Vastgesteld 23 juni 2011
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Dijksma
De adjunct-griffier van de commissie,
Hendrickx
1
Wat is de rol van de AIVD bij de grenscontroles, het Project Pardex?
Het project PARDEX, onderdeel van Programma Vernieuwing Grensmanagement (PVGM), dat onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Immigratie en Asiel valt, heeft tot doel de informatiepositie van de bij PARDEX betrokken organisaties te verbeteren met betrekking tot de identiteit van personen die ons land in- en uitreizen (dan wel op doorreis zijn) en hier al dan niet van een rechtmatig verblijf genieten. De aandacht is daarbij gericht op het realiseren van een voorziening waardoor de betrokken organisaties in staat zijn om sneller, slimmer en beter passagiersinformatie te verzamelen, te analyseren en te verspreiden, om zo bonafide en niet bonafide/risicoprofiel reizigers te scheiden. De AIVD doet in het kader van de versterking van hun taakuitvoering mee aan het project PARDEX. De exacte rol van de AIVD bij grenscontroles en het project PARDEX wordt meegenomen in de beleidsvisie PARDEX die momenteel wordt uitgewerkt
2
Kan de minister aangeven op welke manier de investering van € 3,7 mln. (art. 33) leidt tot een vermindering van de administratieve lasten? Zijn er ook besparingen denkbaar als gevolg van het verminderen van de regeldruk en administratieve lasten (bijvoorbeeld als gevolg van het verminderen van de handhaving)?
De activiteiten van het Programma Regeldruk (art. 33) die leiden tot vermindering van de administratieve lasten, zullen uiteengezet worden in een voortgangsrapportage die na het zomerreces aan de Tweede Kamer wordt gezonden. Ten aanzien van uw vraag over het neerslaan van besparingen meld ik u dat de minister van BZK deze kabinetsdoelstelling coördineert in brede zin en derhalve vallen eventuele besparingen neer bij de departementen, uitvoeringsorganisaties of mede overheden die de maatregelen daadwerkelijk treffen. Voor het ministerie van BZK zelf worden de eventuele kosten en besparingen in kaart gebracht voor maatregelen die het ministerie aangaan of die onder verantwoordelijkheid van de minister worden genomen. Denk daarbij aan verlenging van de geldigheidsduur van het paspoort.
3
Kan de minister de mutatie «functionerende bedrijfsvoering» en «overige relevante beleidsmutaties» (art. 37) toelichten?
Dit betreft bijdragen van verschillende inspecties ten behoeve van de werkzaamheden van de Inspectieraad. Daarnaast gaat het om bijdragen van verschillende ministeries aan de activiteiten op het gebied van personeel en organisatie van de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk (ICBR), zoals het bevorderen van in-, door- en uitstroom en het project verambtelijking (vermindering inhuur externen).
4
Hoeveel financiële middelen worden er nu voor de uitvoering van het eindadvies van de visitatiecommissie Wijkenaanpak vrijgemaakt? Hoe is de verdeling over de verschillende gemeenten en wijken? Hoeveel jaar is daarmee gemoeid?
Ter stimulering van de uitvoering van de wijkenaanpak worden in het kader van de uitvoering en implementatie van het eindadvies van de Visitatiecommissie Wijkenaanpak middelen vrijgemaakt. Hiervoor is voorlopig € 1,8 miljoen gereserveerd. In reactie op het eindadvies van de visitatiecommissie wijkenaanpak zal dit nader worden uitgewerkt.
5
Kan de minister aangeven waarom hij ervan uitgaat dat de ontvangsten voor de huurtoeslag meerjarig toenemen als gevolg van de snellere inning? Als eenmaal sneller wordt geïnd, stabiliseren de ontvangsten toch weer op het oude niveau? (art. 46)
Ik ga er niet van uit dat de meerjarige toename van de ontvangsten het gevolg is van de snellere inning. Zoals bij eerste suppletoire begroting is gemeld, is de toename van de ontvangsten grotendeels het gevolg van een boekhoudkundige aanpassing in de verantwoording van de huurtoeslag door de Belastingdienst. De boekhoudkundige aanpassing houdt in dat verrekeningen tussen uit te betalen bijdragen en vorderingen nu wel zichtbaar in de verantwoording worden opgenomen in tegenstelling tot voor 2010 toen de twee posten werden gesaldeerd. Door deze wijziging geven de uitgaven en ontvangsten een meerjarig hoger niveau te zien.
