Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
’s-Gravenhage, 18 mei 2011
Hierbij bieden wij u het op 6 mei 2011 door ons vastgestelde «Rapport bij het Jaarverslag 2010 van Jeugd en Gezin (XVII)» aan.
Algemene Rekenkamer
drs. Saskia J.Stuiveling, president
dr. Ellen M.A.van Schoten RA, secretaris
Pag. | ||
Samenvatting | 5 | |
1 | Over dit onderzoek | 6 |
1.1 | Wettelijke oordelen | 6 |
1.2 | Onderzoek naar de beleidsinformatie | 6 |
1.3 | Onderzoek naar de bedrijfsvoering | 6 |
1.4 | Onderzoek naar de financiële informatie | 7 |
1.5 | Het Programma voor Jeugd en Gezin | 8 |
2 | Beleidsinformatie | 10 |
2.1 | Beschikbaarheid van de beleidsinformatie | 10 |
2.2 | Oordeel over totstandkoming informatie over gevoerd beleid | 11 |
3 | Bedrijfsvoering | 12 |
3.1 | Financieel beheer programmagelden | 12 |
3.2 | Oordeel over totstandkoming informatie over de bedrijfsvoering | 12 |
4 | Financiële informatie | 14 |
4.1 | Oordeel over de financiële informatie in het jaarverslag | 14 |
4.2 | Oordeel over de saldibalans en toelichting | 15 |
4.3 | Overzicht per begrotingsartikel | 15 |
5 | Reactie minister van VWS en nawoord Algemene Rekenkamer | 17 |
5.1 | Reactie minister van VWS | 17 |
5.2 | Nawoord Algemene Rekenkamer | 17 |
Bijlage | Overzicht fouten en onzekerheden en de financiële informatie in het Jaarverslag 2010 Jeugd en Gezin (XVII) | 18 |
Gebruikte afkortingen | 23 | |
Literatuur | 24 |
In dit rapport presenteren wij de resultaten van ons onderzoek naar het Jaarverslag 2010 Jeugd en Gezin (XVII).
Het Programma voor Jeugd en Gezin is met het aantreden van het kabinet-Rutte/Verhagen opgeheven. De ministeriële verantwoordelijkheid voor de beleidsterreinen uit het programma is teruggegaan naar de ministeries van herkomst: Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Veiligheid en Justitie (VenJ) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).
De uitvoering van de Begroting 2010 Jeugd en Gezin is tussen 14 oktober 2010 en 31 december 2010 door blijven lopen onder verantwoordelijkheid van de minister van VWS. De verantwoordelijkheid voor een samenhangend jeugdbeleid is neergelegd bij de staatssecretaris van VWS. Wij richten onze rapportage daarom tot de huidige bewindspersonen van VWS.
Wij hebben onderzocht of het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties van Jeugd en Gezin voldoen aan de eisen van rechtmatigheid, ordelijkheid en controleerbaarheid. Daarnaast hebben wij onderzoek gedaan of de informatie in het jaarverslag over het gevoerde beleid, over de bedrijfsvoering en over de financiën tot stand is gekomen volgens de daarvoor geldende regels, en of die goed zijn weergegeven in het jaarverslag.
De belangrijkste uitkomsten van ons onderzoek naar het Jaarverslag 2010 Jeugd en Gezin zijn:
• De beleidsinformatie over de door ons onderzochte prestatie-indicator «aantal organisaties met een digitaal dossier jeugdgezondheidszorg» is deugdelijk tot stand gekomen.
• De informatie over de bedrijfsvoering is op deugdelijke wijze tot stand gekomen.
• De financiële informatie voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt, met uitzondering van het overschrijden van de artikeltolerantie bij artikel 2 «Gezond opgroeien» voor een bedrag van € 45 miljoen. Dit wordt veroorzaakt door een mogelijke vorm van staatssteun bij de Subsidieregeling schippersinternaten, waardoor er een onzekerheid over de rechtmatigheid van de verplichtingen ontstaat.
