twee dingen door elkaar. Aan de ene kant is er de discussie over de noodlijdende lokale omroepen/streekomroepen. Daarnaast is er een pilot waar een wat structurelere component in zit, want die heeft een oogmerk voor de langere termijn. Een pilot moet informatie opleveren waar je misschien op langere termijn mee verder kan, als het gaat om de positie van de lokale omroepen/streekomroepen.
Wij hebben iets meer houvast nodig voor waar we het met elkaar over hebben. Wie zijn bijvoorbeeld die noodlijdende omroepen? Ik zeg het maar gewoon hardop. We lezen wel het een en ander in de krant, er zijn er soms die zich bij ons melden, maar we hebben nog steeds geen totaalbeeld. Daar hebben we wel om gevraagd, zelfs in het vorige kalenderjaar en in aanloop naar de begrotingsbehandeling. Het is erg belangrijk om een echt goed beeld te hebben van welke omroepen het zijn. Langzaam maar zeker ontstaat er een beeld, maar de vraag is of dat beeld in alles compleet is. Daarnaast is het belangrijk dat we via de NLPO vragen om extra informatie. We willen goed weten hoe hoog en hoe groot de nood bij die noodlijdende omroepen is. Daar hebben we financiële gegevens voor nodig, die wij niet zomaar zelf kunnen krijgen en die niet als publieke informatie op websites beschikbaar zijn. Ga maar eens surfen op de websites van streekomroepen. We hebben gevraagd om ons de complete lijst met noodlijdende streekomroepen inclusief de financiële informatie te geven. Ik moet u helaas melden dat we die informatie tot op heden nog niet gekregen hebben.
Het tweede is dat wij het belangrijk vinden om de begrotingen over 2018 en 2019 te hebben. Wij hebben wel de gevalideerde jaarrekeningen van 2015 tot en met 2017. Die hebben we via het commissariaat kunnen opvragen. 1 juni zal daar de jaarrekening over 2018 aan toegevoegd worden. Maar wij vinden het ook belangrijk om de begrotingen te hebben om op die manier financieel-inhoudelijk mede-eigenaar te kunnen zijn van wat er daadwerkelijk aan de hand is. Ik zal u niet vermoeien met alle overlegmomenten, verzoeken en gesprekken die daarover zijn geweest en ik weet dat het best ingewikkeld is om al dat soort informatie aan te leveren, dat heeft ook met die validatie te maken, maar daar blijft het nog even wat op hangen. Ik hoop wel dat het niet al te lang gaat duren. Op het moment dat we de jaarrekening over 2018 krijgen, komen we wat dichter bij onze eigen tijd en kunnen we misschien gerichter zien waar het probleem zit, zonder dat we daarmee zeggen dat we het kunnen oplossen. Er is volledige bereidheid om in die cijfers te graven. Nogmaals, dat is heel erg belangrijk om te kunnen doen.
In de media is er nog weleens een wisselend beeld van hoe nijpend de situatie is. Een omroep uit Brabant gaf aan voor een behoorlijk fors bedrag in het rood te staan. Dat bleek uiteindelijk bijna een factor tien minder te zijn. Maar goed, het kan ook weleens andersom zijn. Het zal niet bedoeld zijn om mist te creëren, maar het is belangrijk dat alle cijfers op tafel liggen om goed te kunnen beoordelen wat er precies gaande is. Dit is ook in de richting van de gemeentes waarmee we in gesprek zijn over hoe die dat beoordelen en op welke wijze ze keuzes maken vanuit de wettelijke verantwoordelijkheidsverhoudingen. Als wij een brief van gemeentes krijgen, beantwoorden we die natuurlijk gewoon netjes, zoals dat hoort.
De voorzitter:
Dat roept bij mijzelf een vraag op. In aanloop hiernaartoe is er regelmatig verwezen naar wat ik maar het gesteggel over de precieze cijfers noem. Ik begrijp niet zo goed dat we vorig jaar, tijdens het laatste mediadebat, een debat hebben waarin de Kamer eigenlijk zonder uitzondering de urgentie en de noodlijdende situatie van sommige streekomroepen onderstreept, en we vijf maanden later in een situatie zitten waarin nog steeds onduidelijkheid bestaat over cijfers. De NLPO zegt dat ze een hele hoop heeft gegeven en niet weet waar de Minister nog meer om vraagt en de Minister zegt dat hij heel erg goed weet waar hij om vraagt, maar het nog niet heeft. Als de situatie voor sommige omroepen zo pregnant is, dan wordt er toch gewoon even gebeld? Dan zorg je er toch voor dat binnen vijf minuten over de telefoonlijn duidelijkheid is over wat er nog ontbreekt en nog nodig is om door te gaan? Dan kunnen we toch zo'n situatie niet zo veel maanden laten bestaan?
Minister Slob:
Dat is inderdaad niet een hele fijne situatie, dat geef ik in alle oprechtheid toe. Wij willen heel graag meedenken. Nogmaals, u weet dat onze positie niet zo is dat als wij meedenken, we de oplossing kunnen geven. We willen achter de cijfers kunnen kijken. Dat is het eerste onderdeel van de motie. Er zit ook nog een tweede onderdeel bij en daar zal ik straks iets over zeggen. Het blijft inderdaad een patstelling die ik in alle openheid met u deel. Het zou fijn zijn als daar een keer doorheen gebroken wordt. We hebben ze nodig om een goed beeld te krijgen. Ik gaf net al aan dat het een beetje door elkaar loopt. Aan de ene kant heb je de situatie van de pilot en de streekomroepen die daaraan meedoen, en aan de andere kant de situatie van de noodlijdende lokale/streekomroepen. Dat is niet een-op-een dezelfde groep. Dat weten we nog niet helemaal, zoals ik net aangaf. Het zijn twee discussies die wat door elkaar heen lopen, maar die beide onze aandacht moeten hebben.
