Vastgesteld 7 juni 2011
De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft over het jaarverslag 2010 van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Kamerstuk 32 710 XIV, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.
Deze vragen, alsmede de daarop 6 juni 2011 gegeven antwoorden, zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Van der Ham
Adjunct-griffier van de commissie,
Schüssel
1
Kunt u voor alle door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uitgevoerde subsidieregelingen een overzicht geven van de benodigde uitvoeringskosten, in de vorm van een overzicht, met per regeling het aantal Fte, het beleidsbudget en de daadwerkelijk gerealiseerde uitgaven?
Zie de bijlage.2
2
Kunt u voor alle door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uitgevoerde subsidies een overzicht geven van de bijdrage vanuit het bedrijfsleven en/of vanuit publieke instellingen, in de vorm van een overzicht, met per regeling de daadwerkelijk gerealiseerde uitgaven en de gerealiseerde cofinanciering?
Subsidieregeling |
Realisatie 2010 |
Financiering overigen (niet Rijk en niet EU) |
---|---|---|
Programma Beheer |
121 030 219 |
44 0721 163 |
Regeling LNV subsidies Landbouw |
42 263 747 |
2 508 227 |
Europees Visserijfonds |
8 940 223 |
319 014 |
Regeling Kennisverspreiding en innovatie |
3 762 000 |
2 529 129 |
Groen Onderwijs |
3
Kunt u helder uiteenzetten wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitgaven Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) en kunt u in uw beantwoording in ieder geval aangeven welke gronden zijn aangekocht en ingericht, welke gronden zijn aangekocht maar niet ingericht en welke gronden zijn aangekocht op de verkeerde plaats.
U wordt hierover geïnformeerd aan de hand van de ILG voortgangsrapportage 2010. Deze rapportage ontvangt u voor Prinsjesdag 2011.
4
Kunt u aangeven welke gronden in eigendom en/of beheer zijn van Dienst Landelijke Gebied (DLG) en het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) en kunt u ook aangeven welke gebouwen in eigendom zijn van DLG/BBL?
Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) had per 31 december 2010 38 346 hectare gronden in bezit waarmee gebiedsprocessen versneld kunnen worden. Voor een gespecificeerder overzicht verwijs ik u naar de Rekening en Verantwoording van BBL.
Gebouwen maken geen deel uit van het primaire proces van DLG en worden alleen gekocht als dat in het kader van grondverwerving onvermijdelijk is. Verworven gebouwen worden –in opdracht van provincies- meestal weer verkocht.
5
Waarom is er voor het niet juist uitvoeren van de Wet Investering Landelijk Gebied (WILG) geen sanctiebeleid en kunt u in uw antwoord ook aangeven waarom sanctiebeleid ontbreekt terwijl de bestaande ILG periode in 2014 afloopt en hoe er nu wel wordt gehandhaafd richting provincies?
Bij het ILG gaat het om het realiseren van de overeengekomen prestaties, op dit moment is er sprake van een voorschot. Er is pas sprake van een rijksbijdrage als de prestatie is geleverd. Bij eindafrekening wordt de doelmatige en rechtmatige besteding van de middelen beoordeeld. Ik heb het Comité van Toezicht gevraagd de gerealiseerde prestaties te beoordelen. Ik betrek de adviezen van het Comité van Toezicht bij het formuleren van een sanctiebeleid.
6
Hoe zal het sanctiebeleid voor het niet juist uitvoeren van de WILG vormgegeven worden en bent u van plan de ILG-periode te verlengen om sanctiebeleid inhoud en vorm te geven?
Zie het antwoord op vraag 5.
7
Waarom zijn de ten onrechte uitgekeerde inkomenssubsidies aan boeren in tegenstelling tot wat er in de lidstaatverklaring staat niet teruggevorderd bij de onrechtmatige ontvangers?
Er zijn door de Europese Commissie in de afgelopen jaren in de toepassing van de EU-regels voor de perceelsregistratie onjuistheden geconstateerd, waardoor landbouwers in een aantal gevallen teveel perceelsgerelateerde EU-subsidies hebben ontvangen. Inmiddels is het perceelsregister ingrijpend herzien en heeft Nederland teveel betaalde subsidie niet gedeclareerd bij de Commissie. Zoals ook aan de Kamer is bericht bij brief van 25 januari 2010 heeft de toenmalige minister van LNV besloten de teveel uitgekeerde steun niet terug te vorderen van landbouwers omdat deze in redelijkheid uit mochten gaan van de juistheid van de door het ministerie verstrekte perceelsgegevens. Dit staat als zodanig ook vermeld in de lidstaatverklaring. In gevallen waarin opzettelijk teveel is gedeclareerd door landbouwers is wel teruggevorderd.
8
Gaat u in het vervolg de ten onrechte uitgekeerde inkomenstoeslagen wel terugvorderen, zo neen, waarom niet en welke sancties zijn hiervoor te verwachten?
Zoals ook tot nu toe is gebeurd, zal ik ook in de toekomst onterecht betaalde steun terugvorderen waar ik volgens de EU-voorschriften en de relevante nationale bepalingen gehouden ben dit te doen. Alleen in gevallen waar er onvoldoende juridische basis aanwezig is om tot terugvordering over te gaan, wordt niet teruggevorderd.
9
Welke sancties zijn er opgelegd voor het ten onrechte niet terugvorderen van ten onrechte uitgekeerde Europese subsidies?