De snellere inning zorgt slechts voor een verschuiving van ontvangsten van latere naar eerdere jaren en heeft per saldo geen verhoging van de ontvangsten tot gevolg.
6
Kan de minister aangeven op welke wijze het tekort op de huurtoeslag uit 2010 wordt opgelost? Is de meevaller dit jaar exact even groot als de tegenvaller in 2010, of is er nog altijd een resterend tekort? (art. 46)
De thans bekende tekorten op het huurtoeslaginstrument worden meerjarig opgelost met de AMvB die ik recent naar de Kamer heb verzonden. In deze AMvB is aangegeven welke problematiek binnen het wonen dossier ermee wordt opgelost. Eén aspect hierbij is de thans voorziene tegenvaller in de huurtoeslag die na afronding van de voorjaarsnota inzichtelijk is geworden.
7
Kan de minister aangeven of hij verwacht dat door het beroep op de huurtoeslag en weinig toenemende ontvangsten tekorten zullen ontstaan op langere termijn? Klopt het dat de geprognosticeerde stijging van het aantal toekenningen voor huurtoeslag (nog) niet zichtbaar is in de meerjarige extra uitgavenontwikkeling? Is de verwachting dat deze toename kan worden opgevangen met een stijging van de ontvangsten? (art. 46)
Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat er daadwerkelijk sprake is van een toenemend aantal rechthebbenden. Dit betekent dat volgens de systematiek van de Awir de hogere uitgaven als gevolg van het hoger aantal voorlopige toekenningen op termijn wordt gecompenseerd door hogere ontvangsten.
De stijging van het aantal voorlopige toekenningen die begin 2011 werd geconstateerd is nog niet zichtbaar in de gepresenteerde uitgavenontwikkeling bij eerste suppletoire begroting, maar zal in 2011 wel tot tekorten leiden. De verwachting is dat vanaf eind 2012 extra ontvangsten zullen binnenkomen als gevolg van de stijging van het aantal voorlopige toekenningen. Op termijn zullen de ontvangsten gelijk zijn aan de gestegen extra uitgaven als gevolg van het stijgend aantal voorschotten. De eerste jaren is sprake van een tijdelijk tekort. Compenserende tijdelijke meevallers zullen pas optreden als de voorlopige toekenningen meer in lijn komen met de definitieve toekenningen.
8
Wat is de reden dat er, in het kader van de nationale hypotheekgarantie, nu in 2011 een bedrag van 50 miljoen euro van de Stichting Waarborgfonds Eigen Woning is ontvangen?
De ontvangst van de genoemde € 50 mln. is een onderdeel van de afspraken tussen het Rijk, de VNG en het WEW over het uittreden van de gemeenten uit de achtervang van de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) voor vanaf 1 januari 2011 verstrekte garanties (Voorjaarsnota 2009, 31 965, nr. 1). Voor NHG’s die tot 31 december 2010 zijn verstrekt, vormen Rijk en gemeenten ieder voor de helft de achtervang. Voor NHG’s na die datum is het Rijk 100% achtervanger. In dit kader is onder meer overeengekomen dat € 50 mln. wordt overgeheveld naar het Rijk.
Dit bedrag is onttrokken aan de middelen die het Rijk en de gemeenten in 1995 inbrachten om eventuele schades te dekken van garanties uit de tijd van de gemeentegarantie (dat zijn garanties verstrekt vóór 1995). Er zijn uit hoofde van de voormalige gemeentegarantie al jaren geen schades voorgevallen en de verwachting is ook dat er geen schades meer zullen komen, mede gezien de sterke prijsstijging van woningen sinds 1995. De middelen worden toegevoegd aan de reserve NHG die is gecreëerd om deze middelen te behouden voor eventuele aanspraken op de achtervangpositie van het Rijk.
9
Waarom houdt de minister vooraf budgettair rekening met een meevaller met betrekking tot de brede doeluitkering «sociaal, integratie en veiligheid»? Welke consequenties heeft dit voor de toekomstige raming van het aantal inburgeringstrajecten en dus voor de brede doeluitkering? Kan er nog een nadere nacalculatie volgen (in 2011 blijkt dat sprake is van een tegenvaller over de periode 2005–2009)? (art. 47)
De verwachte terugvordering van middelen is het gevolg van de vaststelling van de brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid in het kader van het Grotestedenbeleid ten behoeve van de grote gemeenten (de G31). Voor de jaren 2005 tot en met 2009 zijn eerder voorschotten verstrekt, ondermeer voor inburgering. De rijksbijdrage wordt in de eerste helft van 2011 vastgesteld, waarna afrekening plaatsvindt.