Het tweede deel van die motie is, niet onbelangrijk...
De voorzitter:
Over het eerste deel is nog een vraag.
De heer Aartsen (VVD):
De Minister kwam inderdaad keurig terug op de vraag die ik eerder stelde. Volgens mij voelt iedereen hier het ongemak. We hebben in de motie gezocht naar een oplossing en het stokt op dat eerste deel. Als ik de Minister goed samenvat, komt wat hij zegt neer op een drietal zaken: we missen de namen van de omroepen, de begroting van de omroepen en de gevalideerde jaarrekeningen. Dat heb ik de Minister net horen zeggen. Klopt mijn conclusie dat, als ik straks al die mails van die streekomroepen ga beantwoorden en zeg dat ze deze drie onderdelen vandaag nog moeten opsturen naar het ministerie, dan het eerste onderdeel van die motie kan worden afgerond en we kunnen nadenken over het tweede onderdeel van die motie? Klopt dat?
Minister Slob:
Het is de vraag of het precies dezelfde groep is. In de pilotgroepen zit een x-aantal streekomroepen, maar er zijn natuurlijk veel meer lokale omroepen die in moeilijke omstandigheden zitten en die niet veel tijd meer hebben om door te gaan als hun financiële plaatje zo blijft. Dit staat nog los van het feit dat het qua menskracht soms ook zwaar is en men met moeite vrijwilligers kan vinden. Dat is weer een andere problematiek die nadrukkelijk speelt en die ik met eigen ogen heb gezien in het land. Wij voegen ons graag bij de andere verantwoordelijken om mee te denken en te kijken wat er gaande is. Dan moeten we ons natuurlijk wel een goed beeld kunnen vormen van wat er specifiek gaande is. Het is ook belangrijk dat wij weten wat de gemeenten, die hun financiële verantwoordelijkheid hebben, doen en hoe zij hun rol zien. Niet om het balletje rond te tikken, want daar hebben de lokale omroepen en de streekomroepen natuurlijk helemaal niks aan, maar omdat het belangrijk is om dit te zien. Ik zeg in alle oprechtheid dat het ingewikkeld is als je een brief krijgt van gemeentes die een wettelijke verantwoordelijkheid hebben en die het probleem waar ze tegenaan lopen bij ons neerleggen, en bijna gelijktijdig leest dat in een van de gemeenten de keuze wordt gemaakt om een betaaldvoetbalorganisatie een lening van 5 miljoen kwijt te schelden. Ik mag dat natuurlijk niet tegen elkaar uitspelen en het is de verantwoordelijkheid van die gemeente om die afweging te maken, maar het is ingewikkeld als we niet precies weten wat de financiële situatie van de betreffende omroep is, omdat we die informatie niet hebben. Je krijgt een brief om iets te doen en er hangt zo'n keuze boven, dat is echt ongemakkelijk. Dat woord geeft heel treffend weer in wat voor situatie je dan met elkaar terechtkomt.
Doen we niets? Nee, dat is niet waar. We proberen er echt maximaal in verder te gaan en het is mij ook een ergernis dat het zo lang duurt. Ik had dat ook liever niet gehad, maar dat is helaas de situatie waarin we zitten. Voor de middelen die ik wel heb, waar ik wel over ga, heb ik me maximaal ingezet tot en met de vastgestelde regelingen, zodat de middelen ook richting regio en lokale media gaan. Het enige bedrag dat ik via het regeerakkoord – waarin heel fantastisch mooie zinnen staan over media, maar waar geen geld bijgeleverd is – heb meegekregen voor media, is 5 miljoen structureel geld voor onderzoeksjournalistiek. Daar heb ik nadrukkelijk van gezegd dat driekwart richting regio en de lokalen moet. Nu de eerste middelen zijn verdeeld, zien we dat een deel bij lokale media terechtkomt, vaak bij samenwerkingen. Dat is allemaal niet structureel, maar het zijn wel bedragen die kunnen helpen om het werk te doen.
De SP vroeg naar de regeling B voor de frictiekosten. Inderdaad heeft het vorige kabinet stevig bezuinigd op de regionale omroepen, zelfs structureel. Er is één ding toen wel gebeurd: men heeft incidenteel een bedrag beschikbaar gesteld. Dat was inderdaad bedoeld voor frictiekosten die ontstaan als je personeel moet ontslaan of zit met gebouwen of wat dan ook. Alleen heeft men dat geld in de algemene mediareserve opgenomen. De eisen die de wet aan de algemene mediareserve stelt, zijn van dien aard dat het geld helemaal vastzat. Daar konden we niet bij. U weet dat ik er alles aan heb gedaan om te zorgen dat daar een oplossing voor kwam en dat is uiteindelijk gelukt. We hebben dat geld kunnen bevrijden en daar hebben we een subsidieregeling van gemaakt die mogelijkheden biedt, zodat lokale omroepen in combinatie met hun regionale omroep vanaf 1 april aanvragen kunnen indienen om een beroep te doen op dat geld. Voor dit kalenderjaar is het 5,5 miljoen en voor volgend jaar een kleine 8 miljoen. Dat zijn de samenwerkingsmogelijkheden, maar die zie ik overal in het land ontstaan. Ik weet niet of men naar het Verenigd Koninkrijk heeft gekeken, maar ik zie wel prachtige voorbeelden. De regeling is op 1 april ingegaan. Er is tot op heden nog geen aanvraag binnengekomen, maar dit is geld dat daarvoor klaarligt. Dat is een aanbeveling om daar nog eens goed naar te kijken.
