Kamerstuk 32710-XIII-8

Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 8 juni 2011, inzake de Slotwet Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie 2010

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie 2010

Gepubliceerd: 27 juni 2011
Indiener(s): Boris van der Ham (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32710-XIII-8.html
ID: 32710-XIII-8

Nr. 8 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 27 juni 2011

De vaste commissie voor Economie, Landbouw en Innovatie1 heeft op 8 juni 2011 overleg gevoerd met de minister van Economie, Landbouw en Innovatie over het jaarverslag van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie 2010 (32 710-XIII, nr. 1).

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,Van der Ham

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Franke

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Economie, Landbouw en Innovatie

Woensdag 8 juni 2011

18.00 uur

Voorzitter: Van der Ham

Aanwezig zijn 7 leden der Kamer, te weten:

Dijksma, Gesthuizen, Van der Ham, Schouten, Verburg, Van Vliet en Ziengs,

en de heer Verhagen, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

De voorzitter: Dames en heren, welkom bij dit wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, dat gaat over innovatie en economie. We beginnen iets later, omdat de vergadering in de plenaire zaal uitliep en er ook nog gegeten moest worden. Ik heet de minister, zijn ambtenaren en de Kamerleden welkom. De spreektijd in eerste termijn is vijf minuten per fractie. Ik stel voor om maximaal één keer per fractie te interrumperen.

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Op zijn Duits: de minister heeft «Schwein gehabt». Daarmee bedoel ik niet dat hij varken heeft gegeten, en ook geen plofkip. Nee, hij heeft geluk gehad. Dat zal ik uitleggen aan de hand van de convocatie. Bij agendapunt 4 staat: slotwet Fonds Economische Structuurversterking 2010. Dat betekent dat we voor FES een aparte slotwet hebben en FES dus niet in de slotwet zit van ELI. Dat is «Schwein haben», want als FES wel in de slotwet van ELI als geheel zou zitten, dan zou mijn fractie helaas geen decharge kunnen verlenen. Waarom zeg ik dat? Ik zal citeren uit het rapport bij het jaarverslag Fonds Economische Structuurversterking 2010 van de Algemene Rekenkamer. Op de laatste pagina staat het volgende: «De minister geeft in zijn antwoord aan dat de Tweede Kamer op de hoogte is gesteld van het voorstel om de aanvullende verantwoording over de FES-waardigheid te laten vervallen.» Dat gaat over het FES 2010. «Dit gaat echter om de jaren met ingang van 2011», aldus de Algemene Rekenkamer. «In de bedoelde Nota van wijziging (Tweede Kamer, 2010) wordt aangegeven dat het (lopende) jaar 2010 nog binnen het FES wordt afgewikkeld. Dat betekent dus dat de totale verantwoording 2010 binnen het FES afgewikkeld zou moeten worden, inclusief een verklaring over de FES-waardigheid van de uitgaven 2010.» En nu komt het: «In totaal betreft het 2,3 mld. aan uitgaven FES (artikel 11 tot en met 14) die in 2010 aan diverse departementen ter beschikking is gesteld.»

Dat is eigenlijk de kern van mijn betoog van vandaag. We kennen de aansporing van de Algemene Rekenkamer, waarin de minister dringend wordt verzocht om dit verantwoordingsgat, want dat is het, op te vullen. Ik ben het helemaal met de Algemene Rekenkamer eens. Mijn belangrijkste vraag aan de minister is dan ook: hoe gaat hij dit gat invullen? Waar blijft de verantwoording over 2010? De minister beweert dat de Kamer heeft gezegd dat het niet meer hoeft, maar daar sluit ik mij niet bij aan.

Complimenten overigens verder voor het jaarverslag ELI 2010. Ik heb ook van de Algemene Rekenkamer begrepen dat het departement van «EZ-oud» in 2010 er op een heleboel punten positief uitspringt, binnen alle marges is gebleven en zelfs bovengemiddeld goed scoort vergeleken met andere departementen. Op het hoofdstuk Jaarverslag en slotwet ELI 2010 zal mijn fractie wel degelijk decharge verlenen. Dat is natuurlijk de hoofdmoot.

Bij die hoofdmoot heb ik nog wel een paar kleine vragen, bijvoorbeeld over de externe inhuur. Dat is een onderwerp waar mijn fractie zich altijd zorgen om maakt. Wij zien dat ELI op dit punt nu juist niet bovengemiddeld goed scoort, maar bovengemiddeld slecht. De norm ligt volgens een meerderheid in de Tweede Kamer op 13% van het totale personeelsbudget. Bij «EZ-oud», exclusief landbouw, bedroeg de externe inhuur in 2010 24%. Graag hoor ik van de minister hoe dat komt en hoe ver hij is in zijn streven om het naar 13% en liefst nog minder te brengen. Ik heb ook begrepen, volgens mij uit een mededeling van de Algemene Rekenkamer, dat de bovenmatige externe inhuur te wijten zou zijn aan Agentschap NL. Dat voldoet ook op een aantal andere punten niet aan de eisen die eraan gesteld hadden mogen worden. Ik krijg graag een toelichting van de minister. Waarom presteert dit agentschap op verschillende terreinen ondermaats en haalt het het algemene plaatje van ELI een klein beetje naar beneden?

De heer Ziengs (VVD): Voorzitter. De VVD wil naar een kleine overheid met minder regels, geen subsidies, lastenvermindering, garantstellingen, aandacht voor kredietverlening en een goed vestigingsklimaat voor zowel binnenlandse als buitenlandse bedrijven.

Ik begin met de kleine overheid. De begroting wordt teruggebracht van de huidige vijftien beleidsartikelen naar acht beleidsartikelen. Dat heeft natuurlijk gevolgen voor het budgetrecht van de Kamer, omdat begrotingsartikelen het aangrijpingspunt zijn voor het autoriseren en eventueel amenderen van de begroting. De brief die de minister naar aanleiding hiervan heeft verzonden geeft alleen inzicht in de hoofdlijnen van de nieuwe begroting, namelijk in de vraag welke artikelen worden samengevoegd en welke nieuwe artikelen er daardoor ontstaan. Mijns inziens is het echter belangrijk voor het controlerend vermogen van de Kamer dat daarbij wordt aangegeven om welke bedragen het gaat en hoe groot de artikelen daarmee worden. En hoewel de minister aangeeft dat hierdoor verbeteringen in het beleid worden doorgevoerd, geven minder en grotere artikelen de minister meer mogelijkheden om zonder afzonderlijke autorisatie van de Kamer te schuiven met uitgaven en verplichtingen.

Ik heb daarover een paar concrete vragen. Wat zijn bijvoorbeeld de doelstellingen van de nieuwe artikelen? Waarom worden ze samengevoegd? Ik kijk daarbij naar artikel 17 van de conversietabel van de begroting. Daarin zie ik dat de minister er nog een departement bij wil, want daar staat ineens «groen onderwijs van hoge kwaliteit».

Minister Verhagen: Dat was altijd al het geval, want de universiteit van Wageningen valt al sinds haar oprichting onder het ministerie van landbouw.

De heer Ziengs (VVD): Ik vond het zo'n mooie vraag, maar ik begrijp dat ik hem beter niet had kunnen stellen! Het gaat mij er in elk geval om waarom de artikelen 16 en 17 worden samengevoegd. Die vraag komt bij mij op, vooral omdat er ook «duurzaam ondernemen», «voedselkwaliteit» en dergelijke staat. Hoe kan ik bijvoorbeeld duurzaam asfalt koppelen aan de kwaliteit van voedsel? Maar misschien zie ik het verkeerd.

Mijn volgende punt is de regeldruk. Het Centraal Bureau voor de Statistiek geeft aan dat die ongeveer 19,8 mln. kost aan administratieve lasten, waarvan slechts 2% zijn weerslag heeft op extra toevoegingen vanuit Nederland. Is het mogelijk om toch eens in de Europese regelgeving te bekijken of we daar iets aan kunnen doen, zodat het makkelijker wordt voor de ondernemers? Het wordt door ondernemers als zeer beklemmend ervaren dat ze zo veel dingen moeten invullen. Ik heb voorbeelden te over.