Reactie minister en nawoord Algemene Rekenkamer
De minister van VWS heeft op 27 april 2011 gereageerd op ons rapport. Wij stellen vast dat de minister zich op hoofdlijnen kan vinden in onze conclusies en aanbevelingen.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) verantwoordt zich mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de minister van Veiligheid en Justitie (VenJ) in haar jaarverslag over hoe het Programma voor Jeugd en Gezin (JenG) in het laatste jaar 2010 heeft gepresteerd en gefunctioneerd (Staatsblad, 2011). In het jaarverslag staat of de doelen en prestaties die in de begroting waren afgesproken, zijn gerealiseerd (informatie over het beleid), hoe het programma voor Jeugd en Gezin heeft gefunctioneerd (informatie over de bedrijfsvoering) en wat de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van Jeugd en Gezin zijn geweest (financiële informatie). Wij onderzoeken in welke mate hierbij sprake is van rechtmatigheidsfouten of onzekerheden.
Wij onderzoeken de informatie in het jaarverslag en kijken ook naar de achterliggende processen. De resultaten van dit onderzoek leggen wij vast in de vorm van oordelen. Met deze wettelijke oordelen ondersteunen we de Tweede Kamer bij het verlenen van decharge aan de betrokken ministers. In dit rapport treft u de resultaten aan van:
• onderzoek naar beleidsinformatie (hoofdstuk 2);
• onderzoek naar bedrijfsvoering (hoofdstuk 3);
• onderzoek naar financiële informatie (hoofdstuk 4).
Afkortingen die specifiek zijn voor dit onderzoek hebben we opgenomen in een aparte lijst achter in dit rapport.
De Algemene Rekenkamer doet jaarlijks rechtmatigheidsonderzoek bij het Rijk. Wij doen dit onderzoek uit hoofde van onze wettelijke taak zoals beschreven in de Comptabiliteitswet 2001 (CW 2001). Wij beoordelen het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer en gaan na of de informatie in de jaarverslagen over het gevoerde beleid, over de bedrijfsvoering en over de financiën tot stand is gekomen volgens de daarvoor geldende regels. Wij beoordelen of deze informatie goed is weergegeven in de jaarverslagen en of en in welke mate sprake is van rechtmatigheidsfouten of onzekerheden. Met onze wettelijke oordelen ondersteunen we de Tweede Kamer bij het verlenen van decharge aan de betrokken ministers.
Niet alleen het onderzoek naar de jaarverslagen behoort tot de wettelijke taak van de Algemene Rekenkamer. De CW 2001 schrijft daarnaast voor dat wij onderzoeken of de in het jaarverslag opgenomen informatie op een deugdelijke wijze tot stand is gekomen en voldoet aan de daaraan te stellen kwaliteitsnormen. De kwaliteitsnormen hebben we vertaald in beschikbaarheid en bruikbaarheid. In hoofdstuk 2 geven we een oordeel over de wijze waarop de beleidsinformatie tot stand is gekomen en of deze voldoet aan de normen.
Volgens de CW 2001 (artikel 82) doet de Algemene Rekenkamer ook onderzoek naar de bedrijfsvoering van departementen. In hoofdstuk 3 geven we een oordeel over de wijze waarop de informatie over de bedrijfsvoering in het jaarverslag tot stand is gekomen.
Volgens de CW 2001 (artikel 82) onderzoekt de Algemene Rekenkamer of het jaarverslag overeenkomstig de verslaggevingsvoorschriften voor financiële informatie is opgesteld en of de erin opgenomen financiële informatie deugdelijk is weergegeven en rechtmatig tot stand is gekomen.
Voorts onderzoekt de Algemene Rekenkamer of de departementale saldibalans volgens de verslaggevingsvoorschriften is opgesteld. De Algemene Rekenkamer onderzoekt of de opgenomen informatie en de op het jaareinde openstaande posten deugdelijk zijn weergeven en of de erin opgenomen balansposten rechtmatig tot stand zijn gekomen.
