Kamerstuk 32814-9

Lijst van vragen en antwoorden n.a.v. de technische briefing interconnectoren

Dossier: Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas)

Gepubliceerd: 30 januari 2012
Indiener(s): Boris van der Ham (D66)
Onderwerpen: energie natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32814-9.html
ID: 32814-9

Nr. 9 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 30 januari 2012

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie naar aanleiding van een technische briefing over interconnectoren in relatie tot het Derde Pakket Energierichtlijnen.

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 23 november 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van der Ham

De griffier van de commissie, Franke

1

Is het mogelijk om een overzicht te geven van de belangrijkste concrete mogelijke gevolgen voor de bedrijfsvoering als (nieuwe) interconnectoren niet onder beheer van TenneT worden geëxploiteerd?

Wisselstroom interconnectoren (met Duitsland en België) maken integraal onderdeel uit van de bedrijfsvoering van het landelijke hoogspanningsnet. Daarom is in het onderhavige wetsvoorstel voor wisselstroom interconnectoren bepaald dat deze altijd in beheer en eigendom zijn van TenneT TSO. Gelijkstroom interconnectoren (zoals bijvoorbeeld met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen) kunnen door hun regelbaarheid afzonderlijk worden bedreven van het landelijk netwerk. Het wetsvoorstel laat voor gelijkstroom interconnectoren daarom de ruimte voor beheer en eigendom bij anderen dan TenneT TSO. In het geval van een interconnector met een ontheffing is het bovendien op basis van Europese regelgeving uitgesloten dat TenneT TSO het beheer over deze interconnector kan hebben.

Zowel binnen Nederland als ook in Europees verband moeten partijen zich altijd houden aan afspraken voor het uitvoeren van transport en systeemdiensten. Vanuit richtlijn 2009/72/EG en verordening 714/2009 gelden voor alle transmissiesysteem-beheerders dezelfde regels. Ook voor het toepassen van congestiemanagement maakt het geen verschil wie de beheerder van een interconnector is. In het licht van een regionaal optimaal transmissienetwerk – inclusief interconnectoren – is afstemming en coördinatie van groot belang, bijvoorbeeld met betrekking tot netwerkplanning en effecten voor investeringen op de aaneengesloten netten. Het is daarom belangrijk dat er regionaal goede afstemming plaatsvindt van de behoefte aan transmissienetten en daaruit volgende investeringen. Deze afstemming en coördinatie vindt plaats in ENTSO-E en is bijvoorbeeld bedoeld om te voorkomen dat een TSO onnodig hoge kosten moet maken (zoals diepte-investeringen) als gevolg van de investeringsbeslissingen van een andere TSO. De onderstaande antwoorden gaan verder in op het Europese planningsproces.

2

Welke juridische ruimte biedt de in de wet voorgestelde adviespositie bij de beslissing om over te gaan tot aanleg van interconnectoren voor het betrekken van kosten en baten voor leveringszekerheid en duurzaamheid?

Het onderhavige wetsvoorstel gaat hier niet op in omdat het zich beperkt tot de implementatie van het derde energiepakket. Er zijn echter wel een aantal relevante ontwikkelingen rond dit onderwerp. Hier gaat dit antwoord op in.

Tot nu toe was het gebruikelijk om de investering in interconnectoren (zowel gereguleerde interconnectoren als interconnectoren met een ontheffing) terug te verdienen middels de opbrengsten uit de veiling van transportcapaciteit. Er wordt in deze gevallen geen correctie toegepast tussen mogelijke kosten en baten voor producenten en consumenten enerzijds en de investeerder anderzijds. Door de steeds verder integrerende (Noordwest) Europese energiemarkt worden de prijsverschillen echter steeds kleiner en daarmee ook de veilingopbrengsten. De baten bij consumenten of producenten kunnen echter voldoende reden zijn om een investering maatschappelijk toch wenselijk te achten. Het is aan de NMa om te bepalen in hoeverre de investering middels de transporttarieven terugverdiend mag worden. De Elektriciteitswet 1998 regelt impliciet dat de belangen van voorzieningszekerheid en duurzaamheid door de NMa worden meegewogen bij de totstandkoming van de transporttarieven. Het is vervolgens aan de investeerder en aandeelhouder om te bepalen of de business-case voldoende solide is.

Er is op dit moment een wetsvoorstel in voorbereiding waarin de toezeggingen uit het Energierapport 2011 worden uitgewerkt (Kamerstukken II 2010/11, 31 510, nr. 47). Conform de toezegging in het Energierapport zal hierin voor de regulering van de transporttarieven, en dus ook voor investeringen in interconnectoren, explicieter worden bepaald dat de NMa naast doelmatigheid ook rekening houdt met voorzieningszekerheid, duurzaamheid en een redelijk rendement. Dit wetsvoorstel wordt naar verwachting rond de zomer aan uw Kamer aangeboden voor behandeling.