Ik heb een vraag gesteld over nut en noodzaak van subsidies. Zou er een overzicht gestuurd kunnen worden aan de Kamer waaruit blijkt hoe de subsidietaakstelling van ELI uit het regeerakkoord verwerkt is op het niveau van de subsidieregelingen? Zijn er regelingen die, misschien op termijn, worden afgeschaft?

Gaat de minister alsnog uitvoering geven aan de motie uit 2003 waarin staat dat voor alle subsidies een einddatum moet worden vastgesteld en dat na deze datum de subsidie vervalt tenzij deze is geëvalueerd? Ik vraag dat in het licht van de opmerking van de Algemene Rekenkamer dat 33 EZ-subsidies geen einddatum kennen en dat enkele subsidies ouder dan 5 jaar nog niet zijn geëvalueerd. Wat denkt de minister daaraan te gaan doen? Bij de subsidie voor het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC) werd de concrete vraag gesteld wat die betekende voor de Nederlandse markt. Er stond in algemene zin wel iets vermeld, maar ik heb cijfers gezien van het NBTC waaruit blijkt dat € 1 investeren leidt tot een opbrengst van € 40. Zijn deze cijfers, die de branche aanlevert, realistisch?

Mijn volgende punt betreft de kredieten. Kan de minister de actuele stand van zaken schetsen met betrekking tot het beschikbaar zijn en blijven van middelen, ook na 2010, van het Borgstellingskrediet MKB (BMKB) en de Garantie Ondernemingsfinanciering? Hoe worden de jaarlijkse garantieplafonds voor dergelijke regelingen bepaald en hoe hard zijn deze? Ik wil ook graag weten waarop de raming van 1 mld. in 2010 voor de borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw was gebaseerd. Waarom is daarvan € 0 gerealiseerd? Wat gebeurt er met de ruimte in het garantieplafond van het verplichtingen- en uitgavenbudget in het kader van de regelingen voor de borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw? Wat gaat daarmee gebeuren? Gaat deze ruimte naar andere regelingen of schuift zij door naar volgende jaren?

Ik heb nog een vraag ten aanzien van de stimulering van de innovatie. Kan de minister ons een overzicht geven van de commerciële output van innovaties in verhouding met die van andere westerse landen?

Dan mijn allerlaatste punt. Ik zag in de controle op het jaarverslag dat er stukken niet beschikbaar waren gesteld aan de Tweede Kamer. Dat was een keuze van de ambtenaren, zo werd gemeld. Het is natuurlijk de verantwoordelijkheid van de minister, maar ik zou me kunnen voorstellen dat de ambtenaren die zelf deze keuze hebben gemaakt, nu een goede functie hebben in het kelderarchief.

Mevrouw Dijksma (PvdA): Voorzitter. Ik heb over een paar onderwerpen een paar vragen. Ik begin met de hervormingen. Kunnen twee van die hervormingen, namelijk SDE-plus en het bedrijfslevenbeleid, zo meetbaar en afrekenbaar mogelijk van doelstellingen worden voorzien? Kunnen we ervan uitgaan dat als de minister in september bij de begrotingsbehandeling met stukken op dit terrein komt, die zo zijn ingericht dat ze de meetbare doelen bevatten?

Ik sluit me aan bij de opmerkingen van de heer Ziengs over de indeling van de begroting. Er is te elfder ure een brief van de minister gekomen waarin hij voorstelt om het aantal artikelen op zijn begroting terug te brengen. Zoals hij in de brief schrijft, heeft dat meteen consequenties voor het budgetrecht van de Kamer. Het maakt het de minister namelijk mogelijk om makkelijker met geld te schuiven zonder dat wij daarvan weet hebben. Daar willen wij natuurlijk bovenop zitten. Wij willen om te beginnen van de minister weten waarom hij die brief pas vlak voor dit WGO heeft gestuurd. Ik kan me niet voorstellen dat op het departement ook pas te elfder ure iemand bedacht heeft om dit te gaan doen. Welke inhoudelijke reden heeft de minister precies om dit voorstel te doen? Er zitten inderdaad merkwaardige combinaties in de thema's. Je kunt je voorstellen dat er onder het ene kabinet geld van dierenwelzijn naar landbouw geschoven zal worden, terwijl een ander kabinet de uitgaven van landbouw weer naar beneden brengt en die van dierenwelzijn omhoog. De vraag is wat de ratio van dit alles is. Worden er nu meer of minder operationele en dus afrekenbare doelstellingen in de begroting opgenomen als gevolg van de nieuwe indeling? De regering beweert steeds open in haar informatie te zijn en ik neem aan dat de minister daar ook niet aan wil tornen. Wij zijn overigens op zichzelf niet tegen een ontschotting van de begroting. Wij willen echter wel het inhoudelijke debat daarover met de minister voeren.

Ik ga nu in op de beleidsprestaties. Het percentage van beleidsprestaties waarover verantwoording is afgelegd is gedaald van 85 in 2009 naar 74 in 2010. Hoe gaat de minister het komende jaar en het jaarverslag benutten om dat percentage weer omhoog te krijgen? Wij gaan ervan uit dat dit zijn ambitie is. Komt de informatie over de beleidseffecten helemaal te vervallen als gevolg van de gewijzigde begrotingssystematiek? Daar gaan wij niet van uit, maar dat zouden we dan nu alvast willen weten.

Mijn laatste punt betreft de innovatiemiddelen. Ik ga niet weer de discussie met de minister aan over de vraag of we er in Nederland beter of slechter voorstaan, hoewel ik het heb nagezocht en we er slechter blijken voor te komen te staan vanaf volgend jaar. Die cijfers krijgt de minister na afloop van mij. De minister heeft naar aanleiding van onze vragen aangekondigd om te gaan onderzoeken waarom de investeringsquote van met name het bedrijfsleven al vanaf de jaren zeventig een dalende trend vertoont. Wat is precies het doel van het onderzoek? Is de minister van plan om bijvoorbeeld het bedrijfsleven te stimuleren om de private R&D-uitgaven te verhogen? Hoe gaat het bedrijfslevenbeleid daar een bijdrage aan leveren? Zijn er naast internationale of nationale kengetallen over de R&D-uitgaven ook cijfers over de mate waarin andere landen subsidies verstrekken om dit voor elkaar te krijgen?

Nog twee kleine vraagjes en dan ben ik klaar, voorzitter. Kan de minister een duidelijke verklaring geven voor het feit dat een groot aantal mutaties ter waarde van maar liefst 3,5 mld. niet al in de Najaarsnota aan de Kamer kon worden voorgelegd? En komt het bedrag van per saldo 176 mln. dat sinds de Najaarsnota 2010 door ELI niet meer is uitgegeven en is teruggevloeid in de schatkist, in 2011 alsnog via bijvoorbeeld de eindejaarsmarge volledig ten goede aan de ELI-begroting?

Mevrouw Verburg (CDA): Voorzitter. Laat ik beginnen met het uitspreken van mijn waardering voor al die mensen die in het afgelopen jaar hard hebben gewerkt op de departementen van Economische Zaken en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om de doelen te realiseren. Het was een ingewikkeld jaar, want op 19 februari viel het kabinet. Het demissionaire kabinet moest door en er is een kabinetswisseling geweest. Het is dan soms ingewikkelder om de oorspronkelijke doelen te realiseren. Ik heb veel waardering voor al die mensen die daar hard aan hebben gewerkt en ook nog van alles hebben gedaan om een en ander inzichtelijk te maken voor ons. Ik sluit me aan bij de complimenten die de heer Van Vliet heeft uitgesproken voor het feit dat de Algemene Rekenkamer zegt dat zowel EZ als LNV een naam hoog te houden hebben wat betreft de kwaliteit van de verslagen, de rapportage en het opstellen van de begroting. Dat is mooi. Ik zou zeggen: houd dat ook zo. Laat het een vorm van prestige zijn om het zo te houden.

Wat betreft de transparantie en de inzichtelijkheid voor de Kamer sluit ik me graag aan bij de opmerkingen van de collega's Ziengs en Dijksma over het aantal begrotingsartikelen en de helderheid.

Ik sluit me aan bij de vragen die zijn gesteld door de heer Van Vliet over FES.

Hoe kan het dat er in 2009 al problemen waren met de wijze waarop Agentschap NL de aanbesteding doet en de inkoop regelt en zich daarbij niet houdt aan de Europese aanbestedingsregels, en dat die in 2010 nog niet zijn opgelost? Heeft de minister daar een verklaring voor? En nog belangrijker: zijn die problemen nu wel opgelost? Ik vind het echt niet kunnen dat Agentschap NL zich er niet aan houdt als wij pleiten voor heldere, scherpe aanbestedingsregels.