In hoofdstuk 4 melden wij de rechtmatigheidsfouten en onzekerheden in de financiële informatie die de tolerantiegrenzen overschrijden. Onder «fouten» verstaan we financiële informatie die niet rechtmatig tot stand is gekomen (dat wil zeggen: het begrotingsgeld is niet volgens de regels ontvangen of uitgegeven) of niet deugdelijk is weergegeven (dat wil zeggen: er is geen goede verantwoording afgelegd in het jaarverslag). We spreken van «onzekerheden» wanneer we niet kunnen vaststellen of er al dan niet sprake is van fouten, bijvoorbeeld als gevolg van onvolkomenheden in het financieel beheer.
Zoals uit bovenstaande figuur blijkt, maken wij bij de uitvoering van ons onderzoek gebruik van de controle door de auditdienst. Dat geldt in ieder geval voor ons onderzoek naar de financiële informatie, naar het financieel beheer en materieelbeheer en voor het onderzoek naar de totstandkoming van de beleidsinformatie en van de bedrijfsvoeringsinformatie. Om vast te stellen of wij gebruik kunnen maken van de onderzoeksuitkomsten van de auditdienst, voeren wij daar jaarlijks een review op uit. Daarnaast voert de Algemene Rekenkamer zelf per ministerie en/of rijksbreed onderzoeken uit naar specifieke onderwerpen op het gebied van beleidsinformatie en bedrijfsvoering.
Onder het vierde kabinet-Balkenende is het Programma voor Jeugd en Gezin opgezet en uitgevoerd. In 2010 is hieraan circa € 6,7 miljard uitgegeven.
Het Programma voor Jeugd en Gezin is met het aantreden van het kabinet-Rutte/Verhagen, in oktober 2010, opgeheven. De verantwoordelijkheid voor een samenhangend jeugdbeleid is sindsdien neergelegd bij de staatssecretaris van VWS.
De ministeriële verantwoordelijkheid voor de beleidsterreinen uit het programma is teruggegaan naar de ministeries van herkomst: SZW, OCW, VenJ en VWS. De beleidsverantwoordelijkheid voor het kindgebonden budget is overgedragen aan het Ministerie van SZW en de beleidsverantwoordelijkheid voor de gesloten jeugdzorg aan het Ministerie van VWS (Algemene Zaken, 2010a, 2010b, 2010c). De uitvoering van het kindgebonden budget blijft belegd bij de Dienst Toeslagen van het Ministerie van Financiën.
Ons onderzoek naar de beleidsinformatie over het Programma voor Jeugd en Gezin 2010 beperkt zich tot de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid. De conclusie van het onderzoek luidt dat de door ons onderzochte prestatie-indicator deugdelijk tot stand is gekomen en voldoet aan de verslaggevingsvoorschriften.
Jeugd en Gezin heeft deelgenomen aan het experiment «verbeteren verantwoording en begroting». Dit experiment is inmiddels beëindigd. In afwachting van de evaluatie van het experiment is met de Tweede Kamer afgesproken dat dit jaar, net als de afgelopen jaren, een experimenteel jaarverslag zal worden opgeleverd. Het Jaarverslag 2010 Jeugd en Gezin voldoet aan de opzet van het experimenteel jaarverslag.
Het experimenteel jaarverslag bevat geen beleidsinformatie over de afzonderlijke artikelen. We hebben dan ook geen onderzoek kunnen doen naar de beschikbaarheid van beleidsinformatie in de artikelen.
In onderstaande figuur hebben we per beleidsartikel aangegeven om hoeveel geld het gaat.
Voor ons oordeel over de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid selecteren wij jaarlijks één of meer effect- en/of prestatiegegevens. Dit jaar hebben we de totstandkoming onderzocht van het prestatiegegeven «aantal organisaties met een digitaal dossier jeugdgezondheidszorg». Dit prestatiegegeven is opgenomen in het Jaarverslag 2010 Jeugd en Gezin en sluit aan bij beleidsartikel 2 «Gezond opgroeien» en operationele doelstelling 2.1 «Kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen laagdrempelige ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen» (zoals vermeld in de begroting).
Op grond van ons onderzoek hebben we vastgesteld dat de informatie over het prestatiegegeven «aantal organisaties met een digitaal dossier jeugdgezondheidszorg» op deugdelijke wijze tot stand is gekomen en voldoet aan de verslaggevingsvoorschriften.