Dat geld zou overigens ook gebruikt kunnen worden voor vensterprogrammering, maar dan moet de aanvraag wel vanuit de basis komen. Dit naar aanleiding van de vraag van de heer Van der Molen over de vensterprogrammering en dat het zo fantastisch gaat. Ik heb daar inderdaad hele mooie dingen van gezien en wordt daarop aangesproken door mensen die zeggen dat het hele mooie blokjes van vijf minuten zijn waarin regionaal nieuws wordt gegeven. Dat was niet geregeld, want daarvoor was het geld niet beschikbaar gesteld, en we hebben met heel veel moeite dat geld bij elkaar gekregen om het te kunnen realiseren. Het vervolg zal nog een behoorlijk financieel vraagstuk worden. Als men zegt dat men wil doorgaan, ook al is de pilot afgelopen en vindt er evaluatie plaats, kan daar eventueel geld voor gevonden worden door een aanvraag richting de fondsen die ik net noemde en het beschikbare geld. Ik denk even mee met de mensen die zich afvragen of er mogelijkerwijs nog wat perspectief in zit. Dat is niet aan ons, dat moet vanuit de basis komen.
De heer Sneller (D66):
We zullen het doorgeven aan de heer Van der Molen. Volgens mij wordt er ook meegeluisterd op de tribune.
Als de aanvraag om een streekomroep te financieren vanuit de basis komt, dat is uiteindelijk het debat dat we hier hebben, welke mogelijkheden ziet de Minister dan?
Minister Slob:
Het is geld dat vanuit de regionalen beschikbaar komt. Dus in samenwerking met de regionale omroep is dat goed mogelijk. U weet dat ik in alle regio's ben geweest; ik heb alle regionale omroepen bezocht, maar ik ben ook bij een groot aantal lokale omroepen geweest. Ik had het niet zo scherp op het netvlies toen ik daar binnenstapte als toen ik daar wegging, maar ik vond het bijzonder dat bij een aantal regionale omroepen, bijvoorbeeld bij RTV Noord-Holland, bij Omroep West en bij RTV Rijnmond om er maar drie te noemen, al behoorlijke verbindingen met lokale omroepen zijn gelegd. Soms zo intensief dat journalisten van de regionale omroep in de locaties van de lokale omroepen gehuisvest zijn of andersom. Het is eigenlijk analoog aan waar wij het weleens over gehad hebben met betrekking tot nationaal en regionaal. Die stonden ook vaak een beetje met de ruggen naar elkaar en daar is nu wederzijdse erkenning en waardering op basis van gelijkwaardig werken, waardoor samenwerking ontstaat. Ik zie dat bij deze drie, maar ook op meer plekken, en dat is echt een win-winsituatie. De lokale omroepen zitten zo nog meer in de haarvaten van de samenleving dan de regionale. Die kunnen er ook wat van, maar soms zijn die regio's best wel groot. Ook qua signaleringsfunctie – wat gebeurt er, wat is nieuwswaardig – vervullen ze een uitermate nuttige rol en kunnen ze bruikbare journalistieke producten leveren. De regionalen kunnen vanuit de kennis en de basis die zij hebben – in mensen, maar ook in techniek en soms ook in gebouwen – een belangrijke bijdrage leveren aan de lokalen. Dat zijn win-winsituaties. Maar die kunnen wij niet van bovenaf opleggen. Als er nog financiële middelen voor beschikbaar zijn en het past naadloos bij de subsidieregeling die op 1 april is ingegaan, dan is het mogelijk die middelen te krijgen. Bij nijpende financiële situaties kan dat helpen om iets te doen. Uiteindelijk staat altijd de lokale journalistiek centraal. Dat is het doel. Het doel is niet om iets overeind te houden wat noodlijdend is, hoe belangrijk dat soms ook is. De lokale en regionale journalistiek moeten sterk zijn. Daar kunnen deze regelingen een bijdrage aan leveren.
De voorzitter:
Dat levert een vervolgvraag op bij de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Ziet de Minister ook ruimte voor de streekomroepen op de plekken waar die samenwerking minder goed is – laat ik het zo maar zeggen – om gebruik te maken van deze middelen? De Minister zegt: er is nog geen aanvraag binnen. De regeling staat nu anderhalve maand open en er is 5,6 of 5,5 miljoen beschikbaar. De Minister heeft beter zicht op de uitputting, maar ziet hij mogelijkheden om een deel daarvan voor dit doel aan te wenden?
Minister Slob:
Nee. We maken de regeling, maar wij gaan niet over de wijze waarop die regeling uiteindelijk wordt uitgevoerd. De politiek moet daar buiten blijven. De regeling is bekend. De fondsen hebben de mogelijkheid gekregen om het geld te verdelen op basis van de geformuleerde criteria. Maar ik zie wel een kans. Als er al een samenwerking is of misschien nog gezocht kan worden en men komt met een goede aanvraag die binnen de criteria valt, en er is nog geld, dan kan dat helpen. Nogmaals, het is niet dé oplossing voor het vraagstuk waar we het nu over hebben. Het vraagstuk zit natuurlijk veel dieper. Dat hebben alle Kamerleden in hun inbreng redelijk strak geformuleerd. Maar als we dan kijken naar welke mogelijkheden er nog zijn, dan is dit een mogelijkheid die ik vanuit mijn portefeuille ook in financiële zin kan bevorderen. En ik hoop uiteraard dat daar gebruik van wordt gemaakt.