Mijn laatste punt is de subsidie Veiligheid Kleine Bedrijven (VKB). Daarvan zou een beleidsevaluatie plaatsvinden met peer reviews. Dat is nog niet gebeurd, merkt de Algemene Rekenkamer op. Kan de minister dat toelichten? Is het inmiddels wel gebeurd, staat het nog te gebeuren of zijn er andere oplossingen? Wij willen dit liever niet volgend jaar weer tegenkomen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik sluit me aan bij de zeer kritische vragen van de heer Van Vliet over de verantwoording van de FES-miljarden.

Om even door te gaan op het laatste punt van mevrouw Verburg: ik kan me nog herinneren dat het een jaar geleden precies andersom was. Toen was er namelijk ook iets aan de hand met het budget voor de veiligheidscheck voor bedrijven. Het budget was enorm overschreden. Ik geloof dat er voor duizenden euro's te veel was beloofd. De ondernemers hadden inmiddels een aanvraag ingediend en hadden dus het idee gekregen dat ze voor zo'n veiligheidscheck in aanmerking kwamen. We vroegen ons af hoe we daarmee moesten omgaan. Volgens mij is destijds om die reden door de Kamer aangedrongen op meer budget. Het is een beetje een grillige markt, zou je kunnen zeggen. Blijkbaar is het lastig om het budget precies af te stemmen. Ik zei toen tegen de staatssecretaris dat het geen weggegooid geld was. En op het moment dat je het geld wel hebt gereserveerd en het niet hebt uitgegeven, is het zeker geen weggegooid geld. Ik ben dus heel benieuwd hoe de minister gaat reageren.

Ik heb een aantal opmerkingen over het jaarverslag en het rapport van de Algemene Rekenkamer. Ik begin met de vooruitblik naar de begroting 2012. We gaan namelijk werken met minder beleidsartikelen. Ik vrees niet zozeer voor de mogelijke inhoudelijke gevolgen voor de mate waarin de Kamer kan sturen, maar ik weet nog dat we de afgelopen jaren elke keer moesten knokken om de vergelijkbaarheid van de verschillende opeenvolgende begrotingen en jaarverslagen van Economische Zaken goed helder te krijgen. Als we elke keer met andere indelingen en beleidsartikelen gaan werken, kan dat heel lastig zijn voor de Kamer en uiteindelijk ook voor het departement zelf. Als je namelijk steeds andere factoren en een andere indeling hanteert, kun je ook je eigen beleid niet goed onder de loep nemen.

Mijn volgende punt betreft verantwoord begroten. Op Verantwoordingsdag heb ik van de minister van Financiën begrepen dat er meer nadruk gelegd wordt op de prestaties en de inzet en minder op de effecten. Ik vraag de minister van ELI of dat wel verstandig is. Moeten we niet bij een heel aantal zaken, en zeker bij het ministerie van ELI, waarbij we al vaker hebben geconstateerd dat het lastig is om de output te meten, ook letten op effectiviteit van beleid?

Dan het punt van de externe inhuur. De heer Van Vliet heeft daar iets over gezegd. Er is een overschrijding, die met name te wijten is aan de overschrijding van de inhuur van externen bij Agentschap NL. Ik heb het jaarverslag er nog eens op nageslagen en ik kan de redenering daarin niet volgen. Die deugt volgens mij niet. De redenering is dat Agentschap NL een flexibele schil nodig heeft waardoor het aantal medewerkers en de benodigde kennis en expertise snel en flexibel kunnen worden aangepast. Die redenering zou ieder departement, iedere dienst en iedere zbo wel op zichzelf van toepassing willen verklaren. Daar zouden de NMa en de OPTA ook prima mee uit de voeten kunnen, en dat is nu juist het probleem. Al die externen kunnen heel handig zijn, maar je houdt daarmee de kosten niet goed in de hand. Ik vind dit dus geen plausibele verklaring. Ik wil graag dat de minister uitlegt waarom er een uitzonderingspositie voor Agentschap NL zou zijn weggelegd.

Ik heb tot slot twee vragen over de aanbestedingsproblematiek, ook bij Agentschap NL. Is van het feit dat de Europese regels niet zijn gevolgd het mkb de dupe geworden? Zijn er te hoge kosten gemaakt?

De heer Van Vliet (PVV): Zijn de vragen over Agentschap NL, met name die over de externe inhuur, en de andere interessante punten voor de SP-fractie reden om voor het jaar 2010 geen decharge te verlenen op het hoofdstuk EZ?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat zal erg afhangen van de beantwoording door de minister, want daaruit hoop ik ook te proeven dat hij meent dat dit eens maar nooit weer zal zijn en dat de situatie snel kan verbeteren. Ik onderstreep wel dat ik met name het punt van de inhuur van externen zwaar vind wegen. Ik vind dat ernstig, zeker omdat ik de redenering gewoon niet goed vind.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Dit is mijn eerste overleg met deze minister. Ik hoop nog vele overleggen met hem te zullen voeren. Mijn voorgangers hebben al veel gras voor mijn voeten weggemaaid, met vragen over de inrichting van de begroting en de jaarverslagen. Daar sluit ik mij bij aan.

Ik ben maar gewoon begonnen met het lezen van artikel 1 in het jaarverslag. Dat gaat meteen over een onderwerp waarover ik wat vragen heb, namelijk de goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa. Wij hebben al vorig jaar aan de minister gevraagd hoe het zit met de vermeende concurrentievervalsing bij de scheepsbouw in Spanje. De minister heeft hierover vanochtend een brief gestuurd, waarvoor dank. Die brief laat echter nog veel vragen open. In de brief staat bijvoorbeeld dat er al veel wordt aangedrongen op een reactie vanuit Europa. Dit vraagstuk speelt echter niet sinds vorige week; het speelt al zo'n twee jaar. Hoe vaak moet je aandringen voordat je echt boos wordt? Het gaat om een kwestie die wel het onderzoeken waard is en ook een uitspraak waard is. Eerst zegt de Europese Commissie dat zij geen aanleiding heeft om te bekijken wat er aan de hand is. Vervolgens zegt Eurocommissaris Almunia wel dat er een standstill moet komen. Als er niets aan de hand is, hoef je ook geen standstill in te voeren, volgens mij. Wij willen dus heel snel een uitspraak hierover. Graag een toezegging op dit punt.

Mijn volgende vraag gaat over innovatie. Er komt een geheel nieuw innovatiebeleid. In het jaarverslag zegt de minister vooral iets over het aantal innoverende bedrijven in het mkb. De ChristenUnie-fractie wil graag meer inzicht krijgen in het multipliereffect op met name mkb-bedrijven. Wij willen daar meer inzicht in krijgen omdat wij ook geloven dat elke euro heel veel werkgelegenheid genereert. De vraag is hoe het mkb nu wegkomt met het nieuw ingezette beleid. Wij krijgen ook opmerkingen uit de sector dat er een overbrugging nodig is van de topinstituten naar het nieuwe beleid. Met name de FME heeft daarop gewezen. Wij willen weten of de topinstituten straks halverwege de rit niet met lege handen staan en al hun onderzoek stil moeten zetten, om vervolgens te constateren dat ze in 2015 wel weer geld krijgen. Dat zouden wij een verspilling van middelen vinden. Hoe gaat de minister deze periode overbruggen? Wij willen daarin inzicht krijgen via de jaarverslagen en er hopelijk een toezegging over krijgen.

Mijn andere punten zijn al aan de orde gesteld. Ik sluit me daarvoor aan bij de vorige sprekers.

De voorzitter: Dit was de eerste termijn van de Kamer. Ik heb zojuist het volgende verzoek gekregen van de heer Van Vliet: we laten de minister zijn verhaal doen, elke fractie krijgt twee interrupties en we houden geen tweede termijn. Ik zie dat de woordvoerders het daarmee eens zijn.