Het gaat hierbij om de afrekening van de middelen die in 2007 tot en met 2009 in het kader van de Wet inburgering zijn verstrekt, de middelen voor de inburgering van oudkomers (2005 en 2006), de middelen voor de inburgering van nieuwkomers (2005 en 2006) en de middelen in het kader van de regeling inburgering allochtone vrouwen (2006). De totale terugvordering is een saldo van nabetalingen en terugvorderingen. Het overgrote deel van de terugvordering betreft overigens niet-gestarte inburgeringsvoorzieningen in het kader van de Wet inburgering (inburgeringsplichtigen, vrijwillige inburgeraars en gepardonneerden).
De huidige verantwoording heeft geen consequenties voor de toekomstige raming van het aantal inburgeringstrajecten.
10
Wat is de stand van zaken betreffende het voornemen om diploma’s van buiten de EU sneller te erkennen?
Over het algemeen verloopt de waardering van diploma’s zonder noemenswaardige problemen. Daar waar mensen willen werken in gereglementeerde beroepen, gelden strengere eisen en is erkenning van het diploma door de bevoegde autoriteit noodzakelijk. Ook hier geldt dat voor een groot deel van de beroepen de erkenningsprocedures voldoende soepel verlopen. De strenge voorwaarden die aan bepaalde beroepen in de gezondheidszorg worden gesteld, leiden echter nog wel eens tot knelpunten. Met de minister van VWS wordt bezien in hoeverre hier nog verbetering /versnelling van de procedures gerealiseerd kan worden.
11
Wat zijn de redenen dat een aantal gemeenten moeten worden nabetaald ten aanzien van de afrekening van de BDU-SIV? Zijn er hierbij ook kosten ten aanzien van de inburgering?
Het gaat om de afrekening van de middelen die in 2007 tot en met 2009 in het kader van de Wet inburgering zijn verstrekt, de middelen voor de inburgering van oudkomers (2005 en 2006), de middelen voor de inburgering van nieuwkomers (2005 en 2006) en de middelen in het kader van de regeling inburgering allochtone vrouwen (2006).
Niet alle regelingen waarover gemeenten zich verantwoorden, kenden een gemaximeerd voorschot. Als gemeenten in het kader van de Wet inburgering nieuwkomers meer hebben gepresteerd dan vooraf verwacht, wordt er nabetaald.
12
Waarom hebben gemeenten meer inburgeringstrajecten afgewikkeld dan destijds was voorzien?
Na de moeizame start van de Wet inburgering in 2007 zijn gemeenten in de loop van de jaren beter in staat gebleken om de wet goed uit te voeren. Daarbij heeft een rol gespeeld dat zij, na wijziging van de wet, aan iedereen die inburgeringsbehoeftig was een aanbod konden doen. Hierdoor zijn uiteindelijk meer inburgeringstrajecten gerealiseerd dan in 2008 werd geraamd.
13
Kan de minister aangeven wat de omvang van de totale investering is in de huisvesting van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en Algemene Zaken (art. 49)? Voor welke projecten wordt concreet geïnvesteerd? Kan de minister cijfermatig laten zien dat deze investeringen «onder voorwaarde van budgetneutraliteit worden uitgevoerd»?
De middelen die op de begroting van BZK zijn opgenomen betreffen de (pseudo) gebruiksvergoeding voor de 3 staatspaleizen en de objecten waarin de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van AZ zijn gehuisvest. De gebruiksvergoeding is bepaald op basis van de vanaf 2010 lopende investeringen en houdt tevens rekening met opslagen voor onderhoud en apparaatskosten van de Rijksgebouwendienst.
De investeringen zelf worden gefinancierd middels de leenfaciliteit bij het ministerie van Financiën. Het totale projectvolume van de investeringen via de leenfaciliteit bedraagt ca. € 265 mln (waarvan ca. 160 mln is geïnvesteerd in de periode t/m 2009). Voor 2011 wordt ca. € 45 mln geïnvesteerd in voor deze projecten. Het gaat hierbij met name om de renovatie van de Raad van State (ca. € 23 mln) en dak- en gevelrenovatie van Paleis op de Dam (ca. € 14 mln).