De heer Aartsen (VVD):
Ik heb nog een vraag over de betreffende samenwerkingsregelingen, omdat daar geld voor beschikbaar is. De Minister schetst terecht dat het gezien onze huidige verantwoordelijkheid lastig is om daar een voorschot op te nemen. Dat heb ik ook in mijn inbreng proberen aan te geven. Maar volgens mij zit bij die samenwerkingsregeling een mogelijke sleutel tot een oplossing voor de buikpijn die we hebben over de processen die elkaar doorkruisen. Deze doorkruisende processen zouden er misschien toe leiden dat iets verloren gaat wat mogelijk in de toekomst weer terug moet komen. Dus ik wil graag even verder inzoomen op die samenwerkingsregeling. In hoeverre kan die een uitkomst bieden voor de streekomroepen? Want als een streekomroep besluit om samen te werken en samen met een regionale omroep een aanvraag doet, hebben zij dan ook directe toegang tot die regeling? Staat die regeling alleen open voor de regionale omroepen of ook voor de streekomroepen? Dat is een cruciaal criterium bij de vraag of dit een oplossing kan zijn in dit AO Streekomroepen, waarvoor we hier bij elkaar zitten.
Minister Slob:
Als u aan de lokale omroepen vraagt of dit de oplossing is, zal men waarschijnlijk nee zeggen. Dat begrijp ik ook wel. Het is een vraagstuk voor de langere termijn en er zit nog wel het een en ander aan vast. Ik heb net al aangegeven dat deze regeling uit de regionale omroepen is voortgekomen en daar dus voor bedoeld is. De aanvragen moeten dus altijd in samenwerking plaatsvinden en de regionale omroep moet ook de aanvrager zijn. Er zijn heel veel regio's waarin de samenwerking goed is. Er zijn ook regio's waar die samenwerking wat moeizamer is. Ze moeten met elkaar tot overeenstemming komen.
Ik ben best bereid om in algemene zin tegen de RPO te zeggen: bevorder bij de regionale omroepen de houding van samenwerking en voel je gewoon met elkaar verantwoordelijk. Dat kan ik zelfs op dit moment doen, want de mensen zitten in de zaal. Dat zeggen wij ook weleens richting de NPO. Wij mogen ons ook niet achter bomen verschuilen en zeggen: daar gaan wij niet over, dat is van hen. Dat geldt in de basis ook voor de RPO. Dit is ook altijd mijn boodschap geweest bij mijn bezoeken aan regionale omroepen. Ik begon altijd met een vraag: hoe is jullie verhouding met de lokale omroepen en wat zijn jullie ervaringen? Daarbij heb ik een heel wisselend beeld aangetroffen. Als het beeld negatief was, heb ik erop aangedrongen om die samenwerking te zoeken. Verder kan ik natuurlijk niet gaan.
Ik zeg dit nu ook publiek. Men moet beseffen dat men met elkaar verantwoordelijk is. Regionale omroepen vonden het heel irritant dat de nationale omroep soms een beetje naar beneden keek. Ik heb dat vaak vergeleken met de Champions League en de Keuken Kampioen Divisie, of hoe heet dat ook alweer tegenwoordig. Ik noemde het nog de Jupiler League. De heer Aartsen zal daar in de stad waar hij woont volgend jaar weer vaak mee te maken krijgen, moeten wij met enige droefenis vaststellen, maar dat terzijde. De regionale omroepen vonden het heel vervelend als de nationale omroepen op hen neerkeken. Dat is langzaam aan het verdwijnen en er worden zelfs goede convenanten afgesloten. Er is samenwerking en de vensterprogrammering loopt goed. Kortom, daar zit een enorme win-winsituatie. En dat is andersom natuurlijk ook het geval. Het kan echt helpen als dat gebeurt. Sterker nog, we zien dat de regionale omroep soms een soort kraamkamer is voor de nationale omroep. Daar komt heel veel talent uit tevoorschijn dat soms nationaal gaat werken. Ik zie trouwens ook mensen weer teruggaan naar de regionale, omdat ze daar eigenlijk een veel betere plek vinden. Die wisselwerking tussen lokaal en regionaal zie je ook gebeuren. Dat zijn hele mooie dingen. Maar het is aan de mensen zelf om daar inhoud aan te geven. De kansen liggen er, ook in financiële zin.
De voorzitter:
De heer Aartsen, afrondend.
De heer Aartsen (VVD):
De vraag ging concreet over de criteria en de specifieke aanvraag. De Minister geeft aan dat de kansen er liggen, ook financieel. Dat is zichtbaar en de samenwerking is belangrijk. Maar wat is de oplossing op de korte termijn? We krijgen buikpijn van dit onderwerp. Welke list zouden we kunnen verzinnen om tot een oplossing te komen voor dit onderwerp? Zou de Minister het bezwaarlijk vinden als de aanvraag ook door streekomroepen gedaan kan worden? Is hij bereid om te onderzoeken of dit kan en de Kamer hierover te informeren? Volgens mij ligt daar een sleutel tot een oplossing. Misschien is het niet dé oplossing, maar misschien is het de sleutel tot een manier om prettig de zomer in te gaan. Dan is er in ieder geval iets van perspectief. Kunnen we zoiets met elkaar verzinnen?
Minister Slob:
Dat kan ik heel snel zeggen: dat kan niet. De regeling is al bezig. Het geld was van de regionalen, maar ze konden er niet bij. We hebben ervoor gezorgd dat het geld van de ketenen verlost is en nu moet het nog zijn weg gaan vinden. Het moet dus echt in samenwerking. En u formuleert het ook zo: die samenwerking is heel erg vruchtbaar en heel erg belangrijk. Lokale omroepen zullen er altijd baat bij hebben dat ze steun, feedback en dergelijke kunnen krijgen in de samenwerking met een regionale. Dat is net zoals we het nu regionaal en landelijk zien gebeuren.