Minister Verhagen: Voorzitter. Ik dank de leden voor de mogelijkheid om verantwoording af te leggen over het jaar 2010. Ik realiseer me uiteraard dat niet alleen sommige leden van de Kamer destijds minister waren, maar ikzelf ook, ook al was dat op een andere portefeuille. Ik zal dus niet het Schwein van de heer Van Vliet gebruiken om mij te verschuilen achter het vorige kabinet. Verantwoording hoort gewoon te geschieden; daar heeft de Kamer recht op. Tegelijkertijd heb ik uit de interventies van de Kamer, en zeker die van mevrouw Dijksma, gemerkt dat zij niet alleen achteruit wil kijken maar ook vooruit. Ik weet niet of dat samenvalt met het jaar van verantwoording. Als een kabinet bekijkt wat het wil bereiken en waarover het verantwoording wil afleggen, is het terecht dat het wordt gewezen op prioriteiten die het stelt.

Aan een aantal zaken wil ik als minister van ELI specifiek aandacht schenken. Wij willen in het topsectorenbeleid in nauwe samenspraak met het bedrijfsleven een samenhangende beleidsagenda ontwikkelen om de concurrentie- en extensiekracht van Nederlandse bedrijven en Nederlandse onderzoeksinstellingen te bevorderen: een innovatiefonds om ondernemers te ondersteunen met kredieten en risicokapitaal voor de ontwikkeling van nieuwe duurzame producten. Daarvoor stellen wij geld beschikbaar. Ook in het energiebeleid zien we een economische rationaliteit, met enerzijds betaalbare energie en anderzijds efficiëntie, om Europese klimaat- en duurzaamheidsdoelen te realiseren, en het streven naar het stimuleren van innovatie op dat gebied.

Ik zeg mevrouw Dijksma toe dat ik in de komende periode zo transparant mogelijk zal zijn bij het aangeven wat ik wil bereiken en hoe ik dat doe. De te bereiken doelen en concrete acties zal ik daarom ook in mijn begroting voor 2012 opnemen. Het is dan aan de Kamer om te beoordelen of dat de juiste doelen zijn en om mij, als zij daartoe aanleiding ziet, wat ik niet hoop, tot spoed te manen om bepaalde stappen te zetten.

Mevrouw Dijksma vraagt ook hoe het zit met de afrekenbare doelen voor SDE-plus en het bedrijfslevenbeleid. In de bedrijfslevenbeleidsbrief heb ik al geschreven dat op dit moment de topteams met adviezen komen vanuit het bedrijfsleven zelf, het mkb en onderzoeksinstellingen, en dat ik voor Prinsjesdag met een kabinetsreactie kom op die plannen van aanpak. Dan kan de Kamer niet alleen zien wat het bedrijfsleven en de onderzoeksinstellingen wensen, maar ook wat wij ermee doen en hoe wij dat gaan vertalen in het beleid. Dat geeft ook voor de discussie over de begroting van komend jaar een relevant kader aan waarin de Kamer heel duidelijk kan zien wat ik wil en hoe ik het ga doen. De ambitie is dus: meer kennis, kunde en kassa. We hebben een concreet R&D-doel. Dat heb ik de Kamer al eerder laten weten, ook in relatie tot het hervormingsprogramma. In de brief die voor Prinsjesdag komt, geef ik ook aan welke doelen ik met het bedrijfslevenbeleid voor ogen heb. Ook voor SDE-plus hebben we een doelstelling, namelijk 20% duurzame energie in 2020. In de begroting voor 2012 zal ik een breed overzicht geven. Of het allemaal zo afrekenbaar is als de Kamer wenst, hoor ik dan. Maar als mevrouw Dijksma via een omweg de motie-Pechtold nieuw leven probeert in te blazen, heb ik haar hopelijk verkeerd begrepen.

Welke verbetermogelijkheden ga ik benutten om volgend jaar het inzicht te vergroten in de prestaties en effecten die met begrotingsmiddelen van ELI zijn bereikt? Het jaarverslag is een spiegel van de begroting. Dat staat zo in de rijksbegrotingsvoorschriften. Dat betekent dat bij het jaarverslag over 2011 ook de begroting voor 2011 als uitgangspunt wordt genomen. De prestatiegegevens, dus de prestatie-indicatoren en -kengetallen, die in het volgende jaarverslag zullen worden opgenomen, liggen nu al vast. Die zijn namelijk gebaseerd op de begroting voor 2011.

Tegenover de begroting en het jaarverslag 2010 zal wel sprake zijn van een verdere verbetering van de beleidsinformatie, omdat bij de begroting voor 2011 de opzet van het voormalige ministerie van Economische Zaken grondig is herzien. Ik denk dat hierdoor ook sprake zal zijn van een aanzienlijke toename van de beschikbare beleidsinformatie over beleidseffecten en beleidsprestaties. Volgens de Algemene Rekenkamer is die beschikbaarheid bij de begroting 2011 namelijk gestegen naar 89%. Vergeleken met vorig jaar is dat een stijging. Met de nieuwe opzet is ook de samenhang tussen budget en instrumenten verduidelijkt. Er wordt concreet per instrument aangegeven welke doelstelling dat instrument nastreeft en welke specifieke acties voor 2011 worden voorzien. Die opzet past ook binnen de nieuwe begrotingssystematiek van verantwoord begroten die we met elkaar overeengekomen zijn. Hij zal dan ook als voorbeeld dienen voor de begroting voor 2012.

Verschillende sprekers vroegen naar de externe inhuur. Mevrouw Gesthuizen was daar het meest kritisch over. In 2010 kende het voormalige minister van Economische Zaken een percentage aan externe inhuur van 24. Dat is niet alleen hoger dan wordt gesteld in de motie-Roemer, maar ook hoger dan de «comply or explain»-norm van 16% van het voormalige ministerie van Economische Zaken. Ik heb in de brief van 22 november jongstleden toegelicht hoe ik stuur op de norm van 10% die naar aanleiding van de motie-Roemer is opgelegd. Dat doe ik onder andere door de inhuurnorm door te vertalen naar de verschillende onderdelen van het ministerie, door realisatie en prognose van de inhuuruitgaven departementsbreed te monitoren en door nut en noodzaak van externe inhuur strikt te toetsen. Daar zal ik nog een slag bovenop doen, omdat er natuurlijk ook een aantal dingen gebeuren zonder dat je dat als minister meteen in de gaten hebt. Als je dat echter ziet, geeft het alleen maar meer aanleiding om erop toe te zien. Tegelijkertijd zullen we moeten zoeken naar alternatieven. De reeds bestaande procedure is aangescherpt en in de brief van november heb ik geschreven dat ik de beperking van de inhuur tot de norm van 10% voor het grootste deel van de organisatie haalbaar acht. Nu steek ik mijn hoofd bijna in een strop, maar goed. Als je geen fatsoenlijk doel hebt, ga je achteroverleunen en dat is een slechte zaak. Zo'n norm dwingt ons om er harder aan te werken.

Abstraherend van de inhuur uit hoofde van de flexibele schil van Agentschap NL is overigens ook voormalig EZ onder de norm van 10% gebleven. Bij Agentschap NL is destijds bewust de keuze gemaakt voor een flexibele schil van inhuurkrachten naast de vaste ambtelijke bezetting, die dus wel bij Agentschap NL werkten maar niet in vaste dienst waren. Het grootste gedeelte van de externe inhuur door Agentschap NL bestaat dus juist uit dit soort inhuur ten behoeve van het uitvoeren van veelal tijdelijke extra opdrachten van diverse opdrachtgevers binnen de rijksdienst, onder andere in het kader van de maatregelen uit het crisispakket. Die maatregelen uit het crisispakket lopen nu af. Ook hebben we een aantal forse taakstellingen meegekregen. Het betreft taakstellingen met betrekking tot subsidie, maar ook de apparaatstaakstelling uit het regeerakkoord. Bij de aankondiging over de invulling van die taakstelling heb ik op 12 mei jongstleden al aangegeven dat die met name grote consequenties zal hebben voor de omvang en de samenstelling van de opdrachtenportefeuille van Agentschap NL. Het betekent de facto dat de flexibele schil heel fors zal worden gereduceerd. Uiteraard zal telkens in het jaarverslag verantwoording moeten worden afgelegd over de feitelijke inhuuruitgaven, het inhuurpercentage en de vorderingen bij het reduceren hiervan. Dat deze situatie moet veranderen, moge echter overduidelijk zijn. Ik heb de Kamer al gezegd waarom ik denk dat sowieso al een hele slag wordt geslagen ten opzichte van de vorige periode.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat klinkt mij al als muziek in de oren, want dat betekent dus ook dat ik in die context de opmerking moet zien in het jaarverslag van ELI op pagina 130. Het is wel een verklaring waarom het een keertje heel erg uit de pas heeft gelopen, maar het zal niet een reden of excuus zijn voor de komende jaren.