Wij hebben bij het onderzochte prestatiegegeven geen problemen met de betrouwbaarheid geconstateerd. Betrouwbaarheid is nu geen onderdeel van de wettelijke controle door de auditdiensten.
Ons onderzoek naar de bedrijfsvoering van het Programma Jeugd en Gezin heeft alleen betrekking op de informatie over de bedrijfsvoering.
De conclusie van dit onderzoek luidt dat deze informatie in het Jaarverslag 2010 van Jeugd en Gezin op deugdelijke wijze tot stand is gekomen en voldoet aan de verslaggevingsvoorschriften.
De bedrijfsvoering van het Programma voor Jeugd en Gezin tijdens het vierde kabinet-Balkenende was uitbesteed aan vier departementen: Financiën, SZW, VenJ en VWS. Daarbij werd zoveel als mogelijk aangesloten op de bestaande planning- en controlcyclus van deze departementen. Het Ministerie van VWS vervulde hierin een coördinerende functie.
De geldstromen uit de Begroting 2010 van Jeugd en Gezin liepen via de departementale administraties en begrotingsboekhoudingen van SZW, VenJ en VWS alsmede via de administratie van de Belastingdienst, het Ministerie van Financiën. Periodiek werden de realisatiecijfers via verrekeningen overgeboekt naar de begrotingsboekhouding van Jeugd en Gezin. Hoewel de minister voor Jeugd en Gezin niet verantwoordelijk was voor de financiële beheershandelingen die andere ministers bij de begrotingsuitvoering verrichten, was hij wel verantwoordelijk voor eventuele gevolgen voor de rechtmatigheid van de uitgaven (zie hoofdstuk 4). Deze werkwijze is ook voor heel 2010 gevolgd, met dien verstande dat de minister van VWS verantwoordelijk is voor de eventuele gevolgen voor de rechtmatigheid gedurende de periode van 14 oktober 2010 tot en met 31 december 2010 (Staatsblad 2011).
Totale uitgaven over 2010 bedragen € 6,7 miljard. Het beheer van deze gelden was als volgt over de departementen en beleidsartikelen verdeeld (in afgeronde bedragen):
• Ministerie van SZW: in totaal € 3,4 miljard
– beleidartikel 1: € 3,4 miljard
– beleidsartikel 3: € 5 miljoen
• Ministerie van VWS: in totaal € 1,8 miljard
– beleidsartikel 2: € 375 miljoen
– beleidsartikel 3: € 1,4 miljard
• Ministerie van Financiën:in totaal € 1,1 miljard
– beleidsartikel 1: € 1,1 miljard
• Ministerie van VenJ: in totaal € 0,4 miljard
– beleidsartikel 3: € 394 miljoen
In onderstaand kader staat ons oordeel over de totstandkoming van de informatie die in het Jaarverslag 2010 van Jeugd en Gezin staat vermeld over de bedrijfsvoering. Krachtens de CW 2001 gaan we jaarlijks na of deze informatie tot stand is gekomen volgens de daarvoor geldende regels.
De informatie over de bedrijfsvoering in het Jaarverslag 2010 van Jeugd en Gezin is op deugdelijke wijze tot stand gekomen en voldoet aan de verslaggevingsvoorschriften.
In dit hoofdstuk staan onze oordelen over de financiële informatie in het Jaarverslag 2010 van Jeugd en Gezin. De conclusie uit ons onderzoek luidt dat de financiële informatie voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt, met uitzondering van het overschrijden van de artikeltolerantie bij artikel 2 «Gezond opgroeien». Dit wordt veroorzaakt door een onzekerheid in de rechtmatigheid voor een bedrag van € 45 miljoen. Ook de informatie in de saldibalans voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt.
De financiële informatie in het Jaarverslag 2010 van Jeugd en Gezin voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt, met uitzondering van de volgende fouten en onzekerheden in de (samenvattende) verantwoordingsstaat, die de artikeltolerantie overschrijden:
• Artikel 2 «Gezond opgroeien»: een bedrag van € 45 miljoen in de verplichtingen dat onzeker is. Dit wordt veroorzaakt door een onzekerheid over de rechtmatige verstrekking van subsidies voor een totaalbedrag van € 45 miljoen, die hierna wordt toegelicht.