Er zijn aan Nederland geen sancties opgelegd wegens het niet terugvorderen van ten onrechte uitgekeerde Europese subsidies.
10
Hoe verhouden de aangekondigde kortingen op het ILG zich tot de bestuurakkoorden waarin afspraken zijn vastgelegd t/m 2014 en worden deze opengebroken?
De aangekondigde kortingen op het ILG worden betrokken bij het overleg met de provincies over het bestuursakkoord natuur.
11
Welke sancties zijn er als de ILG-gelden onrechtmatig of ondoelmatig besteed zouden blijken te zijn?
Zie het antwoord op vraag 5.
12
Op welke wijze wordt de Kamer geïnformeerd over de afrekening van het ILG-budget: hoeveel van het totaal besteed is aan welke doelen, en welke effecten hiermee behaald zijn?
De Kamer wordt geïnformeerd aan de hand van de eindafrekening. Deze eindafrekening gaat over de gerealiseerde ILG prestaties en de daaraan verbonden rijksbijdrage. Ik ben in gesprek met de provincies om te komen tot een nieuw bestuursakkoord. Afspraken over de eindafrekening over de lopende periode zijn hier onderdeel van.
13
Op welke manier wordt zeker gesteld dat interpretaties en bestedingen in de verschillende provincies van begrotingsgeld uniform gebeurt?
Zie ook het antwoord op vraag 5 en 15. De prestaties worden beoordeeld door het Comité van Toezicht. Op basis daarvan wordt de definitieve beschikking opgemaakt.
14
Kunt u een overzicht geven van alle ILG-verplichtingen die al gedaan zijn, die na de stop op 20 oktober 2010 niet meer tot betaling zouden komen?
Het overzicht van alle verplichtingen wordt opgesteld door de provincies. Die zijn niet in mijn bezit. Prestaties die geleverd worden en tot uitbetaling komen voor 1 januari 2014 en zijn gebaseerd op juridisch harde verplichtingen voor 20 oktober 2010 zal ik financieren.
15
Hoe wordt de rechtmatigheid van de uitgaven die de provincies hebben gedaan met ILG-gelden gewaarborgd?
Provincies rapporteren middels jaarlijkse ILG voortgangsrapportages welke onderdeel uitmaken van de jaarlijkse provinciale verantwoording aan Provinciale Staten. Deze ILG voortgangsrapportages zijn voorzien van accountantsverklaringen. Het vaststellen van de definitieve rijksbijdrage gebeurt bij eindafrekening op basis van de gerealiseerde ILG prestaties.
16
Kunt u een, naar organisatie, uitgesplitst overzicht geven van de subsidie-uitgaven aan milieu- en natuurclubs?
Zie het antwoord op vraag 17.
17
Kunt u een, naar organisatie, uitgesplitst overzicht geven van de subsidie-uitgaven welke ten laste zijn gekomen voor de LNV begroting en prognose over de subsidie-uitgaven ten laste komen voor de ELI begroting?
Naast de beantwoording van vraag 1 en 2 is voor de beantwoording van vraag 16 en 17 het Subsidieoverzicht Rijksoverheid als uitgangspunt genomen. Voor de prognose verwijs ik u naar de bijlage bij de beantwoording van de Kamervragen bij de Ontwerpbegroting 2011 (TK 2010–2011, 32 500 XIV, nr. 9).
Bedragen x € 1 000,- |
|
---|---|
Hogeschool van Hall Larenstein |
€ 509 |
Wellantcollege |
€ 333 |
CAH Dronten |
€ 323 |
Van Hall Instituut |
€ 324 |
HAS Den Bosch |
€ 230 |
Chr Agrarische Hogeschool |
€ 223 |
Clusius College |
€ 208 |
Stoas Hogeschool |
€ 169 |
Lentiz Onderwijsgroep |
€ 165 |
Agrarisch Opleidingen Centrum Groenhorst College |
€ 164 |
Hogeschool INHOLLAND Delft |
€ 161 |
CC Schaersvoorde |
€ 111 |
Edudelta Onderwijsgroep |
€ 107 |
Landstede Raalte |
€ 106 |
Agrarisch Opleidingen Centrum Holland College |
€ 96 |
Internationale Agrarische Hogeschool Larenstein |
€ 89 |
Agrarisch Opleidingen Centrum Friesland |
€ 61 |
ROC Landstede |
€ 60 |
Helicon Opleidingen |
€ 57 |
AOC Oost |
€ 57 |
AOC De Groene Welle |
€ 52 |
Agrarisch Opleidingen Centrum Oost |
€ 49 |
AOC Friesland |
€ 25 |
Agrarisch Opleidingcentrum Terra |
€ 16 |
Bedragen x € 1 000,- |
|
---|---|
Groenhorst College |
€ 318 |
Stichting Van Hall Larenstein |
€ 175 |
Stichting Clusius College |
€ 120 |
Stichting Has Den Bosch |
€ 79 |
Stichting Citaverde College |
€ 76 |
Stichting Landstede |
€ 29 |
AOC De Groene Welle |
€ 22 |
Stichting Agrarisch Opleidingscentrum Terra |
€ 19 |
Bedragen x € 1 000,- |
|
---|---|
Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten |
€ 9 876 |
Unie Van Bosgroepen |
€ 3 560 |
It Fryske Gea |
€ 1 879 |
Stichting Het Noordbrabants Landschap |
€ 1 652 |
Stichting Het Limburgs Landschap |
