Vastgesteld 8 juni 2011
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft over het Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2010 van Jeugd en Gezin (Kamerstuk 32 710 XVII, nr. 2) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.
Deze vragen, alsmede de daarop 7 juni 2011 gegeven antwoorden, zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Smeets
De griffier van de commissie,
Teunissen
1
Er bestaat een onzekerheid over de rechtmatige verstrekking van subsidies voor een totaalbedrag van 45 mln. euro, aangezien met de betreffende subsidiëring van schippersinternaten sprake is van mogelijke staatssteun. De verwachting is dat per 1 januari 2012 een nieuwe regeling van kracht wordt. Mocht de huidige regeling beoordeeld worden als onterechte staatssteun, wat zijn daarvan de gevolgen voor zowel de overheid als de betreffende internaten? Wanneer wordt duidelijk of de betreffende subsidieregeling wel of geen onterechte staatssteun betreft?
Na de zomer wordt duidelijk of bij de subsidieregeling «opvang kinderen van ouders met een trekkend/varend bestaan» uitgesloten kan worden dat sprake is van ongerechtvaardigde staatsteun. Als dit niet uitgesloten kan worden, dan verwacht ik dat dit leidt tot aanpassing van de subsidieregeling. Uiteraard heeft dit gevolgen voor de betreffende internaten.
2
Kunt u toelichten om hoeveel binnenvaartschippers en/of bepaalde internaten het gaat, die mogelijk bevoordeeld zouden zijn, door subsidiëring waarbij mogelijk sprake is van staatssteun?
Op basis van de subsidieregeling zijn in 2010 vijf exploitanten gesubsidieerd. Onder deze vijf clusters van schippersinternaten vallen in totaal 23 internaten en 4 gezinshuizen.
3
Op welke gebieden had het voormalig programmaministerie voor Jeugd en Gezin te maken met aanbestedingsregels?
Het programmaministerie voor Jeugd en Gezin was zelf geen aanbestedende dienst. Het programmaministerie kende geen eigen bedrijfsvoeringsprocessen. Er werd gebruik gemaakt van het proces zoals dat bij het uitvoerende ministerie aanwezig was. Bij inkopen die op de verantwoording van Jeugd en Gezin drukten waren de aanbestedingsregels van toepassing, alleen de uitvoering van het proces lag niet in één hand.
4
Waar kwam de 1,7 miljoen euro waar er sprake is van rechtmatigheidsfouten en de 0,2 miljoen euro waar geen zekerheid bestaat over de rechtmatigheid vandaan? Op welke specifieke gebieden/beleid was dit van toepassing?
Het betreft onrechtmatigheden en onzekerheden met betrekking tot Europese aanbestedingen. Van de onrechtmatigheden heeft € 1,5 miljoen betrekking op Europese aanbestedingsfouten in de materiële uitgaven van de Raad voor de Kinderbescherming (ministerie van Veiligheid en Justitie). De overige € 0,2 miljoen wordt veroorzaakt doordat VWS bij de verlening van een opdracht betreffende de externe inhuur van een communicatieadviseur niet alle partijen uit de raamovereenkomst heeft uitgenodigd om een offerte in te dienen.
De € 0,2 miljoen onzekerheid heeft eveneens betrekking op de materiële uitgaven van de Raad voor de Kinderbescherming (ministerie van Veiligheid en Justitie).
5
Kunt u aangeven bij welke twee gevallen er sprake is van rechtmatigheidsfouten volgens de Europese aanbestedingsregels? Is er voor deze gevallen al sprake van een oplossing? Zo ja, welke is dat?
Het betreft enerzijds een opdrachtverlening betreffende externe inhuur waarbij niet alle partijen uit de raamovereenkomst zijn uitgenodigd om een offerte in te dienen (verplichte concurrentiestelling) en anderzijds een Europese aanbesteding van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) van het ministerie van Veiligheid en Justitie, die op basis van een verdeelsleutel voor 1,5 miljoen euro aan Jeugd en Gezin is toegerekend. Het betreft in beide gevallen aanbestedingsprocedures die verkeerd zijn uitgevoerd en dus niet hersteld kunnen worden.
6
Kunt u aangeven bij welk geval er geen zekerheid over de rechtmatigheid volgens de Europese aanbestedingsregels bestaat? Is er voor dit geval al sprake van een oplossing? Zo ja, welke is dat?
Het betreft de materiële uitgaven van de Raad voor de Kinderbescherming van het ministerie van Veiligheid en Justitie. De onzekerheid in de controle van de materiële uitgaven is op basis van een verdeelsleutel voor 0,2 mln. euro aan Jeugd en Gezin toegerekend.
7
Kunt u toelichten hoe het precies zit met deze mogelijke staatssteun aan schippersinternaten, aangezien de Algemene Rekenkamer in het nawoord aangeeft dat er geen sprake is van het dubbel aanslaan van deze problematiek?
De Algemene Rekenkamer heeft de problematiek in de verantwoordingen van VWS en van Jeugd en Gezin aangekaart. Na het opheffen van de functie van (programma)minister voor Jeugd en Gezin, is de minister van VWS verantwoordelijk.