Het totaalbedrag van de geconstateerde fouten en onzekerheden blijft onder de tolerantiegrens voor de financiële informatie in het jaarverslag als geheel.
Het jaarverslag is overeenkomstig de verslaggevingsvoorschriften opgesteld.
Het bedrag aan verplichtingen omvat in totaal € 98,9 miljoen aan overschrijdingen op de begrotingsartikelen 1, 2 en 3. Het bedrag aan uitgaven omvat € 83,4 miljoen aan overschrijdingen op begrotingsartikel 1. Gaan de Staten-Generaal niet akkoord met de hiermee samenhangende slotwetmutaties, dan moeten wij ons oordeel over de financiële informatie mogelijk herzien.
Een overzicht van alle fouten en onzekerheden staat in de bijlage van dit rapport.
Subsidieregeling schippersinternaten
In 2010 is het Ministerie van VWS voor een totaalbedrag van € 45 miljoen aan verplichtingen aangegaan inzake subsidiëring van schippersinternaten (Staatscourant 2009). Het Ministerie van VWS deed dit als uitvoerend orgaan van het voormalige Programma voor Jeugd en Gezin (zie § 3.1). Dit leidt tot een onzekerheid over de rechtmatige verstrekking van subsidies voor een totaalbedrag van € 45 miljoen.
De achtergrond van deze onzekerheid is dat met deze subsidiëring sprake is van mogelijke staatssteun, omdat binnenvaartschippers en/of bepaalde internaten mogelijk bevoordeeld zijn. Momenteel beziet het Ministerie van VWS op welke wijze de subsidieregeling aangepast kan worden. De verwachting is dat per 1 januari 2012 een nieuwe regeling van kracht wordt.
Europese aanbestedingsregels
Wij zijn nagegaan of beheerfouten in de Europese aanbestedingsregels bij de uitvoerende departementen heeft geleid tot fouten of onzekerheden in de jaarrekening van Jeugd en Gezin 2010 (zie § 3.1). Wij hebben vastgesteld dat bij Jeugd en Gezin in twee gevallen voor een totaalbedrag van € 1,7 miljoen sprake is van rechtmatigheidsfouten en dat voor één geval voor een totaalbedrag van € 0,2 miljoen er geen zekerheid bestaat over de rechtmatigheid.
De saldibalans is een overzicht van de posten die aan het eind van het jaar nog openstaan en die naar het volgende jaar moeten worden meegenomen. Bij de saldibalans hoort een toelichting waarin nadere informatie wordt verstrekt over de afzonderlijke posten op deze balans. Wij onderzoeken of de informatie op de saldibalans rechtmatig tot stand is gekomen, deugdelijk is weergegeven en voldoet aan de verslaggevingsvoorschriften.
De saldibalans van Jeugd en Gezin bestaat uitsluitend uit de posten uitgaven en ontvangsten in het begrotingsjaar, liquide middelen, de rekening-courant Rijkshoofdboekhouding en uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband. De standen van de voorschotten, vorderingen, schulden, openstaande verplichtingen, deelnemingen en garanties en de toelichtingen hierop, zijn voor Jeugd en Gezin opgenomen in de saldibalansen van de uitvoerende Ministeries van Financiën, SZW, VenJ en VWS.
De informatie in de saldibalans in het Jaarverslag 2010 van Jeugd en Gezin voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt. Dit betekent dat wij geen belangrijke fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid en de deugdelijke weergave hebben geconstateerd die de tolerantiegrenzen overschrijden, en dat de informatie voldoet aan de verslaggevingsvoorschriften.
Wij hebben geen fouten en onzekerheden aangetroffen in de saldibalans in dit jaarverslag.
De begrotingsuitvoering voor Jeugd en Gezin is ondergebracht bij de Ministeries van Financiën, SZW, VenJ, en VWS (zie § 3.1). Als in de bedrijfsvoering van deze ministeries door ons onvolkomenheden worden geconstateerd bij onderdelen die ook werkzaamheden uitvoeren voor Jeugd en Gezin dan kunnen deze onvolkomenheden gevolgen hebben voor de begrotingsartikelen van Jeugd en Gezin.