De begrotingsmutatie betreft dat deel van de lopende investeringen dat is gedaan in de jaren tot en met 2009. Voor deze investeringen (ca. € 160 mln) is in 2010 een zogenaamde conversielening afgesloten. De rente en afschrijving voor deze conversielening zijn aan de begroting van BZK toegevoegd. Zij zullen in de loop der jaren, na oplevering van het project en afhankelijk van afschrijvingsduur die kan oplopen tot 30 jaar, weer in de vorm van rente en aflossing aan het ministerie van Financiën worden terugbetaald. Hiermee is de budgettaire neutraliteit gewaarborgd.
14
Kunt u de kosten voor het huisvesten van het Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en Algemene Zaken uitsplitsen?
De kosten voor huisvesting bestaan vanaf 2010 uit een (pseudo) gebruiksvergoeding die voor de verschillende panden is bepaald op basis van vanaf 2010 lopende investeringen. Voor 2011 gaat het om de volgende bedragen:
Bedrag 2011 * € 1 mln |
|
Koninklijk Huis |
13,223 |
---|---|
Hoge Colleges van Staat |
20,018 |
Ministerie van Algemene Zaken |
3,360 |
totaal |
36,601 |
15
Door herberekening vallen de ODA-uitgaven fors hoger uit, de uitgaven nemen toe met € 83,5 mln.; wat zijn de precieze oorzaken voor de toegenomen uitgaven?
De oorzaak is enerzijds gelegen in het actualiseren van alle relevante variabelen in de ODA-toerekening voor het lopende jaar. Dit leidt tot een hogere ODA-toerekening voor 2011. Anderzijds is afgesproken dat de definitieve eindafrekening van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers uit het voorgaande jaar bij voorjaarnota plaats vindt op basis van de relevante realisatiegegevens. Ook de eindafrekening over 2010 leidt tot een hogere ODA-toerekening.
16
Kan een verbijzondering worden gegeven van de legesverhogingen bezien naar de diverse categorieën aanvragers van verblijfsdocumenten? Kan daarbij de mate van kostendekkendheid worden aangegeven? Is bij deze raming verdisconteerd de legesderving van € 5 miljoen als gevolg van de latere invoering van Modern Migratiebeleid die voortvloeit uit de problemen met de implementatie van INDiGO? (art. 50)
In de week van 27 juni 2011 zal de Minister voor Immigratie en Asiel per brief uw Kamer informeren over de invoering van een legesverhoging voor reguliere verblijfsvergunningen per 1 juli a.s. De brief bevat in een bijlage een nadere uitwerking van de nieuwe leges per cluster en in de brief wordt ingegaan op de mate van kostendekkendheid. Met de invoering per 1 juli wordt € 9 mln. aan opbrengsten gerealiseerd, deels ter dekking van de problematiek die is ontstaan door de vertraging van de implementatie van INDIGO.
17
Welke concrete bestemming in welke landen krijgen de middelen die worden ingezet voor adequate opvang in landen van herkomst? (art. 50)
De bestemming van deze middelen verschilt per land, omdat de infrastructuur en opvangvoorzieningen voor alleenstaande minderjarigen verschillen. De middelen worden ingezet voor opvanghuizen, zoals in Angola en Congo, of voor opvangmogelijkheden voor individuele amv’s. De middelen worden primair ingezet in de belangrijkste landen van herkomst die belangrijk zijn in het kader van de terugkeer van amv’s en waar opvangplekken voor amv’s nog (onvoldoende) beschikbaar zijn.
18
Wat gaat DT&V doen met de overgehevelde middelen als gevolg van het beëindigen van de levering van de capaciteit door politie aan deze dienst? (art. 50)
In 2007 is bij de start van de DT&V de afspraak gemaakt dat de politie ongeveer 50 fte zou leveren voor de activiteiten/werkzaamheden, die de DT&V overnam van de politie. Daar het in de praktijk steeds moeilijker bleek om medewerkers te detacheren bij de DT&V, is in 2010 de afspraak gemaakt het budget over te hevelen naar de DT&V, zodat de DT&V de benodigde capaciteit zelf in dienst kan nemen.
19
Welke gevolgen hebben recente ontwikkelingen omtrent het Nederlandse biometrische paspoort voor het implementeren van biometrische identiteitsvaststelling in de vreemdelingenketen, de grenspassage en de strafrechtketen?
Bij de implementatie van vingerafdrukken op het vreemdelingendocument uiterlijk 20 mei 2012 zal veel aandacht worden besteed aan kwaliteit, proces en techniek Vanzelfsprekend wordt het onderzoek rondom het Nederlandse biometrisch paspoort nauwlettend gevolgd en de uitkomsten zullen waar nodig mee genomen worden bij de implementatie van biometrie op het vreemdelingendocument. Vice versa zullen ervaringen met biometrie in de Vreemdelingenketen worden benut voor biometrie op het Nederlandse paspoort. Overigens wordt opgemerkt dat de Vreemdelingenketen geen gebruik maakt van een reisdocumentenadministratie.