€ 1 348 |
Stichting Het Zeeuwse Landschap |
€ 1 201 |
St Het Drentse Landschap |
€ 832 |
Stichting Het Zuid-Hollands Landschap |
€ 733 |
Stichting Het Overijssels Landschap |
€ 701 |
Stichting Het Utrechts Landschap |
€ 661 |
Stichting Landschap Noord-Holland |
€ 638 |
Stichting Het Groninger Landschap |
€ 486 |
Stichting Flevo-Landschap |
€ 392 |
Stichting Gooisch Natuurreservaat |
€ 247 |
Stichting IJssellandschap |
€ 174 |
Stichting Het Geldersch Landschap |
€ 26 |
Stichting Robur, Bedrijven voor «Het Limburgs Landschap» |
€ 2 |
Coöperatieve Vereniging Bosgroep Zuid Nederland |
€ 2 |
Bedragen x € 1 000,- |
|
---|---|
Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten NL |
€ 497 |
Unie van Bosgroepen |
€ 374 |
Bedragen x € 1 000,- |
|
---|---|
Unie van Bosgroepen |
€ 242 |
Bedragen x € 1 000,- |
|
---|---|
Stichting IJssellandschap |
€ 1 |
Bedragen x € 1 000,- |
|
---|---|
Stichting Veldwerk Nederland |
€ 210 |
Stichting De Noordzee |
€ 186 |
Steunstichting vereniging voor zoogdierkunde en oogdierbescherming |
€ 135 |
Stichting Natuur En Milieu |
€ 135 |
Stichting van Lippe-Biesterfeld Foundation |
€ 133 |
Stichting de Natuur- En Milieufederaties |
€ 120 |
Stichting Reinwater |
€ 106 |
Stichting Oase |
€ 96 |
Landschapsbeheer Nederland |
€ 91 |
Nederlandse Vereniging Tot Bescherming Van Vogels |
€ 89 |
Vereniging Nederlands Cultuurlandschap |
€ 84 |
Stichting Jso |
€ 81 |
Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee |
€ 81 |
Stichting Waarde |
€ 78 |
Bomenstichting |
€ 78 |
De Vlinderstichting |
€ 78 |
Stichting Echte Welvaart |
€ 70 |
Stichting Codename Future |
€ 68 |
Stichting Turning Point/ Stichting verover je eigen omgeving |
€ 64 |
Stichting IUCN Nederlands Comité |
€ 61 |
Stichting. Centrum voor biodiversiteit Naturalis |
€ 60 |
Stichting Sardes |
€ 57 |
Stichting Anemoon |
€ 54 |
Stichting Kleine Aarde |
€ 50 |
IVN Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie |
€ 43 |
Stichting Serious Games |
€ 40 |
Stichting Floristisch Onderzoek Nederland |
€ 30 |
Kon. Nederlandse Natuurhistorische Vereniging |
€ 30 |
Landelijke Vereniging tot behoud van de Waddenzee |
€ 29 |
Stichting Ecokids Nederland |
€ 28 |
Stichting Beleven |
€ 18 |
Stichting Landschapsbeheer Nederland |
€ 13 |
Stichting Texels Museum – Ecomare |
€ 8 |
Stichting Duinbehoud |
€ 5 |
18
Door de goede economische positie gecombineerd met de sterke (kennis)infrastructuur heeft Nederland internationaal veel te bieden echter in hoeverre slaagt Nederland in het behouden van de kennis voor Nederland als de meeste studies een laag percentage van Nederlandse studenten kent?
Nederland heeft een open economie en een open kennisstelsel. De aantrekkingskracht van Nederland als kennisland vertaalt zich – binnen die kennisgebieden waarin Nederland onderscheidend is – in een vooraanstaande positie van Nederland op buitenlandse markten en daarmee economische groei.
Het overgrote deel van de studenten aan de groene opleidingen is Nederlands. Talentvolle buitenlandse studenten creëren een internationale leeromgeving, brengen kennis mee over het buitenland en bevorderen internationale vaardigheden. Deze zijn noodzakelijk om zaken te kunnen doen met het buitenland, om goed toegerust te zijn voor de steeds internationalere arbeidsmarkt van de sector. Het regeerakkoord benadrukt dat Nederland excellente docenten en studenten moet kunnen aantrekken en Nederlandse toppers moet kunnen vasthouden. Jongeren moeten op alle niveaus worden voorbereid op een meer internationale arbeidsmarkt. Afgestudeerde buitenlandse studenten die Nederland weer verlaten hebben een ambassadeursfunctie of, als ze in Nederland blijven, dragen ze bij aan het bestrijden van de tekorten aan hoogopgeleide specialisten op de Nederlandse arbeidsmarkt.
19
Wat is de benuttingsgraad inzake de MEI, de Investeringsregeling Energiebesparing (ERI) en het Small Business Innovation Research (SBIR)?
De benuttingsgraad van de MEI (verplicht budget versus uitbetalingen) bij de openstellingen tussen 2007 en 2010 bedraagt 40% tot 63%. De benuttingsgraagd van de IRE bij de openstellingen 2009 en 2010 bedraagt 41% tot 77%. De benuttingsgraad van de SBIR duurzame stallen wordt pas in het najaar van 2010 duidelijk. Het toekenningstraject m.b.t. tot ingediende plannen is nog in uitvoering.