Wij hebben bij de ministeries van Financiën en VWS onvolkomenheden geconstateerd die de artikelen van Jeugd en Gezin raken. Deze hebben wij in het volgende overzicht weergegeven. Het gaat om:
• Ministerie van Financiën: financieel beheer kantoor Toeslagen;
• Ministerie van VWS: subsidiebeheer directoraat-generaal Volksgezondheid;
• Ministerie van VWS: subsidiebeheer directoraat-generaal Jeugd en Maatschappelijke Zorg;
• Ministerie van VWS: inkoopbeheer kerndepartement.
Als gevolg van deze onvolkomenheden zijn er fouten en onzekerheden op de begrotingsartikelen. Het betreft fouten tot een bedrag van € 17,5 miljoen in de uitgaven/ontvangsten en € 1,3 miljoen in de verplichtingen. Het betreft daarnaast onzekerheden tot een bedrag van € 4,7 miljoen in de uitgaven/ontvangsten en € 45,0 miljoen (Subsidieregeling schippersinternaten) in de verplichtingen. Voor de totaalbedragen aan fouten en onzekerheden verwijzen we naar de bijlage.
Indien de uitkomsten van het onderzoek naar de financiële informatie in de jaarverslagen en in de saldibalansen daar aanleiding toe geven kan de Algemene Rekenkamer bezwaar maken als is bedoeld in artikel 88 van de CW 2001. Daarbij wordt de financiële informatie onder meer getoetst aan de eisen van rechtmatigheid en deugdelijke weergave. Gegeven de aard en de omvang van de hiervoor beschreven fouten en onzekerheden achten wij het maken van bezwaar dit jaar niet zinvol.
De minister van VWS heeft op 27 april 2011 gereageerd op het concept van ons Rapport bij het Jaarverslag 2010 Jeugd en Gezin (XVII). In § 5.1 geven wij de integrale tekst van haar reactie weer. De brief is ook te raadplegen op www.rekenkamer.nl.
De reactie heeft ons aanleiding gegeven tot een nawoord; dit is opgenomen in § 5.2.
«Met belangstelling heb ik kennis genomen van het concept Rapport bij het Jaarverslag 2010 van Jeugd en Gezin (XVII) d.d. 15 april 2011. Ik geef u hieronder mijn bestuurlijke reactie op het concept.
RJv 2010 van Jeugd en Gezin
In het concept Rapport bij het Jaarverslag 2010 van Jeugd en Gezin (XVII) geeft u aan dat de beleidsinformatie en de informatie over de bedrijfsvoering op deugdelijke wijze tot stand is gekomen. Over de financiële informatie oordeelt u dat deze voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt, met uitzondering van het overschrijden van de artikeltolerantie bij artikel 2 «Gezond opgroeien» voor een bedrag van € 45 miljoen.
Dit laatste punt betreft een onzekerheid omdat, door de gekozen vorm van subsidiëring, mogelijke sprake is van staatssteun aan schippersinternaten. Deze onzekerheid heeft de Algemene Rekenkamer niet alleen opgenomen in het voorliggende rapport over Jeugd en Gezin, maar ook in het concept RJv 2010 van VWS. Dit wekt bij mij de indruk dat wij voor deze problematiek dubbel worden aangeslagen.»
De minister herkent zich in onze bevindingen. Zij merkt op dat wij de onzekerheid over de rechtmatigheid bij de Subsidieregeling schippersinternaten twee keer melden, namelijk zowel in ons Rapport bij het Jaarverslag 2010 van het Ministerie van VWS als in ons Rapport bij het Jaarverslag 2010 van Jeugd en Gezin. Wij zullen dit toelichten.