Minister Verhagen: Klopt. Dat ben ik met u eens.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Goed, dank u.

De heer Van Vliet (PVV): De externe inhuur is een repeterend thema. Ik weet dat veel collega's hier veel belang aan hechten. Kunnen wij nog wat specifieker periodiek worden geïnformeerd over de inspanningsresultaten?

Minister Verhagen: Die informatie krijgt de Kamer sowieso in het komende jaarverslag. We hebben de taakstelling voor 2015. Daar werken we dus naartoe. De Kamer krijgt dus periodiek haar rapportage. Dat moge duidelijk zijn. Als de heer Van Vliet steeds wil weten hoeveel mensen er volgende week uit zijn, heb ik extra mensen nodig om dat iedere keer te berekenen. Het is maar wat de heer Van Vliet wil.

De heer Van Vliet (PVV): Met periodiek bedoel ik misschien één keer in het halfjaar.

Minister Verhagen: Nogmaals, alles wat de Kamer vraagt, kost extra kracht. Ik wil de heer Van Vliet gewoon confronteren met zijn eigen uitspraken. Ik heb zojuist over administratieve lasten gesproken. Hij wil niet weten hoeveel extra lasten erbij komen voor het bedrijfsleven door vragen van de Kamer, ook van de PVV. Zullen we het eens uitrekenen? We hebben in het vorige debat van gedachten gewisseld over de noodzaak van deregulering. Ik zal de heer Van Vliet de volgende keer bij iedere motie die hij indient en die een nieuwe regel oplevert, vragen twee regels af te schaffen. Want dan bereik je namelijk resultaten. Het is hetzelfde als met dit onderwerp. We vinden dat we minder externe inhuur moeten hebben en minder ambtenaren. Als de heer Van Vliet mij dan bij ieder ding vraagt om een extra berekening en een extra verslag, kost dat gewoon mensen. Die dingen komen niet uit de lucht vallen. Maar goed, als hij cijfers wil horen: Agentschap NL heeft, op basis van het regeerakkoord en op basis van de invulling die wij hebben gegeven aan de uitwerking van de taakstelling, een reductie van 34%. Dat is echt gigantisch. Dat is heel veel als je het afzet tegen wat er nu gebeurt.

Ik ga nu in op de vraag van de heer Ziengs over de subsidies. De taakstelling op subsidies, uitgaven, innovatie en ondernemersklimaat uit het regeerakkoord bedraagt structureel 500 mln. per jaar. Die taakstelling werd in eerste instantie geparkeerd op de daarvoor in aanmerking komende beleidsartikelen bij de nota van wijziging op de begroting voor 2011. Zij werd in eerste aanleg geparkeerd omdat het een flinke puzzel is. Als ik van het ene op het andere jaar 500 mln. moet ombuigen, heb ik die ombuiging niet meteen ingevuld. Die hebben wij dus geparkeerd, omdat het een flinke puzzel was om de taakstelling op de beleidsterreinen te realiseren. Het vereist zorgvuldige afwegingen. Ter voorbereiding op de behandeling van de begroting voor 2011, die eind vorig jaar heeft plaatsgevonden, heb ik de Kamer op 22 november ook een brief gestuurd met deze meer concrete uitwerking. Daarin heb ik de taakstelling voor het jaar 2011 ingevuld door het benoemen van een aantal concrete bezuinigingen op subsidie-instrumenten: op het verplichtingenbudget innovatieprogramma's wordt 54 mln. bezuinigd; het beëindigen van de tegemoetkoming stadsverwarmingsprojecten levert 19,5 mln. op; het beëindigen van het programma uitzending managers levert 2 mln. op en het afbouwen van het instrument Pieken in de Delta 76 mln. Als overbrugging, omdat je Pieken in de Delta niet van het ene op het andere moment kunt stoppen, hebben we nog een laatste tranche van 35 mln. beschikbaar gesteld om een zachte landing mogelijk te maken. Als de heer Ziengs echter denkt dat we in het regeerakkoord 500 mln. hebben afgesproken, de knop kunnen omdraaien en het van de ene op de andere dag kunnen invullen, zeg ik hem dat het zo niet werkt. Je moet het zorgvuldig en verantwoord doen, ook om het bedrijfsleven en de mensen die daarvan afhankelijk zijn, dit op een verantwoorde wijze te kunnen laten doen. Dat is de reden waarom we het zo gedaan hebben.

Ik heb in de brief van eind november ook gezegd dat de invulling voor 2011, waarvan ik zojuist enkele elementen heb genoemd, de eerste stap was in de structurele invulling van de subsidietaakstelling. De heer Ziengs kan ervan overtuigd zijn dat hij in de begroting voor 2012 de verdere concretisering van de komende begrotingsvoorstellen zal aantreffen. Ik ben er namelijk van overtuigd dat wij nog vier jaar de tijd hebben om ons zegenrijke werk voort te zetten in deze samenwerking. Desalniettemin moet ik nu, ook in de begroting voor 2012, stappen zetten om dit ook daadwerkelijk te kunnen realiseren.

De heer Ziengs vroeg ook of ik eindelijk eens uitvoering kan geven aan de motie uit 2003 over het vaststellen van een einddatum. De minister van Financiën heeft destijds aangegeven dat het ontbreken van een einddatum, ofwel horizonbepaling, bij sommige subsidieregelingen niet betekent dat er niet periodiek kritisch naar de doelmatigheid en doeltreffendheid wordt gekeken. Periodieke beleidsevaluaties stellen niet alleen het kabinet maar ook de Kamer in staat om een besluit te nemen over voortzetting, beëindiging of aanpassing van een subsidieregeling. Als de heer Ziengs wil dat ik in alle subsidieregelingen een horizonbepaling opneem waarna ze automatisch worden beëindigd, ben ik daar op zichzelf geen voorstander van. Het is echter wel goed om waar mogelijk een einddatum vast te stellen. Ik wil hieraan toevoegen, zonder enig waardeoordeel, dat de subsidies die van een einddatum waren voorzien omdat het tijdelijke instrumenten waren, steeds door de Kamer zijn verlengd, of het nu gaat om het borgstellingskrediet of over de btw bouw. Bij de laatste begrotingsbehandeling hebben we veel discussies gevoerd over voortzetting gedurende een bepaalde periode van een aantal ondersteuningsinstrumenten die juist wel van een einddatum waren voorzien. Het is dus ook maar net wat we willen.

De heer Ziengs (VVD): Dat zal ongetwijfeld het geval zijn, maar in al die gevallen is natuurlijk eerst sprake geweest van een evaluatie. Ik denk dat die essentieel is voor hetgeen ik zojuist heb gevraagd.

Minister Verhagen: Absoluut. Ik ben het helemaal met de heer Ziengs eens dat je periodiek kritisch naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van subsidies moet kijken.

De heer Ziengs vraagt in dit kader ook naar de constatering van de Algemene Rekenkamer dat enkele subsidies ouder dan vijf jaar nog niet waren geëvalueerd. Ik ben het met hem eens dat subsidies periodiek dienen te worden geëvalueerd. Ik vind een termijn van vijf jaar heel redelijk. Het ministerie van Financiën heeft echter in rijksbegrotingsvoorschriften de termijn van vijf jaar losgelaten. De reden daarvoor was dat het tijdstip van een evaluatie optimaal moet worden afgestemd op de fase waarin de beleidscyclus zich bevindt, zodat je een zinvolle evaluatie kunt laten uitvoeren. Ik zal er echter op toezien dat alle ELI-subsidieregelingen – dat zijn er dan niet meer zo veel – in de evaluatieprogrammering worden opgenomen, opdat duidelijk door de Kamer kan worden gevolgd of elke subsidie tijdig en periodiek wordt geëvalueerd.

De heer Ziengs vraagt ook wat er gebeurt met de ruimte. Het ging hem met name om de Subsidieregeling Innovatieve Zeescheepsbouw en de borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw. De ruimte voor de borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw die in enig jaar niet wordt benut, vervalt aan het einde van dat jaar, want die begroting is jaargebonden.