20
Is zicht op hoe vaak fiscale mogelijkheden zoals MIA/ VAMIL worden gebruikt door de agrarische ondernemers?
Ja. Er wordt door agrarisch ondernemers veel gebruik gemaakt van Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving Milieu-investeringen (Vamil). Net als voorgaande jaren ging er in 2009 ongeveer 75% van het MIA\Vamil-budget naar investeringen in Groen Label kassen en duurzame stallen. Zo zijn er in 2009 650 aanvragen ingediend voor Groen Label kassen en 3500 voor duurzame stallen aangevraagd.
21
Kunt u voor alle door het ministerie in 2010 uitgevoerde subsidieregelingen een overzicht geven van de benodigde uitvoeringskosten, in de vorm van een overzicht met per regeling het aantal benodigde FTE per 100 000 euro uitgekeerde subsidie?
Zie het antwoord op vraag 1. Het antwoord is toegevoegd als bijlage.2
22
Kunt u voor alle door het ministerie uitgevoerde garantieregelingen een overzicht geven van de benodigde uitvoeringskosten, in de vorm van een overzicht met per regeling het aantal benodigde FTE per 100 000 euro uitgekeerde subsidie?
DR heeft in 2010 de regeling Garantstelling Landbouw uitgevoerd. Op deze regeling wordt geen subsidie uitgekeerd.
In 2010 is een bedrag van € 65,9 mln. aan garantstellingen verleend. DR heeft hiervoor in totaal 6,1 ft ingezet. Omgerekend per € 100 000 garantieverlening betekent dit 0,01 fte.
23
Waar bestaat de groei in de agrarische export van € 60,5 mld. in 2009 naar € 65 mld. in 2010 uit en welke producten veroorzaken deze groei?
De exportwaarde is in 2010 gegroeid tot € 65,8 mld. De importwaarde is in dezelfde periode gegroeid van € 37,5 mld. (2009) naar € 40,4 mld. (2010). Na de Verenigde Staten is Nederland de grootste exporteur van agrarische producten ter wereld en na Brazilië heeft Nederland de grootste netto-export van agrarische producten ter wereld. Het overschot van de agrarische handel bedraagt € 25,4 mld. en is ongeveer twee derde deel van het totale Nederlandse handelsoverschot. Exportproducten die deze groei veroorzaken zijn groenten en fruit, sierteelt, zuivel, eieren en vlees. Daarnaast bestaat een deel van de Nederlandse agrarische export uit wederuitvoer van producten die eerst in Nederland zijn geïmporteerd, bijvoorbeeld seizoensgebonden groenten en fruit. 80% van de export van Nederlandse agrarische producten gaat naar landen binnen de EU-27. Van de totale Nederlandse agrarische export gaat 26% naar Duitsland (2010); dit is op agrarisch gebied dan ook de belangrijkste handelspartner.
24
Kunt u specificeren wat de kosten zijn van het communicatietraject rondom de Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) hervorming (De maatschappelijke dialoog over de toekomstige invulling van het GLB met onder andere een bijeenkomst in NEMO Amsterdam, gebruik van social media en bijeenkomsten en discussies op locaties in het land.)?
Het communicatietraject betrof de volgende onderdelen met de daarbij behorende kosten:
– Seminar «GLB in onderzoek» in NEMO Amsterdam waarvan de kosten € 12 059 bedroegen.
– Seminar «Tussen Brussel en Den Haag» waarvan de kosten € 8087 bedroegen.
– De zogenaamde «GLB tour» met overige bijeenkomsten en discussies op locaties in het land in het kader van diverse onderzoekstrajecten en de productie van een korte film waarvan de kosten € 66 416 bedroegen.
25
Kunt u aangeven of de kosten voor het communicatietraject rondom de hervorming van het GLB boven de Europese aanbestedingsgrens lagen?
Deze genoemde kosten lagen niet boven de Europese aanbestedingsgrens.
26
Wat zijn de eerste resultaten van de stuurgroep Natuurcompensatie en wat zijn precies de taken van deze stuurgroep?
De taken van de ambtelijke stuurgroep natuurcompensatie zijn:
1. Voorstellen doen voor het verbeteren van het beleid en de regelgeving ten aanzien van natuurcompensatie.
2. Voorstellen doen voor verbetering van de uitvoering.
3. Mogelijkheden verkennen om vraag en aanbod van compensatieprojecten bij elkaar te brengen.
De stuurgroep bevindt zich op dit moment nog in de analysefase, waarbij een analyse wordt gemaakt van een groot aantal rapporten en artikelen dat de afgelopen jaren over natuurcompensatie is verschenen, met als doel knelpunten en voorgestelde oplossingen daarvoor in kaart te brengen. Concrete voorstellen zullen in de loop van dit jaar uitgewerkt worden.
27
Is er sprake van samenhang tussen de vereenvoudiging in de vele groene gebiedscategorieën en de te verwachten integratie van natuurwetgeving en zal het problemen opleveren als dit niet gelijktijdig zal verlopen?