We zijn natuurlijk op zoek naar een aparte subsidieregeling, alleen voor lokalen. Dat was het tweede deel van de motie. En ja, ik ben inderdaad nog steeds op zoek. Ik vind het ook vervelend, maar u kent de financiële situatie van mijn portefeuille, met name wat betreft het mediadeel. U weet dat we daarin behoorlijke klappen hebben ontvangen die we moeten proberen op te vangen. Dat is niet eenvoudig. U weet ook van onze zoektocht om het geld te vinden dat uiteindelijk gebruikt kon worden voor de vensterprogrammering. Daar had de Kamer ook stevig op aangedrongen. Dat is uiteindelijk gelukt, maar u weet dat daar heel veel tijd overheen gegaan is. Als u vindt dat de verhoudingen anders zouden moeten zijn met betrekking tot waar het geld naartoe gaat, dan is de behandeling van de begroting het moment om daar met elkaar naar te kijken. Dan komen we met onze voorstellen en dan zouden we daarover moeten spreken. In de motie staat «binnen de huidige financiële kaders».
De motie was overigens niet alleen aan mij gericht. Ook mijn collega van Binnenlandse Zaken is op zoek gegaan. Maar u kent ook de problematiek waar Binnenlandse Zaken mee te maken heeft. Ik had het natuurlijk fijn gevonden als ik zo wat had gevonden. «Hé, kijk eens even, daar ligt nog wat dat we kunnen gebruiken en de Minister van Binnenlandse Zaken heeft ook een substantieel bedrag gevonden. We kunnen een stap zetten!» Maar daar zijn we tot op heden nog niet in geslaagd.
Ik ben in december duidelijk geweest. De heer Van der Molen zei dat ik verwachtingen had gewekt, maar lees maar na wat ik gezegd heb. Ik heb de verwachtingen getemperd bij de vraag wat we zouden kunnen doen. Ik heb alleen gezegd dat ik het als een opdracht zie om hiermee aan het werk te gaan. En met enige schroom moet ik u vertellen dat het helaas nog niet gelukt is, maar dat had u zelf ook wel kunnen afleiden uit het feit dat er nog geen voorstellen liggen. Maar dit geldt dus niet alleen voor mij, maar ook voor mijn collega van Binnenlandse Zaken. Het is vervelend, maar met dit gegeven hebben we te maken. Ik kan gelukkig nog zeggen: er zijn nog een paar mogelijkheden om op een andere manier op korte termijn aan geld te komen. Die heb ik net voor u uiteengezet.
De voorzitter:
Aanvullend nog een vraag van mijzelf. De Minister zegt heel duidelijk: we moeten ons niet achter bomen verschuilen en we moeten voor onze verantwoordelijkheid staan. Maar een paar minuten geleden zei de Minister ook: er staan mooie woorden over media in het regeerakkoord, maar ik moet constateren dat het geld daar simpelweg niet bij geleverd is. Klopt het dat de Minister de mening is toegedaan dat hij eigenlijk niet voldoende geld heeft gekregen om de ambities uit het regeerakkoord op het gebied van media waar te maken?
Minister Slob:
Als je ergens heel veel geld voor krijgt, kun je daar uiteraard mee aan de gang. Dat geldt voor elk onderwerp. Ik ben aangetreden en ik heb dus het regeerakkoord geaccepteerd, inclusief de financiële paragraaf. Maar we hebben er de vorige keer ook met elkaar over gesproken dat het duidelijk is dat we met de huidige ambities zouden willen dat er ook op andere niveaus meer geld beschikbaar komt. De huidige systematiek via gemeentefondsen en richtsnoerbedragen is niet echt overdadig, ook omdat lokale omroepen graag op verschillende platforms actief willen zijn. Nederland is snel aan het veranderen. Het is niet meer alleen radio maken. Het is nu radio, televisie en online en daar moeten lokale omroepen keuzes in maken. Dat moeten ze misschien niet allemaal willen doen. Maar het is ook weer wisselend hoe men dat doet en welke overtuigingen men daarbij heeft. Dat laten we ook bij hen, want dat is hun verantwoordelijkheid.
Maar ja, als er meer geld zou zijn, zou je meer kunnen doen. Soms is geld een gegeven: dit is het en binnen deze kaders moeten we het zoeken. En daarvoor doen we ons stinkende best, om het maar even in die termen te zeggen. Maar als ik naar de Kamer luister, hoor ik dat die daar misschien meer in wil zien. Dan ben ik ook altijd nieuwsgierig naar suggesties vanuit de Kamer. U kunt suggesties doen: u zit in dat opzicht niet op uw handen en u kunt bij begrotingen ook dingen doen. Deze wisselwerking hoort er ook bij.
De voorzitter:
Maar daar is de Kamer in zijn geheel, van VVD tot SP, naar op zoek. We willen de mogelijkheden openhouden om bij de komende begroting iets te doen. Want er zijn streekomroepen bij wie het water dusdanig aan de lippen staat dat ze waarschijnlijk een leegstaande Joules-card box zijn tegen de tijd dat wij spreken over de volgende mediabegroting. Dan is die kans er niet meer. Zegt de Minister nu dat de financiële middelen tekortschieten om bijvoorbeeld te doen wat de VNG vroeg of om bijvoorbeeld te doen wat ik het bierviltjesvoorstel noemde? Kan hij er in ieder geval ter overbrugging voor zorgen dat we tot de tijd van de begroting en het advies van de Raden geen waardevolle initiatieven kwijtraken?
Minister Slob:
Als dan verwacht wordt dat er maar één partij is die daarvoor moet leveren – deze Minister, misschien in combinatie met de bewindspersoon van Binnenlandse Zaken – dan denk ik dat ik net duidelijk ben geweest. Wij zijn op dit moment nog steeds op zoek naar middelen om op dit gebied wat te kunnen doen. Is de verwachting is dat alles hiervandaan moet komen? Ik heb in december de verwachtingen daarbij al terecht getemperd. We doen wat binnen onze mogelijkheden ligt en we proberen ook op andere manieren bestaand geld in te zetten op een manier waarmee het richting de lokale omroepen kan gaan. Daarover ben ik duidelijk geweest. Gelukkig zijn die mogelijkheden er nog wel en het zou fijn zijn als er gebruik van wordt gemaakt.