20
Hoeveel FTE extra capaciteit krijgt de IND voor de taken genoemd in beleidsartikel 50, sub g, i, j, l, m en n?
Voor de genoemde taken krijgt de IND in totaal 125 fte.
21
Betreft het door de IND heroverwegen van individuele gevallen waarvoor het categoriale beschermingsbeleid komt te vervallen ook gevallen die reeds een tijdelijke dan permanente verblijfsvergunning hebben gekregen?
Voor zover de vraag, conform de tekst in de wet, ziet op herbeoordeling van verleende statussen op grond van categoriaal beleid betreffende landen waarvoor het categoriaal beleid reeds is komen te vervallen worden reeds verleende vergunningen voor bepaalde tijd herbeoordeeld, met uitzondering van Somalië (zie brief TK vergaderjaar 2008–2009, 19 637, nr 1261). Als reeds een permanente verblijfsvergunning (een vergunning voor onbepaalde tijd) is afgegeven kan die niet meer worden heroverwogen om reden van het vervallen van categoriaal beschermingsbeleid. Een vergunning voor onbepaalde tijd is niet langer verbonden aan een specifieke grond van het eerste lid van artikel 29 Vw.
Voor wat betreft het voornemen van het kabinet om het categoriaal beschermingsbeleid als wettelijke grond uit de wet te schrappen, geldt ten aanzien van reeds verleende statussen op het moment van inwerkingtreding van de betreffende wet dat de wijze waarop hiermee wordt omgegaan in het overgangsrecht zal worden beschreven. Uw Kamer zal hier bij aanbieding van het betreffende wetsvoorstel over worden geïnformeerd. Ook dan geldt echter dat een permanente verblijfsvergunning (een vergunning voor onbepaalde tijd) niet kan worden ingetrokken om reden van het vervallen van categoriaal beschermingsbeleid.
22
Welke getalsmatige gevolgen heeft het afschaffen van het categoriale asielbeleid voor de instroom en toelating van asielzoekers?
Het schrappen van het categoriale beschermingsbeleid maakt onderdeel uit van het gehele pakket aan maatregelen uit het regeerakkoord op het gebied van asiel en migratie. Het is niet mogelijk om per maatregel een specifieke inschatting te geven van het effect op de instroom en toelating van asielzoekers.
23
Met welke internationale verdragen is het schrappen van uitzonderingen op het MVV-vereiste in strijd?
Het schrappen van uitzonderingen op het MVV-vereiste kan in strijd komen met het Associatieverdrag EEG/Turkije en Associatiebesluit 1/80, artikel 8 EVRM (indien verplaatsing uit Nederland in strijd komt met die bepaling) en Weense Verdragen inzake het Diplomatiek Verkeer en inzake de Consulaire Betrekkingen. Verder kan het schrappen van de uitzondering ook in strijd komen met de Richtlijn 2005/71/EG betreffende onderzoekers uit derde landen (hieruit volgt vrijstelling MVV voor onderzoekers uit derde landen die door een andere lidstaat zijn toegelaten en tijdelijk onderzoek in Nederland willen verrichten).
24
Waar is het bedrag van € 2 000 000 in artikel 50f in verband met het schrappen van uitzonderingen op het MVV-vereiste op gebaseerd?
Dit is gebaseerd op het uitgangspunt dat MVV’s alleen kunnen worden aangevraagd vanuit het buitenland, waarbij ook extra op fraude moet worden gecontroleerd. Dit vraagt om extra inzet van IND medewerkers in het buitenland.
25
Wat zijn de beoogde kwantitatieve effecten van de volledige dubbele check op alle inwilligingen op eerste aanleg?
Met deze maatregel wordt primair een verbetering van de kwaliteit en correctheid van de inwilligende beslissingen in eerste aanleg nagestreefd. Kwantitatieve effecten zijn niet begroot. De IND onderzoekt thans de verschillende modaliteiten voor een inhoudelijke kwaliteitscontrole en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor het verbeteren van de beslispraktijk.
26
In welke landen worden IND medewerkers voor extra controle op gezinsvorming gestationeerd?