In het aangekondigde wetsvoorstel dat de natuurwetgeving integreert zal, zoals ook gemeld in mijn brief aan uw Kamer van 23 februari 2011 (Kamerstukken TK 32 670, nr. 1), worden voorgesteld om het nationaal wettelijk regime voor beschermde natuurmonumenten af te schaffen. Bijna alle beschermde natuurmonumenten zijn nu gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur en daardoor planologisch beschermd. Dit heeft ten opzichte van de huidige Natuurbeschermingswet 1998 een vereenvoudiging van gebiedscategorieën als resultaat. Verder is er geen samenhang tussen het wetsvoorstel en de vereenvoudiging van andere gebiedscategorieën in het ruimtelijk spoor, waardoor ik geen problemen verwacht als die trajecten enigszins uiteen zouden lopen in de tijd.
28
Welke campagnes zijn ondersteund?
In 2010 zijn de volgende mediacampagnes ondersteund:
– Tv-campagne «Duurzaam voedsel» van het Voedingscentrum, is vervolg van meerjarige mediacampagne 2007–2010
– Radiocampagne tegen voedselverspilling («Hollandse tapas») van het Voedingscentrum
– Mediacampagne «Beter Leven Kenmerk» door de Dierenbescherming
29
Op welke wijze is de campagne Beter Leven Kenmerk ondersteund?
In het kader Convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten is subsidie beschikbaar gesteld om de campagne Beter Leven Kenmerk te ondersteunen. Daarnaast is de Dierenbescherming ondersteund in de doorontwikkeling van het Beter Leven Kenmerk.
30
Is de conclusie juist dat er ruim € 70 mln. minder is uitgegeven van beleidsartikel 21.13 en kan de regering hier duidelijkheid over geven, heeft de innovatie dus bijna stil gestaan en wat gaat de regering hier aan doen?
Een groot deel van de lagere uitgaven in 2010 van ca. € 71 mln. hangt samen met (investerings)beslissingen en het declaratiegedrag van individuele ondernemingen. Dat geldt voor de regelingen Marktintroductie Energie Innovaties (MEI), de Investeringsregeling Energiebesparing (IRE), de Investeringsregeling Gecombineerde Luchtwassers en Stimuleringsregeling Duurzame Glastuinbouw (Stidug). Op deze regelingen is in 2010 circa € 37 mln. minder uitgegeven.
Daarnaast komt een deel (€ 17 mln.) van de totale onderuitputting op dit artikel in 2011 alsnog tot uitbetaling (fijnstofmaatregelen, VAMIL, Uitvoeringsprogramma Innovatie Landbouw Noord-Nederland). Tot slot is circa € 9 mln. van de totale onderuitputting op dit artikel ten behoeve van onderzoek van de onderzoeksinstellingen van de Dienst Landbouwkundig Onderzoek wel uitgegeven maar verantwoord op artikel 26.15. De daadwerkelijke onderuitputting bedraagt dus ca. € 8 mln.
31
Kunt u aangeven welk percentage van de kredieten waarvoor het Rijk borg gestaan heeft op basis van het Borgstellingfonds leidde tot verliesdeclaraties en hoe dit zich verhoudt tot voorgaande jaren?
In 2010 heeft 2,7% van het totaal bedrag aan openstaande garantstellingen geleid tot een verliesdeclaratie. Dit was hoger dan in de voorgaande jaren. In de periode 2007 tot en met 2009 lag dit percentage tussen de 0,5% en 1,6%. Het percentage in 2010 was voornamelijk hoger in verband met de gevolgen van de economische crisis.
32
Kunnen agrarische ondernemers die in het verleden bij het gebruik van het Borgstellingfonds verliesdeclaraties voor het Rijk opgeleverd hebben, opnieuw in aanmerking komen voor toekomstige garantieregelingen vanuit de overheid?
Ja, agrarische ondernemers kunnen opnieuw in aanmerking komen voor toekomstige garantieregelingen vanuit de overheid.
33
Wat is per boer de gemiddelde uitkering geweest in het kader van de regeling ter compensatie van het levenslange fokverbod in verband met de Q-koorts?
In 2010 is aan nadeelcompensatie een bedrag van ca. € 2,8 mln. als voorschot betaald aan 55 bedrijven. Dit komt uit op een gemiddelde van ruim € 51 000 per bedrijf. Het resterende deel van de tegemoetkoming ad. € 0,9 mln. is in 2011 uitbetaald. Gemiddeld komt de uitkering in het kader van de regeling dan uit op ca. € 67 000 per bedrijf.
34
Is overwogen om de niet bij de EU te declareren exportrestituties in rekening te brengen bij de partijen uit de sector die hier van geprofiteerd hebben en zo nee, waarom niet?
Ja, in het onderhavige geval gaat het om een administratieve onvolkomenheid bij de controle van documenten die moeten worden overgelegd bij het verlaten van het douanegebied van de EU, van producten waarvoor restituties zijn aangevraagd. Deze zogenaamde T5-documenten bleken in een aantal gevallen pas na het laden en verschepen van de goederen te zijn ingediend. Daarbij is geconcludeerd dat deze niet EU-conforme werkwijze (waardoor de betrokken uitgaven door de departementale auditdienst als niet rechtmatig werden bestempeld) mede werd veroorzaakt door gebrekkige communicatie tussen de betrokken diensten over dit specifieke onderwerp. Het in rekening brengen bij de partijen uit de sector werd daarom als disproportioneel aangemerkt.
35
De investeringsregeling duurzame stallen heeft vertraging opgelopen doordat de goedkeuring van de Europese Commissie (staatssteunmelding) pas medio 2010 is verkregen, waarom is dat?