De heer Sneller (D66):
Maar is de Minister nou dus eigenlijk iets met veel moeite aan het valideren, waarvan hij nu al zegt dat hij geen geld heeft om het uit te voeren? Ik word een beetje moedeloos van hoe het nu wordt gesteld.
Minister Slob:
Het gaat hier om de vraag of we op kórte termijn geld beschikbaar kunnen krijgen om dingen te doen. Daarbij wordt met name verwezen naar lokale omroepen die financieel in de problemen zitten. Ik heb net al aangegeven dat het voor ons geen doel in zichzelf is om iets wat omvalt, overeind te houden. Voor ons staat het doel van sterke lokale journalistiek centraal. En ik heb daar, via een paar subsidiemogelijkheden in combinatie met anderen, mogelijkheden voor. Maar ik heb geen eigenstandig geld meer dat ik richting de lokalen kan laten gaan. Dat is de situatie.
Als er straks een advies ligt van de Raad voor Cultuur en de Raad voor het Openbaar Bestuur dat op de lange termijn gericht is, moeten we dat advies op z'n merites beoordelen en bekijken of we het advies uit gaan voeren. Dat zal misschien betekenen dat er ook qua verhoudingen en verantwoordelijkheden dingen anders moeten. Dat zou kunnen, maar dat weten we natuurlijk nog niet. We moeten afwachten wat het advies uiteindelijk is. Het zou ook kunnen dat er financiële consequenties aan vastzitten. Die zullen dan in een breder kader moeten worden afgewogen. Het kabinet zal daar dan naar moeten kijken bij de begroting en moeten bezien of het dat onderwerp over de streep zal trekken. U weet dat er heel veel onderwerpen zijn waarbij om geld gevraagd wordt.
We weten nog niet wat het advies is. Dat moeten we gewoon afwachten en dat is het vervelende van dit moment. Er zijn problemen op de korte termijn en we moeten nadenken over een perspectief op de lange termijn. We zitten een klein beetje in een spagaat. Dat is soms niet anders. Het is vervelend. We kunnen gelukkig nog wel wat doen, maar het is niet overdadig.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Slob:
Ik behandel nog even een aantal vragen. De heer Van der Molen is niet aanwezig, maar er wordt meegeluisterd, zoals wij weten. Hij ging in op het amendement bij de variawet over de kabelaars, zoals wij ze meestal noemen, en VodafoneZiggo. Inderdaad, zo'n wetsvoorstel moet z'n beloop hebben. Ik ga ervan uit dat de Eerste Kamer dit nog wel voor het reces zal afhandelen. Laat ik in ieder geval die hoop uitspreken. Ik hoor wat gezucht naast me, maar zij gaan daar natuurlijk over hun eigen agenda. Ik ben natuurlijk bereid om de kabelaars er tijdens ons overleg met hen op te wijzen dat dit amendement er ligt en dat het straks wet gaat worden. Niets hoeft hen ervan te weerhouden om al in beweging te komen voordat het officieel wet is. We spreken ze regelmatig. Ik heb zelfs deze week nog met ze aan tafel gezeten. Dit is dus een toezegging van mijn kant in de richting van de commissie om dit onder hun aandacht te brengen. Maar u snapt dat ik niet verder kan gaan dan dat. U weet dat ik het amendement oordeel Kamer heb gegeven, dus ik sta er ook achter. Het is fijn dat de Kamer het heeft aangenomen. Dit is voor de lokale omroepen ook heel belangrijk. Maar de wet zal pas straks officieel in werking gaan treden.
Voorzitter. Er was nog een vraag van mevrouw Westerveld over de btw. De Staatssecretaris van Financiën is bezig met een regeling. De consultatieronde daarvoor loopt vandaag af. Dus als mensen nog iets in willen brengen, ook vanuit het perspectief van het onderwerp waar we hier over spreken, dan moet dat vandaag gebeuren. Er is al heel veel op gereageerd. We zien het ook overal rondgaan. Ik weet van de Staatssecretaris van Financiën dat de planning is dat de regeling op 1 januari 2020 ingaat. Voor die tijd zal er uiteraard nog wel over gesproken worden, ook met uw Kamer. Een enkel lid van u is daar zelfs ook als woordvoerder bij betrokken.
De voorzitter:
Een enkel lid Sneller wil daar graag een vraag over stellen.
De heer Sneller (D66):
Ja. Ik wil vragen of deze Minister van de consultatieperiode of de periode daarna gebruik kan maken om aan te dringen op een wat ruimere opvatting van de elektronische publicaties die eronder zouden moeten vallen. Volgens mij is de nu in consultatie gebrachte smalle variant vanuit het perspectief van zijn portefeuille niet zo toekomstbestendig.
Minister Slob:
Ik heb met belangstelling naar uw woorden geluisterd. Ik snap de aansporing die u daarmee direct en indirect aan mij geeft. Maar dit proces loopt nog en de Kamer zal zich hier uiteindelijk ook over kunnen uitspreken.
Voorzitter. Ik heb volgens mij in mijn beantwoording de vragen afgehandeld. Als er nog een enkele vraag open is gebleven, hoor ik dat misschien straks in de tweede termijn.
De voorzitter:
Ik kijk nu eerst nog even naar mijn collega's ter linkerzijde of er nog openstaande vragen zijn.
De heer Sneller (D66):
Nou ja, de hamvraag. We hebben nu een opsomming gekregen van de problemen en de vragen die er zijn. Dat is allemaal duidelijk. De betrokkenen zitten in de zaal en ik heb zelf een stuk of tien van de brieven die ik heb gekregen naar het ministerie doorgestuurd en ik zal dat nogmaals doen. Maar de hamvraag is natuurlijk: wanneer is er wél een antwoord op de motie zoals die door de Kamer is aangenomen? Wat is de nieuwe planning die de Minister ons kan geven? Maar dit is misschien meer iets voor de tweede termijn.
