Ontvangen 24 juni 2011
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
De begrotingsstaat wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 10 Nominaal en onvoorzien worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 1 173 (x € 1 000).
Dit amendement beoogt de loonbijstelling 2010 die de Tweede Kamer heeft ontvangen ook structureel in de begroting te verwerken.
Bij de Voorjaarsnota 2010 is aan de Staten-Generaal, in tegenstelling tot de overige Hoge Colleges van Staat, geen loonbijstelling toegekend. Bij de Najaarsnota 2010 is dat alsnog gebeurd, maar alleen voor het jaar 2010. De doorwerking van deze zogenaamde loonbijstellingstranche 2010 naar 2011 en volgende jaren is daarom in de voorbereiding op deze Voorjaarsnota aangevraagd, maar niet gehonoreerd door het kabinet.
Er is geen ratio om de Staten-Generaal in deze anders te behandelen dan de overige colleges van Staat. Evenmin past het in de systematiek van de loonbijstelling om deze slechts voor één jaar toe te kennen. Dit nog los van het principiële punt dat het kabinet afwijkt van het, inmiddels in de Comptabiliteitswet verankerde, uitgangspunt dat de Tweede Kamer haar eigen begroting vaststelt en het kabinet deze raming overneemt, tenzij een evident zwaarwegende reden zich hiertegen verzet.
Dekking voor dit amendement wordt gevonden via overheveling van de voor loonbijstelling gereserveerde middelen in de aanvullende post arbeidsvoorwaarden naar begroting IIA. Deze aanvullende post kent namelijk structureel een beperkte vrije ruimte (in departementsjargon ramingsolie genoemd) om technische omissies bij de uitdeling van loonbijstelling te kunnen corrigeren zonder dat dit het saldo belast.
Harbers
Plasterk
Van Dijck
Blanksma-van den Heuvel
Irrgang
Koolmees
Braakhuis
Schouten
Dijkgraaf
Ouwehand