De maatregel is 22 februari 2010 geprénotificeerd, op 22 maart genotificeerd en vervolgens op 12 augustus van dat jaar goedgekeurd. De Commissie heeft tijdens de notificatie tweemaal om nadere inlichtingen verzocht. Gelet op het feit dat met de maatregel de kring van begunstigden is uitgebreid en tevens de steunintensiteit kan worden opgehoogd, is een Brusselse goedkeuringsprocedure van bijna 6 maanden (inclusief pré-notifictie) niet ongebruikelijk.
36
Ook is vertraging opgelopen omdat de vergunningen nog niet in bezit waren van de ondernemers, kan worden aangegeven wat daarvan de reden was?
Als ondernemers plannen maken voor een nieuwe stal staat of valt de uitvoerbaarheid hiervan met de beschikbaarheid van de juiste vergunningen. Het al dan niet afgeven van vergunningen is een verantwoordelijkheid van de gemeenten. Dat deze vergunning niet of later wordt verstrekt dan ondernemers voor ogen hadden kan zeer uiteenlopende oorzaken hebben. Het is lastig om hier in het algemeen iets over te zeggen. Zo kan het zijn dat de vergunningsaanvraag niet past binnen het bestemmingsplan of dat bij de planning onvoldoende rekening is gehouden met de tijd die het kost om een vergunningsaanvraag te beoordelen.
37
Hoe kan het dat de Stimuleringsregeling duurzame ontwikkeling
glastuinbouw (Stidug) goedkoper is uitgevallen omdat niet alle gedeclareerde onderdelen subsidiabel bleken, en zijn de voorwaarden onduidelijk?
De uitvoeringsbepalingen inclusief voorwaarden van de regeling Stidug zijn duidelijk. Daaruit blijkt dat bepaalde onderdelen niet subsidiabel zijn. Dit leidt ertoe dat de regeling uiteindelijk goedkoper uitvalt dan was voorzien.
38
Hoeveel van het aanvullend onderzoek voor mestbeleid is betaald door de sector?
Het bedrijfsleven heeft in 2010 een bijdrage van € 472 861,80 geleverd aan het aanvullend onderzoek in het kader van de pilots mineralenconcentraat.
39
Wat gaat de regering doen om de duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen in de intensieve veehouderij te bevorderen nu uit beleidsartikel 21.13 blijkt dat bij de intensieve veehouderij ruim € 17 mln. minder uitgegeven is dan begroot?
Het budget dat in 2010 is gereserveerd voor investeringen in gecombineerde luchtwassers en fijnstofmaatregelen wordt doorgeschoven naar 2011 en latere jaren. Hierdoor blijft dit budget beschikbaar om subsidies voor gecombineerde luchtwassers uit te betalen en voor fijnstofmaatregelen te verplichten en uit te betalen.
40
Waarom is sprake van tegenvallende planologische procedures?
Er is sprake van tegenvallende planologische procedures bij de pilotprojecten herstructurering melkveehouderij Veenkoloniën en Evertsoort=Grauwveen. In de Veenkoloniën was voor de laatste boerderijverplaatsing een wijziging van het bestemmingsplan nodig die leidde tot een bezwarenprocedure. Bij het project Evertsoord-Grauwveen zijn voor de uitvoering van de peilgestuurde drainages aanlegvergunningen nodig, ook hier was sprake van vertraging door procedures.
41
Waarom is de belangstelling voor de regeling fijnstofmaatregelen beperkt, speelt de beschikbaarheid van technieken hierbij een rol?
De beschikbaarheid van technische maatregelen is één van de redenen van de beperkte belangstelling voor de regeling fijnstofmaatregelen. Daarnaast hebben de duidelijkheid over de openstelling van deze investeringsregeling in 2011 en het moment van vaststellen door de gemeente of het daadwerkelijk een knelpunt voor fijn stof betreft een rol gespeeld.
42
Bij Dienst Regelingen (DR) is er sprake van hogere uitgaven als gevolg van de herstelacties op het gebied van de perceelsregistratie, waar zitten deze kosten in en wat houden deze herstelacties in?
In 2010 heeft DR een actualisatie uitgevoerd op de perceelsgegevens. Mede op verzoek van de Kamer hebben agrariërs meerdere malen de gelegenheid gekregen om telefonisch en digitaal aanpassingen te doen op de beschikbaar gestelde perceelsinformatie. Van deze gelegenheid is ruim gebruik gemaakt. Dit heeft geleid tot een substantieel verhoogde personele inzet voor zowel het verwerken van de doorgegeven mutaties (inclusief het herbeoordelen en beschikken van aanvragen én afhandelen van bezwaarschriften) als het te woord staan en begeleiden van de ondernemers bij het contact center (DR-Loket). Naast de personele inzet heeft DR kosten gemaakt voor de inzet van het Kadaster op de initiële actualisatie van het perceelsregister.
43
De geplande investeringsregeling voor vissersvaartuigen van 2 mln. euro is niet meer opengesteld omdat er weinig belangstelling was vanwege de economische crisis, waardoor de banken moeizaam krediet verstrekken, is dit geld er nog en waarom speelt dit in de visserij en niet in andere sectoren?
De investeringsregeling voor visserijvaartuigen is een regeling uit het meerjarig Europees Visserij Fonds (EVF 2007–2013). Gelden uit EVF blijven beschikbaar voor de hele periode. Door de slechte inkomenssituatie binnen de visserijsector zijn banken terughoudend met kredietverstrekking.