In samenwerking met de diplomatieke post in Istanbul is de IND in november 2010 gestart met het simultaan horen van (huwelijks)partners. De resultaten van deze werkwijze worden op dit moment geëvalueerd. Als blijkt dat simultaan horen een succesvol instrument is om fraude bij gezinsmigratie in een vroeg stadium te ontdekken, dan zal deze werkwijze ook op andere diplomatieke posten worden geïntroduceerd. De IND kan hierbij medewerkers flexibel inzetten om op deze post(en) het fraudeprobleem aan te pakken in samenwerking met de medewerkers op de post(en).
27
Welke financiële effecten zijn te verwachten van het terugdringen van het aantal mensen dat ten onrechte een beroep op de bijstand doet?
De aanscherping van het beleid zal naar verwachting een extra drempel betekenen voor die vreemdelingen wiens beroep op bijstand mogelijk directe negatieve gevolgen heeft voor hun verblijfsrecht. Vanwege dit risico zal het beroep op bijstand van deze groep mogelijk afnemen. Een schatting van de financiële effecten daarvan is vanwege de onzekerheid in de mate waarin dit zal gaan plaatsvinden niet goed mogelijk.
28
Hoeveel verblijfsvergunningen zullen worden ingetrokken door verscherpte controles op het ten onrechte een beroep op de bijstand doen?
Het aantal verblijfsvergunningen dat zal worden ingetrokken bij verscherpte controles bij een beroep op de bijstand valt niet aan te geven. In zijn algemeenheid kan worden gezegd dat verscherpte controles op het doen van een beroep op de bijstand zouden kunnen leiden tot meer zaken die beoordeeld dienen te worden op mogelijke intrekking van de verblijfsvergunning. De beoordeling hoeft er echter niet toe te leiden dat in alle gevallen de verblijfsvergunning daadwerkelijk kan worden ingetrokken. Zo komt het voor dat in sommige gevallen de vreemdelingen de uitkering al hebben stopgezet. In die gevallen bestaat geen aanleiding het verblijf te beëindigen. Anderzijds staan in sommige gevallen internationale verplichtingen (zoals artikel 8 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens) aan intrekking in de weg.
29
In welke derde landen zijn de (extra) liason officieren ingezet en welke knelpunten zijn daar aan de orde?
De IND heeft momenteel liaisonofficieren gestationeerd op de volgende posten: Bangkok (Thailand), Peking en Guangzhou (China), Abudja (Nigeria), Istanbul (Turkije), Damascus (Syrië), Accra (Ghana), Moskou (Rusland), Pretoria (Zuid Afrika), Dubai (Verenigde Arabische Emiraten), en Nairobi (Kenia). Voorts heeft de IND het voornemen om in de loop van 2011 in Cairo (Egypte), Tiblisi (Georgië) en in New Delhi (India) liaisons te plaatsen. De liaisons verlenen onder andere assistentie bij de documentencontroles en helpen de actuele patronen en veranderende routes in illegale migratie in kaart te brengen. Kenmerkend voor illegale migratie is immers adaptievermogen van de organisatoren ervan aan genomen maatregelen, met verlegging van routes en gewijzigde modi operandi als gevolg. Ook ondersteunen de liaisons waar nodig de terugkeer.
30
Wat is de reden van de vertraging in de uitvoering van het project Biometrie en welke (negatieve) gevolgen vloeien daaruit voort?
De reden voor de vertraging is te wijten aan een langere uitrol van applicaties dan verwacht. Er zijn geen negatieve gevolgen.
31
In welke landen van herkomst worden de middelen ingezet om vormen van adequate opvang op te zetten voor AMV’s?
Zie antwoord op vraag 17.
32
Per wanneer kan, gezien de vertraging van het INDIGO-project, de invoering van de Wet modernisering migratiebeleid plaatsvinden?
In de brief van 30 maart jl. met betrekking tot INDiGO (TK 2010/2011, 30 573, nr. 66) heeft de Minister voor Immigratie en Asiel aangegeven dat aan twee voorwaarden moet zijn voldaan, alvorens hij kan vaststellen op welk moment de Wet modern migratiebeleid in werking kan treden. Ten eerste moet de verdere uitrol van INDiGO op een beheerste wijze in productie zijn gebracht. Ten tweede moet zijn gebleken dat INDiGO op stabiele en betrouwbare wijze functioneert en grote volumes aankan.
Drie maanden nadat hij de betrokken ketenpartners en de klanten van de IND daarover heeft geïnformeerd, kan de wet vervolgens in werking treden.
In de zomer van 2011 zal de Minister voor Immigratie en Asiel de Tweede Kamer informeren over de stand van zaken met betrekking tot INDiGO.