De heer Ziengs vraagt ook waar de raming van 1 mld. op was gebaseerd. Het plafond van 1 mld. en de premiestelling voor de borgstellingsregeling zijn gebaseerd op de veronderstellingen die zijn gehanteerd ten aanzien van de verwachte omvang van de jaarlijkse orderportefeuilles.

Mevrouw Dijksma vraagt waarom ik heb gekozen voor deze begrotingsindeling en waarom ik die indeling zo kort voor dit debat aan de Kamer heb toegestuurd. Er is gekozen voor een indeling waarbij de beleidsdoelen van het ministerie van ELI herkenbaar terugkomen in de beleidsartikelen. Belangrijke thema's als innovatie, energievoorziening en de agro-, visserij- en voedselketen komen daarom als beleidsartikelen terug. Dat maakt het mogelijk om de Kamer per thema in een samenhangend geheel te informeren over beleidsdoelstellingen, voorgenomen acties, prestaties en de financiële middelen die daarvoor nodig zijn, zowel in de begroting als in de verantwoording. De keuzes die in het regeerakkoord zijn gemaakt op het gebied van de voorgenomen decentralisatie van met name natuurbeleid en regionaal economisch beleid hebben we uiteraard meegenomen. Als deze zaken gedecentraliseerd worden, heb je er immers geen begrotingsartikelen meer voor nodig in de rijksbegroting. Dat leidt tot bundeling van een aantal artikelen van de voormalige LNV-begroting en artikelonderdelen van het voormalige EZ tot één artikel: Natuur, regio en ruimte. Ik denk dat daarmee een evenwichtige begrotingsindeling ontstaat die, gezien de gekozen thematische insteek, ook duurzaam zal blijken. Energievoorziening is bijvoorbeeld anno 2011 een belangrijk thema en ik ben ervan overtuigd dat dit over vier jaar nog zo is.

Waarom heb ik deze indeling zo kort voor dit WGO aan de Kamer toegestuurd? Formeel had ik de Kamer deze indeling niet hoeven toe te sturen, gezien de agenda van vandaag. Ik heb dat puur als geste gedaan, opdat de Kamer ervan kennis kon nemen ruim voor de behandeling van de begroting voor 2012, en zelfs voor dit overleg. Mij wordt nu iets verweten wat ik als geste heb bedoeld. Als ik de indeling volgende week had gestuurd, was dat ook ruim van tevoren geweest en had ik geen kritiek gekregen. Ik krijg min of meer als verwijt dat ik de indeling pas een paar dagen voor dit WGO aan de Kamer heb gestuurd. Ik kan haar de volgende keer ook later sturen, maar ik geloof niet dat dat helemaal is wat mevrouw Dijksma bedoelde.

Mevrouw Dijksma (PvdA): Daar gaan we. Dit is natuurlijk uitlokking. Natuurlijk is het goed om dit hier te bespreken. Het is ook goed om de inhoudelijke achtergrond van het verhaal te kennen, maar ik denk ook dat de minister er zelf iets aan heeft. Hij weet nu zeker dat we niet, als de begroting er al is, nog zullen zeggen dat we het liever anders hadden gewild. Dat is een geste van de Kamer, zou ik haast willen zeggen. De minister doet het natuurlijk ook een beetje voor zichzelf. Maar dat terzijde. Mijn vraag is hoe wordt voorkomen dat door de bundeling straks het budgetrecht wordt ingeperkt. Dat is de kern van de discussie.

Minister Verhagen: Klopt. En bij die kern zal ik terecht stilstaan. Het budgetrecht is een buitengewoon belangrijk recht van de Kamer bij het uitoefenen van parlementaire controle.

Er zijn minder begrotingsartikelen, maar meer operationele doelstellingen daarbinnen. Natuurlijk vindt de autorisatie van middelen plaats op het niveau van beleidsartikelen. Als beleidsartikelen qua financiële middelen te groot worden, komt het budgetrecht onder druk te staan; daar heeft mevrouw Dijksma volkomen gelijk in. Dan kun je er namelijk alles onder vatten en geeft de Kamer de minister eigenlijk min of meer de ruimte om daarbinnen te schuiven als het maar vaag genoeg is. Dat is echter met de voorgestelde begrotingsindeling mijns inziens niet het geval. Ik kon de Kamer uiteraard nog geen budgettaire gegevens verstrekken voor 2012 en latere jaren. Los van het feit dat ik dan de andere kabinetsleden voor de voeten zou lopen, is het nog geen Prinsjesdag. Ik probeer bij het opstellen van de ramingen, wat op dit moment in volle gang is, daar de gelegenheid toe te hebben. Maar zelfs als we bepaalde zaken echt hadden ingedeeld, zou ik Prinsjesdag niet willen verstoren door nu al met de begroting voor 2012 te komen.

Het aantal beleidsartikelen volgens de nieuwe indeling is acht, voor een begrotingstotaal van 5,3 mld. in 2012. Daarvan is verreweg het grootste bedrag, circa 1,4 mld., bestemd voor artikel 14: een doelmatige en duurzame energievoorziening. Dat is budgettair omvangrijk vanwege de uitgaven voor SDE-plus en de voorgangers van deze regeling, namelijk SDE en MEP. Het plafond van 1,4 mld. dat vroeger voor SDE en MEP gold, gaat ook voor SDE-plus gelden, maar het groeit in en uit. Afgezet tegen de begrotingen van collega's is het aantal beleidsartikelen modaal te noemen. Er zijn begrotingen met minder beleidsartikelen en er zijn er met meer. Ik denk echter dat het geen spanning oplevert met het budgetrecht van de Kamer. Niet dat ik de Kamer ertoe wil oproepen, maar ik herinner me dat ik zelf als Kamerlid eens een amendement heb ingediend om een nieuw artikel te creëren, omdat ik echt vond dat er spanning ontstond. Ik denk echter dat de Kamer daarvoor in dit geval niet bang hoeft te zijn.

Hoe komt het dat de bestaande artikelen 31, duurzaam ondernemen, en 35, voedselkwaliteit en diergezondheid, worden samengevoegd? Dat vroeg de heer Ziengs. De belangrijkste overweging daarvoor is de inhoudelijke samenhang van de terreinen. We streven allemaal naar een integrale ketenbenadering van agro, visserij en voedsel. Bij de bestaande artikelen hadden we de agroketen als belangrijkste focus en legden we tegelijkertijd sterk de nadruk op duurzaamheid. In beide artikelen kwam dierenwelzijn aan de orde. Overigens is dat wat betreft het inzicht in waar we het geld aan uitgeven niet direct een vergroting, terwijl we er wel twee aparte elementen voor hadden. Als je dan nog eens kijkt naar het totale financiële beslag van het bestaande artikel 35, kun je je afvragen of daarmee, gelet op de omvang, het budgetrecht ook nog eens onder druk zou komen te staan. Het is dus logischer en inzichtelijker.

De heer Ziengs stelt een moeilijke vraag over de stand van zaken rond de borgstelling voor het mkb. De vraag is of ik daar nu een antwoord op geef. Ik kan wel iets zeggen over de stand van zaken. Het budget voor de BMKB voor 2011 is 765 mln. Dat hebben we ook afgesproken; dat is voor de Kamer niets nieuws. Realisatie in dit jaar, tot en met 6 juni, is 415 mln. Het gaat dus hard. Het gepubliceerde budget 2010–2011 van de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) is 1,2 mld. Realisatie in 2010 is 574 mln.; realisatie 2011 tot en met 6 juni is 162 mln. Dat is de stand van zaken. De Kamer hoort nog hoe het verder gaat.

De heer Ziengs stelde een vraag over het NBTC: hoe realistisch is het dat € 1 subsidie € 40 oplevert? Die cijfers zijn gebaseerd op eigen onderzoek van het NBTC. ELI heeft het effect van het NBTC niet meer getoetst. In de tweede helft van het jaar zal het NBTC echter wel worden geëvalueerd en dan zal dit natuurlijk worden meegenomen.