44
Waar is de verplichte bijdrage van derogatiebedrijven op gebaseerd en wat is de reden van deze verplichting?
In de Memorie van Toelichting bij de Wijziging van de Meststoffenwet (differentiatie fosfaatgebruiksnorm) (Kamerstukken II, vergaderjaar 2008–2009, 31 945, nr. 3) is uitvoerig ingegaan op de achtergrond van deze verplichting. Voor de reden van deze verplichting verwijs ik u naar paragraaf 3.3 van die Memorie van Toelichting.
Over de vaststelling van de hoogte van de verplichte bijdrage voor derogatiebedrijven aan de monitoring van de derogatie is in de toelichting bij de Wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet van 4 maart 2010 een nadere uitleg opgenomen (Staatscourant, jaargang 2010, nr. 3184). Het tarief per hectare is gebaseerd op de kosten die door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Landbouw Economisch Instituut (LEI) worden gemaakt om de monitoring van de derogatie uit te voeren. Het RIVM is verantwoordelijk voor de monitoring van de milieukwaliteit, het LEI voor de monitoring van het mineralenmanagement op de derogatiebedrijven die deelnemen aan het monitoringsnetwerk. De kosten voor uitvoering van de derogatiemonitoring resulteren uiteindelijk in een tarief van € 5,45 per hectare. Uitgangspunt is dat het tarief kostendekkend is. De kosten van de monitoring van de derogatie worden aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling. Mocht blijken dat in enig jaar het aantal hectaren landbouwgrond waarvoor derogatie wordt aangevraagd aan verandering onderhevig is of de kosten die instellingen, die belast zijn met de monitoring, maken worden verhoogd of verlaagd, dan wordt het tarief dienovereenkomstig aangepast. Het tarief kan om die reden jaarlijks opnieuw worden vastgesteld. Het tarief voor 2011 is ongewijzigd gebleven ten opzichte van 2010.
45
Hoeveel verlies heeft het Rijk in totaal geleden als gevolg van verliesdeclaraties onder de garantieregelingen voor agrarische bedrijven sinds het instellen van het Borgstellingfonds?
Het Borgstellingsfonds is opgericht in 1951. Ik beperk mij daarom tot de resultaten van de afgelopen 10 jaar. In de periode van 2000 tot en met 2010 is in totaal € 34,9 mln. uitbetaald aan verliesdeclaraties.
46
Is het normaal dat uitgaven die achteraf niet bij het Europees Landbouw Garantie Fonds te declareren blijken, door het Rijk worden opgevangen en zo ja, waarom wordt hier geen profijtbeginsel toegepast?
Op dit punt merk ik ten eerste op dat niet alle uitgaven die door het ELGF van communautaire financiering worden uitgesloten kunnen worden herleid naar de uitbetaling van steun aan individuele begunstigden. Zo is bijvoorbeeld bij het opleggen van zogenoemde forfaitaire correcties door de Commissie geen directe link te leggen tussen de correctie als zodanig en de gedane uitbetalingen. In die situatie kan van terugvordering bij de begunstigden al helemaal geen sprake zijn.
Voor zover er wel relaties zijn te leggen met individuele betalingen, is vervolgens van belang dat de Europese verordeningen, in het bijzonder artikel 80 van Vo. 1122/2009, er rekening mee houden of de onjuistheid van een gedane betaling het gevolg is van een fout van de overheid en of de begunstigde deze fout redelijkerwijze had kunnen ontdekken. Vanuit de specifieke situatie dat de landbouwers in redelijkheid uit mochten gaan van de juistheid van de door het ministerie verstrekte gegevens over subsidiabiliteit van percelen (en er geen opzettelijk foutieve opgave in het spel is), vloeit logischerwijs voort dat deze uitgaven, indien ze niet bij het Europees Landbouw Garantie Fonds te declareren blijken, opgevangen worden door het Rijk.
47
Hoe verhoudt de som van de opbrengst van de garantieprovisies zich tot de verliesdeclaraties?
Gerekend vanaf 2000 bedroegen de provisies gemiddeld 73% van de verliesdeclaraties.
48
Hoe verhouden de verliesdeclaraties voor Nederlandse garantieregelingen zich tot de prestaties van vergelijkbare regelingen in andere EU lidstaten?
Voor vergelijking heb ik op korte termijn geen gegevens voorhanden. Ik zal dit nagaan en uw Kamer hierover informeren.
49
Kunt u aangeven welke kosten onder de 50% apparaatsuitgaven vallen zoals beschreven in het beleidsartikel agrarische ruimte?
Het percentage van 50% apparaatsuitgaven is onjuist. Het juiste percentage moet zijn 12% (€ 11 mln. van € 89 mln.). Onder deze apparaatsuitgaven valt in 2010 uitsluitend de bijdrage aan de baten-lastendienst Dienst Landelijk Gebied (DLG). DLG draagt zorg voor de uitvoering van beleid op het gebied van natuur, recreatie, milieu en landbouw.
50
Wat is de verklaring van de extra uitgave ten aanzien van de inrichting van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) waar in de begroting € 500 000 is opgenomen maar er voor € 5 184 000 is gerealiseerd?
Het betreft hier de inrichting van NURG projecten. Er is geen sprake van extra uitgaven. Het tempo van uitbetalingen van de juridische verplichtingen was hoger dan in de begroting was opgenomen. Het totale bedrag voor de projecten is ongewijzigd.