De voorzitter:
Het is uiteindelijk toch nog een vrij feitelijke vraag.
Minister Slob:
Onze planning is nog steeds dat we begin juni de Kamer kunnen informeren, even los van wat de uitkomsten zijn. Maar onze planning is dat u hier dan een brief over kunt ontvangen.
De heer Sneller (D66):
Als het validatiedeel dan wel gedaan is, maar het financiële deel nog niet gevonden is, kunnen wij op die manier eventueel zelf bij de Voorjaarsnota nog hiernaar kijken.
Minister Slob:
Volgens mij geeft u uzelf nu een opdracht. Maar we gaan inderdaad proberen u tijdig, in juni, de reactie op de motie te geven met de stand van zaken.
De voorzitter:
De voorzitter heeft het vermoeden dat er weleens behoefte zou kunnen bestaan aan een tweede termijn. Hij geeft daarbij het woord aan de heer Aartsen.
De heer Aartsen (VVD):
Ja, voorzitter, die behoefte is er zeker. De vraag die de heer Sneller zojuist stelde, is inderdaad de hamvraag. Wanneer kunnen we hier een oplossing voor verwachten? We zijn het erover eens dat het complexe materie is. We zijn het erover eens dat iedereen buikpijn krijgt van het feit dat een aantal tijdsprocessen door elkaar heen lopen.
Des te frustrerender vond ik het daarom wel om te horen dat ook het eerste deel van de motie nog niet klaar is. Dat valideren moet toch vrij rap mogelijk zijn, met een beetje goede communicatie. Hierbij dus nogmaals de oproep aan zowel de lokale omroepen en de NLPO als aan het ministerie om wat proactiever met elkaar in contact te treden. Want het is geen rocketscience om een namenlijst met omroepen, begrotingen en jaarrekeningen naar elkaar toe te sturen. Goede organisaties hebben die klaarliggen en die moeten relatief eenvoudig met elkaar te delen zijn. En als je die mist, is het volgens mij redelijk eenvoudig om dat te laten weten aan de betreffende partijen. We zijn inmiddels meer dan een halfjaar verder en nu is zelfs het onderdeel valideren, of eigenlijk inventariseren, nog niet voltooid. Dat wringt toch wel enigszins aan deze kant, in ieder geval bij mijn partij.
Het is goed als voor half juni die validatie is afgerond en we voor die tijd duidelijkheid van de Minister krijgen over de ruimte die hij ziet voor creatieve oplossingen. En daarbij moeten dan ook die regelingen betrokken worden. Ik stelde net een vraag over de aanvraagmogelijkheid. Ik snap dat dat voor de regionale omroepen wat lastig is. Aan de andere kant hebben ook zij collegiale verantwoordelijkheid in het hele stelsel. Wellicht zit daar nog een mogelijkheid in voor het jaar erop. Ik snap dat de Minister zegt: ik heb de regeling al ingesteld en ik kan dat nu niet zo met een pennenstreep veranderen. Maar wellicht is het wel goed om met de RPO in gesprek te gaan. Als de RPO en de regionalen aangeven dat zij het niet bezwaarlijk zouden vinden als die regeling dusdanig wordt gewijzigd dat ook streekomroepen de aanvraag kunnen doen, kan bekeken worden of dat voor volgend jaar gewijzigd kan worden. Nogmaals, het gaat om een aanvraag in samenwerking. Het gaat om de vraag wie de aanvraag kan indienen. Is de Minister bereid om met de RPO in overleg te gaan over de vraag of men het daar bezwaarlijk zou vinden om de criteria van de aanvraag te wijzigen?
Tot zover mijn tweede termijn, voorzitter.
De voorzitter:
Dan komt nu de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Dank, ook aan de Minister. Hij laat duidelijk zien zeer betrokken te zijn bij het onderwerp. Het probleem is hier niet de onwil van de Minister. Maar het resultaat is op dit moment voor iedereen onbevredigend. Een deel van het probleem zit in de ongelukkige verantwoordelijkheidsverdeling. Ik heb in mijn eerste termijn dus ook aangegeven dat we daarvan af moeten. Impliciet werd naar Twente verwezen, waar ze afhankelijk zijn van de gemeente. Ze moeten de besluiten kritisch controleren, maar zijn tegelijkertijd afhankelijk van de gemeente voor hun voortbestaan. Dat was in ieder geval één van de twee noodlijdende streekomroepen die de Minister noemde. Dat is samengebald de verwrongenheid van het huidige systeem. Ik hoop dat we van de adviesorganen gaan horen dat we daarvan af moeten. Ik geloof dat de Minister ons ook aanspoorde om zelf eens contact te zoeken met de adviesorganen, want zij gaan over het advies voor de langere termijn.
Dan kom ik bij de validatie. Het zijn geen duizenden omroepen. Zelfs in het in november ontwikkelde voorstel van de NLPO gaat het om een negental streekomroepen die in de problemen zijn. Laten het er vijftien à twintig zijn. Ik snap niet zo goed hoe dit zo lang heen en weer gespeeld kan worden. Ik hoop dus echt dat wij begin juni van de Minister een reactie hierop krijgen, zodat wij zelf nog kunnen bekijken wat we eventueel kunnen doen. En ik wil dan niet de geciteerde wettelijke bezwaren tegengeworpen krijgen als we als Kamer denken dat we meer zouden kunnen doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ten slotte zal ik zelf nog wat woorden hieraan wijden.