Ook de Europese Commissie besteedt aandacht aan het onderwerp. De Commissie stelt in het European Infrastructure Package voor om de regionale samenwerking tussen lidstaten te intensiveren. De Commissie wil gaan werken met verschillende prioriteitsgebieden in Europa Binnen deze gebieden zou de transmissie-infrastructuur middels een systeembrede kostenbaten analyse voor de hele regio moeten worden benaderd.

3

Welke mogelijke nieuwe interconnectoren, die impact kunnen hebben op onze energiemarkt gelet ook op de mogelijke maatschappelijke baten die de NMa op de laatste slide geschat heeft, worden op dit moment onderzocht en zijn in beeld in de regio van Nederland?

Een nieuwe wisselstroom interconnector met Duitsland (Doetinchem-Wesel) is reeds in ontwikkeling door TenneT TSO en de Duitse TSO Amprion. In Nederland zijn verder concreet in beeld (in studiefase) nieuwe gelijkstroom interconnectoren met Noorwegen en met Denemarken. Vooralsnog is hierover echter nog geen investeringsbesluit genomen. Tennet geeft aan dat men in Noorwegen voorlopig prioriteit geeft aan interconnectoren met Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Voor een verbinding met Denemarken geeft TenneT aan dat een solide business-case vooralsnog niet haalbaar lijkt. Daarnaast zijn er verschillende ideeën voor interconnectoren in de verdere toekomst, zoals met IJsland. Ook interconnectoren waarin Nederland niet één van de verbindende landen is kunnen nadrukkelijk wel een invloed hebben op Nederland, aangezien de energiemarkt steeds meer een (Noordwest) Europese markt is. Deze invloed zal zich onder andere uiten middels de op Europees niveau optimale(-re) allocatie van productie-eenheden en de daaruit voortvloeiende prijsconvergentie, het prijspeil en de volatiliteit. Enkele voorbeelden van relevante projecten (in studiefase) voor interconnectoren in de regio zijn volgens ENTSO-E2: tussen Noorwegen en Duitsland, tussen Noorwegen en Verenigd Koninkrijk, tussen België en het Verenigd Koninkrijk, tussen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk en tussen Denemarken en Duitsland. Het in de presentatie d.d. 18 januari jl. opgenomen overzicht van maatschappelijke baten betrof overigens geen schatting van de NMa maar is afkomstig uit een proefschrift van de heer Supponen (Europese Commissie, DG Energy).

4

Op welke wijze gebeurt de afstemming met andere landen van de Noord-West Europese markt? Is dit alleen bilateraal, of gaat dit via het pentalateraal overleg?

Afstemming over interconnectoren vindt plaats op verschillende niveaus. Het betreft op basis van het derde energiepakket een voortdurende cyclus van afstemming op Europees, regionaal en nationaal niveau. De in ENTSO-E samenwerkende transmissiesysteembeheerders stellen om de twee jaar een niet-bindend tienjarig netontwikkelingsplan vast. Dit bevat een modellering van het geïntegreerde netwerk en scenario-ontwikkeling. Wat grensoverschrijdende interconnectie betreft berust het plan op de redelijke behoefte van de verschillende systeemgebruikers en geeft het aan waar sprake is van een tekort aan investeringen, met name met betrekking tot de beschikbare grensoverschrijdende transportcapaciteit, inclusief eventueel onderzoek. Binnen ENTSO-E brengen TSO’s ook regionale samenwerking tot stand, voor Nederland is dit de Noordzee regio. Om de twee jaar publiceren de TSO’s in deze regio een regionaal investeringsplan. Zoals hiervoor toegelicht is de Europese Commissie voornemens om de regionale samenwerking en afweging te intensiveren.

Op nationaal niveau stelt TenneT elke twee jaar een kwaliteits- en capaciteitsdocument (KCD) op, dat inzicht geeft in de verschillende voorgenomen investeringen. NMa houdt hier toezicht op. Daarnaast is er het North Seas Countries» Offshore Grid Initiative, dit is een samenwerkingsinitiatief van tien landen, die met hun toezichthouders, TSO’s en de Europese Commissie de mogelijkheden onderzoeken om een gecoördineerde ontwikkeling van een offshore transmissie netwerk op de Noordzee te faciliteren om daarmee de kosteneffectiviteit te optimaliseren. In het Pentalateraal Forum wordt tenslotte gewerkt aan de verdergaande «flow based» marktkoppeling in de Noordwest Europese regio. In het forum zijn overheden, beurzen, toezichthouders en TSO’s vertegenwoordigd.