51
Staatsbosbeheer ontving een hogere bijdrage in 2010 mede door de duinbranden, voorziet u enige kans om deze kosten te verhalen op de daders?
Dit is aan de rechter om over te oordelen. Mijn inzet is om in beginsel de kosten te verhalen, mocht het tot een veroordeling komen.
52
Wat gebeurt er met de € 3.5 mln. die niet tot betaling is gekomen?
Deze € 3,5 mln. blijft beschikbaar voor de uitfinanciering van de aangegane verplichting groencompensatie rondom de Amerikaans ambassade. Dit bedrag wordt toegevoegd aan de EL&I begroting, verdeeld over 2011 en 2012.
53
De meeruitgaven op het onderdeel Greenports in 2010 worden de komende jaren gecompenseerd, wat betekent dit voor de mogelijkheden van de Greenport als topsector?
De passage op blz. 46 van het jaarverslag (meeruitgaven greenports komende jaren gecompenseerd) grijpt terug op tabel en toelichting op blz. 37 en 38. Aan de Nota Ruimte projecten en aan de Motie van Geel projecten zijn bedragen toegekend met een kasritme verdeeld over een aantal jaren t/m 2014. De afwijkingen betekenen alleen een afwijking ten opzichte van het voorziene kasritme ten behoeve van de realisatie; de totaal bedragen die aan de verschillende projecten zijn toegekend zijn ongewijzigd. De passage op blz. 46 heeft dus geen betekenis voor de positie en de mogelijkheden van de Greenports binnen de topsector Tuinbouw en uitgangsmateriaal.
54
Kan specifiek per onderdeel worden aangegeven waar de € 47 mln. voor de bestrijding van Q-koorts uit bestaat en hoe is de verdeling van deze € 47 mln.?
De storting van € 47 mln. heeft betrekking op de verwachte uitgaven die het Diergezondheidsfonds (DGF) moet doen in het kader van de bestrijding van de Q-koorts crisis. Het bedrag van € 47 mln. is als volgt opgebouwd (bedragen x € 1 mln.):
Tegemoetkoming in de schade: |
19,7 |
Uitvoeringskosten DR/VWA/Dictu: |
7,8 |
Bestrijdingskosten (o.a. traceren, |
|
ruimen, transport en destructie): |
8,1 |
Vaccinatie: |
4,7 |
Tankmelkmonitoring: |
1,6 |
Forfaitaire vergoeding: |
5,1 |
Totaal |
€ 47,0 |
Het verschil tussen bovenstaande cijfers en de Q-koorts uitgaven zoals verantwoord in jaarverslag DGF 2010 betreft de overloop in DGF van betalingen naar 2011.
55
Waar bestaan exact de correcties uit van het gevolg van niet door de Europese Commissie geaccepteerde nationale interpretaties van Europese regelgeving?
Dit betreffen een tweetal door de Commissie opgelegde financiële correcties op de ingediende rekeningen voor de uitvoering het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) te weten:
1. De Bedrijfstoeslag regeling over de jaren 2005, 2006 en 2007 (ad 16,7 mln.). De correctie betreft de juistheid en compleetheid van de subsidiabele en niet subsidiabele oppervlakten in het nationale perceelsregistratiesysteem voor de controle van oppervlakte gerelateerde subsidieaanvragen.
2. De Slachtpremieregeling voor runderen over de jaren 2004, 2005 en 2006 (ad € 6,97 mln.).
De correctie betreft de betrouwbaarheid van opgelegde kortingen op subsidiebetalingen bij het niet naleven van identificatie en registratieregelgeving van niet ter slacht aangeboden runderen.
Met deze 2 correcties is een bedrag gemoeid van ruim € 23 mln. en verantwoord op begrotingsartikel U29.12.
56
Kan specifiek worden aangegeven waar de toename van de personele kosten uit bestaat?
De toename van de personele kosten van de VWA bestaat uit vertraging van de voorziene voordelen en besparingen van het fusieproces (TK 2009–2010, 26 991, nr. 274) ( € 11,8 mln.), inhuur voor aanvullende opdrachten (€ 6,5 mln.), hogere lonen ten gevolge van de CAO 2010 (€ 0,8 mln.), fusiekosten (€ 3,8 mln.) gericht op het vormen van één efficiënte toezichtorganisatie en de opname van reis/ en verblijfkosten (€ 10,8 mln.) onder personele kosten.
57
Kunt u aangeven welk aandeel van de maximaal onder artikel 68 beschikbare ruimte voor het aanwenden van inkomenssteun uit de 1e pijler van het GLB in 2010 daadwerkelijk is ingezet voor andere doeleinden dan inkomenssteun?
In 2010 heb ik € 22 mln. van de onbenutte bedrijfstoeslagen gereserveerd voor artikel 68 maatregelen (TK28625, nr. 67). Dit betekent dat het totaal aan bedrijfstoeslagen ongewijzigd blijft en dat ik middelen die anders onbenut zouden blijven alsnog voor de sector kunnen worden ingezet. De betalingstermijn loopt conform Europese regelgeving tot 30 juni 2011. Hierdoor zal ik pas na 30 juni 2011 een definitief overzicht kunnen worden gegeven van de feitelijke inzet van onbenutte middelen voor artikel 68 in 2010.