We hebben een hoop mooie woorden en ook mooie aangekondigde stappen gehoord. Er komen mooie onderzoeken aan. Ik vind het een hele mooie toekomst. Maar terwijl we naar die mooie toekomst kijken, dreigen we in het heden hele mooie initiatieven kwijt te raken. Dat is voor de SP echt heel moeilijk te verteren. De VNG was duidelijk. Die heeft geformuleerd wat voor de SP het absolute minimum is, namelijk: laten we in ieder geval in afwachting van al het moois dat eraan gaat komen, niet nu al ons verlies pakken op sommige streekomroepen. Het zijn juist de streekomroepen die die voortrekkersrol hebben vervuld. De NLPO heeft iets soortgelijks gezegd. De SP kan het zich dan haast niet voorstellen dat het niet te regelen zou zijn om die faillissementen te voorkomen. Het gaat om zo'n klein bedrag en om zo'n korte periode en om zo weinig tijd, en het is zo'n breed gedeelde wens van de Kamer. Ik hoor die wens bij de Minister ook. De SP gelooft niet dat dat niet te regelen zou zijn. We pakken de berekening van de NLPO voor de vijftien voorlopers van de streekomroepen erbij. Er is 5,6 miljoen per jaar voor nodig, dus dat is € 373.000 per omroep per jaar. Het gaat om een periode van vier maanden, tot september. Dan heb je het over € 125.000 per omroep. Dan kun je er ook nog van uitgaan dat ze echt niet alle vijftien in acute financiële nood zitten. Dan moeten we dat toch kunnen regelen?
En o ja, mochten we dat niet kunnen regelen, dan zou ik bij dezen alvast een VAO willen aankondigen, bedenk ik nu.
En o ja, dan moet ik ook nog het woord geven aan de Minister. Ik moet een beetje multitasken vandaag.
Minister Slob:
Uw laatste woorden waren natuurlijk ook een moment van overdenking waard.
In de bijdragen in de tweede termijn van de Kamer wordt duidelijk de ongemakkelijke en misschien ook wel onbevredigende situatie geschetst waarin we nu zitten. Maar goed, we bespreken het heel transparant, in een algemeen overleg. In dat opzicht hebben we kunnen zeggen wat we wilden zeggen.
Ik ga met onverminderde inzet door en ik zal twee dingen in ieder geval doen. Ik zal ervoor zorgen dat die brief er in juni ligt en ik zal ook het verzoek van de heer Aartsen oppakken om in overleg te gaan met de RPO. Dat laatste zal ik zo snel doen dat ik het in de brief kan meenemen. Ondertussen blijf ik in goed overleg met mijn collega van Binnenlandse Zaken. We blijven met elkaar kijken wat onze mogelijkheden zijn.
In de wijze waarop u in mijn richting spreekt, merk ik dat de situatie van noodlijdende lokale omroepen/streekomroepen en het hele gebeuren rond de pilot wat in elkaar overlopen. Dat zijn echter niet altijd een-op-een dezelfde partijen. Daar wil ik u toch nog op wijzen. Alleen daarom al dank ik de heer Aartsen voor zijn oproep aan niet alleen mij, maar ook aan de andere partijen. Het is gewoon even man en paard noemen, met de financiële informatie. Het zou heel fijn zijn als we dit op korte termijn op die wijze kunnen afronden. Het is niet gelijk dé oplossing, maar het is wel het eerste wat we met elkaar zouden moeten doen. Het is jammer dat we daar zo veel tijd mee kwijt zijn geweest.
Voorzitter, ik kom nog even op de VAO's en uw rekensom. Er wordt natuurlijk 6 miljoen gevraagd. U begint het wat af te pellen en het wat kleiner te maken door te zeggen dat het misschien niet voor iedereen hoeft. Maar dat zijn allemaal dingen die we hier niet even op een papiertje kunnen bepalen. Laten we dus de gesprekken gewoon voortzetten en met elkaar zoeken naar wegen, en laten we proberen in alle redelijkheid, ook financieel, daar met elkaar verder in te komen.
Ik hoop dat we een volgende keer in wat andere omstandigheden bij elkaar zitten. Maar goed, dat hebben we niet helemaal zelf in de hand.
De voorzitter:
Ik zie de heer Aartsen nog.
De heer Aartsen (VVD):
Mag ik misschien nog een punt van orde maken, voorzitter? De heer Kwint heeft een VAO aangevraagd. Met een beetje geluk wordt dat over twee weken ingepland, in de laatste week van mei of in de eerste week van juni. En met een beetje geluk ontvangen wij één of twee weken daarna – de Minister zei begin juni – die brief. We hebben het steeds over het tijdsproces. Het staat de heer Kwint natuurlijk vrij om het VAO aan te vragen wanneer hij wil, maar is het misschien een idee om bij dat VAO te mikken op half juni? Dan hebben we de brief in onze handen en dan hoeven we daarna, als de brief er is, niet opnieuw het hele parlementaire proces door. Deze gedachte wil ik graag even delen met de collega's.
De voorzitter:
Als aanvrager van het VAO heb ik daar in principe geen grote bezwaren tegen. De reden dat ik een VAO heb aangevraagd en ook heb aangedrongen op spoed met het houden van dit algemeen overleg, is echter dat er betrokken regio-initiatieven zijn die zelf zeggen dat zelfs de brief van 1 juni al te laat zou zijn. Laten we dus even in onderling overleg bekijken wat er mogelijk is. Dat het nuttiger is om een debat af te ronden met alle informatie op tafel, ben ik snel met de heer Aartsen eens.
Ik ben daarmee aangekomen bij de administratieve afhandeling van dit debat, namelijk bij het opnoemen van de gedane toezegging.
– De Kamer ontvangt begin juni een stand-van-zakenbrief inzake de motie-Sneller. Daarin worden ook de uitkomsten van het door de heer Aartsen gesuggereerde gesprek met de RPO meegenomen.
Daarmee beëindig ik dit algemeen overleg over streekomroepen. Dank u allen voor uw komst.
Sluiting 12.01 uur.