Ik kijk uiteraard uit naar de goede debatten die mevrouw Schouten en ik in de komende jaren zullen voeren. Zij vroeg naar de problematiek van de scheepsbouw in Spanje. Het duurt inderdaad jaren. Ik herinner mij dat ik hierover als minister van Buitenlandse Zaken verschillende malen aan de bel heb getrokken. Ik deel de mening van mevrouw Schouten dat dit dossier inzake de concurrentieverstoring niet alleen al heel lang op de agenda staat, maar ook urgent is. Het is tegelijkertijd een complex dossier, waarvoor de Europese Commissie de verantwoordelijkheid heeft. Ik houd nadrukkelijk de vinger aan de pols en zal, indien er op korte termijn geen uitsluitsel komt, zeker interveniëren bij de Europese Commissie. Ik realiseer me namelijk dat de fractiegenoot van mevrouw Schouten, mevrouw Ortega-Martijn, hiervoor al in 2009 aandacht heeft gevraagd. Dat is ook de reden waarom ik destijds als minister van Buitenlandse Zaken heb geïntervenieerd. Ook mijn voorganger heeft op dit punt bij de Europese Commissie geïntervenieerd. Ik denk dat dit eerder de aanleiding is geweest voor Almunia om de standstill af te kondigen, overigens lopende het onderzoek. De veronderstelling van mevrouw Schouten is: er is een standstill dus er zal wel iets aan de hand zijn. Die standstill is er echter gekomen dankzij de krachtige interventie van Nederland, zonder dat precies alles bekend was. Almunia komt deze zomer met voorstellen voor nadere actie. Ik zal de Kamer daarover informeren. Mocht die actie onvoldoende zijn, dan zullen wij daar zeker over komen te spreken.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Dank voor deze toezegging. De minister zegt dat hij hier op korte termijn zeker over zal spreken, maar wat is tegenwoordig nog korte termijn? Is dat twee jaar? Wat kunnen we concreet afspreken? Wanneer weten wij sowieso waar we aan toe zijn? Ik denk dat de scheepsbouw er nu wel recht op heeft om daar een antwoord op te krijgen.

Minister Verhagen: Helemaal mee eens. Daarom zeg ik dat Almunia deze zomer met voorstellen komt. Zelfs als we de zomer ruim nemen, heeft de Kamer er dus in september zicht op.

Mevrouw Schouten vraagt ook naar de topinstituten en de overbrugging. De basis van de aanpak van het bedrijfslevenbeleid is juist het beter benutten van de gouden driehoek van kennisinstellingen, ondernemingen en overheid, ook voor andere sectoren dan Wageningen. Wageningen heeft natuurlijk de ervaring van de goede samenwerking tussen overheid, ondernemingen en onderzoeksinstellingen. In die gouden driehoek kunnen topinstituten een belangrijke rol spelen. Ik onderschrijf dus met mevrouw Schouten het nut van de topinstituten, zeker ook omdat het een publiek-private samenwerking (pps) is. Ik kan de Kamer dus in ieder geval verzekeren, zonder vooruit te lopen op de adviezen van de topteams die op 17 juni aan mij worden aangeboden, dat hieraan aandacht besteed wordt. Ik wacht echter eerst op de adviezen van de topteams. Op basis van de plannen van aanpak van de topteams kom ik voor Prinsjesdag met een integrale kabinetsreactie op die plannen. Daarin nemen we dit ook mee.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Wil dat ook zeggen dat voor Prinsjesdag duidelijk is of er überhaupt overbruggingskredieten komen? Want stel dat die topteams zeggen dat de topinstituten nog wel recht krijgen op de vergoeding. Dan kan het zijn dat dit nog tot 2015 duurt, terwijl de programma's allemaal allang lopen en de instituten nu dus te maken hebben met een overheid die een terugtrekkende beweging maakt, waardoor zij misschien hun onderzoek niet meer kunnen afronden. Als ze dan in 2015 nog geld krijgen, is dat een beetje te laat.

Minister Verhagen: Omdat we de discussie over de vormgeving via de topteams zouden voeren, heb ik destijds voor 2011 al overbruggingskrediet gegeven, om ervoor te zorgen dat niet iets zou worden afgebroken wat men het jaar daarna voor de langere termijn zou realiseren. Ik kan nu echter niet vooruitlopen op de kabinetsreactie op de topteams, omdat ik de plannen van aanpak nog niet heb. Ik kan nu dus geen toezegging doen. Ik heb te maken met de budgettaire mogelijkheden die ik heb. Wat we zoeken, is de samenwerking tussen publiek en privaat. Ik weet niet precies wat daaruit komt. Misschien zijn er meer private mogelijkheden of moet het meer revolverend. Het is niet zo dat ik mevrouw Schouten op dit moment niet tegemoet wil komen; ik kan haar op dit moment gewoon geen antwoord geven. Ik zeg haar echter toe dat zij de reactie voor Prinsjesdag heeft.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Dan incasseer ik dat als de toezegging dat we voor Prinsjesdag in ieder geval wel weten waar we aan toe zijn.

Minister Verhagen: Ja, want dan kunt u ook, mochten de plannen die wij op Prinsjesdag presenteren u niet welgevallig zijn, in het kader van het budgetrecht voor de begroting voor 2012 bekijken of u meerderheden vindt die in lijn zijn met wat u vindt. Niet dat ik u daartoe wil uitlokken. In 2011 is de overbrugging geregeld, op basis van de voorstellen die ik destijds bij de begrotingsbehandeling heb gedaan.

Ik ga nu in op het FES. De heer Van Vliet vindt dat ik gezwijnd heb. Voor wat betreft mijn toelichting op de verantwoording over de FES-middelen heb ik in de schriftelijke beantwoording aangegeven dat mijn belangrijkste overweging om de aanvullende verantwoordingsplicht aan de FES-beheerders in te trekken, was dat er geen jaarverslag over het begrotingsjaar 2011 meer wordt opgesteld, omdat de FES-begroting voor 2011 op nul is gesteld. En over nul kun je niet zo veel verantwoorden. Over de FES-waardigheid van de FES-uitgaven in 2010 zou normaliter gerapporteerd worden in het jaarverslag over 2011, maar wegens het vervallen van het jaarverslag hebben de rapportages over de FES-waardigheid geen betekenis meer. Een andere overweging was dat het nut van deze rapportages was verminderd. De rapportages werden gebruikt om achteraf middelen met FES te verrekenen indien de rapportage hiertoe aanleiding gaf. Die rapportages zouden in 2011 beschikbaar zijn, maar dan hebben we helemaal geen middelen meer en kunnen we dus ook niets meer verrekenen. Ik vond het dus ook een beetje een zinloze exercitie, als ik eerlijk ben. Dit in het kader van de reductie van zinloos werk.

Tot slot heb ik besloten om de aanvullende verantwoordingsplicht te laten vervallen, omdat de extra verantwoording juist extra administratieve lasten zou opleveren. Er waren dus nogal wat praktische bezwaren. Er was een volkomen achterhaald nut van de rapportage in relatie tot wat er nog mee gedaan zou kunnen worden. Kijkend naar de totale hoeveelheid administratieve lasten die daardoor additioneel opgelegd zouden worden aan de verschillende ministeries – het geldt niet alleen voor ELI – vond ik dat niet verantwoord. Ik ben het ook wettelijk niet verplicht, anders hadden we het sowieso gedaan. Ik vond het nut nu echter niet opwegen tegen de last.

De heer Van Vliet (PVV): Het gaat om de besteding van zo'n 2,3 mld. aan belastinggeld uit dat fonds in 2010. Ik blijf toch met een «legemaaggevoel» zitten – ik heb geen Schwein gegeten – over de vraag of het geld FES-waardig is besteed.

Minister Verhagen: We hebben de evaluatie gehad. De Kamer heeft daarvan gezegd: dat hoeven we allemaal niet meer te bespreken, want we hoeven niet meer te bekijken of we iets moeten veranderen aangezien FES helemaal is afgeschaft. De verantwoording van de besteding van de gelden vindt natuurlijk wel plaats via de reguliere begrotingen waarover de FES-middelen 2011 zijn verdeeld. Wat er toen nog was, is verdeeld over de verschillende begrotingen. Dat wordt uiteraard wel gewoon via de reguliere begrotingen verantwoord. De Kamer kan dus nog steeds de discussie aangaan over de vraag of het geld ergens aan moet worden besteed, maar dat is dan niet bij de begrotingsbehandeling van ELI, maar bijvoorbeeld bij die van I en M. Daarbij kan zij nog steeds de debatten voeren. Ik hoop echter niet dat de heer Van Vliet, hoewel hij eerst zei dat ik gezwijnd had, nu terugtrekkende bewegingen gaat maken.