Bij de opzet van het programma voor Jeugd en Gezin is ervoor gekozen om een scheiding aan te brengen tussen enerzijds de verantwoordelijkheid voor het financieel beheer en anderzijds de verantwoordelijkheid voor de begroting en het jaarverslag. Bij de Subsidieregeling schippersinternaten is de minister van VWS verantwoordelijk voor de uitvoering en het financieel beheer van deze regeling. Wij hebben in ons Rapport bij het Jaarverslag 2010 van het Ministerie van VWS dan ook gewezen op de fout in de beheershandeling. Deze fout (de gekozen vorm van subsidiëring) leidt tot een onzekerheid in de rechtmatigheid van de in 2010 aangegane verplichtingen van Jeugd en Gezin. De programmaminister Jeugd en Gezin is immers verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van de uitgaven en verplichtingen in zijn begroting en jaarverslag. Wij hebben daarom het bedrag van € 45 miljoen ook in het fouten- en onzekerhedenoverzicht bij ons Rapport bij het Jaarverslag 2010 van Jeugd en Gezin opgenomen.
Het totale overzicht van fouten en onzekerheden in deze bijlage bestaat uit de volgende tabellen:
A Verplichtingen
B/C Uitgaven + ontvangsten
B Uitgaven
C Ontvangsten
D Baten-lastendiensten
E Saldibalans
F Afgerekende voorschotten
We nemen alleen die tabellen (hierboven vet gedrukt) op over de onderdelen waarin we fouten en/of onzekerheden hebben geconstateerd.
Art. nr. | Omschrijving | Verantwoord bedrag | Fout | Onzekerheid | Totaal F + O | Tolerantie overschreden? | Onzekerheid over volledigheid | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | ||||||
Beleidsartikelen | |||||||||
1 | Gezin en inkomen | 4 506 386 | – | – | – | – | – | – | – |
2 | Gezond opgroeien | 80 510 | 162 | – | 45 020 | – | 45 182 | ja | – |
3 | Zorg en bescherming | 1 888 636 | 2 681 | 25 | 190 | – | 2 896 | nee | – |
Niet-beleidsartikelen | |||||||||
98 | Algemeen | 5 357 | – | – | – | – | – | – | |
99 | Nominaal en onvoorzien | 0 | – | – | – | – | – | – | |
| Totaal | 6 480 889 | 2 843 | 25 | 45 210 | – | – |
Art. nr. | Post | Fout | |||
---|---|---|---|---|---|
Totaal individuele fouten | 0 | ||||
Totaal verplichtingen | 6 480 889 | ||||
Procentuele fout | 0,04% | Tolerantiegrens niet overschreden | |||
Procentuele onzekerheid | 0,70% | Tolerantiegrens niet overschreden |
Art. nr. | Omschrijving | Verantwoord bedrag * | Fout | Onzekerheid | Totaal F + O | Tolerantie overschreden? | Onzekerheid over volledigheid | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | ||||||
1 | Gezin en inkomen | 4 724 878 | 17 269 | 2 | 4 370 | – | 21 641 | nee | – |
2 | Gezond opgroeien | 377 443 | 200 | – | 350 | – | 550 | nee | – |
3 | Zorg en bescherming | 1 862 355 | 70 | 1 346 | – | 1 452 | 2 868 | nee | – |
98 | Algemeen | 5 357 | – | – | – | – | – | – | |
99 | Nominaal en onvoorzien | 0 | – | – | – | – | – | – | |
Totaal | 6 970 033 | 17 539 | 1 348 | 4 720 | 1 452 | – | |||
(1) | Totaal Uitgaven en Ontvangsten | 6 970 033 | Omvangsbasis uitgaven + ontvangsten | ||||||
Procentuele fout | 0,27% | Tolerantiegrens niet overschreden | |||||||
Procentuele onzekerheid | 0,09% | Tolerantiegrens niet overschreden | |||||||
(2) | Totaal | 6 970 033 | Omvangsbasis uitgaven + ontvangsten + bijdrage(n) van derden baten-lastendiensten | ||||||
Procentuele fout | 0,27% | Tolerantiegrens niet overschreden | |||||||
Procentuele onzekerheid | 0,09% | Tolerantiegrens niet overschreden |
Uitsplitsing van het verantwoord bedrag naar uitgaven en ontvangsten vindt plaats in bijlagen B en C
Art. nr. | Omschrijving | Verantwoord bedrag | Fout |
| Onzekerheid |
| Totaal F + O | Tolerantie overschreden? | Onzekerheid over volledigheid |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | ||||||
1 | Gezin en inkomen | 4 506 386 | 17 269 | 2 | 4 370 | – | 21 641 | nee | – |
2 | Gezond opgroeien | 375 574 | 200 | – | 350 | – | 550 | nee | – |
3 | Zorg en bescherming | 1 842 971 | 70 | 304 | – | 1 452 | 1 826 | nee | – |
98 | Algemeen | 5 357 | – | – | – | – | – | – | |
99 | Nominaal en onvoorzien | 0 | – | – | – | – | – | – | |
| Totaal | 6 730 288 | 17 539 | 306 | 4 720 | 1 452 | – |
Art. nr. | Post | Fout | |||
---|---|---|---|---|---|
Totaal individuele fouten | 0 | ||||
Totaal uitgaven | 6 730 288 | ||||
Procentuele fout | 0,27% | Tolerantiegrens niet overschreden | |||
Procentuele onzekerheid | 0,09% | Tolerantiegrens niet overschreden |
Art. nr. | Omschrijving | Verantwoord bedrag | Fout | Onzekerheid | Totaal F + O | Tolerantie overschreden? | Onzekerheid over volledigheid | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | ||||||
1 | Gezin en inkomen | 218 492 | – | – | – | – | – | – | |
2 | Gezond opgroeien | 1 869 | – | – | – | – | – | – | |
3 | Zorg en bescherming | 19 384 | – | 1 042 | – | – | 1 042 | nee | – |
98 | Algemeen | 0 | – | – | – | – | – | – | |
99 | Nominaal en onvoorzien | 0 | – | – | – | – | – | – | |
| Totaal | 239 745 | – | 1 042 | – | – | – |
Art. nr. | Post | Fout | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal individuele fouten | 0 | ||||||||
Totaal ontvangsten | 239 745 | ||||||||
Procentuele fout | 0,43% | Tolerantiegrens niet overschreden | |||||||
Procentuele onzekerheid | 0,00% |
CW 2001 | Comptabiliteitswet 2001 |
DG JMZ | directoraat-generaal Jeugd en Maatschappelijke Zorg |
DG V | directoraat-generaal Volksgezondheid |
JenG | Programma voor Jeugd en Gezin |
OCW | Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
SZW | Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
VenJ | Ministerie van Veiligheid en Justitie |
VWS | Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
Op www.rekenkamer.nl staat een verklarende woordenlijst met begrippen die veel voorkomen in onze rapporten bij de jaarverslagen.
Algemene Zaken (2010a). Besluit houdende departementale herindeling met betrekking tot veiligheid. Nr. 10.002843. Den Haag: Staatscourant 2010, nr. 16528, 18 oktober 2010.
Algemene Zaken (2010b). Besluit houdende departementale herindeling inzake jeugd en gezin. Nr. 10.002848. Den Haag: Staatscourant 2010, nr. 16540, 18 oktober 2010.
Algemene Zaken (2010c). Besluit houdende departementale herindeling met betrekking tot kindregelingen. Nr. 10.002847. Den Haag: Staatscourant 2010, nr. 16542, 18 oktober 2010.
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, Jaargang 2011 (2011). Wet van 27 januari 2011 tot wijziging van de begrotingsstaat van de begroting voor Jeugd en Gezin (XVII) voor het jaar 2010 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota). Den Haag: Staatsblad 2011, nr. 93, d.d. 27 januari 2011.
Staatscourant, Jaargang 2009 (2009). Regeling van de Minister voor Jeugd en Gezin van 17 december 2009, nr. JZ/LJ-2 977004, houdende vaststelling van regels voor de rechtstreekse subsidiëring van het huisvesten, verzorgen en opvoeden van kinderen of pleegkinderen van binnenschippers, kermisexploitanten en circusartiesten (Subsidieregeling opvang kinderen van ouders met trekkend/varend bestaan). Den Haag: Staatscourant 2009, nr. 20186, d.d. 29 december 2009.