De heer Van Vliet (PVV): «Geschweind haben» had betrekking op de grote boot van EZ. Die hebben we niet gemist. Maar het kleine roeibootje van FES dobbert nog op de oceaan en dreigt te zinken. Ik begrijp best dat het in de begrotingen van de andere departementen zit. De minister zei zojuist dat de Kamer niet bij iedere scheet nieuwe lasten moet opleggen aan het ministerie, maar als het verspreid zit over de departementen, kunnen we dan niet een klein staatje krijgen waarin het verzameld is?

Minister Verhagen: Dan moet ik ze weer allemaal bij elkaar vegen. Maar dan zit ik met al die departementen, en ... Ik hoor nu van mijn ambtenaar dat ik de collega's opdracht heb gegeven om het expliciet te verantwoorden in hun eigen begroting. Het zal dus heel eenduidig aangegeven worden. Mocht dat onvoldoende zijn, dan helpen wij.

De heer Van Vliet heeft ook vragen gesteld over het autorisatiebeheer in relatie tot het Agentschap NL. Het agentschap heeft de aanbevelingen met betrekking tot het autorisatiebeheer uit 2009 opgevolgd. Daardoor is het autorisatiebeheer sterk verbeterd. De Algemene Rekenkamer constateert dat er toch nog op een aantal punten verbeteringen door te voeren zijn. Voor enkele kleinere systemen zijn er nog verbeterpunten. De Algemene Rekenkamer beveelt aan om die in 2011 op te lossen. Ik heb nog zes maanden de tijd; ik zeg toe dat die punten in 2011 zullen zijn afgerond. Daarvoor hebben we ook een plan van aanpak opgesteld. Periodieke toetsing van het autorisatiebeheer is opgenomen in de standaardwerkzaamheden. In het programma e-dienstverlening wordt ook rekening gehouden met de eisen die worden gesteld aan betrouwbaar autorisatiebeheer. De verbeterpunten die de Algemene Rekenkamer nog aangaf, worden dus opgepakt in dit jaar.

Mevrouw Gesthuizen, mevrouw Verburg en de heer Ziengs zijn ingegaan op de subsidie Veiligheid Kleine Bedrijven. Zij vroegen waarom het onderzoeksrapport niet aan de Kamer is gestuurd, of waarom dat weinig zin zou hebben. De VKB-subsidie is tot stand gekomen via een amendement op de begroting van 2008. Het was het sluitstuk van een jarenlange discussie met de Kamer over de beste manier om beveiliging bij kleine bedrijven te bevorderen en van intensieve pleidooien van het mkb, dat de Kamer hierover van informatie voorzag. Toen het amendement was ingediend, is er in 2007 een onderzoek van Deloitte aan de Kamer gestuurd, dat aantoonde dat bevordering van kennis, bewustwording, samenwerking en veiligheid effectiever zou zijn dan een financiële maatregel. Het EIM-onderzoek in 2009 ondersteunde die conclusie. Omdat alle argumenten reeds bij herhaling met de Kamer waren gewisseld en het eerste amendement reeds in volle uitvoering was, had het geen zin om dit onderzoek weer aan de Kamer te sturen. Mevrouw Verburg en de heer Ziengs vragen nu wanneer de aangekondigde beleidsevaluatie gereed is. De beleidsevaluatie van VKB is gestart. De procedure van een aanbesteding en een onafhankelijke begeleidingscommissie kost gewoon tijd. Ik verwacht wel dat het onderzoek aan het eind van dit jaar gereed is. Ik zal dat de Kamer toesturen.

De heer Van Vliet en mevrouw Verburg hebben terecht stilgestaan bij de onvolkomenheden met betrekking tot de Europese aanbesteding, want de Algemene Rekenkamer heeft het voormalige ministerie van Economische Zaken over het jaar 2010 een onvolkomenheid toegekend inzake de naleving van de aanbestedingsregels voor Agentschap NL. Ik zeg «terecht» omdat ik dit een serieuze zaak vind. Juist het ministerie van ELI heeft op het gebied van aanbesteden een voorbeeldfunctie. Ik kan er niets anders van maken; ik ben het gewoon met de heer Van Vliet en mevrouw Verburg eens. Zeker als je een reputatie hebt hoog te houden, moet je werk maken van het beter naleven van de regels. Ik kan het niet mooier maken; het is gewoon zo. In 2010 is bij Agentschap NL een nieuwe afdeling opgericht, namelijk Inkoopexpertisecentrum, die de expertise moet bundelen. Er zijn verder diverse verbeteringen doorgevoerd op het gebied van inkoopbeheer. Vanaf de tweede helft van 2010 zijn een aantal beheersinstrumenten ingevoerd die moeten leiden tot een betere naleving van de inkoopregels. Administratieve organisaties voor inkoop van de drie voormalige agentschappen zijn geïntegreerd. Versterking van de inkoop en borging van de inkoopprocedures vinden in 2011 ook plaats, onder andere door het intensiveren van de adviserende functie van het inkoopexpertisecentrum, het periodiek uitvoeren van inkoopanalyses, bewustwording bij de budgethouders en intensieve communicatie over de inkoopregels. Dan zijn er nog een aantal andere zaken, zoals inkoopbeheer, inkoopregistratie en servicepleinen, het bundelen van kennis en het tijdiger controleren van de rechtmatigheid van inkopen. Ik denk dat daarmee een infrastructuur is neergelegd die in ieder geval qua opzet zal bijdragen aan een betere inkoopfunctie. Het zal daarnaast natuurlijk gaan om de feitelijke werking. Ik zal dus ook het interne toezicht aanscherpen en extra aandacht laten schenken aan de naleving van de aanbestedingsregels. Ik kan hierbij niets anders doen dan het boetekleed aantrekken.

De voorzitter: Hebben de leden nog vragen? Het was allemaal helder. Heeft de minister nog toevoegingen of dingen waarop hij wil terugkomen?

Minister Verhagen: Voorzitter, ik vond één boetekleed voor mijn doen meer dan genoeg!

De voorzitter: Ik herhaal nog de twee toezeggingen. De minister zegt toe, de Kamer uiterlijk in september 2011 nader te informeren over de scheepsbouwsector. De minister zegt toe, de Kamer aan het eind van dit jaar de evaluatie toe te sturen van de VKB-subsidieregeling.

Eén uur eerder dan was afgesproken sluit ik deze vergadering.

Sluiting 20.00 uur.

Volledige agenda

  • 1. Slotwet Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie 2010

    32 710-XIII – Begroting d.d. 18-05-2011

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 2. Jaarverslag

    32 710-XIII-1 – Brief regering d.d. 18-05-2011

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 3. Rapport bij het Jaarverslag Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie 2010

    32 710-XIII-2 – Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 18-05-2011

    president van de Algemene Rekenkamer, S.J. Stuiveling

  • 4. Slotwet Fonds economische structuurversterking 2010

    32 710-D – Begroting d.d. 17-05-2011

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 5. Jaarverslag Fonds economische structuurversterking 2010

    32 710-D-1 – Brief regering d.d. 18-05-2011

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 6. Rapport bij het Jaarverslag Fonds economische structuurversterking 2010

    32 710-D-2 – Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 18-05-2011

    president van de Algemene Rekenkamer, S.J. Stuiveling

  • 7. Aanbieding jaarrapportage burgerbrieven voor 2010 van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ELI)

    29 362–189 – Brief regering d.d. 23-05-2011

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 8. Lijst van vragen en antwoorden over het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag 2010 van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

    32 710-XIII-6 – Brief regering d.d. 06-06-2011

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 9. Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag 2010 van het Fonds Economische Structuurversterking

    32 710-D-6 – Brief regering d.d. 06-06-2011

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 10. Lijst van vragen en antwoorden over het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag 2010 van het Fonds Economische Structuurversterking

    32 710-D-7 – Brief regering d.d. 06-06-2011

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 11. Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag 2010 van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

    32 710-XIII-7 – Brief regering d.d. 06-06-2011

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 12. Begrotingsindeling ELI 2012

    31 865-32 – Brief regering d.d. 06-06-2011

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen