Kamerstuk 32710-XIII-1

Jaarverslag van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII)

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie 2010

Gepubliceerd: 18 mei 2011
Indiener(s): Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32710-XIII-1.html
ID: 32710-XIII-1

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE (XIII)

Aangeboden 18 mei 2011

Omvang gerealiseerde verplichtingen, uitgaven en ontvangsten 2010 per beleidsartikel van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

Gerealiseerde verplichtingen 2010 (in mln €) (totaal € 11 486,6 mln)

Gerealiseerde verplichtingen 2010 (in mln €) (totaal 				  € 11 486,6 mln)

Gerealiseerde uitgaven 2010 (in mln €) (totaal € 2 809,9 mln)

Gerealiseerde uitgaven 2010 (in mln €) (totaal 				  € 2 809,9 mln)

Gerealiseerde ontvangsten 2010 (in mln €) (totaal € 6 158,0 mln)

Gerealiseerde ontvangsten 2010 (in mln €) (totaal 				  € 6 158,0 mln)

Inhoudsopgave

  

blz.

A.

ALGEMEEN

6

 

Aanbieding en dechargeverlening

6

 

Leeswijzer

9

   

B.

BELEIDSVERSLAG

12

 

Beleidsprioriteiten

12

   
 

Beleidsartikelen

22

 

1. Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa

22

 

2. Een sterk innovatievermogen

29

 

3. Een concurrerend ondernemingsklimaat

43

 

4. Doelmatige en duurzame energiehuishouding

56

 

5. Internationale economische betrekkingen

69

 

8. Economische analyses en prognoses

78

 

9. Voorzien in maatschappelijke behoefte aan statistieken

81

 

10. Elektronische communicatie en post

85

   
 

Niet-beleidsartikelen

94

 

21. Algemeen

94

 

22. Nominaal en onvoorzien

96

 

23. Afwikkeling oude verplichtingen

97

   
 

Bedrijfsvoeringsparagraaf

98

   

C.

JAARREKENING

100

 

De verantwoordingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken

100

 

Saldibalans en toelichting

101

 

De samenvattende verantwoordingsstaat van de baten-lastendiensten

111

 

Toelichting bij de baten-lastendiensten

112

 

Topinkomens

125

   

D.

BIJLAGEN

126

 

Toezichtrelaties ZBO's / RWT's

126

 

Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel

129

 

Lijst met afkortingen

131

A. ALGEMEEN

AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

Aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII) over het jaar 2010 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister Economische Zaken, Landbouw en Innovatie decharge te verlenen over het in het jaar 2010 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2010;

  • b. het voorstel van de slotwet over 2010, dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over 2010 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2010 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2010, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2010 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlenign door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

LEESWIJZER

De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:

  • 1. Opbouw jaarverslag;

  • 2. Groeiparagraaf;

  • 3. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens;

  • 4. Prestatiegegevens;

  • 5. Toerekening van apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

1. Opbouw jaarverslag

Het jaarverslag bevat een beleidsverslag en een jaarrekening. De bevatten informatie over het gevoerde beleid van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I), daar waar het het oude Ministerie van Economische Zaken betreft. De ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Economische Zaken zijn samengevoegd onder de naam Ministerie van Eonomische Zaken, Landbouw en Innovatie. De naamswijziging heeft voor begrotingshoofdstuk XIII formeel bij tweede suppletoire begroting 2010 plaatsgevonden. Pas bij Incidentele Suppletoire Begroting 2011 zijn de begrotingshoofdstukken XIII en XIV daadwerkelijk samengevoegd onder begrotingshoofdstuk XIII.

Hoewel de naamgeving reeds in 2010 is aangepast vindt in de jaarverslagen 2010 van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie nog separaat verantwoording plaats. Het jaarverslag 2010 is daarbij grotendeels een spiegel van de begroting 2010, maar er wordt in de tekst niet meer expliciet verwezen naar de kabinetsdoelen van het kabinet Balkenende IV. Daar waar de begroting 2010 afwijkt van de rijksbegrotingsvoorschriften volgt het jaarverslag 2010 de begroting 2010.

2. Groeiparagraaf

Bij begroting 2010 is in overleg met het Ministerie van Financiën en de Algemene Rekenkamer de opzet van beleidsartikel 2 gewijzigd. Artikel 2 diende daarbij als pilot voor een verdergaande wijziging van de beleidsartikelen in begroting 2011. In lijn met de nieuwe opzet van Artikel 2 is er in dit jaarverslag voor gekozen om voor alle beleidsartikelen de betreffende prestatiegegevens niet aan het einde van de operationele doelstellingen te presenteren, maar om deze zoveel mogelijk onder de bijbehorende toelichtingen van de instrumenten of activiteiten te plaatsen. Dit vergroot de leesbaarheid en de samenhang tussen de prestatiegegevens en de toelichtingen. Deze opzet is ook reeds bij het jaarverslag 2009 gehanteerd en volgens het rapport van de Algemene Rekenkamer werd de informatiewaarde van de prestatiegegevens hierdoor sterk verbeterd.

3. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens

Het jaarverslag bevat zowel financiële als niet-financiële gegevens. Deze gegevens zijn aan verschillende controlenormen onderhevig. De controle van financiële informatie is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de CW 2001 en de Rijksbegrotingsvoorschriften 2011 (RBV). De controle van beleidsinformatie en informatie over de bedrijfsvoering is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de RBV. Ter borging van de betrouwbaarheid van de informatie inzake de prestatiegegevens in de begroting en het Jaarverslag, heeft de departementale Auditdienst net als in voorgaande jaren een audit uitgevoerd.

4. Prestatiegegevens

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zet zich onder andere in voor goed functionerende markten, een ondernemingsklimaat waarin bedrijven zich kunnen ontwikkelen tot sterspelers in binnen- en buitenland en een energiehuishouding die betaalbaar, betrouwbaar en duurzaam is. Doelstellingen waarbij een belangrijke bijdrage geleverd kan worden door de juiste randvoorwaarden te creëren en /of te borgen, maar waarbij het uiteindelijke resultaat mede afhankelijk is van externe factoren waar de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie geen of beperkt invloed op heeft. Voor deze doelstellingen geldt dan ook dat er niet altijd een directe relatie gelegd kan worden tussen het gevoerde beleid en het uiteindelijke resultaat en dat sprake is van een systeemverantwoordelijkheid in plaats van een resultaatverantwoordelijkheid. Dit compliceert het louter met prestatie-indicatoren verantwoording af te leggen over de bijdrage van EL&I bij de realisatie van beleidsdoelstellingen. Waar mogelijk zijn in de begroting 2010 en daarmee ook in het jaarverslag 2010 prestatie-indicatoren opgenomen die hier direct inzicht in geven. Omdat dit veelal niet goed mogelijk was, is een combinatie van prestatiegegevens opgenomen van kengetallen die inzicht bieden in relevante ontwikkelingen op het betreffende beleidsterrein en prestatie-indicatoren die inzicht geven in het bereiken van specifieke resultaten op instrument-/activiteitenniveau.

Zoals aangegeven in begroting 2010 konden voor één operationele doelstelling binnen beleidsartikel 1 (Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa) en twee operationele doelstellingen binnen beleidsartikel 5 (Internationale economische betrekkingen) noch prestatie-indicatoren noch kengetallen worden geformuleerd. Het betreft de operationele doelstellingen:

  • 1. Bevorderen van een stabiele macro-economische omgeving en versterken van de Interne Markt.

  • 2. Een vrijer internationaal handels- en investeringsverkeer en een versterkte duurzame internationale economische rechtsorde.

  • 3. Het gericht ondersteunen van het bedrijfsleven in kansrijke sectoren op zowel binnen- als buitenlandse markten.

Daarnaast zijn voor een aantal prestatiegegevens de realisatiewaarden over 2010 (nog) niet beschikbaar om meegenomen te kunnen worden in het jaarverslag 2010. Het betreft meestal (buitenlandse) externe bronnen. In die gevallen worden de meest recente en/of voorlopige cijfers opgenomen of worden, indien mogelijk en nog van toepassing, de realisatiecijfers in begroting 2012 alsnog opgenomen.

5. Toerekening van apparaatsuitgaven aan de beleidsartikelen

De personele uitgaven die direct verband houden met beleidsuitgaven zijn verbijzonderd naar de betreffende artikelen. De personele uitgaven voor de Directoraten-Generaal die onder het kernministerie vallen, zijn geraamd bij de beleidsartikelen 1 tot en met 5 en 10. De personele uitgaven worden verantwoord op basis van de personele bezetting (in fte’s) en de gemiddelde loonsom per fte. Als verdeelsleutel over de artikelen is het aantal fte's per beleidsartikel gehanteerd.

De in dit opzicht als indirect te beschouwen personele uitgaven van het kernministerie (algemene leiding, stafdirecties) worden verantwoord op artikel 21 Algemeen. De materiële uitgaven van het kernministerie en de overige apparaatsuitgaven van het ministerie worden eveneens verantwoord op artikel 21 Algemeen. Er heeft geen toerekening van deze uitgaven aan de beleidsartikelen plaatsgevonden.

Voor de diensten Consumentenautoriteit, Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), Centraal Planbureau (CPB) geldt dat de integrale apparaatsuitgaven zijn verantwoord op de betreffende beleidsartikelen (respectievelijk de artikelen 1, 1, 4 en 8).

Voor Agentschap Nederland (Agentschap NL) en Agentschap Telecom (AT) geldt een andere systematiek. De vergoedingen van EZ aan deze baten-lastendiensten worden verantwoord op de beleidsmatig daarvoor in aanmerking komende artikelen. De paragrafen inzake de baten-lastendiensten geven inzicht in de apparaatsuitgaven.

De bijdragen aan de zelfstandige bestuursorganen Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) worden verantwoord op artikel 9, respectievelijk 10.

B. BELEIDSVERSLAG

BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

Het begrotingsjaar 2010 was een bijzonder jaar. In de eerste plaats omdat we het grootste deel van het jaar te maken hadden met een demissionair kabinet. Dat verklaart waarom het jaarverslag 2010 niet volledig overeenkomt met de beleidsagenda in de begroting voor 2010. Zo is de indeling aan de hand van de beleidsdoelstellingen van het kabinetsprogramma Samen werken, samen leven niet gevolgd en zijn er enkele accentverschillen in de opzet van de beleidsprioriteiten. De afspraak om de begroting en het jaarverslag aan elkaar te spiegelen blijft echter overeind. Om toch op hoofdlijnen informatie te verschaffen over de afloop van het vorige kabinetsprogramma is onderstaande tabel opgenomen.

In de tweede plaats was 2010 een speciaal jaar vanwege het aantreden van een nieuw kabinet en daarmee het ontstaan van een nieuw ministerie van Economische Zaken, Innovatie en Landbouw (EL&I). Een ministerie dat staat voor een economisch toonaangevend Nederland met een landbouw- en voedselsector van wereldformaat. EL&I werkt aan een concurrerend ondernemingsklimaat, gericht op innovatie en ondernemerschap, met oog voor de positie van de consument. En aan een zekere en betaalbare energievoorziening, waarbij energie en economie hand in hand gaan.

In 2010 werkte EL&I volgens drie lijnen aan de versterking van de Nederlandse concurrentiekracht:

  • Ruimte bieden aan ondernemerschap en innovatie

  • Nederland sterk positioneren in de wereld

  • Een toekomstbestendige energievoorziening

Nr. Kabinetsdoelstelling/

– project

Omschrijving

Nr. Beleidsartikel/Operationeel Doel

Realisatie in 2010 op betreffende OD (verplichtingen in mln €) 1

Behaalde eindresultaat 2010

14

Het versterken van het innovatief vermogen van de Nederlandse economie.

2, OD 1, 2

695,2

– Gestimuleerde private R&D-uitgaven: € 1,48 door WBSO, € 144 mln door innovatiekredieten

– 28 IPC’s van start gegaan met in totaal 824 deelnemende MKB-bedrijven, 8 327 vouchers verstrekt aan MKB-bedrijven

– 2 066 kenniswerkers/ onderzoekers dankzij crisismaatregel kenniswerkers aan het werk

15

Meer zelfstandige ondernemers met personeel en meer snelle groeiers in 2011.

3, OD 2

1 525,7

– Via BMKB in 2010 € 742 mln aan garanties verstrekt.

– 656 microkredieten verstrekt.

– Stichting microfinanciering en ondernemerschap functioneert zelfstandig

– 47 nieuwe samenwerkingsprojecten BiB

– 51 Onderwijs Netwerken Ondernemen opgericht in het primaire onderwijs t/m het MBO.

16

Minder regels, minder instrumenten, minder loketten

3, OD 2

1 525,7

– In 2010 is netto € 10,9 mln reductie van de administratieve lasten gerealiseerd (3,8%). In totaal is sinds 2007 netto € 63,2 mln reductie gerealiseerd (21,8%).

– Antwoord voor Bedrijven had 1,8 miljoen bezoeken

17

Een slagvaardige aanpak van economische ontwikkeling in top- en grensregio’s

3, OD 3

285,3

– Alle programma’s overtekend met aanvragen

– € 1,164 2 miljard aan uitgelokte investeringen, 2 8162 betrokken partijen, 207 grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden

project

Nederland Ondernemend Innovatieland

2, OD 2

10, OD 3

532,0

– 6 maatschappeijke innovatieagenda’s uitgevoerd op het terrein water, energie, veiligheid, zorg, onderwijs en agro

– Aantal departementen dat SBIR inzet toegenomen tot 7

– 9 SBIR aanbestedingen gestart, totaal ruim € 30 miljoen, door EL&I, LNV, VWS en V&W.

X Noot
1

De bedragen in deze tabel illustreren het financieel belang van een kabinetsdoel of -project. De begroting is ingericht op beleidsartikelen en niet op kabinetsdoelen. De in dit overzicht gepresenteerde bedragen worden daarom ook steeds op het niveau van het samenhangende operationele doel gegeven. Het is dus mogelijk dat een bedrag ten goede komt aan meerdere kabinetsdoelstellingen en dus meerdere keren wordt genoemd.

X Noot
2

Betreft een schatting

Economie in 2010: Gematigde groei dankzij opleving wereldhandel

In 2010 stonden de begrotingstekorten in een aantal Europese landen centraal, met name in Griekenland en Ierland. Dit leidde tot onrust op financiële markten. Nadat steunmaatregelen de rust aanvankelijk deden terugkeren, namen de zorgen over de soliditeit van de overheidsfinanciën gedurende het jaar weer toe. Het effect van de zorgen over overheidsfinanciën in perifere landen op de Nederlandse overheidsfinanciën is tweeledig: Beleggers namen hun vlucht naar relatief veilig geachte landen, waardoor de Nederlandse overheid goedkoper kon gaan lenen. Daar staat tegenover dat Nederland nu garant staat voor schulden van andere Europese overheden en dat de eigen budgettaire problemen nog niet zijn opgelost.

Dit raakte ook de reële economie omdat consumenten en bedrijven, vanwege overheidsschulden en een kwetsbaar financieel stelsel in het algemeen, terughoudend waren in hun bestedingen. Het consumentenvertrouwen was eind 2010 nog van een vergelijkbaar niveau als aan het begin van het jaar. De economische groei moest het dus niet van de consumptie door Nederlandse huishoudens hebben. Ook van de binnenlandse vraag door bedrijven ging geen merkbare groei-impuls uit, gezien het feit dat het bedrijfsleven in 2010 nog steeds te maken had met overcapaciteit. Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat in 2010 circa 5% minder is geïnvesteerd in vaste activa.

Dat maakte dat de internationale ontwikkelingen des te meer van belang waren voor de Nederlandse economie. Nadat de wereldhandel in de eerste helft van 2009 haar dieptepunt bereikte, werd in de tweede helft van het jaar herstel ingezet. Dit herstel werd in 2010 voortgezet en vormde de grootste aanjager voor de Nederlandse economie. De uitvoer van goederen en diensten groeide met bijna 11%.

Het producentenvertrouwen is gedurende het jaar dan ook gestaag verbeterd. 2010 werd het eerste jaar na de crisis waarin de Nederlandse economie gemiddeld weer groeide. De economische opleving was in 2010 met een groei van het bruto binnenlands product van 1,8% echter niet uitbundig. Deze beperkte groei was niet voldoende om de krimp van bijna 4% in 2009 goed te maken.

In het begin van 2010 liep de werkloosheid op naar 6,1% van de beroepsbevolking. Gedurende de rest van het jaar vond een daling plaats naar 4,8% in december 2010. Het jaargemiddelde kwam daarmee op 5,4% uit. Deze ontwikkeling is opmerkelijk te noemen, gezien het feit dat in de begroting van 2010 nog werd uitgegaan van een stijging naar 8%. Ook in vergelijking met andere landen was de Nederlandse werkloosheid in 2010 laag.

Voor 2011 verwacht het Centraal Planbureau dat het werkloosheidpercentage gemiddeld op 5 % zal uitkomen. 1 Het gaat uit van 1¾% economische groei. Er is dus net als in 2010 sprake van een beperkte groei. Dit hangt vooral samen met afnemend herstel van de wereldhandel, ombuigingsoperaties en het wegvallen van de opbouw van voorraden. De verwachting is dat de groei wel evenwichtiger zal zijn: zij leunt minder op de uitvoer en meer op de consumptie door huishoudens en investeringen door bedrijven. Desalniettemin zal ook in 2011 de vraag vanuit het buitenland de grootste bijdrage leveren aan de economische groei: Nederland blijft immers een klein land met open grenzen.

Ruimte bieden aan ondernemerschap en innovatie

Ondernemerschap is de kurk waarop onze economie drijft. Een gezond vestigingsklimaat daagt mensen uit, biedt heldere regels en een goede toegang tot kapitaal.

In 2010 ondersteunde EL&I grote en kleine bedrijven bij het verkrijgen van kapitaal en de inzet van medewerkers voor R&D. De (tijdelijk verruimde) inzet van instrumenten zoals de Borgstellingsregeling voor het Midden- en Kleinbedrijf (BMKB) en de fiscale aftrek voor R&D-personeel (WBSO) werd versterkt door extra crisismaatregelen, zoals de kenniswerkersregeling. Deze laatste regeling zorgde ervoor dat 2 066 kenniswerkers aan het werk konden blijven. In het kader van een innovatief MKB werd in 2010 wederom geïnvesteerd in de Innovatieprestatiecontracten (IPC’s). Er namen 824 bedrijven deel aan 28 IPC’s, met als doel tot meer innovatieve samenwerking te komen. Uit de recente evaluatie van dit instrument blijkt dat bijna 90 % van de deelnemende bedrijven meer aan innovatie doet vanwege de IPC. Mede daarom wordt de IPC-regeling in 2011 verruimd.

De BMKB kende in 2010 een recordhoogte van € 742 mln aan verstrekte borgstellingen voor MKB-bedrijven. Mede naar aanleiding van het advies van de Taskforce Kredietverlening onder leiding van dhr. Loek Hermans heeft het kabinet besloten om in 2011 de verruiming van de BMKB te verlengen. Dit zorgt ervoor dat de kredietverlening aan gezonde MKB-bedrijven niet in de knel komt.

Van de tijdelijke crisismaatregel Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) is de benutting in 2010 gekomen op € 677 mln, bijna drie keer zo hoog als in 2009 (€ 242 mln). Hierdoor konden ruim 100 bedrijven geholpen worden om hun bancaire financiering rond te krijgen.

In 2010 is besloten deze regeling te verlengen tot eind 2011, vanwege de gevolgen van de crisis. Hiervoor zal het resterende budget van circa 0,6 mld worden ingezet.

In 2010 was er veel belangstelling voor de tenders van de Seed capital regeling. Zes nieuwe fondsen zijn gehonoreerd. Dit betekent dat er nu 34 investeringsfondsen, met een gezamenlijk investeringsbudget van ruim € 237 mln, actief investeren in technostarters. In 2010 zijn vanuit deze investeringsfondsen 27 investeringen verricht met een totale investeringsomvang van € 13,5 mln. Het totaal aantal investeringen is hiermee gekomen op 126.

De economische en maatschappelijke benutting van publiek gefinancierde kennis kan en moet beter. Daarom werd op 1 juni 2010 de subsidieregeling van het Programma Valorisatie opengesteld. Het programma omvat de Subsidieregeling Kennisexploitatie (onderdeel van TechnoPartner) en de Centers of Enterpreneurship (onderdeel van het actieprogramma Onderwijs en Ondernemen). Er zijn vijf plannen gehonoreerd voor in totaal € 23,3 mln.

Het reduceren van onnodige regeldruk en administratieve lasten voor het bedrijfsleven was ook in het afgelopen jaar een belangrijk speerpunt. Afgezien van een brede aanjaagfunctie naar andere delen van de (rijks)overheid, heeft EL&I ook een eigen departementale reductie gerealiseerd van 3,8 %, met een netto waarde van € 10,9 mln. Hiermee werd in de afgelopen kabinetsperiode aan EZ-zijde in totaal een departementaal resultaat van 21,8% lastenreductie geboekt. Rijksbreed is verder een belangrijke stap gezet met het verplichten van e-factureren via Digipoort.

Daarnaast was Antwoordvoorbedrijven.nl met een bezoekersaantal van 1,8 miljoen een belangrijke vraagbaak voor ondernemers. Niet alleen via de computer, maar ook via smart phones, want in 2010 lanceerde Antwoordvoorbedrijven een Nederlandstalige en als eerste rijksdienst een Engelstalige mobiele website. Door de invoer van het systeem van vaste verandermomenten (VVM) was op deze website per 1 januari 2011 in een oogopslag te zien welke regels veranderd waren. Door de VVM hebben wetten en AMvB’s slechts twee ingangsdata: 1 januari en 1 juli.

In een goed vestigingsklimaat spelen marktordening en een adequate bescherming van consumenten een belangrijke rol. Onder meer door de inzet van de Mededingingswet, de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), de OPTA, de Telecommunicatie- en Winkeltijdenwet werkt EL&I aan gezonde concurrentieverhoudingen en marktwerking. De Winkeltijdenwet is in november 2010 aangenomen door de Eerste Kamer en per 1 januari 2011 in werking getreden. Daarmee is meer duidelijkheid gecreëerd over het gebruik van de toerismebepaling door gemeenten. Ook is een nieuw wetsvoorstel voor de Aanbestedingswet in de zomer van 2010 voor behandeling aangeboden aan de Tweede Kamer. Doel van het wetsvoorstel is een professionalisering van het aanbesteden door publieke opdrachtgevers.

Via de Wet Handhaving Consumentenbescherming, de Consumentenautoriteit en de informatievoorziening van Consuwijzer zet EL&I zich in voor de versterking van de positie van de consument. Zo heeft Consuwijzer in 2010 informatie verstrekt voor afnemers van diensten, in verband met de in 2010 geïmplementeerde dienstenrichtlijn. Dat de waardering voor Consuwijzer groot is, blijkt uit het feit dat Consuwijzer.nl in 2010 is uitgeroepen tot «Beste Overheidswebsite». Verder was er verscherpte aandacht voor de consumentenrechten op de geliberaliseerde telecom- en energiemarkten. In het kader van de Agenda Telecomconsument zette EL&I in op het verbeteren van tariefinformatie, het wegnemen van problemen rondom wachttijden bij betaalde klantenservices en ongewilde SMS-diensten. Dit laatste blijft een continu aandachtspunt: in april komen er nieuwe regels waardoor consumenten niet kunnen worden afgesloten van een telefoondienst als ze een klacht indienen over de kosten van sms-diensten.

Met de Strategische Nota Mobiele Communicatie heeft EL&I in 2010 de kaders geschetst voor toekomstige veilingen en gebruik van frequenties voor mobiele communicatie. Er wordt extra frequentieruimte (het 800 MHz-spectrum) beschikbaar gesteld voor mobiele communicatie om zo de sterke groei van mobiel breedband te faciliteren. Ook is besloten om de nieuwe frequentieruimte voor mobiel breedband gelijktijdig te veilen met de aflopende GSM-frequenties (900 en 1 800 MHz) in het voorjaar van 2012. Daarnaast wordt een deel van dit nieuwe spectrum gereserveerd voor nieuwkomers, zodat er meer ruimte komt voor concurrentie en innovatie. In 2011 worden afspraken opgesteld die de basis vormen voor een soepele introductie van mobiel breedband in de 800 MHz-band.

Nederland sterk positioneren in de wereld

Met de opkomst van nieuwe markten als China en India verschuift het economisch zwaartepunt en veranderen de internationale machtsverhoudingen. Daarom moet Nederland zich sterk positioneren en zich specialiseren op markten waar we internationaal een toppositie kunnen innemen; daar ligt ons concurrentievoordeel.

Om goed voor de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland op te komen, is economische diplomatie van cruciaal belang. Dit geldt zowel bilateraal, in specifieke landen en markten, als in multilateraal kader (internationale handelsafspraken). Economische diplomatie is van bijzonder belang in sterk groeiende economieën waar de rol van de overheid relatief groot is, zoals Brazilië, India en China. Hier kan de Nederlandse overheid deuren openen voor Nederlandse ondernemers die anders gesloten blijven. In 2010 vonden tien economische missies plaats naar diverse landen. Ook droeg het Nederlandse paviljoen op de Expo 2010 in Shanghai in belangrijke mate bij aan de versterking van de relaties met China. Van de 73 miljoen Expo-bezoekers hebben 8,5 miljoen bezoekers het Nederlandse paviljoen «Happy street» bezocht. Een belangrijke stap voor het Nederlandse bedrijfsleven in 2010 was verder de ondertekening door de EU van een bilateraal vrijhandelsakkoord met Zuid-Korea.

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) is een onlosmakelijk onderdeel van de internationale inzet van EL&I. In 2010 was Nederland, via het voorzitterschap van de werkgroep, nauw betrokken bij de actualisering van de OESO Richtlijnen voor Multilaterale Ondernemingen. Deze actualisering zal in 2011 worden afgerond. Ook in het eigen internationale instrumentarium speelt MVO een belangrijke rol. De regeling Internationaal Excelleren is zo aangepast dat de eis om geen gebruik te maken van kinder- en dwangarbeid een plek krijgt als toetsingsgrond. Verder is EL&I nauw betrokken geweest bij het wetsvoorstel dat beoogt het niet melden van kinder- en of dwangarbeid bij investeringsprojecten in het buitenland te beboeten. Het wetsvoorstel is eind 2010 voor advies naar de Raad van State gegaan.

Buitenlands economisch beleid gaat verder dan import en export. Het gaat ook om het aantrekken van buitenlandse investeerders en kenniswerkers. EL&I werkt aan de acquisitie van buitenlandse investeerders via de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA). In 2010 ondersteunde de NFIA 155 buitenlandse investeringsprojecten met een totale investeringswaarde van € 956 mln. Deze projecten zullen op termijn 3 793 arbeidsplaatsen opleveren. Ruim de helft van deze 155 projecten zijn afkomstig uit Azië. Met name China en Zuid-Korea.

Om aantrekkelijk te blijven voor hoogwaardige buitenlandse investeerders is een excellent innovatieklimaat onontbeerlijk. Innovatie verhoogt de productiviteit van bedrijven en is daarmee een belangrijke bron voor onze toekomstige welvaartsgroei. Daarbij neemt het belang om onderscheidend te zijn steeds meer toe. Het kabinet kiest er daarom voor gericht te investeren in die sectoren waar Nederland door zijn ligging en geschiedenis sterk in is: water, agrofood, tuinbouw, hightech, life sciences, chemie, energie, logistiek en creatieve industrie. Bedrijfsleven, kenniswereld en overheid bepalen gezamenlijk voor elk van deze topsectoren de prioriteiten en stellen gezamenlijk een actieagenda op.

Een van de instrumenten die in de topsectorenaanpak wordt ingezet is een revolverend Innovatiefonds. En onderdeel van dit fonds, het Innovatiekrediet, kende een hoge benutting in 2010. Met € 48 mln aan publieke middelen werden 25 voorstellen gehonoreerd. Dit leidde vervolgens tot € 144 mln aan private R&D-uitgaven voor technologisch hoogwaardige innovatieprojecten.

ICT speelt een belangrijke rol als innovatie-as. Specifiek in de topsectoren, maar ook in de economie in den brede. Het World Congress on Information Technology 2010 bevestigde nog eens dat Nederland de digital gateway to Europe is. Een positie die we ook in de toekomst moeten vasthouden. In totaal zijn circa 4 000 geregistreerde bezoekers uit 90 landen op 25, 26 en 27 mei naar Amsterdam gekomen. Hierbij gaat het om vertegenwoordigers van ICT-bedrijven, overheden en gebruikersorganisaties Het WCIT werd afgesloten met de presentatie van de verklaring van Amsterdam. In de Verklaring van Amsterdam staat dat de ICT-sector zich in gaat zetten om de economische groei te stimuleren, onder andere door voldoende aanbod van breedbandinternet, van ICT-kennis en -professionals en door reductie van CO2-uitstoot.

Een toekomstbestendige energievoorziening

Een goede energievoorziening is cruciaal voor onze economische groei. EL&I werkt aan betrouwbare, betaalbare en duurzame energie via verschillende sporen.

In 2010 zijn verdere stappen gezet om de concurrentie op de energiemarkt te vergroten en de keuzevrijheid van afnemers te bevorderen. Ook zijn er verbeteringen doorgevoerd voor het functioneren van de gasmarkt, congestiemanagement, voorrang voor duurzame elektriciteit en investeringen in infrastructuur.

Voor een sterke internationale positionering op olie-, gas- en elektriciteitsmarkten heeft EL&I veel geïnvesteerd in bilaterale energiediplomatie (bijvoorbeeld via missies naar Rusland, Saoedi-Arabië en Noorwegen) en in multilaterale samenwerking. Zoals de lancering van de marktkoppeling van de elektriciteitsmarkten in de Benelux, Frankrijk en Duitsland in november 2010 en de voorbereidingen voor een geïntegreerde Noordwest-Europese elektriciteitsmarkt, die naar verwachting komend half jaar tot wasdom zal komen. Ook is verder geïnvesteerd in de positionering van Nederland als Gasrotonde van Noordwest Europa. De oprichting van het Overlegplatform Gasrotonde zal de samenwerking tussen bedrijfsleven en overheid verder versterken. Speerpunten bij het Gasrotondebeleid zijn investeringen in innovatie, het wegnemen van onnodige reguleringsbarrières en een betere communicatie voor de versterking van het maatschappelijk draagvlak voor gasprojecten.

Een betrouwbare energievoorziening vergt continue aandacht voor een sterke energie-infrastructuur. In 2010 is de besluitvorming afgerond voor de ruimtelijke inpassing van nieuwe energie-infrastructuur zoals de procedure voor de Zuidring van de hoogspanningsverbinding Randstad 380 kV. Ook is de besluitvorming afgerond omtrent twee elektriciteitscentrales van NUON (Hemweg en Diemen), de stikstofbuffer Heiligerlee en het windpark Zuidlob. EL&I heeft hier onder meer aan bijgedragen via een rijksinpassingsplan, en een gecoördineerde vergunningverlening.

In 2010 is de streefwaarde van 9% duurzame elektriciteitsproductie gehaald. Verder is eind 2010 het wetsvoorstel voor congestiemanagement en Voorrang voor duurzaam door de Eerste en Tweede Kamer aangenomen. Doelstelling is dat duurzaam geproduceerde elektriciteit onbelemmerd getransporteerd kan worden, ook als er een situatie van transportschaarste optreedt. Wel moet nog invulling gegeven worden aan een goede verdeling van de kosten ingeval van transportschaarste. Hiervoor zal EL&I in 2011 nader overleg voeren met de Europese Commissie. Door het wetsartikel over kostenallocatie niet in werking te laten treden, kon de wetsbehandeling worden afgerond en kan de wet zo snel mogelijk in werking treden.

Voorrang voor duurzaam is vooral belangrijk in combinatie met de nieuwe SDE+. Beide moeten ervoor zorgen dat we uiteindelijk de doelstelling van 14 % duurzame energie in 2020 halen. In de laatste maanden van 2010 is hard gewerkt aan de voorbereiding van de SDE+, een stimuleringsregeling die ervoor zorgt dat zo veel mogelijk duurzame energie wordt opgewekt tegen zo laag mogelijke kosten. Kortom, zoveel mogelijk duurzame energie per euro. De planning is dat de SDE+ uiterlijk per 1 juli 2011 wordt opengesteld.

Verder is op het terrein van duurzame energie een belangrijke impuls gegeven aan de windenergieproductie op zee. EL&I steunt het FLOW-programma 2 met een subsidie van de helft van de kosten (met een maximum van € 23,5 mln) voor onderzoek naar en ontwikkeling van onder meer efficiënte windturbines, onderhoudsstrategieën en installatietechnieken voor windparken op grotere waterdiepte.

Kerncijfers 2010

Macro-economische ontwikkelingen
 

2008

2009

2010

Feitelijke groei BBP

Bron: CPB (CEP 2011) en CBS voor realisatie 2010

1,9%

– 3,9%

1,8%

Arbeidsproductiviteit per gewerkt uur in de marktsector (groei)

Bron: CPB (CEP 2011)

0,5%

– 3,1%

3,5%

Groei bruto bedrijfsinvesteringen

Bron: CPB (CEP 2011)

7,1%

– 18,2%

– 1,6%

Het Nederlandse bedrijfsleven
 

2008

2009

2010

Totaal aantal bedrijven in Nederland

Bron: EIM, kennissite MKB en Ondernemerschap

844 450

823 619

832 294

Aantal starters 1

Bron: EIM, kennissite MKB en Ondernemerschap

79 263

70 300

82 200

Aantal bedrijfsbeëindigingen

Bron: EIM, kennissite MKB en Ondernemerschap

50 567

62 800

67 200

Percentage MKB bedrijven dat de laatste drie jaar nieuwe producten op de markt heeft gebracht

Bron: EIM, kennissite MKB en Ondernemerschap

27%

30%

31%

Aantal internationaal opererende bedrijven in Nederland (Ondernemingen die importeren en/of exporteren.)

Bron: Agentschap NL

121 279

118 081

114 474

X Noot
1

Definitie volgens het EIM: het beginnen van een nieuwe economische activiteit door een man/vrouw die nog geen onderneming heeft.

Inzet EZ

Innovatie (beleidsartikel 2)
 

2008

2009

2010

Aantal verstrekte innovatievouchers

Bron: Agentschap NL

8 000

8 177

8 327

Verzilveringspercentage van in voorafgaande jaar verstrekte vouchers

Bron: Agentschap NL

62%

60%

n.n.b.

Aantal IPC's

Bron: Agentschap NL

29

24

28

Aantal deelnemende bedrijven IPC’s

Bron: Agentschap NL

718

623

824

Aantal verstrekte innovatiekredieten

Bron: Agentschap NL

10 (€ 19 mln)

26 (€ 38 mln)

25 (€ 48 mln)

Aantal bedrijven dat gebruik maakt van WBSO

Bron: Agentschap NL

13 450

16 620

19 450

Innovatieprogramma's: deelnemende bedrijven en instellingen

Bron: Agentschap NL

2 254

4 092

6 100

Aantal gestarte SBIR-aanbestedingen

Bron: Agentschap NL

4

9

9

n.n.b. = nog niet bekend

Financiering (beleidsartikel 3)
 

2008

2009

2010

Aantal verstrekte garanties BBMKB

Bron: Agentschap NL

2 915

2 442

3 701

Bedrag aan garanties Groeifaciliteit

Bron: Agentschap NL

€ 23 mln

€ 10 mln

€ 25 mln

Regionale economische structuurversterking (beleidsartikel 3)
 

2007

2008

2009

2010

Aantal projecten Pieken in de Delta

Bron: Agentschap NL

68

77

84

60 1

Realisatie geherstructureerde bedrijventerreinen per 31 december (cumulatief)

Bron: Nicis Institute, Voortgang bedrijventerreinenbeleid over het jaar 2008 (2009)

835 ha.

(24% van einddoel)

1 547 ha.

(44% van einddoel)

4 352 ha. 2

(124 % van einddoel)

n.n.b. 3

Realisatie nieuwe bedrijventerreinen per 31 december (cumulatief)

Bron: Nicis Institute, Voortgang bedrijventerreinenbeleid over het jaar 2008 (2009)

279 ha.

(4 % van einddoel)

815 ha.

(12 % van einddoel)

1 095 ha. (16 % van einddoel)

n.n.b.3

n.n.b. -= nog niet bekend

X Noot
1

Op basis van realisatiecijfers eerste tender 2010 en een schatting van de tweede tender 2010.

X Noot
2

De sterke stijging van het aantal gerealiseerde project-ha wordt bijna volledig verklaard met het gereed komen van het project «Sloegebied Vlissingen Oost: deelproject herstructurering binnenvaart Vlissingen Oost». Dit project heeft een totale oppervlakte van 2 300 ha.

X Noot
3

De cijfers voor 2010 zijn in april 2011 beschikbaar

Aantal bezoeken Antwoord voor Bedrijven (beleidsartikel 3)

Aantal bezoeken Antwoord voor Bedrijven (beleidsartikel 				  3)
Duurzame energie (beleidsartikel 4)
 

SDE 2008

SDE 2009

Wind op Zee

SDE 2010

SDE-subsidie

– toegekend

162 MW

619 MW

600 MW

589 MW

 

– nog toe te kennen

  

100 MW

40 MW

 

– totaal

162 MW

619 MW

700 MW

629 MW

Waarvan inmiddels in bedrijf

124 MW

87 MW

0 MW

4 MW

Bron: Agentschap NL, Overzicht PIB SDE 2008–2010 per 01.02 2011

    
Internationaal (beleidsartikel 5)
 

2008

2009

2010

Aantal economische missies

Bron: Agentschap NL

16

16

11

Aantal bedrijven dat dankzij Programma Starters Buitenland (PSB) internationaal is gaan ondernemen

Bron: Agentschap NL

349

434

525

Omvang aangetrokken investeringen (NFIA)

Bron: Agentschap NL

667,08

3 140

956

Aantal unieke Nederlandse bedrijven dat in het klantenbestand van de EVD staat ingeschreven en één of meer producten afneemt

Bron: Agentschap NL

51 018

58 016

67 971

BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1. Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa

Algemene doelstelling

Het versterken van het duurzaam economisch groeivermogen in Nederland, door bevordering van het functioneren van de economie en markten.

In de eerste helft van 2009 werd de bodem van de economische crisis bereikt. Hoewel in de loop van 2009 de weg omhoog weer ingezet werd, had een groot deel van het bedrijfsleven ook in 2010 nog te maken met de gevolgen van de crisis. Om deze effecten te dempen, zijn de crisismaatregelen van het Aanvullend Beleidsakkoord voortgezet. EL&I heeft direct en indirect bijgedragen aan de vormgeving van deze maatregelen, met als doel in de kern gezonde bedrijven en daarmee het groeivermogen te ondersteunen, zonder de bedrijvendynamiek te verstoren.

EL&I heeft het lidmaatschap van internationale gremia, zoals de Wereldhandelsorganisatie (WTO), Groep van 20 (G20), Organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Europese Unie (EU), aangewend voor de bevordering van de liberalisering en de duurzaamheid van de internationale handel, alsmede voor het voorkomen van protectionisme. In Europees verband heeft EL&I zich vooral gericht op het versterken van de interne markt middels bijdragen aan het proces betreffende de Dienstenrichtlijn.

Vanwege het belang voor de macro-economische stabiliteit heeft EL&I in het kader van de Lissabonstrategie en Europa 2020-strategie in Brussel consolidatie van de overheidsfinanciën als prioriteit uitgedragen. EL&I heeft zicht tevens sterk gemaakt voor Europees toezicht op macro-economische onevenwichtigheden en het structurele economische beleid van lidstaten.

In het kader van het streven naar optimale marktordening en het bevorderen van mededinging zorgde EL&I voor de uitwerking van de Aanbestedingswet en de Winkeltijdenwet, professionalisering van aanbesteden bij publieke opdrachtgevers en was het departement betrokken bij verbeteren van de werking van specifieke markten zoals de gezondheidszorg en (internationale) financiële markten.

Op verschillende manieren heeft EZ zich in 2010 ingezet om te komen tot een nieuwe balans tussen markt en overheid zodat publieke belangen adequaat worden geborgd. Onder meer door het organiseren van een congres met als onderwerp «Goed bestuur op de grens publiek-privaat» en het toezien op de uitvoering van de markteffectentoets bij nieuwe beleidsvoorstellen.

Daarnaast heeft EL&I zich ingezet voor versterking van de positie van consumenten middels het optreden van de Consumentenautoriteit, informatievoorziening door ConsuWijzer, bijdragen aan de onderhandelingen over de Europese richtlijn consumentenrechten en extra aandacht aan de geliberaliseerde telecom- en energiemarkten.

Prestatiegegevens
  

Realisatie

Begroting

Kengetal

2001–2005

2006–2010

Ambitie 2008– 2011

Potentiële economische groei

Bron: Ambitie: Centraal Planbureau (CPB), Actualisatie Economische Verkenning 2008–2011, september 2007. Realisatiecijfers:CPB, Economische Verkenning 2011–2015, maart 2010

2,1%

1,9%

2¼%

Toelichting

De potentiële economische groei is de economische groei gezuiverd voor conjuncturele schommelingen. De potentiële groei wordt bepaald door de structurele productiviteitsgroei en de structurele groei van de werkgelegenheid. In 2009 en 2010 zijn in reactie op de crisis de bedrijfsinvesteringen gedaald. Dit betekende voor deze jaren een kleinere kapitaalvoorraad. Daardoor werd de arbeidsproductiviteit gedrukt en steeg de evenwichtsloosheid. Dit had als gevolg dat de gemiddelde potentiële groei (naar verwachting van het Centraal Planbureau (CPB)) in 2006–2010 circa 1,9% per jaar bedroeg en daarmee lager is dan het CPB voor de periode 2008–2011 had voorzien.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 1: Goed functionerende economie en markten In Nederland en Europa (in € 1 000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen (totaal)

76 631

74 879

79 986

84 660

88 584

– 3 924

Programma gerelateerde verplichtingen

18 698

18 017

18 853

21 409

25 439

4 030

Markt en spelregels

      

OD 2 Optimale marktordening en mededinging bevorderen

      

– Bijdrage Metrologie

14 689

14 779

15 024

14 792

14 800

– 8

– Raad Deskundige Nationale Standaard

203

65

68

32

60

– 28

– PIANOo programma 1

5 0431

1 5301

8 1771

2 047

5 677

– 3 630

– Markt en Overheid

    

900

– 900

– Bijdrage diverse instituten

1 334

1 353

1 316

1 297

1 342

– 45

OD 3:Positie van de consument versterken

      

– Prijzenwet

      

Algemeen

      

– Onderzoek en Opdrachten DG Economische Politiek (DGEP)

2 472

1 820

2 445

3 240

2 660

580

       

Apparaat gerelateerde verplichtingen

57 933

56 863

61 131

63 251

63 145

106

– Personeel DG EP

7 564

7 797

8 031

7 710

8 548

– 838

– PIANOo personeel1

1 9591

2 6421

2 3941

3 048

2 372

676

– Apparaatsuitgaven NMa/Dte

45 288

44 191

47 602

46 250

45 608

642

– Apparaatsuitgaven Consumentenautoriteit

5 081

4 875

5 498

6 243

6 617

– 374

       

Uitgaven (totaal)

79 271

77 264

80 377

91 480

88 418

3 062

       

Ontvangsten (totaal)

26 028

33 626

19 319

37 126

45 804

– 8 678

– Ontvangsten NMa

22 191

28 549

1 638

10 049

11 800

– 1 751

– High Trust

  

13 391

22 369

26 500

– 4 131

– Apparaatsontvangsten NMa

  

230

301

 

301

– Ontvangsten Dte

2 619

2 727

2 855

3 126

4 719

– 1 593

– Fees NMa

1 105

1 933

1 197

1 262

2 785

– 1 523

– Diverse Ontvangsten DGEP

25

47

    

– Ontvangsten Consumentenautoriteit

88

371

9

20

 

20

X Noot
1

PIANOo programma en personeel werd tot en met 2009 verantwoord op artikel 21. De bedragen die vermeld staan in de kolommen 2007 tot en met 2009 maken derhalve geen onderdeel uit van de totalen.

PIANOo programma

Het verschil tussen de oorspronkelijk vastgestelde begroting en de realisatie 2010 is het gevolg van het overboeken P-budget TenderNed (€ 2,4 mln) vanuit Programmabudget en vertraging in implementatieactiviteiten zoals communicatie en gebruikersbegeleiding en correcties in verband met de overheveling van oude projecten (€ 1,7 mln).

High Trust

Op basis van de verwachte boeteontvangsten in 2010 van de gezamenlijke voormalig-EZ toezichthouders uit hoofde van «high trust», is de raming bij tweede suppletoire begroting 2010 neerwaarts bijgesteld met € 9,9 mln tot € 16,6 mln. Ten opzichte van deze raming is de uiteindelijke realisatie hoger uitgekomen (€ 22,4 mln). Dit is vrijwel geheel het gevolg van een ontvangst uit hoofde van een last-onder-dwangsom van € 5,6 mln die in 2010 nog is binnen gekomen.

Markt en spelregels

Bevorderen van een stabiele macro-economische omgeving en versterken van de Interne Markt

Operationele doelstelling 1

In 2010 heeft EL&I zich onder meer gericht op een duurzame ontwikkeling van de Nederlandse economische structuur, het bevorderen van de Nederlandse en Europese concurrentiekracht en het tegengaan van protectionisme. Daarbij heeft de economische crisis binnen de Eurozone de grote samenhang tussen deze landen, en daarmee het belang van internationale coördinatie duidelijk gemaakt. In Europees verband heeft EL&I dan ook ingezet op een sterk Europees macro-economisch toezicht, waarbij naast de overheidsfinanciën tevens wordt gekeken naar onderliggende oorzaken van macro-economische onevenwichtigheden en structureel economisch beleid van de lidstaten.

Lissabonstrategie

Instrumenten en activiteiten

Omdat de Lissabonstrategie ten einde liep is in 2010 geen voortgangsrapportage opgesteld. In juni 2010 heeft de Europese Raad de Europa 2020-strategie, de opvolger van de Lissabonstrategie, gelanceerd. Deze strategie biedt een kader voor het creëren van slimme, duurzame en inclusieve groei en werkgelegenheid in Europa. De Europa 2020-strategie moet zowel een goede uitweg uit de crisis bieden als ambitieuze structurele hervormingen in gang zetten. De thematische benadering door middel van vlaggenschipinitiatieven moet ervoor zorgen dat structurele hervormingen die bijdragen aan de groei van de economie op verschillende deelterreinen als innovatie en de arbeidsmarkt worden geïmplementeerd. EL&I heeft ingezet op een afdwingbare strategie met een sterke focus op groei en werkgelegenheid. Om een start te maken met de nieuwe Europa 2020-strategie is eind 2010 een concept-Nationaal Hervormingsprogramma opgesteld.

Interne markt en de Dienstenrichtlijn

Wat betreft de versterking van de interne markt lag de nadruk op de wederzijdse evaluatie in het kader van de Dienstenrichtlijn, waarbij de lidstaten en de Europese Commissie zich gezamenlijk buigen over de resultaten van de nationale implementatie van de Dienstenrichtlijn. Doel van dit proces is inzichtelijk te maken welke belemmeringen dankzij de Dienstenrichtlijn zijn weggenomen en welke nationale eisen van kracht zijn met betrekking tot vestiging van dienstverleners en grensoverschrijdende dienstverlening. Mede op basis van de wederzijdse evaluatie heeft de Europese Commissie op 27 januari 2011 een mededeling gepubliceerd.

Optimale marktordening en mededinging bevorderen

Operationele doelstelling 2

Goed functionerende markten kunnen in belangrijke mate bijdragen aan economische groei. EL&I heeft de marktwerking en de mededinging bevorderd met onder meer de Mededingingswet, de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en een nieuw wetsvoorstel voor de Aanbestedingswet. De Mededingingswet heeft ten doel de mededinging in Nederland te bevorderen mede met het oog op het belang van de consument. De Winkeltijdenwet is in 2010 aangenomen in de Eerste Kamer en is op 1 januari 2011 in werking getreden.

Mededinging

Instrumenten en activiteiten

De NMa houdt toezicht op de naleving van de Mededingingswet en enkele sectorspecifieke wetten 20. In 2010 is een evaluatie uitgevoerd naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van de NMa 21. Aan de voorbereiding van een wetsvoorstel dat de bestuursrechtelijke handhaving van de Mededingingswet aanvult met strafrechtelijke handhaving is met voortvarendheid gewerkt. Door de demissionaire status van het vorige kabinet heeft de voorgenomen consultatie over het wetsvoorstel in 2010 niet plaatsgevonden.

EL&I heeft daarnaast samen met andere departementen de werking van specifieke markten zoals de zorgmarkt en financiële markten verder verbeterd. Zo heeft EL&I in 2010, naar aanleiding van de financiële crisis, nationaal en internationaal meegedacht over de herziening van het financieel toezicht. Met de herziening wordt beoogd de stabiliteit van het financiële stelsel beter te borgen, waarbij de belangen van goede marktwerking en mededinging niet uit het oog mogen worden verloren. Ook werd erop ingezet dat nieuwe financiële regelgeving niet tot onnodig veel administratieve lasten zou leiden.

Nederland nam in 2010 de 4e positie in op de lijst van landen met het meest concurrentieversterkende beleid. Denemarken, Finland en Zweden gaan ons voor. Bij de berekening is evenals in het jaarverslag 2009 uitgegaan van 9 variabelen in plaats van de in de begroting aangegeven 12 variabelen. Nederland is in 2010 voorbij gestreefd door Zweden. Oorzaak hiervan is dat Zweden beter scoort op het gebied van ondernemerschap van managers en effectiviteit van het mededingingsbeleid. Desondanks blijven dat ook de aspecten waar Nederland relatief goed op scoort en haar hoge positie mede aan te danken heeft.

Prestatiegegevens
    

Realisatie

Begroting

Kengetal

2007

2008

2009

2010

Ambitie 2010

Concurrentie en de mate waarin overheidsbeleid concurrentie versterkt of beperkt.

4

5

3

4

Top 5 (in selectie van 13 landen)

Bron: World Competitiveness Yearbook (IMD), Global Competitiveness Report (World Economic Forum), website EU

     

Normalisatie

In het kader van het zelfreguleringsinstrument Normalisatie zijn bij het traject voor het lastenarm maken van normen twee pilots uitgevoerd. Het traject waarin wordt bezien of normen goedkoper of zelfs gratis kunnen worden gemaakt, is door de demissionaire status van het kabinet niet voortgezet.

Aanbesteden

De Aanbestedingswet, die beoogt de toegang voor ondernemers tot overheidsopdrachten te verbeteren, is in de zomer van 2010 bij de Tweede Kamer voor behandeling aangeboden. In samenwerking met Expertisecentrum Aanbesteden PIANOo is gewerkt aan aanvullende maatregelen die mede gericht zijn op professionalisering op het gebied van aanbesteden bij publieke opdrachtgevers.

In april 2008 is besloten Stichting ICTU de nieuwbouw van TenderNed te laten uitvoeren. Uit onafhankelijk onderzoek bleek in mei 2009 dat de innovatieve techniek die door ICTU werd gebruikt, risico’s meebracht voor de realisatie en het toekomstige onderhoud van TenderNed. Naar aanleiding daarvan is besloten om de bouw van TenderNed voort te zetten op basis van meer conventionele techniek. In mei 2009 is besloten deze bouw aan een marktpartij te gunnen. Hiertoe heeft een aanbestedingsproces met de ICT-mantelpartijen van EZ plaatsgevonden. Hierdoor is vertraging in het project opgetreden. Het jaar 2010 heeft in het teken gestaan van de bouw van de publicatiemodule van TenderNed. In 2011 zal worden gestart met de landelijke uitrol van het systeem.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicator

2010

Streefwaarde 2010

Gebruik elektronische systeem voor aanbesteden wordt gemeengoed bij de overheid

Nog geen Europese aanbestedingen op TenderNed gepubliceerd

Alle Europese aanbestedingen op TenderNed gepubliceerd

Positie van de consument versterken

Operationele doelstelling 3

Goed geïnformeerde consumenten kunnen zich zelfstandig en vol vertrouwen op de markt bewegen. Dat komt de werking van (deel)markten ten goede en draagt bij aan de welvaart van consumenten. EL&I zet zich daarom in om de positie van consumenten te versterken, onder meer met de Consumentenautoriteit en ConsuWijzer als instrumenten.

Op Europees niveau heeft Nederland zich in 2010 bij de onderhandelingen over de Europese richtlijn consumentenrechten actief ingezet om een goed beschermingsniveau voor de consument te bereiken zonder dat dit een onevenredige lastenverzwaring voor het bedrijfsleven met zich meebrengt. Deze onderhandelingen zijn gecontinueerd, maar nog niet afgerond. Tenslotte is in 2010 extra aandacht besteed aan de geliberaliseerde telecom- en energiemarkten. Zo was het beleid in het kader van de agenda Telecomconsument vooral gericht op het verder verbeteren van tariefinformatie, wegnemen van problemen rondom wachttijden bij betaalde klantenservices, aanpak van ongewilde of onbedoelde SMS-diensten en het wegnemen van consumentenirritatie als gevolg van telemarketingtelefoontjes. Op deze activiteiten wordt nader ingegaan onder artikel 10. De stand van zaken rond deze en andere voor consumenten relevante onderwerpen is in de vorm van een voortgangsrapportage begin 2010 aangeboden aan de Tweede Kamer 22.

Evaluatie Wet handhaving consumentenbescherming

Instrumenten en activiteiten

In 2010 is de beknopte evaluatie van de Wet handhaving consumentenbescherming afgerond. Deze is op 1 juni 2010 aan de Tweede Kamer aangeboden 23. Aan deze evaluatie zijn vooralsnog geen beleidsmatige conclusies verbonden gezien het gering aantal ervaringen in de eerste twee jaar van het bestaan van deze wet. De eerste wettelijke evaluatie zal medio 2011 aan de beide Kamers worden aangeboden.

Consumentenautoriteit

De Consumentenautoriteit houdt toezicht op grond van de Wet handhaving consumentenbescherming en treedt handhavend op tegen collectieve inbreuken op het consumentenrecht. Zij heeft daarvoor in januari 2010 haar agenda met prioritaire aandachtsgebieden voor 2010 en 2011 openbaar gemaakt 24 en 25 In 2010 is onder meer geïnvesteerd in informatieverstrekking via het informatieloket van de Consumentenautoriteit, de OPTA en de NMa: ConsuWijzer. Met de implementatie van de Dienstenrichtlijn is in 2010 voor het eerst via ConsuWijzer onder andere informatie verstrekt voor afnemers van diensten. In 2010 zijn tientallen vragen van consumenten beantwoord die zijn terug te voeren tot hetgeen deze wet regelt.

Sinds 2007 wordt tweejaarlijks onderzocht of consumenten tevreden zijn over de verkregen informatie via ConsuWijzer. Aangezien dit onderzoek in 2009 heeft plaatsgevonden was er in 2010 geen meting. Wel kan gemeld worden dat ConsuWijzer.nl in 2010 is uitgeroepen tot «Beste Overheidswebsite 2010».

Prestatiegegevens
  

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicator

2009

2010

Streefwaarde 2011

Klanttevredenheid Informatieloket (ConsuWijzer)

7,3

7

Bron: Synovate, Klanttevredenheid ConsuWijzer 2009 in opdracht van ConsuWijzer, Consumentenautoriteit en Rijksvoorlichtingsdienst; juni 2009

   

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderwerp

OD

Start

Afronding

Vindplaats

Effectenonderzoek ex post

Wet Handhaving Consumentenbescherming

1.3

2009

2010

Kamerstuk: 27 879, nr. 33

 

Functioneren Raad van Bestuur NMa 1

1.2

2009

2010

Kamerstuk: 24 036, nr. 377

 

PIANOo

1.2

2010

2011

 
 

Wet Handhaving Consumentenbescherming

1.3

2010

2011

 
X Noot
1

In de begroting 2010 is dit effectenonderzoek onder de titel «Mededingingswet» vermeld.

Artikel 2 Een sterk innovatievermogen

Algemene beleidsdoelstelling

Een sterker innovatievermogen van de Nederlandse economie.

De economische crisis van 2008 en 2009 heeft de innovatie-inspanningen van bedrijven onder druk gezet. De uitgaven van bedrijven aan R&D zijn gedurende de crisis gedaald. Over de uitwerking in 2010 bestaat nog geen duidelijk beeld. Een eerste indicatie van herstel in 2010 wordt gegeven door cijfers van EIM waaruit blijkt dat het percentage MKB-bedrijven dat R&D verricht in 2010 licht is gestegen ten opzichte van 2008 en 2009 27. Om de impact op het innovatievermogen van de Nederlandse economie te beperken, werden in 2009 en 2010 enkele crisismaatregelen voor innovatie bij bedrijven genomen, zoals de verruiming van de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO), subsidies voor High Tech Topprojecten en de Kenniswerkersregeling.

Bij het aantreden van het kabinet in oktober 2010 is een nieuw beleid aangekondigd voor bedrijven, dat in een aparte nota in 2011 nader wordt uitgewerkt. Centraal in het nieuwe beleid staat een integrale aanpak voor topsectoren die gezamenlijk met het bedrijfsleven en de kennisinstellingen wordt ingevuld. Naast de aanpak voor topsectoren richt het bedrijfslevenbeleid zich ook op verdere versterking van het algemene innovatie- en ondernemingsklimaat.

Externe factoren

De overheid heeft beperkt invloed op de innovatiegraad van de Nederlandse economie. De innovatiegraad van bedrijven en het succes van innovaties worden primair bepaald door de conjunctuur, (internationale) marktontwikkelingen en strategische afwegingen die bedrijven daarbij maken.

Innovatieprestaties van Nederland

Kengetallen

Prestatiegegevens
      

Realisatie

Kengetallen

2004

2006

2007

2008

2009

2010

1. Innovation Union Scoreboard

Positie van Nederland binnen EU27-landen 1

Bron: Europese Commissie (Innovation Union ScoreBoard 2010)

10e

10e

9e

9e

8e

2. R&D-uitgaven private sector als % van het BBP 2

      

Nederland

1,03

1,01

0,96

0,88

0,86

n.n.b.

EU27-gemiddelde

1,18

1,19

1,20

1,23

1,27

n.n.b.

OESO-gemiddelde

Bron: CBS, Eurostat en OECD

1,52

1,60

1,64

1,68

n.n.b.

n.n.b.

3. R&D-uitgaven publieke sector als % van het BBP2

      

Nederland

0,90

0,87

0,85

0,88

0,96

n.n.b.

EU27-gemiddelde

0,65

0,65

0,66

0,68

0,75

n.n.b.

OESO-gemiddelde

Bron: CBS, Eurostat en OECD

0,65

0,64

0,64

0,65

n.n.b.

n.n.b.

4. Aangevraagde Europese octrooien per miljoen personen van de beroepsbevolking 3

      

Nederland

810

842

800

819

753

n.n.b.

EU27-gemiddelde

Bron: European Patent Office (Annual Reports) en EuropeseCommissie (AMECO database) voor cijfers over de omvang van de beroepsbevolking

239

250

258

269

253

n.n.b.

5. Aandeel innoverende bedrijven in het MKB

Bron: CBS (uitkomsten van innovatie-enquetes, de cijfers komen tweejaarlijks beschikbaar, over de even jaren)

24%

24%

24%

n.n.b.

6. Aandeel innoverende bedrijven in het MKB dat (de laatste drie jaar) technologisch heeft samengewerkt met publieke en /of private partijen

Bron: CBS (uitkomsten van innovatie-enquetes, de cijfers komen tweejaarlijks beschikbaar, over de even jaren)

36%

34%

36%

n.n.b.

n.n.b. = nog niet bekend

X Noot
1

Het Innovation Union Scoreboard is de opvolger van het European Innovation Scoreboard. De methodiek daarin verschilt van de methodiek zoals die ten tijde van de begroting voor 2010 gold in het European Innovation Scoreboard. Bij de eerdere methodiek had Nederland in de jaren 2004–2009 een stabiele 11e positie. Scores volgens de nieuwe methodiek zijn beschikbaar voor de jaren 2006–2010.

X Noot
2

Het betreft hier de sector van uitvoering van R&D en niet de sector van financiering van R&D. De cijfers over 2008 en 2009 zijn voorlopig. Bij het cijfer over 2009 geldt dat zowel de omvang van de R&D-uitgaven in de teller als de omvang van het bruto binnenlands product (BBP) in de noemer nog voorlopig is. Bij het cijfer over 2008 is alleen het BBP in de noemer nog voorlopig. De methodiek bij de berekening van de R&D-uitgaven in de publieke sector door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is gewijzigd ten opzichte van de methodiek die gold ten tijde van de begroting voor 2010. Dit betreft voor een belangrijk deel een hogere inschatting van de R&D-uitgaven in de universitaire medische centra als onderdeel van de R&D-uitgaven in de publieke sector. In de begroting voor 2010 werd voor 2007 (als destijds meest recente jaar waarover R&D-cijfers beschikbaar waren) nog uitgegaan van een CBS-cijfer van 0,67% voor de R&D-uitgaven in de publieke sector. Voor 2004 en 2006 werd toen uitgegaan van respectievelijk 0,75% en 0,70%

X Noot
3

De hier weergegeven cijfers over 2004–2008 wijken in geringe mate af van de cijfers die eerder in de begroting voor 2010 zijn weergegeven. De reden hiervoor is dat de cijfers over de omvang van de beroepsbevolking in 2004–2008 en de cijfers over het aantal aangevraagde Europese octrooien in 2008 licht zijn bijgesteld in respectievelijk de AMECO-database en het Annual Report 2009 van de European Patent Office.

Toelichting

1.

In het Innovation Union Scoreboard van de Europese Commissie zijn de innovatieprestaties van EU-landen gemeten aan de hand van 24 indicatoren. Een samengestelde indicator geeft de positie van een land weer bij het totaal van die indicatoren. Nederland heeft daarbij een 8e positie binnen de EU27-landen. Nederland scoort bovengemiddeld bij onder andere de publieke R&D-uitgaven en het aantal aangevraagde octrooien en het aantal geregistreerde handelsmerken. Nederland heeft een benedengemiddelde score bij onder andere de private R&D-uitgaven, het aantal innoverende MKB-bedrijven en de omzet die bedrijven behalen met nieuwe en verbeterde producten.

2, 3, 4 en 6.

De private R&D-uitgaven bedroegen volgens voorlopige cijfers van het CBS 0,88% van het BBP in 2009. Dat percentage is gelijkgebleven ten opzichte van 2008. De absolute omvang van de private R&D-uitgaven is in 2009 met ruim 4% gedaald in vergelijking met 2008. Die daling is procentueel even sterk als de daling van het BBP in 2009 als gevolg van de economische crisis. Bij de publieke R&D-uitgaven is volgens voorlopige cijfers van het CBS sprake van een stijging van 0,88% van het BBP in 2008 naar 0,96% in 2008. Deze sterke stijging is het gevolg van de daling van het BBP in 2009 (positief noemereffect) in combinatie met een stijging van de absolute omvang van de publieke R&D-uitgaven met bijna 5%.

In verhouding tot het BBP zijn de private R&D-uitgaven in Nederland sinds 2007 aanzienlijk gedaald, waarmee de private R&D-achterstand van Nederland ten opzichte van de EU- en OECD-gemiddelden is vergroot. Het CBS heeft aangegeven dat de daling van de private R&D-tot het lage niveau van 0,86% van het BBP in Nederland niet is toe te schrijven aan gedaalde R&D-uitgaven van slechts enkele multinationals, maar een daling breder onder het Nederlandse bedrijfsleven weergeeft.

Ondanks de relatief lage private R&D-uitgaven weet Nederland veel technologische output te realiseren. Dat wordt weergegeven door de hoge score van Nederland ten opzichte van het EU-gemiddelde bij het aantal aangevraagde Europese octrooien in verhouding tot de omvang van de beroepsbevolking. De hoge score op Europese octrooien is mede het gevolg van de aanwezigheid in Nederland van de hoofdkantoren van enkele kennisintensieve bedrijven. Zoals hierboven al werd vermeld, scoort Nederland benedengemiddeld bij de commerciële output van innovaties, gemeten met de omzet van nieuwe en verbeterde producten.

5.

Het aandeel innoverende bedrijven in het MKB geeft het percentage bedrijven in het MKB weer dat de laatste drie jaar bezig is geweest met (technologische) innovatie. Dat percentage heeft in de jaren 2004, 2006 en 2008 telkens 24% bedragen. Binnen de innoverende bedrijven in het MKB is het percentage dat de laatste drie jaar technologisch heeft samengewerkt met publieke of private partijen in 2008 licht gestegen ten opzichte van 2006.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 2: Een sterk innovatievermogen (in € 1 000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen (totaal)

513 623

580 719

955 149

784 322

634 158

150 164

Programma gerelateerde verplichtingen

438 643

504 171

873 913

695 235

562 762

132 473

Basispakket

      

OD 1: Meer bedrijven die meer (technologische) kennis

87 090

148 229

158 117

212 986

190 772

22 214

ontwikkelen en benutten

      

– Innovatievouchers

21 676

30 683

30 795

30 100

31 933

– 1 833

– Innovatie Prestatie Contracten

7 444

41 274

34 336

41 525

40 000

1 525

– TechnoPartner

25 292

21 210

19 500

23 789

22 375

1 414

– Valorisatie

   

23 300

13 105

10 195

– Innovatiekredieten

 

19 255

37 500

56 143

48 074

8 069

– Bijdrage aan Syntens

32 678

32 856

33 174

32 785

32 785

 

– Eurostars

 

2 951

2 812

5 344

2 500

2 844

Programmatisch pakket

      

OD 2: Topprestaties op innovatiethema’s

351 661

355 942

715 796

482 249

371 990

110 259

– Innovatieprogramma's:

199 565

183 751

292 228

314 850

232 450

82 400

– Detachering Kenniswerkers / High Tech Topprojecten

  

138 642

   

– Lucht- en ruimtevaart

74 618

58 152

189 368

61 298

41 067

20 231

– Institutioneel onderzoek

37 185

84 482

56 956

61 970

56 345

5 625

– Internationaal innoveren

14 371

12 435

9 063

7 091

9 778

– 2 687

– Overig

25 922

17 122

29 539

37 040

32 350

4 690

Algemeen

74 876

76 552

81 232

89 086

71 396

17 690

– Personeel Innovatie

7 661

6 215

5 678

5 098

6 814

– 1 716

– Bijdrage aan AGNL

63 516

65 919

70 922

81 356

59 593

21 763

– Bijdrage aan organisaties

3 699

4 418

4 632

2 632

4 989

– 2 357

       

Uitgaven (totaal)

504 716

552 026

673 344

728 971

776 310

– 47 339

       

Ontvangsten (totaal)

141 249

172 151

197 737

180 311

193 205

– 12 894

– Ontvangsten Rijksoctrooiwet

27 681

32 053

33 394

31 287

28 212

3 075

– Eurostars

   

443

640

– 197

– Ontvangsten TOP

12 200

18 669

8 069

7 575

18 802

– 11 227

– Luchtvaart kredietregeling

   

278

5 646

– 5 368

– Ontvangsten uit het FES fonds

93 313

114 899

152 178

128 672

138 317

– 9 645

– Diverse ontvangsten

8 055

6 530

4 096

12 057

1 588

10 469

Valorisatie

Bij Miljoenennota 2010 was de start van het Valorisatie Programma aangekondigd. Hiermee wordt via samenwerkingsverbanden van kennisinstellingen en private partijen een impuls gegeven aan de valorisatie inspanningen in Nederland, zodat kennis beter en sneller wordt omgezet in nieuwe toepassingen, producten, processen of diensten. Het verplichtingenbudget is bij eerste suppletoire begroting 2010 opgehoogd met de niet benutte verplichtingenruimte voor valorisatie in 2009.

Innovatiekredieten

Bij de eerste suppletoire begroting zijn vanuit het Aanvullend Beleidsakkoord middelen beschikbaar gesteld te behoeve van het duurzaam technologisch innovatiekrediet. Hiervan is € 8 mln beschikt.

Eurostars/Internationaal innoveren

Door grote belangstelling bij het bedrijfsleven en druk op Nederland vanuit andere landen is het budget bij eerste suppletoire begroting 2010 verhoogd met € 3 mln. Dit bedrag is afkomstig van het budget voor de Eureka regeling. Omdat Nederland binnen Eurostars meer projecten kan ondersteunen dan binnen Eureka is tot deze budgettaire herschikking besloten.

Innovatieprogramma’s

De hogere verplichtingenrealisatie heeft vooral te maken met het opvragen van de FES-middelen voor de projecten Food & Nutrition Delta (onderdeel TIFN), High Tech Systemen en Materialen (HTSM) en Chemie en Energie (Be-Basic). Door vertraging bij het HTSM-programma konden deze middelen uiteindelijk in 2010 niet meer worden gecommitteerd. Daarnaast is vanuit de enveloppe duurzaam ondernemen bij eerste suppletoire begroting 2010 € 20 mln opgevraagd voor de innovatietender High Tech Automotive Systems- Elektrische Voertuig Technologie (HTAS EVT) en voor losse projecten die de productie van elektrische voertuigen en componenten daarvoor ondersteunen.

Lucht- en ruimtevaart

Het verschil ten opzichte van de oorspronkelijke raming wordt veroorzaakt door meerdere tegengestelde mutaties. Het betreft met name de realisatie op het resterende budget voor het Civiele Vliegtuig Ontwikkeling (CVO) programma (€ 29 mln) waarvoor bij oorsponkelijke raming nog geen verplichtingenbudget was opgenomen. Daartegenover staat dat minder verplichtingen zijn aangegaan voor het Nationaal programma Ruimtevaart, voornamelijk doordat het project Tropomi vertraging heeft opgelopen.

Institutioneel onderzoek

Tot en met 2010 werd de Rijksbijdrage aan TNO het jaar van tevoren gecommitteerd aan TNO. In verband met de overheveling van deze rijksbijdrage van OCW naar EL&I wordt de Rijksbijdrage voor 2011 ook pas in dat jaar gecommitteerd. Een groot deel van de verplichtingenruimte is echter gebruikt om een voorschot voor 2011 aan TNO te verlenen, vooruitlopend op de definitieve committering.

Ook het penvoerderschap van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) is overgegaan naar de EL&I. Vanwege de benodigde begrotingsoverhevelingen en interdepartementale afstemming is het niet haalbaar gebleken de verplichting aan het NLR in 2010 aan te gaan, dit is in januari 2011 gebeurd.

Daarentegen is bij eerste suppletoire begroting 2010 een FES-bijdrage van € 14 mln beschikbaar gesteld voor het project «Dynamic Two Phase Flow Lab en Delta Faciliteit».

Overig

Het verschil wordt met name veroorzaakt door de toevoeging van middelen uit het FES ten behoeve van Nanolab.

Bijdrage aan Agentschap NL

Het budget voor de bijdragen aan het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR) en aan het NLOC is overgeheveld. Daarnaast was bij de oorspronkelijke raming nog niet precies bekend wat de omvang van de opdracht voor 2011 zou zijn en dus ook nog niet bekend welke deel van de beleidsbudgetten ingezet zou worden voor de uitvoeringskosten.

Bijdrage aan organisaties

Het verschil wordt met name verklaard door de verlaging van de bijdrage aan het Innovatie platform (€ 1,3 mln) ten gunste van het budget van de Innovatie Prestatie Contracten (IPC’s) voor de bouwsector.

Ontvangsten Rijksoctrooiwet

In 2008 is een progressiever octrooitaksenstelsel ingevoerd, waardoor in 2010 hogere ontvangsten zijn gerealiseerd.

Ontvangsten TOP

Dit betreft de terugbetaling op in het verleden verstrekte kredieten voor technische ontwikkelingsprojecten (TOP). De hoogte van deze ontvangsten is afhankelijk van het commerciële succes van de projecten. De raming is bij tweede suppletoire begroting (met € 15 mln) iets te veel neerwaarts bijgesteld.

Luchtvaartkredietregeling

De terugbetalingen op de luchtvaartkredietregeling zijn lager dan geraamd omdat de eerste kredieten nog maar vrij recent zijn verstrekt en bovendien nog niet alle kredieten zijn uitgegeven.

Ontvangsten FES

De realisatie van de FES-ontvangsten is in 2010 beïnvloed door het opvragen van circa € 40 mln voor nieuwe projecten en niet opgevraagde middelen in 2009 bij eerste suppletoire begroting. Daarnaast is gebruik gemaakt van de mogelijkheid om, bij de ontmanteling van het FES als gevolg van het nieuwe regeerakkoord, de kasritmes van de diverse projecten beter te spreiden in de tijd.

Diverse ontvangsten

Deze post betreft met name het terugontvangen van voorschotten die in het verleden uit zijn betaald aan Agentschap NL, NIVR en TNO.

Basispakket

Meer bedrijven die meer (technologische) kennis ontwikkelen en benutten.

Operationele doelstelling 1

In 2010 zijn extra middelen ingezet ter bevordering van innovatie (WBSO, Innovatie Prestatie Contracten, Innovatiekrediet). Daarmee werd bijgedragen aan het op peil houden van onderzoeksinspanningen in het bedrijfsleven en het aandeel innoverende bedrijven in het MKB. Ten opzichte van 2009 is sprake geweest van een verdere toename van het gebruik van het instrumentarium.

Innovatievouchers

Instrumenten en activiteiten

In 2010 zijn 8 327 innovatievouchers verstrekt, waarvan 2000 die bij een private kennisleverancier ingewisseld kunnen worden. Het verzilveringspercentage van de vouchers uit 2009 komt uit op 60% voor de publieke vouchers en 63% voor de private vouchers. Ondanks extra inspanningen en ondersteuning van ondernemers door Agentschap NL en Syntens wordt het streefpercentage van 70% niet gehaald. Dit wordt vooral veroorzaakt door de lage drempel om een voucher aan te vragen en het feit dat vouchers snel «uitverkocht» zijn. Daardoor vragen ook ondernemers zonder concrete kennisvraag alvast «voor de zekerheid» een voucher aan. Lang niet al deze ondernemers komen er toe om de voucher daadwerkelijk te verzilveren. Het verzilveringspercentage voor 2010 is nog niet bekend omdat deze vouchers nog tot halverwege 2011 ingewisseld kunnen worden.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicator

2006

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde 2010

Verzilveringspercentage innovatievouchers

Bron: Agentschap NL

56%

58%

62%

60%

nog niet bekend

70%

Innovatie Prestatie Contracten (IPC’s)

In 2010 is het IPC budget wederom verhoogd ten opzichte van de ontwerpbegroting van € 20 mln naar € 46 mln. Er zijn in 2010 28 IPC’s toegekend met een totaal budget van € 40 mln. Hiermee kunnen 824 MKB bedrijven aan een IPC deelnemen. Voorts zijn 12 pre-IPC's toegekend met een totaal budgetbeslag van € 1 mln. Er zijn daarnaast 5 pre-IPC's toegekend ten behoeve van internationale samenwerking. De streefwaarde voor 2010 van 330 MKB bedrijven is met een realisatie van 824 ruimschoots bereikt, in lijn met de verhoging van het budget.

In 2010 is de IPC-evaluatie opgeleverd 42.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicator

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde 2010

Aantal betrokken bedrijven bij gestarte IPC’s

Bron: Agentschap NL, http:// www.senternovem.nl/ipc/voorbeelden/index.asp

65

(opstart-fase)

718

623

824

330

TechnoPartner

TechnoPartner is een integraal programma om het ondernemersklimaat voor technostarters te verbeteren via verschillende activiteiten en instrumenten zoals de Seed capital regeling (Seed-faciliteit), het subsidieprogramma kennisexploitatie (SKE), en het Business Angels Programma (BAP)

Er was veel belangstelling voor de tenders van de Seed-faciliteit. Er zijn zes nieuwe fondsen gehonoreerd. Dit betekent dat er nu 34 investeringsfondsen, met een gezamenlijk investeringsbudget van ruim € 237 mln, actief investeren in technostarters. In 2010 zijn vanuit deze investeringsfondsen 27 investeringen verricht met een totale investerings-omvang van € 13,5 mln. Het totaal aantal investeringen is hiermee gekomen op 126. Het sterk gewijzigde economische klimaat sinds 2009 heeft invloed gehad op de investeringsmogelijkheden in de venture capital markt, waardoor in 2010 het aantal participaties via de Seed-faciliteit iets lager uitkomt dan de streefwaarde van 30. In 2010 is wel een duidelijk herstel ingetreden en zijn de verdere verwachtingen positief.

Het Business Angels Programma is in samenwerking met het in 2009 opgerichte Business Angels Netwerk Nederland uitgevoerd. In 2010 hebben onder andere 90 voorlichtingsbijeenkomsten plaatsgevonden, is een nul-meting van de markt van informal investment uitgevoerd en zijn de voorlichtingsbijeenkomsten en de readiness-trainingen geëvalueerd.

Er zijn 20 SKE-projecten in beheer. Om de aansluiting op het nieuwe Valorisatieprogramma mogelijk te maken is de looptijd verlengd en is additioneel budget voor de overbruggingsperiode beschikbaar gesteld. Van 10 SKE-projecten is de projectperiode beëindigd en zijn de verzoeken tot subsidievaststelling in behandeling.

In Mei 2010 is het Valorisatieprogramma gepubliceerd. De SKE en de Centers of Enterpreneurship (CoE, onderdeel van actieprogramma Onderwijs en Ondernemen) vormen de basis van deze regeling en zijn hierin opgegaan. De subsidieregeling is per 1 juni 2010 opengesteld en gepubliceerd met een budget van € 25 mln voor het jaar 2010. Er zijn 8 valorisatieplannen ingediend, waarvan vijf plannen gehonoreerd voor bij elkaar € 23,3 mln.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicator

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde 2010

Aantal nieuwe starters dat voortkomt uit de SKE regeling

144

197

464

nog niet bekend

180

Aantal participaties dat vanuit de Seed fondsen wordt gedaan in technostarters

Bron: Technopartner

34

33

23

27

30

Innovatiekredieten

Het Innovatiekrediet is een financieringsinstrument dat zich richt op het stimuleren van economisch interessante ontwikkelingsprojecten (producten, processen en diensten), waaraan substantiële technische en daaruit voortvloeiende financiële risico’s zijn verbonden en die voor hun financiering niet of onvoldoende terecht kunnen op de kapitaalmarkt. Het budget van het reguliere Innovatiekrediet is in 2010 ten opzichte van 2009 verruimd van € 38 mln naar € 48 mln. Van de 73 aanvragen zijn 25 voorstellen gehonoreerd met een totale omvang aan kredieten van € 48 mln. Hiermee wordt 33% van de totale R&D uitgaven gefinancierd. Met deze volledige benutting van het beschikbare budget wordt de streefwaarde overtroffen.

Prestatiegegevens
   

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicator

2008

2009

2010

Streefwaarde 2010

Omvang participaties van de private R&D- uitgaven ondersteund met een innovatiekrediet

Bron: Agentschap NL

€ 68 mln

€ 111 mln

€ 144 mln

€ 142 mln

Syntens

Syntens is het landelijk netwerk dat als doel heeft het MKB aan te zetten tot succesvol innoveren. Syntens geeft voorlichting, activeert en ondersteunt op het gebied van innovatie. In 2010 heeft Syntens 6 250 bedrijven geactiveerd en 18 065 bedrijven voorgelicht. In 62% van de gevallen ging het om een nieuwe klant. Syntens had in 2010 een sterke(re) betrokkenheid bij IPC's en innovatievouchers.

Ondanks de strengere bepaling van het klanttevredenheidscijfer voor Syntens is deze in 2010 uitgekomen op een 8,0. Dit is in overeenstemming met het streefcijfer voor 2010. De nieuwe aanpak van het klanttevredenheidsonderzoek heeft niet geleid tot aanpassing van het streefcijfer.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicator

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde 2010

Klanttevredenheid Syntens (schaal 1–10)

Bron: Klanttevredenheidsonderzoek Syntens, Jaarrapport 2010, januari 2011

7,9

7,9

7,9

8,0

8,0

Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk( WBSO):

De WBSO is een fiscale faciliteit ter bevordering van R&D, waarmee de kosten voor het verrichten van R&D worden verlaagd. In 2010 is de WBSO geïntensiveerd met € 236 mln Hiervan was € 210 mln incidenteel (€ 150 mln in verband met de crisis en € 60 mln lastenverlichting). Dit heeft bedrijven in staat gesteld om kenniswerkers in dienst te houden. Het aantal participerende bedrijven in de WBSO is in 2010 gegroeid naar 19 450. Daarbij is het aantal aanvragers dat gebruik maakt van de startersfaciliteit gegroeid naar 4 180.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicatoren

2006

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde 2010

Aantal aanvragers met toegekende WBSO

13 670

13 030

13 450

16 620

19 450

13 500

Aantal aanvragers met toegekende WBSO dat van de startersfaciliteit gebruik maakt

Bron: Agentschap NL

2 450

2 390

2 550

3 430

4 180

2 550

Programmatisch Pakket

Topprestaties op innovatiethema’s

Operationele doelstelling 2

In 2010 liepen er 10 innovatieprogramma’s. De programma’s zijn erop gericht om de Nederlandse sterktes op het terrein van innovatie verder uit te bouwen en de internationale concurrentiepositie te verbeteren. Op hoofdlijn zijn de programma’s volgens planning uitgevoerd.

Met de maatregelen uit het Aanvullend Beleidsakkoord zijn kenniswerkers behouden gebleven en kon middels omvangrijke High Tech innovatieprojecten de toppositie op strategische terreinen gehandhaafd blijven, waardoor (MKB-)bedrijven en kennisinstellingen sterker uit de crisis konden komen.

Door als overheid R&D opdrachten voor oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen uit te besteden en door innovatiegericht inkopen werd innovatie bij bedrijven direct gestimuleerd.

Ook in het (Europees) ruimtevaartbeleid zijn in 2010 belangrijke stappen gezet en heeft middels het 7e kaderprogramma de grensoverschrijdende onderzoekssamenwerking en technologische ontwikkeling een verdere impuls gekregen op thema’s als Energy Efficient Buildings,Factories of the future en Clean Cars.

Innovatieprogramma’s

Instrumenten en activiteiten

In 2010 is het tiende innovatieprogramma gestart, te weten het innovatieprogramma «Service Innovation & ICT» (SII). In dat innovatieprogramma werken verschillende partijen uit de creatieve sector en de financiële sector samen. ICT speelt bij innovaties in deze sectoren vaak een drijvende, beslissende rol. Het accent van het programma ligt op het MKB.

Voorts heeft de uitvoering van de crisismaatregelen in 2010 de ecosystemen van de innovatieprogramma’s geholpen met het behouden en uitbouwen van de kennis, innovatie en concurrentiekracht. Het gaat hier om twee aanvullende maatregelen:

  • Aanpak van het elektrisch rijden in het automotive cluster (HTAS, € 18,2 mln);

  • High Tech Topprojecten die zijn gericht op omvangrijke strategische projecten op gebieden waar Nederland een toppositie inneemt. Het doel was om de toppositie te handhaven en zo sterker uit de crisis te komen. Er was tot en met 2010 een budget van € 100 mln beschikbaar. In totaal zijn er 5 projecten gehonoreerd.

Er zijn vele aansprekende voorbeelden van wat de «gouden driehoek» van Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en overheid met elkaar hebben bereikt. Bijvoorbeeld op het gebied van voeding (zoals sappen uit restafval), automotive (zoals een test met minder files door intelligente communicatie tussen auto’s) en watertechnologie (zoals een lagere verontreiniging door geconcentreerde industriële afvalwaterstromen) 43.

Prestatiegegevens
   

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicatoren

2008

2009

2010

Streefwaarde 2010

Aantal deelnemers in innovatieprogramma's

2 254 1

4 092

6 100

2 500

Totale R&D investeringen in innovatieprogramma’s

Bron: Agentschap NL

€ 300 mln

€ 743 mln

€ 593 mln

€ 450 mln

X Noot
1

Over 2008 is begin 2009 een aantal gerapporteerd van 2379. Door het opschonen van het databestand (verwijderen van dubbeltellingen, aanpassingen als gevolg van fusies) is dit aantal afgenomen met ongeveer 125 deelnemers. Het databestand zal altijd ‘fouten’ bevatten. De inschatting is dat de fout momenteel hooguit 1% bedraagt. Het precieze aantal bedrijven blijft daardoor altijd licht variëren.

Detachering kenniswerkers

De Kenniswerkersregeling maakte onderdeel uit van het Aanvullend Beleidsakkoord (2009–2010). Op basis van twee tenders zijn met de kenniswerkersregeling 1 889 R&D-medewerkers van bedrijven bij kennisinstellingen gedetacheerd. Vanuit de kennisinstellingen werden 200 jonge onderzoekers aan deze projecten toegevoegd. De regeling heeft niet alleen de grote bedrijven geholpen maar ook de participatie van het MKB in de projecten is hoog.

Interdepartementaal project Nederland Ondernemend Innovatieland

Het project Nederland Ondernemend Innovatieland (NOI, start 2007) was verbonden aan het kabinet Balkenende IV en is in 2010 vervroegd gestopt. Op 5 juli 2010 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de resultaten van het kabinetsproject Nederland Ondernemend Innovatieland 47. De slotrapportage geeft een overzicht van wat NOI de afgelopen drie jaar heeft bereikt.

Small Business Innovation Research programma (SBIR)

SBIR is een methode waarbij de overheid R&D opdrachten voor oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen uitbesteedt. SBIR is interessant voor Nederlandse innovatieve bedrijven. Uit de in 2010 uitgevoerde evaluatie van het SBIR programma 48 blijkt dat opdrachtgevende departementen en opdrachtnemende bedrijven overwegend positief zijn.

In 2010 is ook het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gestart met de inzet van SBIR, waarmee het aantal departementen dat SBIR inzet is toegenomen tot 7. In 2010 zijn in totaal 9 SBIR aanbestedingen gestart voor in totaal ruim € 30 miljoen, door de departementen (oud) EZ, (oud) LNV, (oud) VWS en (oud) V&W.

Innovatiegericht inkopen (voorheen Launching Customer)

Door innovatiegericht inkopen binnen de overheid te bevorderen en te ondersteunen wordt de overheid effectiever en stimuleert daarmee ook de innovatie in het Nederlandse bedrijfsleven.

In 2010 is het expertisenetwerk innovatiegericht inkopen bij PIANO0 sterk uitgebreid. Daarnaast worden verbindingen tussen overheid en bedrijfsleven gestimuleerd op innovatiethema’s, waar de overheid een eigen taak heeft. Dit is gedaan via een pilot vroegtijdige marktparticipatie van Point-One en HTAS in de innovatiethema’s van Rijkswaterstaat (samen met SBIR en in een aantal regionale marktsessies). Daarnaast is ervoor gezorgd dat innovatie is opgenomen als gunningscriterium in een aantal inkooptrajecten, onder andere op het gebied van schoonmaak en fysieke veiligheid. Via het beleidsexperiment innovatiegericht inkopen wordt onderzocht of ondersteuning van inkopende partijen stimulerend werkt op het inkopen van innovatie. Ook worden innovatiesporen ontwikkeld op verzoek van het innoverende bedrijfsleven. De evaluatie Launching Customer en Innovatiegericht Inkopen zal plaatsvinden in 2011.

Prestatiegegevens

Prestatie-indicator

  

Realisatie

Begroting

 

2008

2009

2010

Streefwaarde 2010

Aantal door de aanbestedende dienst uitgevoerde innovatie gerichte aanbestedingen

Bron: EL&I

nog niet bekend

20

Lucht- en ruimtevaartbeleid

Het lopende beleid (beleidsperiode 2006–2010) is geëvalueerd 49. De beide luchtvaartinstrumenten (Subsidiebesluit Onderzoek Vliegtuigontwikkeling (SOV, opvolger van SRP) en CVO) zijn in 2010 als volgt ingezet: Via het SRP zijn 32 projecten gehonoreerd, met een totaal bedrag van € 4,5 mln (dit is exclusief de eigen bijdrage van 25 van de bedrijven). Via het CVO zijn 4 projecten gehonoreerd, met een totaal krediet van € 28,9 mln.

In 2010 is door het Netherlands Space Office een verkenning uitgevoerd naar de wijze waarop het gebruik in Nederland van ruimtevaartdata voor aardse toepassingen kan worden gestimuleerd. In vervolg daarop is een pilotproject ontwikkeld dat in 2011 tot uitvoering moet komen. Ook is goede voortgang geboekt met het wetenschappelijk instrument Tropomi, dat Nederland in samenwerking met het Europese Ruimtevaart Agentschap ESA (ESA) ontwikkelt en bouwt. Tropomi gaat CO2-uitstoot en luchtverontreiniging in de Troposfeer meten. In Europees verband is in 2010 door de Ruimtevaart Raad in november 2010 een resolutie aan genomen die nader richting geeft aan de invulling van de Europese ruimtevaartpolitiek. In ESA-kader is in 2010 vooral gewerkt aan de verdere uitrol van Galileo en GMES.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Prestatieindicatoren

2006

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde 2010

Ruimtevaart geo-return

Bron: ESA

1,18

1,15

1,16

1,15

1,09

1,0

Europees programma: 7e Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7)

In 2010 is onder het 7e kaderprogramma een groot aantal nieuwe oproepen voor projectvoorstellen voor grensoverschrijdende onderzoekssamenwerking en technologische ontwikkeling geplaatst. Nederland heeft de relatief grote participatie in het kaderprogramma verder weten uit te bouwen. Van 2007 tot medio 2010 hebben Nederlandse organisaties € 1 284 mln aan subsidie toegezegd gekregen. Dit komt neer op een retour van 6,7%. Van dit bedrag kwam 18% ten goede aan het Nederlandse bedrijfsleven. Deelname van bedrijfsleven binnen het kaderprogramma blijft daarmee een punt van aandacht, zowel in Nederland als binnen de gehele EU. In de eerste call van de publiekprivate samenwerkingsverbanden uit het economisch herstelplan van de Europese Unie heeft Nederland een retour van 7,0% behaald bij Energy Efficient Buildings, een retour van 3,4% bij Factories of the future en een retour van 5,0% bij Clean Cars.

Bijdrage aan TNO/GTI’s (institutioneel onderzoek)

In 2010 is overeenstemming bereikt over raamafspraken tussen EL&I en TNO. Belangrijk is ook de herziening van de Algemene voorwaarden voor opdrachten aan TNO in overleg met het bedrijfsleven 50. Sinds 15 oktober 2010 heeft EL&I het penvoerderschap voor TNO overgenomen van het Ministerie van OCW en voor NLR en Deltares van I&M. De overdracht wordt in 2011 in protocollen vastgelegd.

Na de gerealiseerde score in 2008 (6,9) zijn verbetermaatregelen genomen om de score van de klanttevredenheid te verbeteren. Het meest recente cijfer is over 2009 en bedraagt 7,6. Dit cijfer is in overeenstemming met het doel voor 2009. De realisatiewaarde voor 2010 komt rond 1 mei 2011 beschikbaar.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicator

2006

2007

2008 1

2009

2010

Streefwaarde

2010

Klanttevredenheid cofinanciers bij kennis ontwikkeling TNO (schaal 1–10)

Bron: Klanttevredenheidsonderzoek, TNO rapport sp 0 173, Managementrapportage 2008 Rijksbijdrage Ministerie Economische Zaken, mei 2011

7,0

7,3

6,9

7,6

nog niet bekend

8,0

X Noot
1

Ten opzichte van Jaarverslag 2009 heeft een correctie plaatsgevonden.

Innovatieplatform (IP)

Het tweede Innovatieplatform heeft zijn werk in 2010 beëindigd. De Voortgangs-en Slotrapportage Innovatieplatform 2010 is aan de Tweede Kamer aangeboden 52.

Netwerk Technisch Wetenschappelijke Attaché»s (TWA’s)

Algemeen

Het TWA-netwerk werkt aan het verbeteren van het innovatievermogen in Nederland door het activeren en koppelen van de vraag naar en het aanbod van kennis door technisch wetenschappelijke ontwikkelingen en daaraan gerelateerde trends op het terrein van innovatief ondernemerschap in Nederland en het buitenland. In 2010 is ingezet op een sterkere aansluiting en internationalisering van de innovatieprogramma’s. Ook is speciale aandacht besteed aan de thema’s maritiem en «clean energy».

Agentschap NL EVD Internationaal heeft kwartaalonderzoeken laten uitvoeren naar de klanttevredenheid van haar cliënten met een 7,5 als streefwaarde. De klanttevredenheid over het TWA netwerk kwam hier bovenuit met een 8,5.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicator

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde 2010

Klanttevredenheid TWA Netwerk (schaal 1–10)

Bron: Klanttevredenheidsonderzoek TWA netwerk

7,5

8,5 1

7,5

X Noot
1

Dit is een voorlopig cijfer, gebaseerd op de eerste 3 kwartalen van 2010.

Kennisbescherming

Op initiatief van (onder meer) Nederland heeft een groep lidstaten een verzoek tot de Europese Commissie gericht om een voorstel voor het EU octrooi in te dienen in het kader van de zogeheten versterkte samenwerkingsprocedure, teneinde een doorbraak in dit dossier mogelijk te maken.

Met betrekking tot het totstandbrengen van een nieuw Europees stelsel van octrooirechtspraak is in 2010 geen vooruitgang geboekt, omdat moet worden gewacht op het advies terzake van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Met het oog op de wijziging van de staatkundige inrichting van het koninkrijk is de octrooi- en merkenwetgeving aangepast. Met het oog hierop is de Rijksoctrooiwet aangepast en is de wet merken BES, welke van toepassing is in Caribisch Nederland, tot stand gekomen. Het Beneluxbureau voor de Intellectuele Eigendom voert deze wet voor Nederland uit.

NL-Octrooicentrum (NL-OC)

Met ingang van 2010 is Octrooicentrum Nederland een divisie van Agentschap NL, onder de naam NL Octrooicentrum. Het aantal afgehandelde verzoeken om een nationaal onderzoek naar de stand van de techniek is na de opgetreden stijging in 2009 verder gestegen naar 1 120 stuks in 2010. De klanttevredenheid in 2010 is uitgekomen op 7,7.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicator

2006

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde 2010

Klanttevredenheid NL-OC (schaal van 1–10)

Bron: Klanttevredenheidsonderzoek NL-OC

7,7

 

7,8

7,7

7,5

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Effectenonderzoekex-post

Regieorgaan ICT

2.2

2009

2010

Kamerstuk: 26 643, nr. 162

 

Innovatie Prestatie Contracten

2.1

2010

2010

Kamerstuk: 32 500 XIII, nr. 8

 

IOP’s

2.2

2009

2010

Kamerstuk: 27 406, nr. 184

 

Luchtvaartbeleid

2.2

2010

2010

Kamerstuk: 31 936, nr. 3

 

STW

2.2

2011

2011

 
 

Vraagsturing TNO/GTI"s

2.2

2010

2011

 
 

SBIR tussenevaluatie

2.2

2009

2010

Kamerstuk: 27 406, nr. 188

Overig evaluatieonderzoek

Launching Customer / Innovatiegericht inkopen (tussenevaluatie)

2.2

2011

2011

 

Toelichting

  • De beleidsdoorlichtingen «Meer bedrijven die kennis ontwikkelen en benutten» en «Topprestaties op innovatie thema’s» zijn gecombineerd met de brede heroverwegignen en een onderzoek van de Algemene Rekenkamer op het gebied van innovatie.

  • STW: In verband met de brede heroverwegingen is de start van dit onderzoek uitgesteld.

  • Vraagsturing TNO/GTI’s: In verband met de brede heroverwegingen is de start van dit onderzoek uitgesteld. Verwacht wordt dat de resultaten van het onderzoek in mei naar de Tweede Kamer kunnen worden gezonden.

  • Innovatiegericht inkopen: In 2010 was het beleid nog onvoldoende ontwikkeld om geëvalueerd te worden. De evaluatie start begin 2011.

Artikel 3. Een concurrerend ondernemingsklimaat

Algemene beleidsdoelstelling

Scheppen van een concurrerend ondernemingsklimaat voor bestaande bedrijven en nieuwe ondernemers.

Uit de meest recente monitor 54 blijkt dat de fundamenten van het Nederlandse ondernemingsklimaat ten opzichte van het buitenland goed op orde zijn en de afgelopen jaren op onderdelen verbeterd. Zo kent Nederland een relatief hoge arbeidsproductiviteit en arbeidsparticipatie, een relatief hoog opgeleide beroepsbevolking en een lage werkloosheid. Verder vertoont het ondernemerschap in Nederland al jaren een stijgende trend. Zo is het aantal personen dat zelfstandig ondernemer is geworden in Nederland de afgelopen jaren toegenomen en ook verbeterd ten opzichte van het buitenland, Nederland is zelfs ondernemender dan de VS. De positie van Nederland op de ranglijst van het World Economic Forum (WEF) 55 in 2010 is dan ook gestegen van een 10e naar een 8e plaats. De ambitie blijft echter een top-5 positie.

Externe factoren

De economische en financiële crisis heeft de kredietmogelijkheden voor het bedrijfsleven onder druk gezet. De uitbreidingen van de financieringsinstrumenten in het kader van de crisis zijn dan ook voortgezet in 2010 en verlengd tot eind 2011.

Daarnaast is de urgentie van het bewaken van een eerlijk speelveld onverminderd hoog. Net als andere lidstaten heeft Nederland via diverse stimuleringsmaatregelen gebruik gemaakt van de tijdelijk door de Europese Commissie verruimde mogelijkheden voor staatssteun aan bedrijven.

Prestatiegegevens
   

Realisatie

Begroting

Kengetallen

2008

2009

2010

Ambitie

Global Competitiveness Index 1

Bron: World Economic Forum (2010) Global Competitiveness Report 2010–2011

8e

10e

8e

Op lange termijn een top-5-positie

Investeringsquote van bedrijven 2

Bron: CPB (2010) Macro Economische Verkenning

15,3%

13,2%

12¼%

 
X Noot
1

In het Global Competitiveness Report van World Economic Forum worden landen onderling op vele aspecten van het ondernemingsklimaat en het concurrentievermogen vergeleken. Na een daling in 2009 is Nederland in 2010 gestegen van de 10e naar de 8e plaats.

X Noot
2

De investeringsquote is door de crisis flink gedaald. Ondanks dat de echte crisis inmiddels achter ons ligt, verwacht het CPB (per september 2010) voor 2011 niet dat de investeringen weer zullen aantrekken, maar een zelfde niveau als 2010.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 3: Een concurrerend ondernemingsklimaat (in € 1 000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen (totaal)

839 188

1 143 996

1 183 684

1 867 285

2 635 637

– 768 352

Waarvan garantieverplichtingen

624 518

624 488

862 412

1 459 543

2 435 000

– 975 457

Programma gerelateerde verplichtingen

820 899

1 121 802

1 155 409

1 842 864

2 619 465

776 601

OD 1: Bevorderen level playing field

      

– Bijdrage Scheepsbouwindustrie (TROS)

  

549

   

– Borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw (garantieverplichting)

    

1 000 000

– 1 000 000

– Innovatieregeling Scheepsbouw

10 928

8 607

10 761

13 100

17 500

– 4 400

– BSRI

31 490

16 021

4 511

15 661

10 403

5 258

Basispakket

      

OD 2: Stimuleren meer en beter ondernemerschap

      

– BBMKB (garantieverplichting)

614 063

601 255

555 439

742 511

765 000

– 22 489

– Groeifinancieringsfaciliteit/GO (garantieverplichting)

10 455

23 233

306 973

717 032

670 000

47 032

– Microkredieten

 

16 575

2 777

14 705

700

14 005

– Actieplan veilig ondernemen

1 302

53

14 685

18 120

10 044

8 076

– Bijdragen aan instituten

8 356

8 826

7 693

6 666

4 714

1 952

– Bevorderen Ondernemerschap

9 978

4 541

10 237

5 514

11 976

– 6 462

– Beroepsonderwijs in bedrijf

6 954

17 134

12 861

13 314

12 600

714

– Onderwijs & Ondernemerschap

 

16 809

4 000

7 171

3 000

4 171

– Regiegroep Regeldruk

1 297

588

764

676

736

– 60

Programmatisch pakket

      

OD 3: Benutten van gebiedsgerichte economische kansen

      

– Gebiedsgerichte economische programma's

62 447

62 797

    

– Cofinanciering EZ in EFRO-programma's

3 944

292 643

2 472

14 472

2 453

12 019

– Stadseconomie

  

718

   

– PID

  

89 210

86 786

67 758

19 028

– Bijdrage aan ROM's

8 761

7 369

31 916

7 564

7 376

188

– Bedrijventerreinen

29 030

18 642

11 218

711

10 865

– 10 154

– Zuiderzeelijn

  

10 000

17 000

5 000

12 000

– Nota Ruimte

  

33 824

92 025

 

92 025

– Sterke Regio's

  

24 600

48 916

 

48 916

– Bijdrage NBTC

18 105

16 967

17 053

16 839

16 839

 

– Overig Toerisme

775

639

918

805

802

3

– Bijdrage UNWTO

196

200

211

218

226

– 8

Algemeen

      

– Onderzoek en vernieuwingsprogramma's Ondernemen

2 818

8 825

1 915

3 002

1 473

1 529

– Apparaat Microkredieten

 

78

103

61

 

61

Apparaat gerelateerde verplichtingen

18 289

22 192

28 275

24 421

16 172

8 249

– Personeel Ondernemen

12 234

12 318

13 122

13 823

12 377

1 446

– Bijdrage DG OI aan AGNL

6 055

9 874

15 153

10 598

3 795

6 803

       

Uitgaven (totaal)

236 692

319 739

415 862

372 707

401 306

– 28 599

       

Ontvangsten (totaal)

36 393

40 215

56 109

108 405

136 887

– 28 482

– Terugontvangsten AGNL

952

1 737

54

584

 

584

– Ontvangsten ruimtelijk economisch beleid

608

2 282

3 247

13 082

 

13 082

– Ontvangsten ROM's

  

7 789

1 374

 

1 374

– BBMKB

26 884

26 753

20 106

26 519

25 230

1 289

– Groeifinancieringsfaciliteit/GO

704

556

2 382

9 662

72 000

– 62 338

– Garantieregeling scheepsbouw

    

10 000

– 10 000

– Ontvangsten uit het FES fonds

3 399

2 645

19 816

53 548

21 789

31 759

– Ontvangsten JSF

   

484

7 000

– 6 516

– Diverse ontvangsten

3 846

6 241

2 716

3 152

868

2 284

Borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw

In overleg met de banken zijn in 2009 de voorwaarden van de regeling aangepast. Eind oktober 2010 heeft de Europese Commissie ingestemd met een gewijzigde opzet van de regeling. Er vindt overleg plaats met banken en de scheepsbouwsector over de door de Europese Commissie aangegeven voorwaarden. Publicatie wordt voorzien in het voorjaar van 2011.

Innovatieregeling Scheepsbouw

De belangstelling voor de scheepsbouwregeling was in 2010 groter dan in 2009. Ondanks de crisis blijft men investeren in innovatie. Desondanks zijn er zijn niet voldoende aanvragen ingediend door werven om het volledige budget voor de Scheepsbouwregeling uit te putten.

BSRI

De realisatie is hoger dan oorspronkelijk geraamd, doordat bij eerste suppletoire begroting de niet gebruikte verplichtingenuimte uit 2009 was toegevoegd aan het budget van 2010, om nog een aantal ingediende aanvragen onder de oude regeling te kunnen honoreren. Daarvan bleek uiteindelijk een project niet in staat om de financiering (tijdig) rond te krijgen.

BMKB

In totaal is in 2010 voor € 742 mln aan garanties verleend vanuit de BMKB. Hiermee is 97% van het garantiebudget benut. De benutting ligt hiermee € 186 mln, oftewel 33 %, hoger dan in 2009.

Uitgaven en ontvangsten Groeifaciliteit / Garantie Ondernemersfinanciering (GO)

Bij de Groeifaciliteit is de benutting (€ 24,8 mln verleende garanties) achtergebleven bij de oorspronkelijke raming, maar is wel hoger uitgekomen dan in 2009 (€ 10 mln). Vanwege de financiële crisis is het maximale garantiebedrag voor participatiemaatschappijen tijdelijk verhoogd en is het risicoprofiel van de te accepteren aanvragen verbreed. Een gevolg is dat in 2010 het aantal toegetreden participatiemaatschappijen in één jaar is verdubbeld. De toename van de benutting in 2010 is evenwel beperkt gebleven. Gegeven de doorlooptijd van het verwerven van participaties zal de verruiming in 2011 moeten leiden tot een verdere toename van de benutting, onder de premisse dat de conjunctuur in 2011 echt aantrekt.

De garantieruimte voor de GO die in 2009 niet tot benutting is gekomen, is beschikbaar gesteld in 2010. Hierdoor konden meer garanties worden verleend dan oorspronkelijk begroot. De regeling is inmiddels verlengd tot en met eind 2011, waarbij het garantieplafond voor 2011 wordt gevormd door het nog onbenutte deel van de in totaal beschikbare € 1,5 mld.

De ontvangsten zijn ook lager dan geraamd, doordat ten opzichte van de raming, niet alle garantieruimte is benut.

Microkredieten

Het verschil hangt samen met het afgeven van een borgstelling aan de BNG (Bank Nederlandse Gemeenten) om financiering vanuit de BNG en de drie grootbanken voor Qredits te realiseren.

Actieplan veilig ondernemen / Bevorderen ondernemerschap

Bij suppletoire begroting is het budget van het Actieplan veilig ondernemen met € 4 mln opgehoogd uit het budget Bevorderen ondernemerschap. Tevens zijn er van dit budget uitvoeringskosten overgeheveld.

Onderwijs & Ondernemerschap

De realisatie van Onderwijs & Ondernemerschap is hoger dan geraamd, doordat een overheveling van OCW pas in 2011 wordt ontvangen. Dit wordt bij eerste suppletoire begroting 2011 verwerkt.

Cofinanciering EFRO

De hogere verplichtingenrealisatie betreft met name de administratieve verwerking van de eindafrekening van het Integraal Structuurplan met Noord Nederland. Het Noorden heeft de mogelijkheid gekregen om de niet bestede middelen opnieuw in te zetten voor economische projecten. Vanwege comptabele regelgeving zijn deze middelen als ontvangst en weer als nieuw aangegane verplichting verwerkt op de EL&I-begroting, hetgeen zichtbaar is onder de post ontvangsten ruimtelijk economisch beleid.

Pieken in de Delta (PID)

In 2010 heeft PID meer aanvragen gekregen van kwalitatief goede projecten dan vooraf verwacht, met name uit het Noorden. Deze projecten zijn binnen het totaal van de voor PiD toegezegde middelen voor 2007–2010 ook daadwerkelijk gecommitteerd.

Bedrijventerreinen

In lijn met het convenant tussen Rijk, IPO en VNG om het bedrijventerreinenbeleid te decentraliseren, zijn middelen voor een aantal TOPPER projecten door een overboeking naar het Gemeentefonds gedecentraliseerd. De realisatie valt hierdoor lager uit.

Zuiderzeelijn

In 2010 is verplichtingenruimte uit 2012 naar voren gehaald om projecten in het Noorden te kunnen financieren/committeren in het kader van het compensatiepakket Zuiderzeelijn. Dit heeft geen gevolgen gehad voor de kasuitgaven.

Nota ruimte

De FES-middelen voor de Nota Ruimte projecten Alternatief Hoeksche Waard en Brainport Avenue Eindhoven zijn opgevraagd en gecommitteerd.

Sterke regio’s

Voor verschillende projecten zijn dit jaar middelen opgevraagd uit het FES. Met deze middelen wordt in een aantal concurrerende Nederlandse regio’s ingezet op ambitieuze investeringen die het internationale vestigingsklimaat versterken.

Bijdrage aan Agentschap NL

Dit onderdeel wordt belast voor de kosten voor uitvoering van regelingen door het Agentschap NL (AgNL). Het verschil met de oorspronkelijke begroting wordt verklaard doordat een deel van de budgetten voor deze uitvoeringskosten nog niet was overgeheveld vanuit de beleidsbudgetten, omdat op dat moment de precieze omvang van de uitvoeringskosten nog niet bekend was.

Ontvangsten ruimtelijk economisch beleid

De mutatie heeft betrekking op administratieve verwerking van de eindafrekening van het Integraal Structuurplan met Noord Nederland.

Ontvangsten Garantieregeling scheepsbouw

In overleg met de banken zijn eind 2010 de voorwaarden van de regeling aangepast. Dit heeft in 2010 nog niet geleid tot gebruik van de regeling door de banken. Hierdoor zijn ook geen premies ontvangen.

Ontvangsten FES

De realisatie van de FES-ontvangsten is in 2010 beïnvloed door het opvragen van circa € 60 mln voor het Nota Ruimte project Brainport Eindhoven en niet opgevraagde middelen uit 2009. Daarnaast is bij tweede suppletoire begroting 2010, als gevolg van de ontmanteling van het FES op basis van het nieuwe regeerakkoord, gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de kasritmes van de diverse projecten voor Nota Ruimte, Sterke Regio’s, Beroepsonderwijs in Bedrijf en Onderwijs & Ondernemerschap beter te spreiden in de tijd.

Ontvangsten JSF

In mei 2010 is heeft actualisering plaatsgevonden van de Businesscase JSF. Dit heeft geleid tot bijstelling van de verwachte afdrachten over de omzet van de industrie, omdat deze op een later moment zullen binnenkomen dan eerder verwacht.

Markt en spelregels

Bevorderen level playing field.

Operationele doelstelling 1

Om te zorgen voor een eerlijk speelveld (level playing field) heeft EL&I in 2010 gewerkt aan het wegnemen van marktverstoringen als gevolg van het optreden van overheden. Het gaat hier bijvoorbeeld om de inzet in EU- en WTO-verband (zie ook artikel 1 en 5), maar ook om specifieke (bilaterale) contacten en interventies in binnen- en buitenland. Om de juiste kennis en netwerken te kunnen inzetten heeft EL&I een sterk netwerk met het bedrijfsleven, o.a. vormgegeven via de sectoraanspreekpunten voor industrie en diensten. In aanvulling op deze algemene lijn is het soms ook noodzakelijk om de verstoring op nationaal niveau te repareren via gerichte maatregelen. In 2010 gold dit specifiek voor de defensiegerelateerde industrie en de scheepsbouw, waar mede door specifieke instrumenten ongewenste verstoringen in het speelveld van deze sectoren zijn tegengegaan. Hierdoor kon de orderportefeuille in deze sectoren op peil blijven.

Defensie Industrie Strategie (DIS) en compensatiebeleid

Instrumenten en activiteiten

De Defensie Industrie Strategie (DIS) beschrijft de mogelijkheden van de overheid om een bijdrage te leveren aan de positie van de Nederlandse defensie gerelateerde industrie in nationale en internationale netwerken voor de ontwikkeling, productie en instandhouding van defensiematerieel. Hierbij zetten zowel het Ministerie van EL&I als het Ministerie van Defensie, zich in voor een open, concurrerende internationale markt voor defensiematerieel, het bevorderen van de mogelijkheden voor de Nederlandse defensie gerelateerde industrie en het versterken van de concurrentiekracht van deze industrie op kansrijke gebieden.

Met het compensatiebeleid wordt verzekerd dat de aanschaf van buitenlands defensiematerieel voor 100% wordt gecompenseerd met orders voor de Nederlandse industrie. Hierbij streeft EL&I naar een zo hoog mogelijk percentage opdrachten voor het defensiegerelateerde bedrijfsleven. In 2010 is de streefwaarde van € 450 mln ruimschoots gehaald. Vanwege het projectmatige karakter vertoont de gerealiseerd compensatie een schommeling over opeenvolgende jaren.

Prestatiegegevens
   

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicatoren

2008

2009

2010

Streefwaarde 2010

Gerealiseerde invulling compensatieverplichtingen 1

Bron: Compensatie administratiesysteem EZ

€ 557

(520) mln

€ 552

(566) mln

€ 487

(548) mln

Minimaal € 450 mln

X Noot
1

De indicator geeft het bedrag weer dat door buitenlandse partijen bij Nederlandse bedrijven wordt besteed ter compensatie van aanschaffingen van buitenlands materieel door het ministerie van Defensie. ( )=5 jaars voortschrijdend gemiddelde.

Besluit Subsidies Regionale Investeringenprojecten (BSRI)

BSRI verleent investeringssteun in een beperkt aantal regio’s aan ondernemers die zich hier vestigen of strategisch uitbreiden. Doel hierbij is de keuze van een ondernemer voor zijn vestigingslocatie te beïnvloeden en om een gelijk speelveld te creëren met de buurlanden waar navenante ondersteuningsmogelijkheden bestaan. In 2010 is in totaal voor € 15,7 mln aan investeringssubsidie verstrekt.

Subsidieregeling Innovatieve Zeescheepsbouw (SIZ)

Door middel van subsidiëring van ordergerelateerde kosten voor innovatie in de scheepsbouwprojecten wordt getracht het concurrentievermogen van Nederlandse werven op peil te houden. In 2010 zijn 17 aanvragen gehonoreerd met een totale subsidie van € 13,1 mln. Hiermee wordt bij de Nederlandse scheepswerven voor € 65,9 mln aan scheepsbouwinnovatieprojecten gerealiseerd. De streefwaardes zijn daarmee niet gehaald. Ook de scheepsbouwsector heeft wereldwijd te maken met de negatieve effecten van de economische crisis, maar in het kader van de SIZ vallen de effecten nog mee. Dit komt omdat de aanvragen zich vooral richten op niches die relatief wat minder worden getroffen door de crisis. De projecten betreffen voor het merendeel speciale schepen (baggerschepen, werkschepen voor de offshore of superjachten).

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicatoren

2008

2009

2010

Streefwaarde 2010

Aantal gerealiseerde scheepsbouwinnovatie-projecten die door de SIZ worden ondersteund*

8

6

17

20

Omvang van de door de werven gerealiseerde Research, Develoment en Innovatie (RD&I) die door de SIZ worden gerealiseerd*

Bron: Agentschap NL (EVD)

€ 48,1 mln

€ 40,1 mln

€ 65,9 mln

€ 97 mln

(jaarlijks)

X Noot
*

Er heeft een correctie plaatsgevonden op de realisatiewaarden voor 2008 en 2009, omdat een aantal projecten niet meer zullen worden afgerond.

Basispakket

Stimuleren meer en beter ondernemerschap

Operationele doelstelling 2

Het gaat goed met het ondernemerschap in Nederland. De ondernemersquote, het aantal personen dat in Nederland een eigen bedrijf heeft, is na een periode van gestage groei nu al een paar jaar stabiel op 12,3% van de werkzame beroepsbevolking. Hiermee heeft Nederland een voorsprong op andere OESO en EU-landen, ook op de Verenigde Staten, terwijl we 10 jaar geleden nog een achterstand hadden. Ook op het gebied van aankomend en jong ondernemerschap – bijvoorbeeld het aantal mensen dat bezig is met het opzetten van een bedrijf of degenen die net gestart zijn – heeft Nederland zijn internationale positie verbeterd. Deze ontwikkelingen tonen aan dat het ondernemerschapsbeleid dat is gericht op het wegnemen van drempels voor ondernemerschap en het stimuleren van kansen vruchten afwerpt. Ook in 2010 is gewerkt aan onder andere het stimuleren van ondernemerschap in het onderwijs, het stimuleren van de aansluiting tussen het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven als het zorgen voor voldoende financiering voor ondernemers. In 2010 is tevens de 100e deelnemer aan het programma groeiversneller van start gegaan.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Kengetal

2007

2008 1

2009 2

2010 3

Ondernemersquote 4

Bron: EIM (obv CBS en KvK). Betreft aantal ondernemers excl. landbouw

12,3%

12,3%

12,3%

12,3%, (schatting)

X Noot
1

Voorlopig

X Noot
2

Tweede schatting

X Noot
3

Eerste schatting

X Noot
4

Er heeft door EIM een correctie plaatsgevonden op de realisatiecijfers 2007–2009.

BMKB

Instrumenten en activiteiten

In 2010 is het garantieplafond van de BMKB van € 765 mln bijna volledig benut (€ 742 mln) voor 3 701 garanties. Dit is een stijging van € 186 mln ten opzichte van 2009. Circa 47% van het gebruik in 2010 betreft verruimingen van de regelingen, ingevoerd eind 2008 en voorjaar 2010 vanwege de crisis. De benutting hangt samen met de ontwikkeling van de conjunctuur en de risicoperceptie van de banken.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicator

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde 2010

BMKB-Benuttingsgraad

Bron: Agentschap NL

86%

81%

75%

97%

Minimaal 80%

Groeifaciliteit

In 2010 is een garantiebudget gepubliceerd van € 170 mln. Daarvan is voor € 25 mln daadwerkelijk aan garanties afgegeven, tegen € 10 mln in 2009. De streefwaarde is daarmee niet gehaald, wat samenhangt met de crisis, die er voor heeft gezorgd dat er minder wordt geïnvesteerd en minder fusies en overnames plaatsvonden waardoor er minder vraag is naar risicokapitaal. De regeling is in 2009/2010 interessanter gemaakt voor participatiemaatschappijen. Zo geldt er voor participatiemaatschappijen nu tijdelijk een maximumgarantie van € 12,5 mln (was € 2,5 mln) en kunnen ook financieringen met een hoger risicoprofiel onder de Groeifaciliteit worden gegarandeerd. Als gevolg daarvan zijn in 2010 18 participatiemaatschappijen tot de regeling toegetreden, waardoor het totaal aantal is verdubbeld. Gegeven de doorlooptijd van het verwerven van participaties zal de verruiming in 2011 moeten leiden tot een verdere toename van de benutting, onder de voorwaarde dat de conjunctuur in 2011 echt aantrekt.

Prestatiegegevens
    

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicator

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde 2010

Groeifaciliteit – jaarlijks bedrag aan afgesloten financieringscontracten 1

Bron: Agentschap NL

€ 10 mln

€ 23 mln

€ 10 mln

€ 25 mln

€ 80 mln

X Noot
1

De indicator betreft het volume afgesloten financieringscontracten en heeft uitsluitend betrekking op het door de overheid gegarandeerde deel (dat wil zeggen 50% van het bedrag aan gecontracteerde groeifaciliteiten).

Garantieregeling Ondernemingsfinanciering (GO)

In maart 2009 is als tijdelijke crisismaatregel de Garantie Ondernemingsfinanciering gepubliceerd. Doel hiervan is de bancaire financiering aan, in de kern gezonde bedrijven op gang te houden. In 2010 is de benutting uitgekomen op € 677 mln, bijna drie keer zo hoog als in 2009 (€ 242 mln). Hierdoor konden ruim 100 bedrijven geholpen worden om hun bancaire financiering rond te krijgen. In 2010 is besloten deze regeling te verlengen tot eind 2011, vanwege de gevolgen van de crisis. Hiervoor zal het resterende garantiebudget van € 0,6 mld worden ingezet.

Microfinanciering

In 2010 zijn er door Qredits 517 kredieten en via de borgstellingsregeling 139 kredieten verstrekt aan (startende) ondernemers. Het aantal MF-ondernemerspunten is in 2010 gegroeid naar 43. Deze ondernemerspunten, die zich richten op voorlichting, doelgroepenbenadering en begeleiding, zijn verspreid over geheel Nederland. In april 2010 is Eigenbaas.nl (Stichting Microfinanciering en Ondernemerschap) opgericht. Eigenbaas.nl richt zich op het bereiken van potentiële ondernemers en coaching. De website www.eigenbaas.nl, die gericht is op (startende) ondernemers, is in 2010 circa 59 000 keer bezocht.

Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen

In 2010 zijn 51 onderwijsnetwerken van het primair tot het middelbaar beroepsonderwijs van start gegaan, zijn 9 studenten uit het hoger onderwijs op ondernemerschapstage in de Verenigde Staten gegaan en werkt het SLO (stichting leerplan ontwikkeling) met inmiddels 40 trainers en 400 docenten aan een scholingsaanbod voor ondernemende docenten. De betrokken onderwijsinstellingen besteden meer aandacht aan ondernemerschap en zijn in de meeste gevallen op weg om ondernemerschaponderwijs te verankeren. Uit de eenmeting «ondernemerschap en onderwijs» van EIM 64, blijkt dat 23% van de studenten denkt ondernemer te worden tegenover 13% in 2007; 62% heeft een positieve houding ten aanzien van ondernemerschap. Dit percentage is verdubbeld ten opzichte van 2007.

Programma Valorisatie

Programma Valorisatie heeft als doel meer en betere economische en maatschappelijke benutting van (met name) publiek gefinancierde kennis en richt zich op alle kennisdomeinen. De huidige Subsidieregeling Kennisexploitatie (SKE, onderdeel van TechnoPartner programma) en Centers of Enterpreneurship (CoE, onderdeel van actieprogramma Onderwijs en Ondernemen) regeling zijn hierin opgegaan. De subsidieregeling is per 1 juni 2010 opengesteld en gepubliceerd met een budget van € 25 mln voor het jaar 2010. Er zijn acht valorisatieplannen ingediend, waarvan vijf plannen gehonoreerd voor bij elkaar € 23,3 mln.

Beroepsonderwijs in Bedrijf (BiB)

2010 was het vierde en laatste jaar van de subsidieregeling. De regeling had als doel het praktijkleren te verbeteren, zodat het beroepsonderwijs aantrekkelijker wordt en beter aansluit op de arbeidsmarkt. Gedurende de looptijd van de regeling zijn 220 projecten gestart, waaraan ruim 1 500 bedrijven, vrijwel alle ROC's en ruim 100 vmbo's hebben deelgenomen. Door de regeling weten bedrijven en scholen elkaar beter te vinden en is de inbreng van het bedrijfsleven op het onderwijsprogramma vergroot.

Veiligheid

De regeling Veiligheid Kleine Bedrijven was ook 2010 succesvol. Het begin van het jaar stond in het teken van de grote overtekening in 2009 en de daartoe met de Tweede Kamer overeengekomen coulance-regeling. Daarvoor is extra budget vrijgemaakt. Ook in 2010 zelf zijn met een lagere maximale subsidie – nu binnen budget – ruim 7 000 nieuwe aanvragen ingediend. Gegeven de grote belangstelling is ondanks de forse taakstellingen besloten om in 2011 voor het laatste jaar samen met het ministerie van Veiligheid & Justitie € 10 mln beschikbaar te stellen voor objectieve veiligheidsscans en daarmee samenhangende beveiligingsmaatregelen.

Daarnaast is per 1 mei 2009 de experimentenwet bedrijfsinvesteringszone (BIZ) van kracht geworden, waarmee het voor ondernemers mogelijk wordt om gezamenlijk te investeren in een veilige en aantrekkelijke bedrijfsomgeving waarbij alle ondernemers meebetalen. In 2010 zijn circa 25 nieuwe BIZ-experimenten gerealiseerd, dit brengt het totaal, met de 10 uit 2009, op ongeveer 35.

Aanpak regeldruk EZ

In 2010 is netto € 10,9 mln reductie van de administratieve lasten gerealiseerd (3,8%). In totaal is sinds 2007 netto € 63,2 mln reductie gerealiseerd (21,8%). De reducties in 2010 zijn veroorzaakt door invoering van het systeem van Vaste Verander Momenten en de mogelijkheid digitaal in te schrijven en te muteren in het Handelsregister. In de streefwaarde van de begroting 2010 (cumulatief – 14,7%) was nog geen rekening gehouden met enkele maatregelen op het gebied van Aanbesteden, die reeds in 2009 zouden worden gerealiseerd.

Prestatiegegevens
 

Realisatie (cumulatief)

Streefwaarde Begroting

Prestatie-indicator

2007

2008

2009

2010

2010

Administratieve Lasten Vermindering door EZ als vakdepartement (cumulatief) 1

Bron: Eigen registratie

– 0,9%

– 6,2%

– 18,0%

– 21,8%

– 14,7%

X Noot
1

Reductie ten opzichte van de nulmeting met als peildatum 31-3-2007.

Programmatisch pakket

Benutten van gebiedsgerichte economische kansen

Operationele doelstelling 3

Om regio’s maximaal te laten bijdragen aan versterking van de concurrentiekracht en ter verbetering van het vestigingsklimaat richtte EL&I zich op ruimtelijk economische structuurversterking in top- en grensregio’s. Door de samenwerking met bedrijven, kennisinstellingen en decentrale overheden werden gebiedsgerichte economische kansen benut en knelpunten weggenomen. Leidraad hierbij was het Pieken in de Delta beleid (2006–2010).

Naast de Pieken in de Delta regeling is hiervoor een aantal andere instrumenten ingezet, namelijk Europese Structuurfondsen, de enveloppe Sterke Regio’s, bedrijventerreinenbeleid en toerismebeleid. Bij het benutten van gebiedsgerichte kansen hebben de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) een belangrijke bijdrage geleverd. Dit blijkt uit de evaluatie van de ROM’s die in 2010 is uitgevoerd. De gebiedsgerichte kansen komen bij uitstek tot uiting in Pieken in de Delta en de evaluatie geeft aan dat een groot deel van de activiteiten van de ROM’s «piekengerelateerd» is. De meeste doelstellingen van de ROM’s zijn dan ook gehaald.

Gebiedsgericht Economisch Beleid

Instrumenten en activiteiten

2010 was het laatste jaar van het programma Pieken in de Delta waarmee gebiedsgerichte (innovatieve) projecten werden ondersteund. Voor de gehele periode heeft EL&I hier € 296 mln voor gereserveerd. In vijf programmagebieden zijn er tot en met de voorjaarstender 2010 ruim 300 innovatieve projecten gehonoreerd wat leidde tot in totaal ruim € 180 mln aan verleende subsidie. Nieuwe producten, processen en diensten hebben bijgedragen aan het versterken van het concurrentievermogen van de Nederlandse economie. Juist in economisch zware tijden was intensieve samenwerking tussen de verschillende triple helix partners – kennisinstellingen, overheid en bedrijfsleven – noodzakelijk.

Dit laatste programmajaar kende voor vijf programmagebieden twee tenders. Voor beide tenders geldt dat beschikbare budgetten zijn overvraagd. In de eerste tender 2010 zijn in totaal 35 projecten gehonoreerd met een totale EL&I bijdrage van € 24 mln. In de tweede tender 2010 zijn in totaal zijn ruim 90 projectaanvragen ingediend. Begin 2011 wordt besluitvorming over deze aanvragen afgerond. In programmagebied Noord Nederland werd niet gewerkt met een tendersystematiek maar staat de regeling het gehele jaar open. In 2010 zijn in totaal in Noord Nederland 27 projecten gehonoreerd met een totale subsidieomvang van bijna € 34 mln.

In 2010 is Pieken in de Delta geëvalueerd, waarbij gekeken is naar effectiviteit en efficiency van het instrument 66. De evaluatie geeft aan dat de eerste effecten zichtbaar zijn. Deze hebben betrekking op de verbeterde samenwerking en kennisdeling tussen overheid, kennisinstellingen en bedrijven, versterking van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en het ontstaan van nieuwe producten en diensten. Ook het uitvoeringsproces verloopt goed. In 2010 zijn er wederom verbeterslagen gemaakt waardoor de looptijd waarin het subsidieproces verloopt is gereduceerd. EL&I creëerde met Pieken in de Delta ook een hefboom door de piekenvisie, sterker maken wat sterk is, te verbinden met agenda's binnen EL&I en die van andere departementen. Uit oogpunt van de kerntaken van provincies die beschreven zijn in het Regeerakkoord, wordt de subsidieregeling Pieken in de Delta niet verlengd.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

begroting

prestatie-indicatoren

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde

Pieken in de Delta: Gevraagde subsidie als percentage van het budget 1

106 %

93 %

178 %

n.n.b.

Minimaal

100 %

Pieken in de Delta: Totale projectkosten als percentage van de totale beschikbare subsidie1

Bron: Agentschap NL

315 %

340 %

325 %

n.n.b.

Minimaal

300 %

X Noot
1

De waarden 2007 t/m 2009 zijn ten opzichte van de begroting 2010 geactualiseerd op basis van recente gegevens.

Sterke Regio’s

De ambities van Pieken in de Delta worden mede gerealiseerd door de projecten uit Sterke Regio’s. Voor vier regio’s is afgelopen kabinetsperiode € 129 mln beschikbaar gesteld, bedoeld voor ambitieuze investeringen die het internationale vestigingsklimaat versterken. In 2010 zijn de volgende twee projecten gehonoreerd, met een subsidiebijdrage van in totaal € 25,8 mln:

  • Institute for Global Justice (oprichten van een innovatief kennisinstituut op gebied van recht, vrede en veiligheid door het bundelen van (inter-) nationale kennis en expertise) en

  • Amsterdam Connecting Trade, Koppeling Ongestoord Logistieke Verbinding – Greenport Aalsmeer (een goede logistieke verbinding voor vrachtverkeer tussen de veiling en Schiphol).

In totaal is tot en met 2010 vanuit Sterke Regio’s ruim € 108 mln subsidie toegekend (circa 1/3 van de totale projectkosten) aan negen projecten, verdeeld over de vier toonaangevende gebieden. De totale uitgelokte investeringen tot en met 2010 bedroegen € 205 mln.

Prestatiegegevens
   

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicator

2008

2009

2010

Streefwaarde 2011

Uitgelokte investeringen

Bron: EL&I

€ 86 mln

€ 173 mln

€ 205 mln

€ 375 mln

Structuurfondsen/EFRO-cofinanciering (periode 2007–2013)

In 2010 hebben de programma’s de voortvarende start uit weten te bouwen en dat zorgt er voor dat met name de innovatieprioriteit zeer goed loopt, de beschikbare middelen zijn bijna volledig gecommitteerd. De overige twee prioriteiten, het aantrekkelijk maken van steden en regio’s als vestigingsplaats voor mensen en bedrijven, lopen volgens planning.

In 2006 heeft Nederland een zogenoemde Gele kaart ontvangen van de Europese Commissie, nadat systematische tekortkomingen waren geconstateerd in het beheer van de structuurfondsenprogramma’s. Het daarop gebaseerde Nationale Actieplan, met verbeteracties, is inmiddels afgerond en daarmee is ook de gele kaart van tafel. Verder zijn in 2010 stappen gezet in de verbetering van de beheersystemen. Tot slot heeft 2010 beleidsmatig in het teken gestaan van de discussie rond de toekomst van het Cohesiebeleid/structuurfondsen in Europa.

De meest recente vastgestelde cijfers omtrent uitgelokte investeringen dateren van 2009. In verband met de in opstart verkerende programma’s zijn om een beeld te schetsen over de mate waarin investeringen worden uitgelokt, worden de committeringen benoemd, waar de gerealiseerde investeringen later uit volgen.

Het aantal grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden ligt momenteel op schema. Voor deze indicator wordt in 2011 een lagere realisatie dan de streefwaarde voorzien door gewijzigd beleid, waarbij de nadruk is komen te liggen op het ondersteunen van grotere projecten en clusterregelingen. Dit heeft tot gevolg dat minder middelen beschikbaar zijn voor kleine en respectievelijk individuele projecten, wat consequenties heeft voor het totaal aantal geregistreerde samenwerkingsverbanden.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicatoren

2008

2009

2010

Streefwaarde 2015

Uitgelokte investeringen (exclusief rijkscofinanciering) (cumulatief) 1

Bron: Jaarverslagen MA’s D2-programma’s

€ 151 mln

€ 759 mln

nog niet bekend

€ 324 mln.

Grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden (projecten) (cumulatief)

Bron: projectenlijst websites D3-programma’s

67

161

207

770

X Noot
1

De realisatiewaarden betreffen de aangegane committeringen.

Bedrijventerreinen

De provincies hebben zoals afgesproken in het convenant in 2010 provinciale herstructureringsprogramma’s (PHP) opgesteld. Op basis van de beoordeling van de PHP’s is besloten om de voormalige Topper middelen tot en met 2013 via een decentralisatie-uitkering te decentraliseren naar het Provinciefonds. Daarnaast is een deel van de toegekende middelen voor Topprojecten, die in uitvoering zijn, gedecentraliseerd naar het Gemeentefonds.

De «Noordanuspilots» die in 2009 zijn gestart, zijn in 2010 nog niet allemaal volledig afgerond. De pilots worden in 2011 afgerond.

Op advies van de Commissie FES bedrijventerreinen is aan de betreffende provincies door de minister EL&I, mede namens de minister van I&M aan acht herstructureringsprojecten van nationaal belang een financiële bijdrage toegekend uit de beschikbare FES middelen voor bedrijventerreinen.

Tenslotte is in samenwerking met het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de roadmap verzakelijking opgesteld. In het kader van deze roadmap zijn onder verantwoordelijkheidheid van de minister van I&M zes pilots geselecteerd om ervaring en kennis op te doen met publiek-private samenwerking bij de aanleg, beheer en herstructurering van bedrijventerreinen.

Toerisme

Met het toerismebeleid bevordert EL&I het inkomend bezoek naar Nederland.

EL&I heeft in de periode 2008–2010 ruim € 50 mln geïnvesteerd in het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC) voor de internationale marketing van Nederland en internationale congreswerving.

De cijfers laten zien dat het inkomend toerisme vanaf 2008 is gedaald, mede door de economische crisis. Ook de relatief dure euro heeft een dempend effect gehad op het inkomend toerisme. In 2010 heeft het aantal inkomende bezoekers zich, mede door de aantrekkende economie, weer hersteld tot het niveau van 2007.

Het NBTC heeft in samenwerking met het bedrijfsleven een aantal campagnes uitgevoerd voor versneld herstel van het inkomend toerisme: o.a. the City Break Campaign en het internationale evenementjaar «Holland Art Cities».

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Bevorderen level playing field

3.1

2010

2011

 
 

Benutten van gebiedsgerichte economische kansen

3.3

2011

2012

 

Effectonderzoek ex post

Kamers van Koophandel

3.2

2010

2010

Kamerstuk: 32 004, nr. 2

 

BMKB

3.2

2009

2011

 
 

Pilot microkredieten (distributie)

3.2

2010

2010

Kamerstuk: 31 311, nr. 35

 

Gebiedsgericht beleid (PiD)

3.3

2009

2010

Kamerstuk: 32 123 XIII, nr. 62

 

ROM’s

3.3

2009

2010

Kamerstuk: 32 123 XIII, nr. 60

 

Pilot microkredieten (financiering)

3.2

2010

2011

 
 

Subsidieregelingen Aanpak urgente bedrijfslocaties en Subsidieregeling bestrijding winkelcriminaliteit

3.3

2010

2011

 
 

Subsidieregeling innovatieve zeescheepsbouw

3.1

2010

2011

 

Overig evaluatie onderzoek

Kenniscentrum MVO

3.2

2010

2010

 

Toelichting

  • Bevorderen Level Playing Field: De beleidsdoorlichting van operationeel doel 3.1 wordt gecombineerd met de evaluatie van de subsidieregeling innovatieve zeescheepsbouw

  • Benutten van gebiedsgerichte economische kansen: Deze beleidsdoorlichting wordt gecombineerd uitgevoerd met een onderzoek door de OESO. De nieuwe titel van dit onderzoek is: Territorial review of spatial economic policy in the Netherlands.

  • BMKB: Naar verwachting wordt deze evaluatie in de eerste helft van 2011 aan de Tweede Kamer aangeboden.

  • Kenniscentrum MVO: De evaluatie is afgerond en wordt in de eerste helft van dit jaar aan de Tweede Kamer aangeboden.

  • Kansenzones Rotterdam: Gezien het eenmalige karakter van de regeling en de decentralisatie van het regionale beleid, zal het evaluatie onderzoek niet meer plaatsvinden.

Artikel 4 Doelmatige en duurzame energiehuishouding

Een doelmatige en duurzame energiehuishouding

Algemene doelstelling

Betrouwbare, betaalbare en duurzame energie. Deze drie doelstellingen uit het Energierapport 2008 72 stonden ook in 2010 weer centraal. Voor een duurzame economische ontwikkeling is een transitie naar een duurzame energiehuishouding nodig. Op het gebied van betaalbaarheid heeft de overheid in 2010 verdere stappen gezet om de concurrentie op de energiemarkt te vergroten en de markten dusdanig te ordenen dat afnemers (burgers en bedrijven) van hun vrijheid gebruik kunnen maken om te kiezen voor de leverancier die het best past bij hun behoefte. Nationaal is tevens vooruitgang geboekt ten aanzien van het functioneren van de gasmarkt, congestiemanagement, voorrang voor duurzame elektriciteit en investeringen in infrastructuur. Ten aanzien van ruimtelijke inpassing van nieuwe energie-infrastructuur is onder regie van de Minister van EL&I de besluitvorming ten aanzien van twee elektriciteitscentrales en de procedure over de Zuidring van hoogspanningsverbinding Randstad 360 kV afgerond. Om de concurrentiepositie van Nederland in de wereld te versterken en de voorzieningszekerheid te borgen wordt door de overheid doorlopend aandacht besteed aan energiediplomatie en samenwerking met andere landen. In dit verband werd in 2010 uitvoering gegeven aan het programma Gasrotonde. Hiervoor werd een samenwerkingsplatform tussen overheid en industrie opgericht. Ook de Noordwest-Europese samenwerking in het kader van het Pentalateraal Energieforum heeft bijgedragen aan betaalbaarheid en betrouwbaarheid van de energievoorziening. De elektriciteitsmarkten van Nederland, Duitsland, België, Frankrijk en Luxemburg zijn met elkaar gekoppeld en de marktregels met onze buurlanden zijn beter op elkaar afgestemd.

Om een duurzame energiehuishouding te realiseren, stimuleert EL&I de productie van duurzame energie, de verbetering van efficiency en een reductie van de CO2-emissie. De streefwaarde van 9% duurzame elektriciteitsproductie is al in de eerste negen maanden van 2010 bereikt. Vanaf 2011 geldt er geen aparte streefwaarde meer voor duurzame elektriciteitsproductie, maar maakt deze onderdeel uit van de doelstelling van 14% duurzame energieproductie in 2020. De eerste grote (windenergie)projecten in het kader van de stimulering duurzame energieproductie (SDE) zullen met de Rijkscoördinatieregeling tot stand komen (Zuidlob en Noordoostpolder). Ook is met de energie-intensieve industrie de Meerjarenafspraak energie-efficiency ondertekend en zijn met de Energie-Investeringsaftrek (EIA) investeringen in de productiecapaciteit van duurzame energie en investeringen in energiebesparende bedrijfsmiddelen gestimuleerd. De Duurzame Warmte regeling is gewijzigd met een aanzienlijke toename in aanvragen voor lucht/water- warmtepompen tot gevolg. Op een klein bedrag na is nu de complete financiële impuls van de Innovatie Agenda Energie aanbesteed.

Externe factoren

Onzekere factoren als internationalisering, investering in winning van olie en gas en de ontwikkeling van nieuwe (duurzame) technologieën dragen bij aan de onvoorspelbaarheid van de energietoekomst. Maar ook de prijs van energie, die sterk afhankelijk is van internationale ontwikkelingen op de markt voor vraag en aanbod, speelt een grote rol. De betaalbaarheid staat hierbij onder druk doordat de winning van olie en gas kostbaarder wordt. De economische crisis leidde in 2009 tot een verminderde vraag naar elektriciteit, terwijl 2010 een herstel liet zien van de vraag naar elektriciteit met 1,5%. In de komende jaren wordt eveneens herstel van de economische groei en een daaraan gekoppelde groei van het elektriciteitsverbruik verwacht. 73 In 2010 heeft de gestage stijging van de olieprijs in 2009 zich voortgezet, zij het minder hevig. Ondanks de relatief positieve uitkomst van de klimaatconferentie in Cancun, is er nog geen sprake van een ambitieus wereldwijd klimaatregime. De economische recessie heeft daarnaast geleid tot een forse daling van broeikasgasemissies. Beide factoren hebben geresulteerd in relatief lage prijzen voor CO2-emissierechten in de EU, hetgeen nadelig is voor investeringen in duurzame energie en energiebesparing.

Prestatiegegevens

Kengetallen

2003

2004

2005

2006

2007

2008

Energie intensiteit (toe/M€»00) Nederland

191

192

185

175

179

172

Energie intensiteit (toe/M€»00) EU 27

187

185

181

176

169

167

Energie intensiteit (toe/M€»00) Wereld

Bron: Eurostat

413

416

412

niet beschikbaar

niet beschikbaar

niet beschikbaar

Toelichting

De energie-intensiteit geeft inzicht in het energieverbruik en energie-efficiëntie. Het wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het bruto binnenlands energiegebruik (in ton olie equivalenten) en het bruto binnenlandse product (BBP in € mln; constante prijzen 2000). De energie-intensiteit in Nederland kent sinds 2004 een dalende trend die onderbroken is door een lichte toename in 2007. In vergelijking met de rest van de EU is de intensiteit in Nederland hoger dan het EU 27-gemiddelde. Dit is te verklaren door de relatief grote omvang van de energie-intensieve industrieën zoals de petrochemie- en tuinbouwsector. De waarden voor 2009 en 2010 zijn nog niet beschikbaar aangezien de statistieken van Eurostat met enkele jaren vertraging worden gepubliceerd. De getallen voor «de wereld» zijn standaard niet meer beschikbaar op Eurostat. Vanwege de tussentijdse aanpassingen die Eurostat uitvoert, zijn de waarden voor 2003 en 2005 (EU 27) en 2007 (Nederland) aangepast ten opzichte van de getallen in de begroting 2010.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 4: Doelmatige en duurzame energiehuishouding (in € 1 000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen (totaal)

1 172 544

1 213 516

1 949 003

8 171 322

353 411

7 817 911

Waarvan garantieverplichtingen

 

93 440

 

324 000

 

324 000

Programma gerelateerde verplichtingen

1 135 533

1 168 359

1 864 495

8 119 804

326 423

7 793 381

Markt en spelregels

      

OD 1: Optimale ordening en werking van de energiemarkten

      

– stadsverwarming

17 686

5 945

33 092

13 730

19 500

– 5 770

OD 2: Energievoorzieningszekerheid op korte en lange termijn

      

– Doorsluis COVA-heffing

84 864

83 334

93 464

88 646

81 998

6 648

– Leningen COVA (garantieverplichting)

 

93 440

 

324 000

 

324 000

– Beheer Mijnschadestichtingen

  

6

 

91

– 91

– O&O Bodembeheer

2 562

3 783

3 298

3 301

3 305

– 4

– Bijdrage aan diverse instituten

170

148

148

144

1 095

– 951

Basispakket

      

OD 3: Verduurzaming van de energiehuishouding

      

– Programma efficiency DG OI-deel

 

11 035

    

– Duurzame Energie (MEP, SDE en Tegemoedkomingsregeling)

828 089

840 198

1 521 989

7 298 427

17 866

7 280 561

– Overige uitgaven duurzame energie

1 452

351

332

40

 

40

– Duurzame Warmte

 

463

17 006

44 823

56 266

– 11 443

– CO2-reductieplan / Joint Implementation

8 980

1 694

30 099

170

9 180

– 9 010

– Carbon Capture and Storage

  

6 373

175 547

9 000

166 547

– Energie-innovatie

53 785

54 418

55 071

110 099

76 030

34 069

– TransitieManagement

83 865

18 252

18 269

23 336

10 593

12 743

– Bijdrage aan ECN

42 154

40 361

73 087

48 700

31 897

16 803

Algemeen

      

– Bijdrage Algemene Energie Raad

693

341

 

298

89

209

– Diverse proggrammauitgaven energie (HFR)

8 200

12 112

8 334

8 223

8 111

112

– O&O Energie

3 033

2 484

3 929

3 736

1 402

2 334

Apparaat gerelateerde verplichtingen

37 011

45 155

84 508

51 528

26 988

24 540

– Personeel DG ET

7 302

9 254

9 760

10 809

7 072

3 737

– Bijdrage aan agentschappen

25 025

30 840

69 790

34 636

15 468

19 168

– Apparaatuitgaven SodM

4 684

5 061

4 958

6 083

4 448

1 635

       

Uitgaven (totaal)

805 980

686 227

1 097 668

1 082 797

1 181 313

98 516

       

Ontvangsten (totaal)

5 748 739

8 338 406

9 540 591

5 790 691

5 379 172

411 519

– Terugontvangsten SenterNovem

1 031

1 253

247

544

 

544

– Geothermie

   

268

 

268

– Ontvangsten COVA

84 864

83 334

93 464

88 646

81 998

6 648

– Aardgasbaten

7 872 195

10 469 653

11 012 889

7 657 541

8 150 000

– 492 459

– Bijdrage aan het Fes

– 2 219 728

– 2 382 980

– 1 724 134

– 2 313 831

– 3 138 639

824 808

– Ontvangsten zoutwinning

2 023

2 050

3 831

2 443

1 761

682

– Ontvangsten Fes

6 157

116 594

128 176

238 060

228 902

9 158

– Diverse ontvangsten

2 195

48 501

26 118

117 020

55 150

61 870

Stadsverwarming

Het voor 2010 begrote bedrag was gebaseerd op ervaringscijfers uit voorgaande jaren. Uiteindelijk is gebleken dat elektriciteitsbedrijven minder declaraties hebben ingediend dan was geraamd.

Doorsluis COVA heffing en Ontvangsten COVA

De COVA heffing dient ter financiering van de kosten voor het aanhouden van noodvoorraden aardolie door de stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA).

De COVA heffing wordt geheven op transportbrandstoffen als ware accijns.

Deze middelen komen binnen op het onderdeel ontvangsten COVA en worden één op één via het uitgavenonderdeel COVA doorgesluisd naar deze stichting. De ontvangsten in 2010 waren hoger dan geraamd, omdat het volume waarover de heffing plaatsvond groter is gebleken dan geraamd. In 2010 zijn namelijk meer autobrandstoffen verbruikt. Dat is de reden dat de totale opbrengst uit de heffing hoger is uitgekomen.

Leningen COVA

Om de stichting COVA de komende jaren voldoende ruimte te geven voor het uitvoeren van haar taak is bij eerste suppletoire begroting 2010 het garantieplafond COVA verhoogd. Dit garantieplafond bepaalt de maximale hoogte van het geheel aan leningen dat de stichting COVA mag afsluiten om voorraden te verwerven. Dit heeft geen uitgavenmutatie tot gevolg.

Duurzame Energie

Ten opzichte van de oorspronkelijke raming is het verplichtingenbudget van de SDE opgehoogd om de aanvragen van een drietal aanwijzingsregelingen in behandeling te kunnen nemen:

  • de «regeling windenergie op zee 2009» (WOZ) van 24 november 2009 (Stcrt. 2009, 17851), met een budgetplafond van € 5 312 mln;

  • de regeling voor het toevoegen aan de SDE 2009 van twee nieuwe categorieën windenergie (NOP) van 29 december 2009 (Stcrt. 2009, 20345), met budgetplafonds van in totaal € 1 287 mln;

  • de «regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2010» (SDE 2010) van 25 januari 2010 (Stcrt. 2010, 962) met budgetplafonds van in totaal € 2 126 mln.

Daarnaast is sprake van een hogere realisatie bij de MEP als gevolg van de uitkomsten van de milieu steun kader (MSK) toetsen en de uitkomsten van bezwaar en beroep.

Duurzame warmte

Het verschil betreft het saldo van twee mutaties. In de eerste plaats een hoger dan geraamde realisatie (+ € 9 mln) op de subsidieregeling energie en innovatie, onderdeel Duurzame warmte voor bestaande woningen. Voor deze regeling is een bedrag gepubliceerd voor een meerjarige periode. Dit betekent dat niet van te voren duidelijk is in welk jaar de verplichtingen zullen worden aangegaan. In de loop van 2010 zijn middelen uit het FES beschikbaar gesteld.

In de tweede plaats een beperkter gebruik (– € 20 mln) van de garantieregeling Geothermie, die eerst niet geheel aan de behoefte voldeed. Om deze reden zijn in 2010 de voorwaarden aangepast en is de regeling weer opengesteld voor de periode 1 september 2010 tot 1 april 2011.

CO2-reductieplan/Joint Implementation

In 2010 zijn er geen nieuwe emissierechten aangekocht.

Carbon Capture and Storage

Bij suppletoire begroting is het verplichtingenbudget opgehoogd om de committering aan te kunnen gaan voor het door de Europese Commissie geselecteerde CCS – demonstratieproject van E.ON/Electrabel (ROAD project). Het betreft een subsidie, waarmee het E.ON/Electrabel project maximaal € 150 mln. zal ontvangen voor zowel de investeringsfase als de demonstratiefase van het project. Daarnaast is het verplichtingenbudget ook opgehoogd voor het CATO-2-project, het R&D programma voor CO2-afvang en -opslag.

Energie-innovatie

In de loop van 2010 zijn verplichtingen aangegaan in het kader van de Innovatieagenda Energie (bijvoorbeeld wind – op – zee, nieuw gas, HISARNA). Hiervoor zijn middelen uit het FES beschikbaar gesteld. Verder is een bedrag van € 8 mln. overgeheveld naar het ECN budget (zie toelichting bijdrage aan ECN).

Transitiemanagement

In het kader van het Unieke Kansen Programma zijn voor de projecten «Verduurzaming warmte en koude» en «Naar energieneutrale scholen en kantoren» middelen uit het FES beschikbaar gesteld.

Bijdrage aan ECN

Om te voorkomen dat ECN beslag legt op een onevenredig en onvoorspelbaar deel van de ruimte voor Energie onderzoek subsidie (EOS) – tenders, is ECN uitgesloten voor een deel van die tenders. Ter compensatie wordt er jaarlijks als aanvulling op het reguliere werkprogramma van ECN een aantal EOS – voorstellen van ECN toegekend buiten de EOS tenders om. In 2010 is € 8 mln overgeheveld van energie-innovatie naar ECN. Vanaf januari 2011 loopt de EOS-bijdrage af. Om ECN tegemoet te komen in de overgangsproblematiek die hiermee gepaard gaat, is een eenmalige overbruggingsbijdrage van € 9 mln beschikbaar gesteld.

O&O energie

Ten opzichte van de oorspronkelijke begroting is een aantal grotere opdrachten verstrekt rond de «gasrotonde» en voor de uitvoering van «Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur» (NAVI) projecten op het terrein van veiligheid van de voorzieningszekerheid van de sector energie.

Personeel DG ET

In de eerste suppletoire begroting 2010 is een personeelsbudget van € 1,8 mln van artikel 10 naar artikel 4 overgeheveld om een betere verdeling aan te brengen tussen de personeelsbudgetten van DG Energie (artikel 4) en DG Telecom (artikel 10) die sinds de samenvoeging tot DG Energie & Telecom via een standaard verdeelsleutel werden verdeeld.

Tevens is in de eerste suppletoire begroting 2010 een budget van € 0,9 mln vrijgemaakt voor extra capaciteit voor de uitvoering van onder andere Rijkscoördinatieregeling, de implementatie van Europese richtlijnen, duurzaamheidsbeleid, de elektrische auto en de innovatieagenda energie.

Tevens zijn bij eerste suppletoire middelen (€ 0,2 mln) overgeheveld vanuit O&O bodembeheer voor de uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO).

Bijdrage Agentschap NL

Dit onderdeel wordt belast voor de kosten voor uitvoering van regelingen door het Agentschap NL Het verschil met de oorspronkelijke begroting wordt verklaard doordat een deel van de budgetten voor deze uitvoeringskosten nog niet was overgeheveld vanuit de beleidsbudgetten, omdat op dat moment de precieze omvang van de uitvoeringskosten nog niet bekend was.

Aardgasbaten

De aardgasbaten op kasbasis zijn lager dan geraamd door een combinatie van factoren. De belangrijkste factor was dat de gasprijzen op handelsplaatsen (gasprijzen zonder koppeling met de olieprijs) aanmerkelijk lager waren dan geraamd. Voorts is een groter aandeel gas op handelsplaat-sen verkocht tegen deze lagere prijzen dan geraamd. Een andere factor is dat in de loop van het jaar de prijzen aantrokken terwijl het positieve effect hiervan eerst bij een eindafrekening in 2011 zal blijken. Dan zal het surplus, boven de in mei 2010 voor de rest van het jaar geprognotiseerde opbrengstprijzen, per kas worden ontvangen.

Het positieve effect van de hogere olieprijs en de hogere gasproductie konden de negatieve factoren niet opheffen.

Bijdrage aan het FES

De bijdrage aan het FES is lager dan de ramingen, omdat door de verschillende departementen minder is opgevraagd dan oorspronkelijk was voorzien.

Ontvangsten FES

In 2010 zijn met name meer uitgaven verricht aan duurzame warmte, waardoor een hoger dan geraamd bedrag aan FES gelden benodigd was.

Diverse ontvangsten

De oorspronkelijk in 2009 geplande veiling van CO2-emissierechten heeft uiteindelijk op 15 april 2010 plaatsgevonden. Er zijn 4 miljoen CO2-rechten geveild voor een totaalbedrag van € 55 mln. Eind 2010 hebben nog twee veilingen plaatsgevonden, daarbij zijn eveneens in totaal 4 miljoen CO2-rechten geveild voor een totaal bedrag van € 59 mln.

Markt en spelregels

Optimale ordening en werking van de energiemarkten

Operationele doelstelling 1

De energiemarkt voor consumenten ontwikkelt zich steeds meer als een markt die vergelijkbaar is met andere consumentenmarkten. Ook op de groothandelsmarkten is er vooruitgang geboekt. Het marktaandeel van nieuwkomers is de laatste jaren gestegen en ook de concentratie op de consumentenmarkt zet, afgezien van een stijging veroorzaakt door de overname van Essent door RWE, de ingezette daling voort. Het percentage consumenten dat overstapt van de ene naar de andere leverancier is licht gedaald ten opzichte van 2009 74, maar sinds de liberalisering van de energiemarkt in 2004 is inmiddels wel de helft van de consumenten veranderd van leverancier of contract. Er valt ook echt wat te kiezen, er bestaan grote prijsverschillen tussen leveranciers. Tegelijkertijd is, bijvoorbeeld, de transparantie op de markt nog steeds voor verbetering vatbaar. Zo blijkt uit onderzoek van de NMa onder prijsvergelijkingspagina’s, waar veel consumenten gebruik van maken, dat de informatie op deze pagina’s niet altijd volledig en begrijpelijk is. Het vergroten van de transparantie blijft een belangrijk aandachtspunt in het toezicht op de energiemarkt.

Warmtewet

Instrumenten en activiteiten

Begin 2009 is de Warmtewet (initiatiefwet) aangenomen die zich richt op de bevordering van betrouwbare en betaalbare warmtelevering zoals bij stadsverwarming. De voor 2010 beoogde inwerkingtreding is niet behaald. In 2010 is het wetsvoorstel verder uitgewerkt in lagere regelgeving. Ten aanzien van de warmtetarieven ging het daarbij om het bepalen van het «maximum» tarief en het «redelijk» tarief. Vervolgens konden de effecten van de Warmtewet voor bedrijven en afnemers van warmte in kaart worden gebracht. De resultaten van dit onderzoek zijn voor de Tweede Kamer aanleiding geweest te verzoeken om een aantal aanpassingen in de wet te doen. De voorbereidingen hiervan zijn in de tweede helft van 2010 gestart. De verwachting is dat het nieuwe wetsvoorstel in het voorjaar van 2011 aan de Kamer wordt verzonden.

Wet onafhankelijk netbeheer

De Wet onafhankelijk netbeheer splitst energiebedrijven in een onafhankelijk netwerkbedrijf en een energiebedrijf met commerciële energieactiviteiten. Daarmee blijft de overheid 100% eigenaar van de netwerken. In juni 2010 heeft het Gerechtshof in Den Haag uitspraak gedaan in een zaak die door drie energiebedrijven tegen de splitsing was aangespannen. Deze bedrijven werden door het hof in het gelijk gesteld. Tegen deze uitspraak is vervolgens cassatie aangetekend. De nog ongesplitste energiebedrijven Delta en Eneco zijn daarom niet verplicht te splitsen in ieder geval tot het moment dat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan in cassatie. Daarnaast is in 2010 een wijziging van de elektriciteits- en gaswet aangenomen waarin het verbod tot privatisering van netten en netbeheerders in de wet is bestendigd.

Wet marktmodel

De wet marktmodel is gericht op de verbetering van de dienstverlening aan kleinverbruikers in de elektriciteits- en gasmarkt. De invoering van het leveranciersmodel en de introductie van de op afstand uitleesbare meter zijn vertraagd omdat de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel nog niet is afgerond. In 2010 is een novelle met een aantal aanpassingen op het oorspronkelijke wetsvoorstel door de Tweede Kamer aangenomen. Deze novelle was eind 2010 nog in behandeling in de Eerste Kamer.

Herziening reguleringskader netbeheer

Het voornemen in 2010 te komen tot indiening van een wetsvoorstel ter herziening van het reguleringskader voor het netbeheer elektriciteit en gas is uitgesteld met het oog op het voornemen om in 2011 een nieuw Energierapport te publiceren. Herziening van het reguleringskader wordt overwogen, teneinde de toekomstvastheid van het reguleringskader te verzekeren in het licht van de veranderende markteisen die aan de netten gesteld worden.

Congestiemanagement en voorrang voor duurzaam

Het wetsvoorstel waarin congestiemanagement en voorrang voor duurzaam is vastgelegd is eind 2010 door de beide Kamers aangenomen. Vanwege vraagtekens bij de conformiteit van de voorgestelde kostenallocatie bij congestiemanagement met het Europees recht is dat onderdeel uiteindelijk niet in de wet opgenomen. Het punt van de wijze van kostenallocatie krijgt in 2011 een vervolg. Door deze vertraging is ook de onderliggende regelgeving (besluit congestiemanagement) in 2010 niet in procedure gebracht. Ook dit vindt in 2011 plaats. Medio 2010 zijn wel op grond van de ministeriële regeling «betere benutting transportcapaciteit» zogenaamde codewijzigingen doorgevoerd, op basis waarvan congestiemanagement bij een tekort aan transportcapaciteit al kan plaatsvinden.

EU-wetgeving met betrekking tot het derde liberaliseringpakket energiemarkt

Met het derde pakket energierichtlijnen wordt een beter werkende interne markt voor gas en elektriciteit beoogd. Eind 2010 is het conceptwetsvoorstel ter implementatie van de derde energierichtlijnen afgerond en naar de Raad van State gestuurd voor advies. Behandeling in de Tweede Kamer zal plaatsvinden vanaf het voorjaar 2011. De formele implementatietermijn die afloopt op 3 maart 2011 zal daarmee overschreden worden. De voorbereidingstijd voor dit wetsvoorstel was nodig om de richtlijnen in te vullen op een wijze die goed paste binnen de systematiek van de Nederlandse wetgeving en om tot goed overgangsrecht te komen om op een verantwoorde wijze over te gaan van de huidige naar de nieuwe regelgeving.

De integratie van de Noordwest-Europese elektriciteitsmarkt

In november 2010 is de marktkoppeling tussen de markten van de Benelux-landen, Frankrijk en Duitsland gelanceerd. Daarnaast is een marktkoppeling ingevoerd tussen Noordwest-Europa en Scandinavië. Het project om de marktkoppeling uit te breiden om te komen tot een geïntegreerde Noordwest-Europese elektriciteitsmarkt heeft in 2010 een vertraging van een half jaar ondervonden vanwege de complexiteit van de benodigde handelssystemen in de betrokken landen en doordat het marktkoppelingsproces parallel werd uitgebreid naar Scandinavië.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicatoren

2006

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde 2010

Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit: HHI

Bron: Energiekamer

2 295

2 319

2 279

2 225

2 263

stabiliseren tussen 1800–2500

Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit: C3

Bron: Energiekamer

82%

82%

81%

80%

81%

Daling/lager

Concentratiegraad in de retailsector gas: HHI

Bron: Energiekamer

2 149

2 109

2 104

2 029

2 158

stabiliseren tussen 1800–2500

Concentratiegraad in de retailsector gas: C3

Bron: Energiekamer

79%

78%

79%

76%

79%

Daling/lager

Toelichting

De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1 800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1 800 en 8 000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt. Met betrekking tot de C3 en HHI hanteert de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) ieder jaar twee meetmomenten, te weten juni en december. De C3 en HHI over 2009 zijn ten opzichte van begroting 2010 aangepast en betreffen meer recente waarden bekend per 1 december 2009. De waarde voor 2010 is de waarde per 1 juli 2010. De waarden over 2010 zijn beide gedaald ten opzichte van de cijfers per 1 december 2009 wat overeenkomt met de streefwaarde.

Bevorderen van de voorzieningszekerheid

Operationele doelstelling 2

Ook in 2010 heeft de situatie met betrekking tot voorzieningszekerheid in Nederland zich positief ontwikkeld. Energie is beschikbaar en toegankelijk. Om ook op langere termijn over energie te kunnen beschikken heeft EL&I zich ingezet daar waar de marktwerking niet voldoende was en/of waar problemen op een (inter)nationaal niveau aangepakt moeten worden. Ook in 2010 is langs drie internationale lijnen bijgedragen aan de stimulering van voorzieningszekerheid: bilaterale relaties, Europees energiebeleid en inbreng in multilaterale organisaties. Deze internationale lijnen zijn van belang omdat in toenemende mate energie uit het buitenland geïmporteerd wordt.

Instrumenten en activiteiten

De instrumenten en activiteiten ter bevordering van de voorzieningszekerheid zijn door de Minister van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie ingezet en uitgevoerd. Zonder uitzonderingen of afwijkingen ten opzichte van de gestelde doelstellingen in de begroting van 2010 hebben deze het gewenste resultaat geleverd. Het betreft hier de doelstellingen op het gebied van bilaterale relaties, multilaterale relaties, EU-wetgeving op het gebied van voorzieningszekerheid, de Mijnbouwwet, het oliecrisisbeleid, de veiligheid en bescherming van vitale energie-infrastructuur, de regie op ruimtelijke inpassing van nieuwe infrastructuur en de gasrotonde.

Prestatiegegevens
     

Realisatie

Kengetallen

2006

2007

2008

2009

2010

1. Gewonnen volume aardgas kleine velden

Bron: TNO

36 mld Sm3

38 mld Sm3

36 mld Sm3

34 mld Sm3

32 mld Sm3

2. Aantal boringen exploratie en evaluatie onshore en offshore

Bron: TNO

17

10

13

15

12

3. Aantal boringen productie onshore en offshore

Bron: TNO

23

21

14

28

35

4. Elektriciteitsstoring in minuten per jaar

Bron: EnergieNed

36 min.

33 min.

22 min.

26,5 min.

34 min.

5. Productie aardgas totaal

Bron: TNO

71 mld Sm3

68 mld Sm3

79 mld Sm3

74 mld Sm3

86 mld Sm3

6. Euro/dollarkoers

Bron: CPB

1,26

1,37

1,47

1,39

1,33

7. Olieprijs (dollar/vat)

Bron: CPB

65,10

72,52

97,0

61,5

79,5

Toelichting

  • In het kader van voorzieningszekerheid is het van belang dat het aardgas dat zich bevindt in de Nederlandse kleine velden ook wordt gewonnen. Het gaat hier om de productie uit reeds ontdekte velden (tabel: kengetallen 1, 3 en 5) en het exploreren van nieuwe velden (kengetal 2). De sterke groei in het aantal boringen (kengetal 3) is geheel te danken aan de herontwikkeling van Schoonebeek (olie). De minister stelt de randvoorwaarden middels het scheppen van een concurrerend mijnbouwklimaat, marktpartijen nemen de productie en exploratie voor hun rekening. Kengetal 1 geeft de totale hoeveelheid gewonnen gas uit kleine velden (onshore en offshore). Hiervan was in 2010, 11 miljard m3 onshore en 22 miljard m3 offshore. Kengetal 5 geeft de totale aardgasproductie in Nederland, dus aardgas gewonnen uit kleine velden en het Groningerveld.

  • Het aantal storingsminuten (kengetal 4) per huishouden per jaar geeft een indicatie van de leveringszekerheid van elektriciteit.

  • De bepalende factoren (kengetallen 5 t/m 7) voor de geraamde aardgasbaten zijn de aardgasprijs, die gerelateerd is aan de prijs van olie in dollars, de euro/dollar koers en het volume van de verkopen.

Basispakket

Verduurzaming van de energiehuishouding

Operationele doelstelling 3

Verduurzaming van de energiehuishouding heeft als doel reductie van CO2 uitstoot, energiebesparing en het borgen van voorzieningszekerheid tegen de laagst mogelijke kosten. Om een betaalbare en zekere energievoorziening op de lange termijn te garanderen is verduurzaming nodig. Nederland wordt zo minder afhankelijk van vervuilende fossiele brandstoffen. Tevens versterkt dit concurrentiekracht en draagt het bij aan de Europese en mondiale doelstellingen op het gebied van CO2 reductie. Verduurzaming van de energiehuishouding kan onder meer gerealiseerd worden door het terugbrengen van CO2-uitstoot. In het kader hiervan is in 2010 naast enkele kleine projecten het Road Project gecommitteerd. Met betrekking tot energiebesparing is in 2010 onder meer de tweede tranche van de Innovatieagenda gecommitteerd. Voorzieningszekerheid kan geborgd worden door de ontwikkeling van alternatieve duurzame energiebronnen en de diversificatie van geïmporteerde energiebronnen. Er is gewerkt aan de Implementatie van de Europese richtlijn hernieuwbare energie. Het wetsvoorstel (wijziging van de wet Milieubeheer) is in 2010 ingediend bij de Tweede Kamer en in januari 2011 verzonden naar de Eerste Kamer.

Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE)

Instrumenten en activiteiten

In 2008 is het Besluit stimulering duurzame energieproductie (SDE) in werking getreden, als de opvolger van de subsidieregeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP). Op basis van de SDE zijn in 2010 voor het derde jaar subsidiebudgetten beschikbaar gesteld bij ministeriële regeling. Van de realisatie 2010 heeft ruim 60% betrekking op twee beschikkingen voor windenergie op zee, samen goed voor 600 MW. Deze beschikkingen zijn afgegeven op basis van de in november 2009 gepubliceerde tenderregeling voor windenergie op zee. Tegen een tweetal Wind op Zee (SDE)-subsidiebeschikkingen ad € 4,4 mld is door twee energieleveranciers bezwaar aangetekend. Agentschap NL heeft 22 november 2010 het bezwaar afgewezen. Hiertegen is beroep aangetekend bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). De verwachting van Agentschap NL is dat het CBb in de loop van 2011 uitspraak zal doen. Naar verwachting zal in 2011 nog een beschikking worden verleend, waarbij aan één van de partijen het restbudget wordt toegekend. Daarmee zal nog ruim 100 MW extra windvermogen op zee kunnen worden gerealiseerd. Ook is in 2010 een extra categorie aan de SDE toegevoegd waardoor de subsidiëring van grote STEG eenheden mogelijk is gemaakt. Er zijn hiervoor in 2010 echter geen aanvragen ingediend.

Subsidieregeling duurzame warmte voor bestaande woningen

De subsidieregeling duurzame warmte voor bestaande woningen stimuleert het nemen van duurzame energiemaatregelen in bestaande woningen. Het vrijgegeven budget tot en met 2010 was € 40 mln, waarvan € 32 mln voor zonneboilers en warmtepompen, € 4 mln voor lucht/water- warmtepompen en € 4 mln voor micro warmtekrachtketels (micro-wkk’s).

De regeling is in mei 2010 op twee punten gewijzigd. Allereerst is de subsidie nu ook effectief bij grotere zonneboilersystemen. Daarnaast is wijze van subsidiëren voor lucht/waterwarmtepompen aangepast van financiering per kWh naar financiering per lucht/waterwarmtepomp.

De aanvragen die ultimo 2010 zijn ontvangen tellen als volgt op:circa € 29,3 mln voor zonneboilers en warmtepompen, € 4 mln voor lucht/water- warmtepompen en circa € 2,7 mln voor micro-wkk’s. Hieruit valt af te leiden dat alleen de vraag voor micro-wkk’s achterblijft.

Het totaal aantal aanvragen tot en met 2010 komt op 14 800 wat neerkomt op 27 000 woningen.

Meerjarenafspraken Energie-efficiency (MJA’s)

Zowel de ETS bedrijven als de middelgrote bedrijven hebben met ondersteuning van de rijksoverheid in 2010 maatregelen genomen om de energie-efficiëntie te verbeteren. De effecten van deze maatregelen worden begin 2011 in kaart gebracht en zullen na de zomer 2011 bekend zijn.

CO2 afvang en opslag

Verduurzaming van de energiehuishouding wordt onder andere gerealiseerd door het terugbrengen van CO2-uitstoot en energiebesparing. In het kader van CO2 afvang en opslag (Carbon Capture and Storage, CCS) zijn twee kleine demonstratieprojecten van start gegaan (NUON-Bugnum en Corus). Daarnaast is het afgelopen jaar een groter demoproject gecommitteerd. Dit betreft het Road Project, een grootschalig demonstratieproject CCS-keten op de Maasvlakte Rotterdam. Het gaat hier om de bouw van een 250 MW CO2-afvanginstallatie bij de kolengestookte centrale van E.ON op de Maasvlakte. Verder is het CATO-2 project gecommitteerd, het R&D programma voor CO2-afvang en -opslag. Het project (2010–2015) is bedoeld voor verdere kennisontwikkeling en -toepassing, die nodig is om CO2-afvang en -opslag in Nederland op grote schaal te kunnen demonstreren en na 2020 commercieel toe te passen.

Energie innovatie

In 2010 is de tweede tranche van de Innovatieagenda Energie 2008–2012 gecommitteerd. Hiermee is een extra impuls (€ 67 mln) gegeven aan onder andere de biobased economy, energiebesparing in de gebouwde omgeving, energiebesparing in de industrie en windenergie op zee. Verder is in 2010 nagenoeg het totale subsidiebudget toegekend voor verschillende tenders van het instrument Energie Onderzoeksstrategie (EOS) toegekend. Tot slot is eind april 2010 de uitwerking van de in het Energierapport 2008 geschetste scenario's voor mogelijke inzet van kernenergie naar de Tweede Kamer verzonden.

Het percentage van het budget van het zevende EU/kaderprogramma thema energie dat naar energieonderzoek gaat van in Nederland gevestigde instituten en bedrijven. De EU ondersteunt alleen de meest innovatieve en ambitieuze projecten.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Kengetal

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Kwaliteit van het Nederlandse energieonderzoek gemeten als percentage van het zevende EU kaderprogramma thema energieBron Europese Commissie

Bron: EG-Liaison

17%

6,8%

6,9%

8,3%

7,5%

nog niet bekend

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicatoren

Basiswaarde

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde 2010

1. Duurzaam elektriciteitsproductie

Bron: CBS

6,2%

(2005)

6%

7,5%

9%

9% 1

9% in 2010

2. Duurzaam energieproductie

Bron: CBS

2,4% (2005)

2,9%

3,5%

3,9%

nog niet bekend

20% in 2020

3. CO2-uitstoot sectoren industrie/energie

Bron: Agentschap NL, Nederlands nationaal toewijzingsplan broeikasemissierechten 2008–2012

94 Mton (1990)

112 Mton

109,2 Mton

109,2 Mton

109,2Mton

109,2 % 2008–2012

– waarvan: absoluut plafond sector industrie/energie voor bedrijven die vallen onder het emissiehandelssysteem

Bron: Agentschap NL, Nederlands nationaal toewijzingsplan broeikasemissierechten 2008–2012

 

79,9 Mton

86,8 Mton

86,8 Mton

86,8 Mton

87 Mton 2008–2012

4. Vermeden CO2-uitstoot voor 2012 via Joint-Implementation (JI) en gegroende Assigned Amount Units (AAU’s)

Bron: Nederlandse Emissieautoriteit

   

5,2 Mton

8,4Mton

20 Mton periode 2008 –2012

X Noot
1

Betreft gemiddelde over de eerste 3 kwartalen

Toelichting

  • 1. Het aandeel van het nationale elektriciteitsverbruik dat wordt opgewekt met behulp van hernieuwbare technieken. Op basis van het nieuwste rapport van het CBS zijn de waarde voor Duurzame elektriciteitsproductie voor 2005 en 2009 aangepast. Het getal voor 2010 geeft het gemiddelde weer van de eerste drie kwartalen. De streefwaarde van 9% in 2010 is reeds in de eerste negen maanden van 2010 bereikt.

  • 2. Het aandeel van het nationale energieverbruik waarvoor hernieuwbare technieken zijn omgezet in secundaire oftewel bruikbare energiedragers. Op basis van het nieuwste rapport van het CBS zijn de waarden voor Duurzame energieproductie 2007 en 2008 aangepast. De waarde voor 2010 is nog niet in het rapport opgenomen. In het regeerakkoord, verschenen op 30 september 2010, heeft het nieuwe kabinet kenbaar gemaakt aan te sluiten bij de Europese doelstelling van 14%.

  • 3. Maximale hoeveelheid broeikasgasemissies in de totale industrie en energiesector in Mton. Een deel van de sector neemt deel in het emissiehandelssysteem (ETS). Het emissieplafond is het maximum aan broeikasgassen in absolute hoeveelheden dat deelnemende inrichtingen gedurende de periode 2008–2012 mogen uitstoten of moeten compenseren ia het emissiehandelssysteem. Met de grote energiegebruikers die niet aan het ETS deelnemen worden convenanten afgesloten. Omdat de reikwijdte van de sector industrie/energie is vergroot, is ook de basiswaarde voor 1990 hoger geworden dan in eerdere jaarverslagen stond gegeven. De reikwijdte is vergroot doordat de definities zijn verruimd en er dus meer installaties onder het ETS vallen dan eerst.

  • 4. JI (Joint Implementation) en gegroende AAU's (Assigned Amount Units) zijn mechanismen, vastgelegd in het Kyoto Protocol, die geïndustrialiseerde landen kunnen gebruiken in het kader van hun doelstellingen ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.

JI houdt in dat geïndustrialiseerde landen projecten financieren voor broeikasgasreducties in andere geïndustrialiseerde landen, die eveneens onder het Kyoto Protocol vallen (met name Oost-Europese landen). Zij mogen dan de bereikte besparing van hun eigen emissies aftrekken. AAU's zijn de Kyoto quota die aan landen worden toebedeeld. Sommige landen met een verplichting op grond van het Kyoto Protocol hebben emissieruimte over die zij mogen verkopen in de vorm van AAU's. Bij groene AAU's wordt de opbrengst van de verkoop voor CO2-uitstoot vermindering aangewend. De doelstelling voor de vermeden CO2-uitstoot, te behalen via JI, is 20 Mton, te realiseren over de periode 2008–2012. Van de 20 Mton was eind 2010 8,4 Mton geleverd, oftewel bijgeschreven op de Nederlandse JI-rekening die door de NEa wordt beheerd. Dit zijn allen emissiereducties die in de periode t/m 2009 zijn gerealiseerd. In 2011 worden de emissiereducties die in 2010 gerealiseerd zijn bijgeschreven. De bron van de indicator is gewijzigd.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Verduurzaming van de energiehuishouding

4.3

2009

2010

Kamerstuk: 31 209, nr. 117;

Rapport Brede Heroverweging Energie en Klimaat, april 2010

Overig evaluatie onderzoek

Tussenevaluatie SDE

4.3

2010

2010

Kamerstuk: 31 239, nr. 103

Artikel 5 Internationale Economische Betrekkingen

Algemene beleidsdoelstelling

Verbeteren van het klimaat voor internationale handel en investeringen en vergroten van de Nederlandse internationale participatie om de concurrentiekracht van de Nederlandse economie te vergroten

De wereldeconomie is in 2010 weer wat opgekrabbeld, maar de groei in de voor ons belangrijkste handelspartners, de andere EU-lidstaten en de Verenigde Staten, zal ook de komende jaren beperkt blijven. De groei zal daarentegen met name te vinden zijn in de opkomende economieën, waar de rol van de Staat groter is dan in de traditionele afzetmarkten van het Nederlandse bedrijfsleven. De gevolgen van de verschuivende economische machtsverhoudingen in de wereld voor de Nederlandse economie zijn in 2010 door EL&I nader verkend. Uit dit onderzoek blijkt dat de verschuiving in de machtsverhoudingen effecten heeft op internationale ondernemers, zowel direct (bijvoorbeeld het gebied van markttoegang), als indirect (door bijvoorbeeld volatiele grondstoffenprijzen). Economische diplomatie wordt een steeds belangrijker instrument om belemmeringen voor het Nederlandse bedrijfsleven weg te nemen en kansen te verbeteren en zal dan ook een zwaardere component worden van het werk van ambassades en consulaten. Daarnaast dient Nederland nauw betrokken te zijn bij de economic governance (het pallet aan samenwerkingsfora: multilateraal, plurilateraal/EU en bilateraal) waarin de opkomende economieën zowel een zwaarder gewicht als meer verantwoordelijkheden moeten krijgen.

Nederland heeft zich in 2010 sterk ingezet om protectionistische maatregelen als gevolg van de crisis tegen te gaan. De mate van protectionisme is in 2010 uiteindelijk meegevallen, maar oplettendheid is geboden. Eenmaal genomen maatregelen worden maar zeer beperkt teruggedraaid en de omstandigheden die tot protectionistische maatregelen leiden, zoals bijvoorbeeld hoge werkloosheid en beperkte groei, houden naar alle waarschijnlijkheid nog wel even aan.

Onverminderd wordt gestreefd naar het afronden van de Doha-ronde. Ook in G20 verband zijn uitspraken gedaan over het spoedig afronden van de Doha ronde, maar er is nog geen akkoord gesloten. Aan het eind van 2010 is er weer schot in de Doha-onderhandelingen gekomen, wat in 2011 alsnog tot een positief resultaat kan leiden.

EL&I heeft zich ook gericht op het afsluiten van bilaterale vrijhandelsakkoorden met voor Nederland grote economische voordelen. Meest noemenswaardig is het ondertekenen van het vrijhandelsakkoord met Zuid-Korea, dat medio 2011 voorlopig in werking zal treden, en het afronden van de onderhandelingen met Colombia en Peru en met Centraal-Amerika. Ook het (her)starten van de onderhandelingen met Mercosur, Singapore en Maleisië is van belang.

In het laatste kwartaal van 2010 werd een begin gemaakt met verdere aanscherping van het beleid op het terrein van internationaal ondernemen. Hierin zullen de sterkere nadruk op economische diplomatie uit het regeerakkoord, de aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting en de benodigde bezuinigingen op het instrumentarium tot uitdrukking komen.

Externe factoren

In 2010 trok de wereldhandel weer aan, na een forse krimp in 2009. Ook de Nederlandse handel groeide weer. Volgens de laatste ramingen van het CPB groeide de Nederlandse uitvoer in 2010 met 12¾% en de invoer met 12½%.

Voor 2011 verwacht het CPB dat de relevante wereldhandel met 6¼% stijgt. De wereldhandel is van groot belang voor onze economie: volgens de vuistregel van het CBS leidt 4% groei van de relevante wereldhandel tot 1% groei BNP.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Kengetallen

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Kengetallen

2008

2009

2010 1

Ambitie 2010

Export van goederen

Bron: WTO World Trade Report 2010

5

5

n.n.b.

Top 10

Import van goederen

Bron: WTO World Trade Report 2010

7

7

n.n.b.

Top 10

Export van diensten

Bron: WTO World Trade Report 2010

10

10

n.n.b.

Top 10

Import van diensten

Bron: WTO World Trade Report 2010

11

9

n.n.b.

Top 10

Uitgaande stand directe buitenlandse investeringen

Bron: UNCTAD

5

5

n.n.b.

Top 10

Inkomende stand directe buitenlandse investeringen

Bron: UNCTAD

7

8

n.n.b.

Top 10

n.n.b. = nog niet bekend

X Noot
1

Het World Trade Report 2011 en UNCTAD World Investment Report 2011 met daarin de cijfers voor 2010 zijn in juli beschikbaar.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 5: Internationale economische betrekkingen (in € 1 000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen (totaal)

143 261

129 645

150 378

148 875

135 553

13 322

Waarvan garantieverplichtingen

12 957

10 080

    

Programma gerelateerde verplichtingen

133 871

122 634

144 120

142 385

128 956

13 429

Markt en spelregels

      

OD 1: Het internationale handels- en internationale investeringsverkeer verder vrijmaken en de economische rechtsorde versterken

      

– Bijdr.aan div. org. Basispakket

4 201

4 176

4 528

4 282

4 526

– 244

OD 2: Bevorderen internationaal ondernemen

      

– Herverzekering SENO/GOM (garantieverplichting)

10 957

10 080

    

– PESP

6 891

4 854

2 986

2 065

1 500

565

– PSB

11 988

12 481

15 027

14 996

15 000

– 4

– Instrumentele uitgaven EVD

6 715

6 289

7 574

5 623

5 753

– 130

– Acquisitie van buitenlandse bedrijven

2 358

1 186

1 601

1 625

6 323

– 4 698

– TA-OM

253

440

    

– (I)FOM (garantieverplichting)

2 000

     

– Trustfunds

2 500

1 500

2 541

   

– PUM

2 615

1 962

2 798

553

1 962

– 1 409

– Bijdrage DG BEB aan EVD voor deelopdrachten

29 453

29 959

33 351

31 129

30 791

338

– Bijdrage DG BEB aan agentschappen voor financiële instrumenten

6 941

7 671

8 839

8 652

8 944

– 292

– Bijdrage DG BEB aan EVD-NFIA

6 464

13 192

7 115

6 825

7 017

– 192

– Overig (Wereldexpo 2008 en 2010)

308

777

10 968

6 272

3 201

3 071

– Progr. Internationalisering Beroepsonderwijs (PIB)

2 023

3 865

1 819

240

 

240

Programmatisch pakket

      

OD 3: Het gericht ondersteunen van het bedrijfsleven in kansrijke sectoren op buitenlandse markten

      

– PSOM

34 754

6 403

7 274

568

 

568

– Programmatisch Pakket

998

14 630

28 131

11 058

16 079

– 5 021

– Faciliteit transitielanden

  

7 458

26 417

20 722

5 695

– 2g@there

   

20 819

6 000

14 819

Algemeen

      

– Beleidsondersteuning

2 452

3 169

2 110

1 260

1 138

122

Apparaat gerelateerde verplichtingen

9 389

7 011

6 258

6 490

6 597

– 107

– Personeel BEB

9 389

7 011

6 258

6 490

6 597

– 107

       

Uitgaven (totaal)

129 849

128 065

123 101

130 470

124 577

5 893

       

Ontvangsten (totaal)

16 351

17 201

5 413

4 869

12 707

– 7 838

– Ontvangsten gemengde kredieten

2 000

1 988

1 973

1 539

681

858

– Ontvangsten uit garanties

11 101

10 348

  

10 000

– 10 000

– Terugontvangsten AGNL

1 116

825

1 007

   

– Ontvangsten uit het FES fonds

1 190

2 026

892

467

892

– 425

– Diverse ontvangsten DG BEB

944

2 013

1 541

2 862

1 134

1 728

Acquisitie buitenlandse bedrijven

In 2009 is opdracht gegeven voor de inrichting van een Strategische AcquisitieUnit (SAU) op de aandachtgebieden Chemie en Food & Nutrition. In 2010 is de einddatum van deze pilot verlegd naar medio 2011. Eerst na evaluatie van de pilot medio 2011 zal beslist worden of er opdracht voor de resterende modules gegeven zal worden. In 2010 heeft derhalve beperkt realisatie plaatsgevonden op het beschikbare budget.

Overige (Wereldexpo Shanghai)

In de oorspronkelijke begroting was hiervoor nog geen bedrag opgenomen. Bij suppletoire begroting zijn bijdragen van departementen en lagere overheden voor de Wereldtentoonstelling te Shanghai toegevoegd aan de EL&I-begroting. De realisatie betreft een vervolgverplichting aan Agentschap NL ter financiering van de volgende fase van de opdracht.

Overig programmatisch pakket

De oorspronkelijke raming was als gevolg van mutaties in het verleden te hoog ten opzichte van de opdracht gegeven aan Agentschap NL. De realisatie is in lijn met de gegeven opdracht.

Faciliteit transitielanden

In het startjaar van de faciliteit (2009) zijn er meer aanvragen ingediend dan konden worden behandeld door Agentschap NL. In 2010 is aanvullend budget vrijgemaakt om de resterende aanvragen 2009 te kunnen committeren. De totale realisatie over die twee jaar (2009–2010) gemeten is in lijn met de het beschikbare budget.

2g@there

Bij eerste suppletoire begroting 2010 heeft een ophoging van het budget plaatsgevonden om reeds ingediende aanvragen te kunnen committeren.

Ontvangsten uit garanties

Met ingang van 1 januari 2009 is de regeling Seno/Gom, inclusief de interne reserve, overgeheveld naar Ministerie van Financiën. Uit deze reserve mag volgens afspraak € 40 mln (verdeeld over 2009–2012) worden aangewend voor de faciliteit transitielanden. De gerealiseerde uitgaven 2010 lagen op een dusdanig niveau dat in 2010 geen gebruik is gemaakt van deze mogelijkheid. De middelen blijven beschikbaar voor uitfinanciering van de verplichtingen in de komende jaren.

Markt en Spelregels

Een open internationaal handels- en investeringsverkeer en een versterkte, duurzame, internationale economische rechtsorde.

Operationele doelstelling 1

EL&I heeft zich middels haar lidmaatschap bij verschillende internationale handelsbevorderende regimes, zoals de WTO en de OESO, ingezet om de internationale handel verder te liberaliseren, protectionistische tendensen tegen te gaan en ook het duurzame karakter van internationale handel te bevorderen. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is ook in de internationale context niet meer weg te denken. Het afronden van de WTO-Doha Ronde staat nog steeds hoog op de agenda van EL&I. De gevolgen van de economische crisis tonen aan dat de behoefte aan multilaterale handelsafspraken onverlet groot blijft. Vooral totdat er zekerheid is wanneer de Doha-ronde zal worden afgerond, blijven bilaterale en regionale handelsafspraken belangrijk. Zo dienen verdere studies naar de mogelijke gevolgen van vrijhandelsovereenkomsten met verschillende landen uitgevoerd te worden. Bilateraal zijn er in 2010 successen behaald waaronder verschillende vrijhandelsakkoorden en investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBO’s) die afgerond zijn of zich in een afrondende fase bevinden.

Onderhandelingen in EU, OESO en WTO

Instrumenten en activiteiten

Nederland heeft zich in de EU en in de G20 sterk gemaakt voor bestrijding van protectionisme. Protectionisme naar aanleiding van de economische crisis heeft niet de overhand gekregen, vooral door samenwerking in WTO-verband en in de G20. De WTO heeft hiertoe, samen met de OESO en UNCTAD 85, per kwartaal in kaart gebracht welke maatregelen werden genomen die handel en investeringen zouden kunnen verstoren. Nu de crisis op zijn retour is richt de aandacht zich op het ongedaan maken van de genomen verstorende maatregelen.

Nederland heeft ook zijn invloed gebruikt om open multilaterale handel veilig te stellen en te bevorderen en om de handelspolitiek van de EU tot 2020 op een goede manier vorm te geven. De hoofdpunten van deze handelspolitiek zijn: open handel en investeringen zijn goed voor groei, banen en consumenten; onderhandelen over marktopening, multilateraal in WTO-verband (afronding van de lopende onderhandelingsronde) en bilateraal met o.a. naburige en ASEAN-landen 86; en meer aandacht voor bestrijding van – oneerlijke – handelsbelemmeringen van andere landen en op wederkerigheid, vooral bij overheidsopdrachten. Daarnaast wordt duurzaamheid benadrukt en wordt bezinning aangekondigd op opwaardering van betrekkingen met de VS, China, Japan en de Russische Federatie en op betere afstemming van Europese en internationale regelgeving ten aanzien van goederen en diensten.

Maatschappelijk verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen

Nederland heeft zich actief ingezet voor de update van de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen. De richtlijnen bevatten aanbevelingen die door de regeringen van de OESO lidstaten aan multinationale ondernemingen worden gedaan op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Begin 2010 is aangevangen met de update. Nederland heeft de voorzitter geleverd voor deze internationale werkgroep. De update is in 2010 ver gevorderd en zal naar verwachting in 2011 worden afgerond.

Voorts is in 2010 de regeling Internationaal Excelleren (operationele doelstelling 3) zodanig aangepast dat de eis om geen gebruik te maken van kinder- en dwangarbeid een plek krijgt als toetsingsgrond vóór, tijdens en na het investeringsproject. Indien aan deze eis niet wordt voldaan zal in beginsel subsidie worden teruggevorderd, tenzij een bedrijf aantoont dat het al datgene heeft gedaan dat redelijkerwijze verwacht mag worden om kinder- dan wel dwangarbeid bij het bedrijf zelf, zijn toeleverancier of de projectonderneming te voorkomen.

Tot slot is met intensieve betrokkenheid van EL&I onder leiding van het Ministerie van Financiën een wetsvoorstel opgesteld dat beoogt het niet melden van de aanwezigheid van kinder- en of dwangarbeid bij investeringsprojecten in het buitenland te kunnen beboeten. Dit wetsvoorstel is eind 2010 naar de Raad van State gegaan voor advies en zal naar verwachting in de loop van 2011 bij de Tweede Kamer worden ingediend.

Investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBO’s)

De onderhandelingen over de IBO met Marokko zijn in 2010 afgerond. De implementatie is nu nog een kwestie van ondertekening en het doorlopen van de nationale ratificatie procedures.

De onderhandelingen over een IBO met de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) zijn in mei 2010 stukgelopen. De VAE weigerde natuurlijke bronnen in de reikwijdte van de IBO op te nemen, waardoor het belang van een IBO met de VAE voor het Nederlandse bedrijfsleven verwaarloosbaar is.

Controle uitvoer strategische goederen (militair materieel en «dual use goederen»)

Het wapenexportbeleid is tijdens de demissionaire periode door de Tweede Kamer controversieel verklaard. Door de formatieperiode en kabinetwisseling zijn verschillende stukken die naar de Kamer zijn gezonden niet in behandeling genomen. Voor 2011 staat een Algemeen Overleg geagendeerd waarbij deze stukken alsnog aan de orde zullen komen. Hierbij zullen onder andere Kamerbrieven inzake de sanctiemaatregelen Iran aan bod komen. In oktober 2010 zijn in EU verband verscherpte maatregelen aangenomen die onder meer de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik naar Iran nog verder beperken dan in de eerdere sanctiemaatregelen. Deze verregaande handelsbeperkende sanctiemaatregelen hebben veel extra werk op het terrein van exportcontrole opgeleverd. De Wet Strategische Diensten is voor advies aan de Raad van State aangeboden.

Bilaterale economische samenwerking en vrijhandelsakkoorden

Een succes is geboekt met het overeenkomen van een nieuw stelsel van oorsprongsregels voor het Algemeen Preferentieel Stelsel (APS). Deze onderhandelingen liepen al sinds 2003. Het nieuwe stelsel is liberaler en ontwikkelingsvriendelijker dan het oude stelsel en is sinds 1 januari 2011 van toepassing.

Op het gebied van de bilaterale handelsovereenkomsten zijn in het afgelopen jaar vele successen geboekt. Meest noemenswaardig is hierbij het ondertekenen van het vrijhandelsakkoord met Zuid-Korea, dat medio 2011 voorlopig in werking zal treden, en het afronden van de onderhandelingen over handelsakkoorden met Colombia en Peru en met Centraal-Amerika. In de onderhandelingen voor deze laatstgenoemde vrijhandelsakkoorden heeft EL&I zich actief ingespannen om de belangen van het Nederlands bedrijfsleven in de akkoorden te waarborgen. De akkoorden houden daarbij specifiek rekening met het ontwikkelingsniveau van de betrokken partijen en bevatten bovendien afspraken over mensenrechten en duurzame ontwikkeling. In de twee laatstgenoemde akkoorden is bovendien specifiek rekening gehouden met het ontwikkelingsniveau van de betrokken partijen en zijn afspraken gemaakt over mensenrechten en duurzame ontwikkeling. In 2010 zijn ook besprekingen met het oog op vrijhandelsakkoorden met Singapore en Maleisië gestart. Ook hierin zet EL&I zich om het Nederlands belang maximaal te vertegenwoordigen.

Basispakket

Bevorderen Internationaal Ondernemen (inkomend en uitgaand)

Operationele doelstelling 2

Internationalisering van bedrijven draagt bij aan een welvarend, duurzaam en ondernemend Nederland. Open markten verbeteren namelijk de allocatie van productiemiddelen. Dit gegeven werd bevestigd in de beleidsdoorlichting Internationaal Ondernemen 2004–2008, Terugkijken met een Blik Vooruit, die op 9 juli 2010 aan de Tweede Kamer werd aangeboden 87. Internationaal ondernemen draagt bij aan economische groei, productiviteit, innovatie en dynamiek in de economie en leidt daarmee tot een groter verdienvermogen van ons land. Ook in het afgelopen jaar heeft EL&I zich via economische diplomatie en inzet van het bedrijfsleveninstrumentarium sterk gemaakt om knelpunten voor ondernemers te ondervangen en ondersteuning te bieden bij het verzilveren van kansen. Tevens behaalde het Netherlands Foreign Investment Agency uitstekende resultaten.

Economische missies en bilaterale bezoeken

Instrumenten en activiteiten

Ook in 2010 vonden verschillende economische missies (bezoeken met bedrijvendelegaties) plaats, zij het vaker dan in voorgaande jaren op hoogambtelijk in plaats van ministerieel niveau als gevolg van de politieke situatie in Nederland.

Economische missies hebben tot doel de toegang tot buitenlandse markten voor Nederlandse investeerders of bedrijven met exportplannen te vergroten of toetreding te vereenvoudigen. Hiervoor worden contacten op politiek en hoogambtelijk niveau en Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen ingezet.

Voormalig staatssecretaris Heemskerk leidde in januari 2010 een missie naar Panama; voormalig minister van der Hoeven leidde missies naar Rusland, Frankrijk en Brazilië en bezocht de Shanghai World Expo samen met het kroonprinselijk paar. Hoogambtelijk vonden economische missies plaats naar India, Rusland, Roemenië, Brazilië, Colombia en de Golfstaten.

Tevens bracht voormalig minister Van der Hoeven bilaterale bezoeken ter versterking van de economische relaties aan de Golfstaten, Indonesië, Rusland, Japan, Duitsland, Zweden, Noorwegen (staatsbezoek) en de Verenigde Staten.

Shanghai World Expo 2010

Van 1 mei tot 31 oktober 2010 heeft Nederland met het paviljoen «Happy Street» deelgenomen aan de Expo 2010 te Shanghai. «Happy Street» ontving 8,5 miljoen van de 73 miljoen Expo-bezoekers. Verschillende Nederlandse ministeries, provincies en steden organiseerden bijeenkomsten en seminars voor hun Chinese counterparts in de VIP-ruimte van het paviljoen. Deze seminars werden, ook door Chinese genodigden, goed bezocht en zorgden voor versterking van de relaties. Enkele voorbeelden zijn seminars over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (EZ) en Energie (EZ), de «meat and feed» en»potato» dagen (LNV), logistiek (VenW), de waterweek (Provincie Zuid-Holland in samenwerking met ministerie V&W) en Vrede en Recht (gemeente Den Haag). Het Nederlandse bedrijfsleven maakte ook gebruik van de VIP-ruimte voor eigen activiteiten. DSM heeft een geheel van kunststof composiet gemaakte brug ingewijd, de NAG presenteerde een model van een zero emission vliegtuig en TNT heeft een zero emission auto onthuld voor het rondbrengen van post. De definitieve financiële balans kan pas worden opgemaakt na de ontmanteling van het paviljoen.

Tijdelijk Aanvullende Staatskredietverzekering (TASK)

De TASK-regeling is per eind december 2010 beëindigd. Deze regeling in het kader van de kredietcrisis, ingevoerd na goedkeuring door de Europese Commissie en in nauwe samenwerking met de kredietverzekeraars, bood ondersteuning bij het op peil houden van kredietlimieten bij omzetpolissen. Inmiddels is de particuliere markt voldoende hersteld . De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 10 november 2010 88.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicatoren

2008

2009

2010

Streefwaarde 2010

EVD bereik algemeen – aantal instellingen in het klantenbestand van de EVD gedeeld door het aantal internationaal actieve bedrijven.

Bron: rapportages Agentschap NL (EVD)

42%

49%

59%

45%

Prepare2start (PSB) -aantal bedrijven dat o.b.v. PSB- internationaliseringsplan internationaal is gaan ondernemen

Bron: Agentschap NL, rapportage PSB

349

434

525

500

     

Kengetal

2008

2009

2010

Ambitie 2010

PUM – percentage aanvragen dat heeft geleid tot bedrijfscontacten met Nederlandse onderneming danwel waarvan het contact voorbereid of onderhanden is

Bron: PUM

40%

40%

nog niet bekend

31%

Acquisitie Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA)

In 2010 ondersteunde de NFIA 155 buitenlandse investeringsprojecten met een totale investeringswaarde van € 956 mln. Deze projecten zullen op termijn 3 021 nieuwe directe arbeidsplaatsen opleveren. Bij tien projecten is er sprake van behoud van arbeidsplaatsen, in totaal 772. Hiermee komt het totaal aantal arbeidsplaatsen voor 2010 uit op 3 793.

In 2010 waren er in totaal 18 projecten met een investeringswaarde van € 10 mln of hoger, met een gemiddelde waarde van € 44,6 mln. De gemiddelde investeringswaarde van de overige projecten is € 1,1 mln, vergelijkbaar met 2009.

Het gemiddeld aantal nieuwe arbeidsplaatsen per project in 2010 komt uit op 19. Inclusief behoud van werkgelegenheid komt het gemiddelde op 24 banen per project.

Ruim de helft (55%) van de 155 projecten is afkomstig uit Azië (met name uit Korea en China), gevolgd door Noord-Amerika (32%), en Europa (11%). Het aantal projecten uit Japan is ruim verdubbeld in vergelijking met 2009.

Het Cluster Strategische Acquisitie (CSA), dat beoogt tenminste 15 significante buitenlandse investeringen in Nederland aan te trekken in de periode 2010–2013, is sinds augustus 2010 volledig operationeel.

Het buitenlandnetwerk van NFIA werd in september 2010 uitgebreid met een steunpunt op het CG in São Paolo, Brazilië, dat door voormalig MEZ Van der Hoeven werd geopend.

Prestatiegegevens
   

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicatoren

2008

2009

2010

Streefwaarde 2010

Aantal getekende verzoeken tot ondersteuning door NFIA

Bron: Eigen registratiesysteem via web op basis van getekende intake-brieven

563

575

743

400

Omvang aangetrokken investeringen / aantal projecten

Bron: Confirmation letters zoals opgenomen binnen de Project Administratie van het Extranet (Achilles)

€ 667,08 mln/182 projecten

€ 3,14 mrd/155 projecten

€ 956 mln/155 projecten

€ 500 mln/130 projecten

Werkgelegenheid aangetrokken investeringen buitenlandse bedrijven

Bron: eigen systeem op basis van Webtechnologie

3 300

3 887

3 793

2 500

Programmatisch pakket

Het gericht ondersteunen van het bedrijfsleven in kansrijke sectoren op zowel binnen- als buitenlandse markten.

Operationele doelstelling 3

Het programmatisch pakket op het terrein van internationalisering richt zich op positionering van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen in sectoren waar Nederland sterk in is. Het biedt ondersteuning bij internationalisering, in het bijzonder op markten die sterk door overheden worden bepaald of beïnvloed en waar het bedrijfsleven zich zelfstandig lastig een plek verwerft. Economische diplomatie is ook hier een sleutelbegrip. In 2010 werden verschillende nieuwe programma’s gestart en bleek uit afgeronde 2g@there programma’s dat deze publiek-private samenwerking in veel gevallen aanzienlijke orders heeft opgeleverd voor de deelnemende bedrijven.

2g@there

Instrumenten en activiteiten

In 2010 zijn 9 nieuwe programma’s worden gestart. Deze programma's richten zich op havenontwikkeling in Zuid-Afrika, de maritieme sector in Turkije, glastuinbouw in Kenia, de voedselverwerkende industrie in India, stedelijke ontwikkeling in Roemenië, mode in Frankrijk en Italië, varkens in de Oekraïne en aardappels en varkens in China. Onder het innovatieprogramma Point One werd in 2010 de tweede fase gefinancierd voor Point One China, een programma dat zich richt op nieuwe strategische samenwerkingskansen met China.

In 2010 liep een aantal programma’s af die aantoonden dat deze vorm van samenwerking voor de deelnemende bedrijven tot het binnenhalen van grote orders kan leiden. Het waterprogramma in de Verenigde Staten leidde tot zo'n € 750 mln aan orders voor de diverse partijen, het programma met de maritieme sector in Duitsland en Rusland leverde reeds tientallen miljoenen euro's op en ook het programma met Nederlandse bedrijven in de muntenindustrie bracht al minimaal € 30 mln aan opdrachten op. Het programma voor de gaming industrie, boekte in 2010 diverse successen in Japan en op het terrein van bodemsanering werden successen behaald in de samenwerking op het terrein van milieustandaarden in China.

Package 4 Growth

Met Package 4 Growth (P4G) zijn afgelopen jaar verschillende Nederlandse ondernemers ondersteund bij het wegnemen van specifieke belemmeringen die zij ervaren op de snelgroeiende, competitieve markten van (vooralsnog) China en India, zoals informatieachterstand of financieringsbehoefte.

Er werden 3 aanvragen ontvangen voor het inkopen van informatie voor positioneringsactiviteiten op India en China. Deze mogelijkheid stond maar een deel van het jaar open en de verwachting is dat de vraag naar dit onderdeel van P4G verder zal aantrekken. Daarnaast werden elf investeringsaanvragen gehonoreerd waarmee bedrijven sneller en omvangrijker beoogde investeringen kunnen doen dan met eigen middelen of vreemd vermogen mogelijk was geweest. Tot slot werden 24 aanvragen gehonoreerd voor het verrichten van commercieel niet-haalbare exporten. Daarbij gaat het om steun bij de export van goederen en diensten die veelal nieuw zijn voor de betreffende markt en die anders voor de importeur te duur zouden zijn. Beoogd effect is dat bedrijven de voordelen van deze exportgoederen en -diensten kunnen ervaren om in de toekomst vervolgorders te genereren.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderzoek onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Internationaal Ondernemen 1

5.2/5.3

2009

2010

Kamerstuk: 30 991, nr. 9

Effectenonderzoek x post

FOM

5.2

2010

2010 2

 
X Noot
1

Betreft een gecombineerde beleidsdoorlichting van de drie in de begroting opgenomen beleidsdoorlichtingen op operationele doelstelling 2 en 3.

X Noot
2

Het onderzoek naar FOM is in december 2010 afgerond. De bevindingen worden, samen met de beleidsreactie, in het eerste kwartaal van 2011 aan de Kamer aangeboden.

Artikel 8. Economische analyses en prognoses

Algemene doelstelling

Het Centraal Planbureau (CPB) wil een breed vertrouwde bron van beleidsrelevante economische analyse zijn.

Het CPB heeft in 2010 de vier reguliere ramingen gepubliceerd. Zoals gebruikelijk is in het voorjaar het Centraal Economisch Plan verschenen en op Prinsjesdag de Macro Economische Verkenning 2011–2015. In juni en december verschenen korte tussentijdse updates. Voorts is een groot aantal beleidsrelevante economische analyses verricht. Bijzonder was het omvangrijke werk dat is verzet in het kader van de vervroegde verkiezingen, met name de middellange termijnraming voor de komende regeerperiode, de doorrekening van de verkiezingsprogramma’s en de doorrekening van het Coalitieakkoord. Al het werk van het CPB heeft als doel bij te dragen aan de beleidsvorming, zowel nationaal als internationaal. De CPB Nieuwsbrief is vier maal verschenen. Naast prognoses voor de Nederlandse en internationale economie bevatten de nieuwsbrieven artikelen over recent CPB-onderzoek.

Het CPB-onderzoek heeft in 2010 geresulteerd in 22 CPB Documenten, 28 CPB Discussion Papers en 7 bijzondere publicaties. Naast Keuzes in Kaart, de doorrekening van verkiezingsprogramma’s van 10 politieke partijen, waren andere spraakmakende projecten Vergrijzing Verdeeld, over de toekomst van de Nederlandse overheidsfinanciën, de scenariostudie The Netherlands in 2040 en Stad en Land, een studie naar grondprijzen, verstedelijking en ruimtelijke ordening.

Gezien de vele reacties op de publicaties, zowel in rechtstreekse contacten met politici, ambtenaren, wetenschappers en andere publieke actoren als in de media, worden de analyses en prognoses breed ontvangen en gebruikt door de regering, het parlement en overige maatschappelijke organisaties. Op grond daarvan kan worden gesteld dat de doelstelling ruimschoots is bereikt.

Externe factoren

De belangrijke externe factor waarmee het CPB werd geconfronteerd waren de vervroegde verkiezingen, die voor veel extra werk hebben gezorgd. Daarnaast was er de nasleep van de financiële crisis.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 8: Economische analyses en prognoses (in € 1 000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen (totaal)

13 189

13 580

14 586

14 931

13 506

1 425

– Apparaatuitgaven CPB

13 189

13 580

14 586

14 931

13 506

1 425

       

Uitgaven (totaal)

13 189

13 580

14 586

14 931

13 506

1 425

       

Ontvangsten (totaal)

1 876

2 065

2 570

2 073

1 643

430

Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000)
 

Raming 2010

Realisatie 2010

 

Formatie 1

Gemiddelde prijs

Bezetting1

Gemiddelde prijs

CPB- personeel

135,9

82,3

133,2

92,2

CPB- materieel

135,9

17,1

133,2

19,9

X Noot
1

formatie en gemiddelde bezetting is exclusief tijdelijk personeel en Young Professionals.

De gemiddelde prijs per fte op personeel en materieel in 2010 is hoger dan geraamd omdat er meer externe projecten zijn uitgevoerd (€ 0,4 mln) dan oorspronkelijk geraamd (€ 1,6 mln). De hiermee gepaard gaande hogere uitgaven leiden tot een hogere gemiddelde prijs. Hier staan eveneens hogere gerealiseerde ontvangsten uit extern gefinancierde projecten tegenover. Deze extra uitgaven en ontvangsten zijn bij tweede suppletoire begroting 2010 aan het budget van het CPB toegevoegd. Daarnaast is de gerealiseerde gemiddelde personele prijs per fte hoger dan begroot doordat als gevolg van de CAO-Rijk 2007–2010 de loonkosten van de medewerkers zijn toegenomen.

De vijfjaarlijkse wetenschappelijke visitatiecommissie over de wetenschappelijke kwaliteit van het CPB werk vond in 2010 plaats. De commissie rapporteerde een aantal nuttige aanbevelingen, onder meer over de externe oriëntatie van het CPB, waarmee het CPB aan de slag is gegaan en waarover in het 2011 gerapporteerd zal worden.

Prestatie-indicatoren

In onderstaande tabel worden de prestatie-indicatoren weergegeven, voorzien van bijbehorende streefwaarden zoals opgenomen in de begroting 2010, en de realisatiewaarden over 2010. Het CPB rapporteert jaarlijks over deze prestatie-indicatoren in het werkplan en de jaarrapportage.

Kritische succesfactor

Prestatie-indicator

Streefwaarde

Realisatie 2010

1. Een goede beoordeling van de kwaliteit van het CPB

1a. Evaluatie kwalitatief functioneren CPB door een visitatiecommissie

1a. Elke 5 à 6 jaar evaluatie, Oordeel goed

1a. Commissie-Hellwig heeft in 2010 gerapporteerd, oordeel was positief

 

1b. Evaluatie kwalitatief functioneren CPB door een toetsgroep van beleidsmakers

1b. Elke 5 à 6 jaar evaluatie, Oordeel goed

1b. Evaluatie verricht in 2007 («Focus op beleid»), goede beoordeling

2. Een goede beoordeling van CPB-producten

2a. Projectevaluatie van elk project >3 maanden

2a. Oordeel goed, evenwicht tussen inzet en resultaat

2a. Evaluaties vinden plaats, moet nog systematischer

 

2b. Aantallen publicaties die aan wetenschappelijke standaarden voldoen

2b. 10 Discussion Papers en 9 artikelen in wetenschappelijke tijdschriften

2b. 22 Discussion Papers, 11 artikelen in wetenschappelijke tijdschriften

3. Specifieke klanten en het brede publiek bedienen met relevante ramingen en analyses

3a. Mate van tevredenheid CPC en CEC-departementen 1 over het CPB-werkplan en de CPB-jaarrapportage

3a. Positieve waardering werkplan en jaarrapportage op hoofdlijnen

3a. Waardering voor het Werkplan 2010 was positief. Jaarrapportage verschijnt niet meer (alleen nog financieel), wel terugblik in werkplan

 

3b. Percentages persberichten bij CPB-publicaties

3b. Persberichten bij 90% van de CPB Documenten en Bijzondere Publicaties

3b. Wordt aan voldaan

 

3c. Aandacht in de landelijke pers n.a.v. CPB-persberichten

3c. Artikelen in ≥ 2 landelijke dagbladen bij ≥ 75% van de CPB-persberichten

3c. Wordt aan voldaan

 

3d. Expertrol in landelijke pers

3d. Ten minste 1x per maand expertrol terugzien in publiciteit

3d. Wordt aan voldaan

 

3e. Leesbaarheid van publicaties en persberichten d.m.v. onderzoek onder journalisten.

3e. Elke 3 jaar, Oordeel goed

3e. Uit een beperkt onderzoek eind 2009 bleek dat de geraadpleegde journalisten tevreden waren. Wensen waren: aanwezige informatie vaker en beter ontsluiten, pro-actiever onderzoek presenteren en meer gebruik maken van beeld en technische mogelijkheden

4. Internationaal als toonaangevend worden beschouwd

4. Aantal verwijzingen naar CPB-publicaties in working papers van OECD, IMF en EC

4. Minimaal 15 keer per jaar

4. 27 keer in 2010

X Noot
1

Centrale Plancommissie en Centraal Economische Commissie.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Overig evaluatieonderzoek

Onderzoeksactiviteiten, ramingen en beleidsanalyses. Onderzoek is uitgevoerd door een internationale, wetenschappelijke visitatiecommissie.

AD

2010

2010

http://www.cpb.nl/artikel/focusing-quality-bevindingen- van-de-internationale-wetenschappelijke-visitatiecommissie-2010

Artikel 9. Voorzien in maatschappelijke behoefte aan statistieken

Algemene doelstelling

Het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken.

Het outputprogramma van het CBS zoals opgenomen in het Jaarplan voor 2010 van het CBS is gerealiseerd.

Externe factoren

In 2010 is gestart met het leveren van statistische output over de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES-eilanden). In 2011 wordt het statistische pakket over de BES-eilanden uitgebreid met onder andere een kwartaalstatistiek over de consumentenprijsontwikkeling op ieder van de drie eilanden.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 9: Voorzien in maatschappelijke behoefte aan statistieken (in € 1 000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen (totaal)

176 587

182 467

195 420

192 269

189 129

3 140

– Bijdrage aan CBS

176 587

182 467

195 420

192 269

189 129

3 140

       

Uitgaven (totaal)

176 587

182 467

195 420

192 269

189 129

3 140

       

Ontvangsten (totaal)

      

Bijdrage aan het CBS

Het verschil tussen de oorspronkelijk vastgestelde begroting en de realisatie 2010 is ontstaan door de toevoeging van middelen voor Sociaal Flankerend Beleid (€ 1,5 mln), bijdrage vanuit BZK en Justitie voor de Veiligheidmonitor (€ 0,3 mln) en door eenmalige toevoeging van middelen ten behoeve van het doorvoeren van aanpassingen in de aanlevering van BTW-gegevens (€ 1,3 mln).

Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000)
 

Raming 2010

Realisatie 2010

 

Formatie

Gemiddelde prijs

Gemiddelde bezetting

Gemiddelde prijs

CBS-personeel

2 057

66,4

2 059

67,4

CBS-materieel

2 057

31,5

2 059

31,5

Operationele doelstelling

Het zijn van een toonaangevend kennisinstituut dat kan inspelen op de vraag naar informatie van beleid en wetenschap.

Prestatie-indicatoren

In onderstaande tabel staan de prestatie-indicatoren weergegeven voorzien van bijbehorende streefwaarden, zoals opgenomen in de begroting 2010, en de realisatiewaarden.

Prestatie-indicator

Definitie

Realisatie

2009

Realisatie 2010

Streefwaarde 2010

1. Realisatie van de publicatie-kalender

Realisatie: Percentage op de geplande datum gepubliceerde persberichten en gerealiseerde leveringen aan Eurostat.

Persberichten: 92%

Eurostat: 93%

Persberichten: 91%

Eurostat: 93%

90% van publicatiekalender op of voor geplande publicatiedatum gehaald.

2. Aantal formele correcties op publicaties

Aantal persberichten dat met een (nieuw) persbericht wordt gecorrigeerd.

0 persberichten met correctie

0 persberichten met correctie

Maximaal 3 persberichten per jaar met correcties.

3. Afwijking van voorlopige en definitieve cijfers

    

a. economische groei

Het aantal keer dat de definitieve kwartaalcijfers voor de economische groei van een jaar meer dan 0,75 procentpunt afwijken van de flash-ramingen voor de kwartalen van dat jaar.

2 kwartalen < 0,75% voor het jaar 2006.

4 kwartalen < 0,75% voor het jaar 2007.

Voor minstens drie kwartalen moet de afwijking minder zijn dan 0,75%-punt.

b. internationale handel

Het aantal afwijkingen van meer dan 4% tussen de voorlopige en definitieve cijfers van de onderdelen van de 6-wekenversie van de maandcijfers van de internationale handel.

98% afwijkingen < 4%

92% afwijkingen < 4%

80% van de afwijkingen moet minder zijn dan 4%.

c. bevolkingsgroei

Deelindicator jaarcijfer: de absolute afwijking van de som van de voorlopige maandcijfers van de bevolkingsgroei met het definitieve jaarcijfer.

Deelindicator maandcijfers: het aantal keren dat de definitieve cijfers van de bevolkingsgroei voor de maanden van het voorafgaande kalenderjaar meer dan 4 duizend afwijken van de voorlopige cijfers.

12 maanden met afwijking < 4 000

Gecumuleerd jaar-totaal 2008: 800

12 maanden met afwijking < 4 000

Gecumuleerd jaar-totaal 2009: 2 623

Voor minstens 8 maanden moet de afwijking minder zijn dan 4 000 én de afwijking van het gecumuleerde jaartotaal moet minder dan 16 000 zijn.

4. Administratieve lastenverlaging/ reductie enquête-druk

Uitkomst van de jaarlijkse administratieve lasten zoals gemeten door de «enquêtedrukmeter» (EDM). Basiswaarde: € 23,1 mln (2007)

Definitief cijfer 2009: € 19,8 mln.

(Voorlopig) cijfer 2010: nog niet beschikbaar.

De administratieve lastendruk mag niet meer bedragen dan de lastendruk in 2009.

Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek

Toelichting op de prestatie-indicatoren

Afwijking van voorlopige en definitieve cijfers voor economische groei

Cijfers van het CBS over de economische groei worden regelmatig bijgesteld aan de hand van nieuwe en verbeterde informatie. Het streven daarbij is een zo volledig mogelijke eerste raming van de economische groei te maken, zodat de bijstellingen bij de opeenvolgende ramingen niet te groot zijn. De bijstellingen in de periode 2003–2005 die in 2007/2008 duidelijk werden, zijn aanleiding voor het CBS geweest om extra inspanningen te doen om verdere verbeteringen door te voeren bij de ingezette bronnen en de gehanteerde methodieken bij de eerste raming. Daardoor zijn de eerste ramingen verbeterd. De streefwaarde over het kalenderjaar 2007 is behaald. Beperkingen met betrekking tot de dekking en kwaliteit van de broninformatie alsmede onzekerheden omtrent nieuwe ontwikkelingen blijven een rol spelen.

Administratieve lastenverlaging/reductie enquêtedruk

Vermindering van de administratieve lastendruk voor bedrijven staat op de agenda van het kabinet. In het regeerakkoord is als doelstelling opgenomen om «het aantal statistische uitvragen door het Centraal Bureau voor de Statistiek drastisch te verlagen». Beperking van de door CBS-enquêtes veroorzaakte lastendruk is een blijvend speerpunt. Het CBS volgt de rijksbrede doelstelling om de administratieve lasten te verlagen.

In 2009 zijn de door het CBS veroorzaakte administratieve lasten bij het bedrijfsleven met 7% afgenomen. De netto lastendruk over 2009 is ten opzichte van 2008 met 1,5 miljoen euro gedaald naar 19,8 miljoen euro en komt daarmee zelfs onder het streefcijfer uit. Dat is minder dan 0,25% van de totale door de overheid veroorzaakte lastendruk. De lastendruk over 2010 is nog niet bekend.

In lijn met het Regeerakkoord streeft het CBS ernaar de lastendruk verder te verminderen, door meer gebruik te maken van al bestaande bestanden, het vergroten van de mogelijkheid vragenlijsten via internet in te vullen en door geavanceerde steekproefmethoden toe te passen. Daarnaast participeert het CBS in het Standard Business Reporting Programma (SBR-Programma), een rijksbrede aanpak gericht op een lastenverlichting voor het bedrijfsleven. Het CBS werkt hierbij samen met o.a. de Belastingdienst, de Kamers van Koophandel en de banken. Het CBS is inmiddels ingericht voor de ontvangst van SBR-berichten van het bedrijfsleven. Het eenmaal inrichten van de bedrijfsadministratie volgens SBR zorgt ervoor dat de verschillende rapportages niet meer handmatig samengesteld en verzonden hoeven te worden. Dit scheelt tijd, geld en energie voor de ondernemer. In 2011 wordt verder samengewerkt aan actieve benadering van betreffende marktpartijen (intermediairs en softwareleveranciers).

Het CBS werkt samen met de adviesraad berichtgevers, waarin zowel ondernemers als brancheorganisaties zijn vertegenwoordigd, aan verdere mogelijkheden om naast de feitelijke ook de gepercipieerde lastendruk te verlagen.

Doelmatigheid

De ontwikkeling van de doelmatigheid is positief door het doorvoeren van een ambitieuze herziening van de statistische processen. De procesherziening speelt onder meer in op het toenemende gebruik van al bestaande externe registraties en administraties, waardoor de eigen waarneming van het CBS afneemt. Waar wel zelf wordt waargenomen, worden de methoden steeds efficiënter. Per saldo neemt hierdoor ook de administratieve lastendruk af.

In 2009 is in afstemming met de Centrale Commissie voor de Statistiek een kostprijsmodel gerealiseerd voor de verantwoording van de integrale kosten per productgroep van het CBS. Het ministerie heeft in 2010 haar instemming hiervoor verleend. Het CBS zal het model jaarlijks onderhouden en met behulp van het model informatie over de doelmatigheid van de statistiekproductie in het CBS-jaarverslag opnemen, te beginnen met het jaarverslag 2010.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Overig evaluatieonderzoek

Onderzoek ex art. 82 CBS-wet inzake doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van het CBS

AD

2010

2011

 

Artikel 10 Elektronische communicatie en post

Algemene doelstelling

Een hoogwaardig en adequaat aanbod van netwerken en diensten voor elektronische communicatie en post.

Een maatschappij waar je altijd en overal kan internetten, televisie kan kijken, radio kan luisteren, mailen en bellen; twintig jaar geleden was het nog niet denkbaar, nu is het gemeengoed geworden. De markt van elektronische communicatie is dynamisch, met steeds weer nieuwe apparaten met nieuwe mogelijkheden, steeds snellere en krachtigere computers en steeds meer gebruikers. Die dynamiek is goed voor de economie, maar zorgt ook voor beleidsuitdagingen; is onze infrastructuur berekend op het toenemende dataverkeer, zijn er voldoende frequenties voor mobiel internet, worden bedrijven in staat gesteld om het ICT potentieel ten volle te gebruiken en kan iedereen – van jong tot oud – met vertrouwen gebruik maken van elektronische communicatie?

Ook in 2010 zijn deze uitdagingen weer aangegaan; zo zijn er nieuwe regels gekomen voor tarieftransparantie bij telecommunicatieabonnementen, is een eerste versie van eHerkenning operationeel en in gebruik genomen, en wordt het met de Strategische Nota Mobiele Communicatie mogelijk meer en versneld frequentieruimte vrij te maken om de groei van mobiel internet te kunnen faciliteren.

Een groot succes was het World Congress on IT 2010 (WCIT 2010). Dit congres vindt elke twee jaar plaats ergens op de wereld en in 2010 werd het gehouden in Amsterdam. In totaal zijn circa 4 000 vertegenwoordigers van ICT-bedrijven, overheden en gebruikersorganisaties uit 90 landen op 25, 26 en 27 mei naar Amsterdam gekomen. Het WCIT is door de Minister afgesloten met de presentatie van de verklaring van Amsterdam. In de Verklaring van Amsterdam staat dat de ICT-sector zich in gaat zetten om de economische groei te stimuleren.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling werd in 2010 beïnvloed door de volgende factoren:

  • Concurrentie op de kabelmarkt. In 2009 heeft de Europese Commissie de belemmeringen voor concurrentie op de kabelmarkt weggenomen. Hierna heeft de OPTA het besluit genomen dat de kabelmarkt in Nederland moest worden opengesteld voor nieuwe toetreders. Dit besluit werd in augustus 2010 door de rechter vernietigd. De OPTA werkt aan een nieuw besluit.

  • Internationale ontwikkelingen. In mei 2010 presenteerde eurocommissaris Kroes de Europese Digitale Agenda. Deze agenda heeft zeven doelstellingen: één digitale interne markt, verbetering van ICT-normalisatie en -interoperabiliteit, versterking van het vertrouwen in en de beveiliging van ICT, verbetering van toegang tot snel en supersnel internet, opvoeren van toponderzoek en topinnovatie op het gebied van ICT, verbetering digitale vaardigheden en gebruik van het ICT-potentieel ten bate van de maatschappij. Een kabinetsreactie is in oktober naar de Tweede Kamer gestuurd 94. De Digitale Agenda.nl – die voor 1 mei 2011 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd – neemt de doelstellingen van de Europese Commissie mee.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Kengetal

2007

2008

2009

2010

Ambitie 2010

Plaats van Nederland t.o.v. andere landen op de mondiale Information Society Index ranglijst

Bron: IDC

Zesde positie

Zesde positie

Negende positie

Twaalfde positie

Stijgend

Toelichting

De Information Society Index is een breed samengestelde index die de basisvoorwaarden voor informatiemaatschappij meet. De score is gebaseerd op de categorieën PC’s, ICT-uitgaven, internetgebruik, e-commerce, breedband, mobiel, opleidingsniveaus en burgerlijke vrijheden.

De daling in 2009 is mede te verklaren doordat IDC in dat jaar de wegingsindex heeft aangepast. In 2010 is Nederland gezakt van de negende naar de twaalfde plaats. De scores van de landen op plaatsen zes tot en met twaalf liggen echter dicht op elkaar. De landen die Nederland hebben ingehaald – Zuid-Korea, Hong Kong en Nieuw Zeeland – zijn landen met een grotere economische groei in de afgelopen periode.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 10: Elektronische communicatie en post (in € 1 000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen (totaal)

79 076

74 355

91 369

89 413

69 372

20 041

Programma gerelateerde verplichtingen

65 147

59 397

65 309

70 020

47 353

22 667

Markt en spelregels

      

OD 1: Een efficiënt werkende communicatie- en postmarkt

      

– Bijdrage aan internationale organisaties

935

656

1 268

5 063

2 477

2 586

– Bijdrage aan OPTA

2 863

2 167

6 080

2 595

3 576

– 981

Programmatisch pakket

      

OD 3: Ontwikkeling van voorzieningen voor elektronische communicatie

      

– Programma Implementatie Agenda ICT-beleid (PRIMA)

21 304

19 982

20 168

20 187

10 126

10 061

– ICT- flankerend beleid en administratieve lasten

18 075

21 721

25 028

29 540

17 195

12 345

– ICT&MKB

1 154

3 137

1 657

126

694

– 568

– Demonstraties/pilots (Kenniswijk)

      

Algemeen

      

– Beleidsvoorbereiding en evaluaties

20 816

11 734

11 106

12 510

13 285

– 775

Apparaat gerelateerde verplichtingen

13 929

14 958

26 060

19 393

22 019

2 626

– Personeel Telecom

8 634

7 332

7 751

8 243

9 573

– 1 330

– Toezicht Agentschap Telecom (Secretaris Generaal)

1 878

2 855

6 565

5 723

5 941

– 218

– Bijdrage Agentschap Telecom (Inspectie)

3 417

4 771

11 505

5 165

6 505

– 1 340

– Bijdrage Agentschap NL

  

239

262

 

262

       

Uitgaven (totaal)

85 934

66 627

84 788

91 935

71 551

20 384

       

Ontvangsten (totaal)

35 771

2 713

254

27 095

26 400

695

– Diversen Telecom

739

  

433

 

433

– Ontvangsten OPTA

915

597

213

14

 

14

– ICTAL

 

161

    

– HGIS DG ET

107

57

2

   

– Overige ontvangsten

29 504

435

39

26 648

26 400

248

– Ontvangsten uit het FES fonds

4 506

1 463

    

Bijdrage aan Internationale organisaties

Het verschil wordt veroorzaakt door een vier jaarlijkse verplichting aan de International Telecommunication Union (ITU). Eens in de vier jaar organiseert de ITU een conferentie. In 2010 is deze ook georganiseerd waarbij de benodigde verplichtingenruimte uit de jaren 2011 t/m 2013 naar 2010 is verschoven. In 2010 is een committering voor 4 jaar aangegaan.

PRIMA

In het kader van het nieuwe Regeerakkoord zijn de FES-middelen overgeheveld naar de departementale begrotingen. In dit kader is € 10 mln toegevoegd aan het programma PRIMA (Programma Implementatie ICT agenda). EL&I is coördinerend ministerie en beheert de PRIMA – gelden.

ICT-flankerend beleid en administratieve lasten

Eind 2009 heeft de Stuurgroep SBR besloten om de uitvoering van het Programma Standard Business Reporting (SBR Programma) onder te brengen bij Logius, het voormalige GBO.

Overheid dat met ingang van 1 januari 2010 is omgevormd tot een (tijdelijke) baten – lastendienst. De regie inzake het SBR Programma is door de Stuurgroep SBR ondergebracht bij EL&I. Op basis hiervan zijn bij eerste suppletoire begroting de beschikbare middelen van Justitie en BZK overgeheveld naar EL&I.

Markt en Spelregels

Een efficiënt werkende communicatie- en postmarkt

Operationele doelstelling 1

Om consumenten en bedrijven betere keuzemogelijkheden te bieden ten aanzien van aanbieders, producten en diensten, schept de overheid de randvoorwaarden voor een concurrerende communicatie- en postmarkt. In november is een wetsvoorstel voor de wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen naar de Kamer gestuurd 95. In 2011 zal de implementatie plaatsvinden. Hierbij loopt Nederland voor op andere landen binnen Europa.

In december heeft het Kabinet de Strategische Nota Mobiele Communicatie 96 naar de Kamer gestuurd. De kern van deze nota bestond uit het meer en versneld frequentieruimte vrijmaken om de groei van mobiel internet te kunnen faciliteren, ruimte voor nieuwkomers creëren en het vaststellen van twee heldere verdeelmomenten van frequenties.

In 2010 vond er een publiek en politiek debat plaats over de concurrentie op de postmarkt, en specifiek over de arbeidsvoorwaarden bij de verschillende postbedrijven. Eind 2010 heeft het Kabinet een verkenner – Ruud Vreeman – aangesteld met als opdracht te kijken naar een oplossing voor de impasse die was ontstaan op de postmarkt ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden. Begin 2011 heeft de heer Vreeman zijn advies uitgebracht 97. Het kabinet staat positief ten opzichte van de aanbevelingen van de heer Vreeman en zal daar in de loop van 2011 een vervolg op geven.

Het Governmental Advisory Committee (GAC) van de Internet Corporation for Assigned Names and Numbers (ICANN) is in juni 2010 akkoord gegaan met het initiatief van Nederland, Noorwegen en Brazilië om het secretariaat van het GAC te gaan voeren. Een professioneel secretariaat vergroot de invloed van overheden en daarmee de aandacht voor publieke belangen in besluitvorming binnen ICANN over internetbeheer. Het Secretariaat zal in 2011 van start gaan en wordt gevestigd bij TNO in Delft.

Wijziging Hoofdstuk 3 Telecommunicatiewet

Instrumenten en activiteiten

Het wetsvoorstel ter implementatie van de Nota Frequentiebeleid 2005 (wijziging hst. 3 van de Telecommunicatiewet) is in 2010 niet in werking getreden. De plenaire behandeling van dit wetsvoorstel is door de Tweede Kamer enkele malen uitgesteld. Verder is het wetsvoorstel gewijzigd met een Vierde en Vijfde Nota van wijziging (in verband met SMS-diensten en in verband met verduidelijking van de wijze van toekennen van frequentieruimte aan de Publieke Omroep). Op 24 september is er een Tweede Nader Verslag uitgebracht door de Tweede Kamer en is er op 11 november door de Minister van EL&I een nota naar aanleiding van dit verslag uitgebracht.

Herziening R&TTE-richtlijn

De R&TTE-richtlijn (Radio and Telecommunications Terminal Equipment) heeft betrekking op radio- en randapparatuur en regelt het toelating- en verhandelingsregime voor vrijwel alle telecommunicatieapparatuur op de Europese markt. In de begroting 2010 was voorzien dat in 2010 de Europese Commissie het initiatief zou nemen om de richtlijn te herzien. Hoewel de voorbereidingen in 2009 al zijn gestart, zal de herziening van de richtlijn pas in 2011 plaatsvinden. Het Nederlandse standpunt is in 2009 al voorbereid en zal in de vorm van een position paper voorafgaande aan de herziening met de Nederlandse belanghebbenden worden gedeeld.

Wijziging Hoofdstuk 4 van de Telecomwet

In 2010 is uitgebreid gekeken naar de noodzaak van een revisie van hoofdstuk 4 van de Telecommunicatiewet (Tw). Besloten is geen aparte herziening van dit hoofdstuk door te voeren. Wel zijn er voorbereidingen getroffen voor het wijzigen van regelgeving (onder meer in hoofdstuk 4 van de Tw, maar ook lagere regelgeving) om de bevoegdheden van OPTA te verduidelijken en aan te scherpen. De betreffende aanpassingen worden bij een eerstvolgend passend wetswijzigingstraject meegenomen. Aanpassing van lagere regelgeving staat gepland in 2011.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicator

2008

2009

2010

Streefwaarde 2013

Het aantal vergunningscategorieën ten behoeve van het gebruik van frequentiebanden

Bron: het Amadeus informatiesysteem van Agentschap Telecom

47

46

46

42

Toelichting

In 2010 is één vergunningcategorie afgeschaft (de categorie «tijdelijk gesloten netten») en is één vergunningcategorie toegevoegd (de categorie «baken voor helikopter»), waardoor de waarde van het aantal vergunningcategorieën ongewijzigd is gebleven ten opzichte van de waarde van 2009.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begrotig

Kengetal

2007

2008

2009

2010

Ambitie 2010

Concentratie Deelmarkten (HHI)

Bron: TNO

Mobiele Telefonie: 3 785

Breedband internettoegang: 4 065

Mobiele Telefonie: 3 763

Breedband internettoegang: 4 014

Mobiele Telefonie: 3 874

Breedband internettoegang: niet beschikbaar

Mobiele telefonie: 3 874

Breedband internettoegang: niet beschikbaar

Beide dalend

Toelichting

De Herfindahl Hirschman Index (HHI) geeft een indicatie van de marktconcentratie, die enerzijds afhankelijk is van enerzijds het aantal partijen in de markt (hoe meer partijen, des te lager de HHI) en anderzijds van de marktaandelen van deze partijen (hoe groter het marktaandeel van de marktleiders, des te hoger de HHI). Bij dalingen van de HHI kan dus gesproken worden van toegenomen concurrentie. De markt voor mobiele telefonie is over de afgelopen jaren redelijk stabiel, na enkele jaren van overnames en fusies. De betreffende HHI kijkt echter naar de markt op netwerkniveau, dat wil zeggen dat het alleen naar de marktaandelen kijkt van partijen met een eigen netwerk. In de markt voor mobiele telefonie zijn echter ook partijen aanwezig die zelf diensten aanbieden, maar dat doen via de netwerken van de drie grote aanbieders. Een HHI berekening van de markt voor mobiele telefoniediensten zou, bij beschikbaarheid van dergelijke gegevens, mogelijk een ander beeld opleveren.

Actuele gegevens over de markt voor breedband internettoegang voor 2009 en 2010 zijn niet beschikbaar. Vanaf de begroting 2012 zal er mogelijk een vervanging van dit kengetal opgenomen worden.

Een veilig en betrouwbaar elektronisch- en postnetwerk

Operationele doelstelling 2

Voor een goed functionerend elektronisch en postnetwerk is het belangrijk dat burgers en bedrijven met vertrouwen deze markt betreden, dat het internet veilig en toegankelijk is, dat de post tijdig bezorgd wordt en dat de positie van de consument op deze markt sterk is.

Eén van de maatregelen van 2010 om het vertrouwen in de markt te versterken is de regel dat alle providers van mobiele telefonie vanaf 1 oktober 2010 op hun sites helder maken wat bijvoorbeeld het maandbedrag is, waar dat recht op geeft en wat bijvoorbeeld sms’jes kosten. Providers moeten de lijst met tarieven ook goed vindbaar maken op hun reguliere site.

Telecom en Nationale Veiligheid

Instrumenten en activiteiten

De actualisatie van de regeling Voorbereiding buitengewone omstandigheden sector telecommunicatie 2007 is doorgeschoven naar 2011. Eerst is het noodzakelijk om de criteria vast te leggen in een beleidsregel. Hiermee kunnen aanbieders van telecommunicatie in verband met buitengewone omstandigheden worden aangewezen.

De overige doelstellingen voor de instrumenten en activiteiten ter bevordering van een veilig en betrouwbaar elektronisch- en postnetwerk zijn behaald.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Kengetal

2007

2008

2009

2010

Ambitie

Overkomst-duur brieven

Bron: OPTA

96,3%

96,2%

nog niet bekend

nog niet bekend

Behoud 95% of meer binnen 24 uur

Toelichting

Een kwaliteitseis die aan de universele dienst wordt gesteld is dat 95% van de brieven binnen 24 uur wordt bezorgd. De OPTA controleert jaarlijks of TNT (als verantwoordelijke marktpartij voor de universele dienst) zich aan deze wettelijke normen houdt. Voor 2009 en 2010 zijn deze cijfers nog niet beschikbaar.

Programmatisch pakket

Ontwikkeling van innovatieve voorzieningen, digitalisering van omroeptoepassingen, faciliteren van producten en diensten voor elektronische communicatie en benutting ervan door de consument, het bedrijfsleven en de (semi-)publieke sector.

Operationele doelstelling 3

Om meer economisch en maatschappelijk rendement te behalen met ICT, faciliteert de overheid de ontwikkeling en benutting van voorzieningen, producten en diensten voor elektronische communicatie en de digitalisering van omroeptoepassingen. In 2010 is aan het stimuleren van het gebruik en innovatie op het gebied van mobiele communicatietoepassingen vorm gegeven door middel van het uitgeven van de vergunningen voor de 2,6 GHz. Door de vergunningverlening van de 2,6 GHz is de ontwikkeling van mobiel breedband in Nederland verder gestimuleerd. Daarmee is de Nederlandse positie als digitale toegangspoort tot Europa verder versterkt.

Nederland Open in Verbinding

Instrumenten en activiteiten

In 2010 heeft het programmabureau overheidsorganisaties volop gesteund en gefaciliteerd bij de uitvoering van het actieplan Nederland Open in Verbinding (NOiV). Een onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen naar de werkelijke uitwerking van het actieplan laat zien dat ondanks dat het «pas toe of leg uit» regime voor open standaarden pas twee jaar in werking is bij de helft van de aanbestedingen door de rijksoverheid wel een voorkeur voor open source software werd uitgesproken. Bovendien wordt bij de helft van de in totaal 80 aanbestedingen om open standaarden gevraagd. De «pas toe of leg uit lijst» is in 2010 verder gegroeid. In 2011 gaat het actieplan zijn laatste jaar in, de diensten en producten van het programmabureau worden geborgd zodat overheidsorganisaties zelf verder aan de slag kunnen met implementatie van open standaarden en open source software. Zoals toegezegd zal in oktober 2011 de voortgangsrapportage en evaluatie NOiV naar de Kamer worden gestuurd.

Analoge en digitale etherradio

Besluitvorming over het verlengings- en digitaliseringsbeleid inzake etherradio heeft uiteindelijk begin 2011 door het nieuwe Kabinet plaatsgevonden 98. Dit betekent dat de vergunningen in juni 2011 verlengd zullen worden en dat de twee aan de staat teruggevallen vergunningen in augustus 2011 opnieuw verleend zullen worden.

3,5 GHz-band

Uitgifte van de 3,5 GHz-band heeft in Nederland (nog) niet plaatsgevonden. Door de Nederlandse overheid worden al meer dan 25 jaar satellietsignalen onderschept in de frequentieband 3 400–3 600 MHz in het kader van taken die de nationale veiligheid raken. Het onbeperkt inzetten van terrestrische systemen die elektronische communicatiediensten (mobiel breedband) kunnen verschaffen zal tot een voor de overheid onacceptabele mate van interferentie leiden. De Europese Commissie is hierover door de regering geïnformeerd.

Mobiele communicatie/GSM

De vergunningen uit de 900 en 1 800 MHz band die 26 februari 2013 aflopen, worden niet verlengd maar in het voorjaar van 2012 opnieuw uitgegeven. In 2011 worden de veilingregeling en ontwerpvergunningen gepubliceerd voor frequenties voor mobiele communicatie uit de 800 (digitaal dividend), 900 en 1 800 MHz band en worden de nodige overige voorbereidingen voor de veiling getroffen. Het uitgiftebeleid stoelt op de Strategische Nota mobiele communicatie die in december 2010 in de Tweede Kamer is aanvaard. Deze nota96 geeft de langere termijn visie van de overheid op de uitgifte van frequenties. Het biedt bestaande en (potentieel) nieuwe marktpartijen duidelijkheid ten behoeve de door hen te nemen strategische investeringsbeslissingen. Kernpunten van de nota zijn het versneld vrijmaken van de 800 MHz-band voor het gebruik van mobiele communicatie en het gedeeltelijk reserveren van deze nieuwe band voor nieuwkomers. Dit geeft de mogelijkheid dat er een nieuwe speler zal toetreden tot de markt voor mobiele communicatie en daarmee worden concurrentie en innovatie bevorderd. Deze visie bouwt voort op de nota Frequentiebeleid 100,waarmee er meer aandacht is gekomen voor verdere flexibilisering. Aanbieders kunnen voortaan zelf kiezen welke diensten zij willen aanbieden en welke technologie zij daarvoor willen gebruiken. Hiermee kunnen zij sneller inspelen op nieuwe ontwikkelingen. De overheid legt daarbij zo min mogelijk eisen of beperkingen op, waardoor meer innovatie mogelijk is en bedrijven ruimte krijgen om te ondernemen.

Tussentijdse evaluatie Rijksbrede ICT-agenda

De komst van een nieuw kabinet heeft geleid tot een herijking van het ICT-beleid. De nieuwe ICT-agenda – Digitale Agenda.nl – zal vóór 1 mei 2011 worden aangeboden aan de Tweede Kamer. In de Digitale Agenda.nl worden de ervaringen met het voorgaande beleid gekoppeld aan de kaders van het huidige regeerakkoord en de Digital Agenda van de Europese Commissie en zullen acties worden uitgezet voor de komende jaren. Deze zullen in nauwe samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven worden uitgevoerd, voortbouwend op onder andere de constructieve samenwerking tussen overheid en bedrijven bij de World Congress on Information Technologies die in mei 2010 in Amsterdam werd gehouden. Op verzoek van de Tweede Kamer is in september 2010 gemeld hoe de ICT-Agenda 2008–2011 aansluit op de Europese Digital Agenda94. Hierover heeft op 1 december 2010 een Algemeen Overleg plaatsgevonden.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Prestatie-indicatoren

2008

2009

2010

Streefwaarde 2010

1. Het aantal bezoeken aan de website www.antwoordvoorbedrijven.nl

Bron: Antwoord voor Bedrijven

809 498

1 744 036

1 817 686

1 430 000

2. Aantal betalende partners en netwerkpartners in het programma Digivaardig&Digibewust

Bron: ECP-EPN

n.v.t.

47

72

28

3. Aantal bezoeken van de website www.digivaardigdigibewust.nl

Bron: ECP-EPN

n.v.t.

187 047

432 886

300 000

Toelichting

  • 1. De in de begroting 2011 aangekondigde stagnatie van het bezoekenaantal in 2010 als gevolg van een nieuw contentmanagementsysteem is uitgebleven. Het aantal bezoeken is in 2010 met meer dan 74 000 gestegen. Er heeft daarnaast een correctie plaatsgevonden op het in het jaarverslag 2009 en begroting 2011 opgenomen aantal in het kader van dubbeltellingen.

  • 2. Deze prestatie-indicator geeft het aantal betalende en aantal netwerkpartners weer binnen het programma Digivaardig & Digibewust. Hoe meer partners, des te meer draagvlak binnen het programma en hoe breder de activiteiten. Het aantal partners overstijgt de initiële verwachtingen en is in 2010 gestegen naar 72.

  • 3. Deze prestatie-indicator meet hoe vaak de websites binnen het programma Digivaardig & Digibewust bezocht worden en daarmee de doelgroep en het netwerk bereikt worden. Ook hier is een stijging waar te nemen. Er heeft daarnaast een correctie plaatsgevonden op het in begroting 2011 voor 2009 opgenomen aantal.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

Kengetallen

2007

2008

2009

2010

Ambitie

1. Positie Nederland ten opzichte van andere OESO-landen met betrekking tot het aantal breedbandaansluitingen per 100 inwoners.

Bron: OESO

Tweede positie

Tweede positie

Tweede positie

Tweede positie (juni 2010)

Minimaal tweede positie

2. Positie Nederland ten opzichte van andere EU-lidstaten met betrekking tot het gebruik van ICT door het bedrijfsleven

Bron: European e-business readiness index

Tweede positie

Tweede positie

Geen gegevens beschikbaar

Geen gegevens beschikbaar

Minimaal tweede positie

Toelichting

  • 1. Nederland wil in de top blijven op het gebied van breedband, zowel op het gebied van netwerken als op het gebied van diensten. Al jaren staat Nederland op de tweede plaats voor wat betreft het aantal breedbandaansluitingen op DSL, Kabel, glasvezel en andere breedbandnetwerken per 100 inwoners, achter Denemarken. In de periode tussen eind 2007 en juni 2010 is het aantal breedbandaansluitingen per 100 inwoners in Nederland gestegen van 34,8 naar 37,8.

  • 2. Er is na 2008 geen European e-business readiness index meer verschenen. Vanaf de begroting 2012 zal een vervangend kengetal worden opgenomen.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Een veilig en betrouwbaar elektronisch- en postnetwerk

10.2

2010

2011

 
 

Realiseren van de economische en maatschappelijke meerwaarde van ICT-toepassingen en diensten voor burgers, bedrijven en overheid

10.3

2010

2011

 

Overig evaluatieonderzoek

Tussenevaluatie Digivaardig en digibewust

10.3

2010

2011

 
 

Herziening NRF

10.1

   

Toelichting

  • De beleidsdoorlichtingen voor 10.2 en 10.3 zijn in de begroting opgenomen onder de naam «Waarborgen publieke belangen» en «Stimuleren voorzieningen, producten en diensten».

  • De beleidsdoorlichting van 10.2 en van 10.3 wordt gecombineerd uitgevoerd en is in het najaar van 2010 van start gegaan. De verwachting is dat de resultaten van de gecombineerde beleidsdoorlichting in het voorjaar naar de Tweede Kamer zullen worden gestuurd.

  • In de Begroting 2010 staat een evaluatieonderzoek «Herziening NRF» gepland. Met een brief op 31 augustus 2010 (Kamerstuk: 24 095, nr. 261) is de Tweede Kamer bericht dat een ex-post-onderzoek naar het frequentiebeleid nog te vroeg komt, nu de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel ter implementatie van de Nota Frequentiebeleid nog loopt. De Minister van Economische Zaken heeft de Tweede Kamer laten weten dat het moment van evaluatie van het frequentiebeleid wordt vastgelegd op twee jaar na de inwerkingtreding van wetsvoorstel 31 412 ter implementatie van de Nota Frequentiebeleid 2005.

NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel 21 Algemeen

Artikel 21: Algemeen (in € 1 000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen (totaal)

107 236

112 081

123 414

109 112

102 923

6 189

Personeel algemeen

      

– Personeel stafdienst

35 671

35 962

38 006

36 506

36 496

10

– Regiebureau Inkoop Rijksoverheid

1 396

1 379

2

 

35

– 35

– Centraal Personeel P&O

3 391

4 764

3 850

6 859

6 340

519

– Centraal Personeel EZ

8 006

7 540

5 843

7 178

7 443

– 265

– Wachtgelden

4 390

3 737

2 968

2 552

3 312

– 760

– Sociaal plan

4 255

4 167

3 809

3 791

4 134

– 343

– PIANOo Personeel (incl. TenderNed)

1 959

2 642

2 394

   

Materieel algemeen

      

– ICT

11 814

11 249

14 658

14 704

14 109

595

– Inhuur Auditdienst

3 352

1 483

311

291

235

56

– Materieel diversen

222

903

11 775

10 995

202

10 793

– Materieel Communicatie

1 351

1 391

786

438

1 827

– 1 389

– Materieel kernministerie

26 105

34 758

30 009

25 258

27 311

– 2 053

– Materieel WJZ

279

576

825

540

741

– 201

– PIANOo Programma (incl. TenderNed)

5 043

1 530

8 177

   

– Parkeerpost

    

738

– 738

       

Uitgaven (totaal)

109 869

113 684

119 499

103 360

101 673

1 687

       

Ontvangsten (totaal)

4 546

7 003

10 676

6 857

2 300

4 557

– Diverse ontvangsten personeel

3 072

2 914

2 500

2 488

2 300

188

– Diverse ontvangsten materieel

763

555

1 467

530

 

530

– Ontvangsten (buiten)diensten

711

3 534

6 709

3 839

 

3 839

Materieel diversen

Het verschil tussen de oorspronkelijk vastgestelde begroting en de realisatie (€ 10,8 mln) is met name ontstaan door de eenmalige tegemoetkoming in de verhuiskosten van de EVD (€ 5,4 mln), de bijdrage aan Agentschap NL voor de intensivering van het ICT-project E-dienstverlening (€ 3,3 mln) en de toekenning van middelen uit het investeringsbudget «Programma Vernieuwing Rijskdienst» voor het ICT-project E-dienstverlening van Agentschap NL (€ 2 mln). Deze middelen zijn bij eerste en tweede suppletoire begroting 2010 in de raming verwerkt.

Materieel Communicatie

Het verschil tussen de oorspronkelijk vastgestelde begroting en de realisatie 2010 is het gevolg van beperkte interne en externe beleidscommunicatie doordat het kabinet Balkenende IV demissionair was. Tevens is de Directie Communicatie in 2010, in tegenstelling tot eerdere verslagjaren, geen dienstjaaroverschrijdende raamverplichtingen aangegaan.

Materieel Kernministerie

Het verschil tussen de oorspronkelijk vastgestelde begroting en de realisatie 2010 wordt veroorzaakt door lagere service- en onderhoudskosten en een extra doorbelasting van huur- en servicekosten aan Agentschap NL (€ 1,5 mln) voor gebruik van extra ruimte in Center Court, het kantoorpand van Agentschap NL in Den Haag. Daarnaast vielen de kosten voor Reprografie lager uit (€ 0,5 mln) dan in verband met de overgang van Post en Grafische Faciliteiten naar de Vijfkeerblauw (de grafische dienstverlener van de Rijksoverheid) geraamd was.

Ontvangsten (buiten)diensten

Op basis van de Regeling baten-lastendiensten 2007 is het eigen vermogen van baten-lastendiensten aan een maximum gebonden. Het surplus aan eigen vermogen van Agentschap NL (€ 3,5 mln) en Agentschap Telecom (€ 0,3 mln), is aan EL&I afgedragen.

Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000)
 

raming 2010

realisatie 2010

 

formatie

gemiddelde prijs

gemiddelde bezetting

gemiddelde prijs

Stafdiensten – personeel 12

522,9

69,8

466,0

78,3

Kerndepartement – materieel 34

1 172,3

42,5

1 107,4

52,6

X Noot
1

Algemene Leiding/BBR, AD, FEZ, DBV, DC, WJZ en detacheringspool.

X Noot
2

Betreft centrale personeelsuitgaven.

X Noot
3

Stafdirecties en DG O&I, BEB en ETM

X Noot
4

Betreft materiële uitgaven die betrekking hebben op kerndepartement: centrale personeelsuitgaven, ICT, materieel diversen, communicatie, materieel kernministerie.

Het verschil tussen de geraamde en de gerealiseerde gemiddelde personele prijs komt ondermeer doordat als gevolg van de CAO-rijk 2007–2010 de loonkosten van de medewerkers zijn toegenomen. Daarnaast heeft inhuur van uitzendkrachten plaatsgevonden. Dit telt wel mee in de uitgaven, maar niet in de bezetting, waardoor de gemiddelde prijs toeneemt. Tevens zijn er in verband met het zogenaamde Concordaat, een overeenkomst tussen BuZa en voormalig EZ over het uitwisselen van medewerkers, in 2010 meer EZ-medewerkers uitgezonden dan geraamd, hetgeen heeft geleid tot een hogere realisatie op het centrale personeelsbudget.

De gerealiseerde gemiddelde materiële prijs is hoger dan geraamd als gevolg van eenmalige bijdragen aan agentschappen, zoals is toegelicht onder «Materieel diversen». Abstraherend van deze incidentele uitgaven, komt het gemiddelde cijfer uit op 42,9; vrijwel conform raming.

Artikel 22 Nominaal en onvoorzien

Artikel 22: Nominaal en onvoorzien (in € 1 000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen (totaal)

    

12 414

– 12 414

– Loonbijstelling

    

5 187

– 5 187

– Prijsbijstelling

    

7 071

– 7 071

– Budget onvoorzien

    

449

– 449

– Versobering Rijksdienst

    

– 293

293

       

Uitgaven (totaal)

    

11 113

– 11 113

       

Ontvangsten (totaal)

      

Op dit artikel is geen sprake van realisatie. De reserveringen voor loon- en prijsbijstelling zijn verdeeld over de overige artikelen van de EL&I-begroting, waar de daadwerkelijke beleids- en apparaatsuitgaven plaatsvinden.

Artikel 23 Afwikkeling oude verplichtingen

Artikel 23: Afwikkeling oude verplichtingen (in € 1 000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen (totaal)

1 849

1 484

1 218

976

985

– 9

– Afwikkeling BBH-regeling (garantieverplichting)

1 849

1 484

1 218

976

985

– 9

       

Uitgaven (totaal)

1 849

1 484

1 218

976

985

– 9

       

Ontvangsten (totaal)

22

2 584

862

548

628

– 80

Op dit niet-beleidsartikel zijn in 2010 uitgaven verantwoord voor de afwikkeling van in het verleden gevoerd beleid betreffende de regeling Bedrijfsbeëindigingshulp. De ontvangsten betreffen voornamelijk de afdrachten van Volvo voor de verkoop van spareparts op de V400-serie. Vanaf 2011 is dit niet-beleidsartikel opgeheven.

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Als minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie verklaar ik dat in het verslagjaar 2010 op gestructureerde wijze aandacht is besteed aan de bedrijfsvoering van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (hoofdstuk XIII), waaronder het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties. Een en ander heeft in het verslagjaar 2010 in het algemeen geleid tot beheerste bedrijfsvoeringprocessen. Er is een aantal punten dat mijn aandacht heeft en ten aanzien waarvan verbeteracties zijn of worden uitgevoerd. Deze punten, die geen afbreuk doen aan de mededeling over de bedrijfsvoering, licht ik hieronder toe.

De bovenstaande mededeling over de bedrijfsvoering is gebaseerd op een combinatie van de jaarrapportages en de managementverklaringen van de verschillende dienstonderdelen van EZ/EL&I en het toezicht van de directie Financieel Economische Zaken (FEZ). De audits van de Auditdienst (AD) hebben mij de gevraagde assurance verschaft over de kwaliteit van de bedrijfsvoering.

Rechtmatigheid

Er zijn geen fouten en geen onzekerheden met betrekking tot de rechtmatigheid of de getrouwheid geconstateerd die de tolerantiegrenzen op het niveau van het begrotingsartikel, van het totaal van de saldibalans, van het totaal van de baten-lastendiensten gezamenlijk of van de gehele departementale verantwoordingsstaat overschrijden.

Totstandkoming beleidsinformatie

De niet-financiële beleidsinformatie in het jaarverslag is tot stand gekomen conform de vereisten in wet- en regelgeving.

Financieel en materieelbeheer

Opvolgingen aanbevelingen Algemene Rekenkamer

In het rapport van de Algemene Rekenkamer (AR) bij het jaarverslag van EZ over 2009 werd één onvolkomenheid geconstateerd: het bij verscheidene opdrachten niet naleven van de Europese aanbestedingsrichtlijnen door de EVD (inmiddels onderdeel van het Agentschap NL. De naleving van de Europese aanbestedingsrichtlijnen heeft nog steeds mijn aandacht. Door Agentschap NL zijn diverse verbeteringen ingevoerd, zoals de instelling van het Inkoop Expertise Centrum (IEC), dat een samenvoeging is van de inkoopfuncties bij de directie Bedrijfsvoering en Agentschap NL, met als doel een verdere versterking van de inkoopfunctie. Het IEC verstrekt vanaf september 2010 adviezen en verricht analyses van de naleving van de inkoopprocedures en de adequate vastlegging daarvan. Verdere borging vindt plaats door de uitrol van servicepleinen in de eerste helft van 2011, waar bundeling gaat plaatsvinden van inkoopregistraties en inkoopbeheer.

Betaaltermijnen

In het spoeddebat met de Tweede Kamer van 15 oktober 2009 is toegezegd dat ministeries in hun reguliere controle er meer aandacht aan schenken dat tenminste 90% van de facturen binnen 30 dagen wordt betaald. De naleving van de betaaltermijnen bij EZ/EL&I lag met ingang van april 2010 ruim boven de norm van 90%. Geen van de betaalorganisaties van EZ/EL&I behaalde met ingang van augustus 2010 een score lager dan de 90%-norm. Over geheel 2010 is een percentage tijdige betalingen van ruim 92% gehaald.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Regeerakkoord

Per 14 oktober 2010 zijn de ministeries van LNV en EZ opgegaan in het nieuwe Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) en zijn specifieke beleidsverantwoordelijkheden vanuit andere departementen overgenomen.

Integratieproces Agentschap NL

Agentschap NL is per 1 januari 2010 ontstaan uit de uitvoeringsorganisatie SenterNovem, EVD en Octrooicentrum Nederland. Het integratieproces is een omvangrijke en ingrijpende operatie en zal ook in 2011 nog een vervolginspanning vergen. In 2010 hebben diverse fusiegerelateerde activiteiten plaatsgevonden, die deels nog een uitloop hebben in 2011. De ontwikkeling van de interne controlefunctie heeft mede hierdoor vertraging opgelopen en verlangt in 2011 een vervolginspanning. De helft van de prioritaire administratieve processen is beschreven, terwijl de planning uitging van een volledige afronding ultimo 2010. De afronding van de gehele actualisatie van de administratieve organisatie vindt uiterlijk 1 april 2011 plaats. Het materiële beheer van de activa op gebied van automatisering en facilitair beheer was in 2010 in opbouw. Ter afsluiting vindt uiterlijk eind maart 2011 de inventarisatie plaats van de desbetreffende materiële vaste activa.

Autorisatiebeheer Agentschap NL

Ten aanzien van het bij Agentschap NL in gebruik zijnde systeem BAS, waarin de administratie en de verantwoording van de beleidsgelden plaatsvindt, is het in 2009 ingezette verbetertraject in 2010 voortgezet en wordt in 2011 gerealiseerd. Het autorisatiebeheer ten aanzien van de systemen E-Inkoop, Exact en Soprano is voor verbetering vatbaar. Deze verbeterpunten worden in 2011 doorgevoerd.

C. JAARREKENING

VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2010 van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII)
Bedragen in € 1 000
  

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie*

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

  

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

 

TOTAAL

 

2 959 881

5 798 746

 

2 809 896

6 157 976

 

– 149 985

359 230

           
 

Beleidsartikelen

 

2 846 110

5 795 818

 

2 705 560

6 150 571

 

– 140 550

354 753

1.

Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa

88 584

88 418

45 804

84 660

91 480

37 126

– 3 924

3 062

– 8 678

2.

Een sterk innovatievermogen

634 158

776 310

193 205

784 322

728 971

180 311

150 164

– 47 339

– 12 894

3.

Een concurrerend ondernemingsklimaat

2 635 637

401 306

136 887

1 867 285

372 707

108 406

– 768 352

– 28 599

– 28 481

4.

Doelmatige en duurzame energiehuishouding

353 411

1 181 313

5 379 172

8 194 747

1 082 797

5 790 691

7 841 336

– 98 516

411 519

5.

Internationale economische betrekkingen

135 553

124 577

12 707

148 875

130 470

4 869

13 322

5 893

–7 838

8.

Economische analyses en prognoses

13 506

13 506

1 643

14 931

14 931

2 073

1 425

1 425

430

9.

Voorzienin maatschappelijke behoefte aan statistieken

189 129

189 129

 

192 269

192 269

 

3 140

3 140

 

10.

Elektronische communicatie en post

69 372

71 551

26 400

89 413

91 935

27 095

20 041

20 384

695

           
 

Niet-beleidsartikelen

 

113 771

2 928

 

104 336

7 405

 

– 9 435

4 477

21.

Algemeen

102 923

101 673

2 300

109 112

103 360

6 857

6 189

1 687

4 557

22.

Nominaal en onvoorzien

12 414

11 113

    

– 12 414

– 11 113

 

23.

Afwikkeling oude verplichtingen

985

985

628

976

976

548

– 9

– 9

– 80

SALDIBALANS EN TOELICHTING

Saldibalans per 31 december 2010 van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (bedragen in € mln)

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

2 809,9

 

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

6 158,0

       

3)

Liquide middelen

5,7

    
       

4)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

3 501,3

 

4a)

Interne begrotingsreserve Inpres8/Seno/Gom/Scheepsbouw

123,9

       

5)

Uitgaven buiten begrotingsverband

12,1

 

6)

Ontvangsten buiten begrotingsverband

47,1

       
       

8)

Extra-comptabele vorderingen (excl leningen)

1 330,3

 

8a)

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen (excl leningen)

1 330,3

       

10a)

Tegenrekening extra-comptabele schulden

  

10)

Extra-comptabele schulden

 
       

11)

Voorschotten

6 722,1

 

11a)

Tegenrekening voorschotten

6 722,1

       

12a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

4 591,1

 

12)

Garantieverplichtingen

4 591,1

       

13a)

Tegenrekening openstaande verplichtingen

17 162,9

 

13)

Openstaande verplichtingen

17 162,9

       

14)

Deelnemingen

1 420,6

 

14a)

Tegenrekening deelnemingen

1 420,6

       
       
 

TOTAAL

37 556,0

  

TOTAAL

37 556,0

Toelichting op de saldibalans per 31 december 2010

1) Uitgaven ten laste van de begroting (€ 2 809,9 mln)

Deze post bevat de nog niet met het Ministerie van Financiën verrekende begrotingsuitgaven. Verrekening van de begrotingsuitgaven 2010 zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

2) Ontvangsten ten gunste van de begroting (€ 6 158,0 mln)

Deze post betreft de nog niet met het Ministerie van Financiën verrekende begrotingsontvangsten. Verrekening van de begrotingsontvangsten 2010 zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

3) Liquide middelen (€ 5,7 mln)

De post liquide middelen is als volgt opgebouwd:

saldo 31-12-10

(in € 1 000)

Saldo liquide middelen kasbeheerder EZ

1

Saldo liquide middelen overige kasbeheerders

4 661

Saldo rekening-courant TWA/CBIN

1 029

Totaal

5 691

4) Rekening-courant RHB (€ 3 501,2 mln)

  • De rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding geeft de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weer. Het bedrag op de saldibalans is overeenkomstig de saldo-opgave per 31 december 2010 van genoemd Ministerie en is opgebouwd uit het saldo van de reguliere rekening-courant (€ 3 377,4 mln en het saldo van de rekening-courant betreffende de Interne begrotingsreserve (€ 123,9 mln). Bij de vaststelling van dit saldo is rekening gehouden met de posten die door de Rijkshoofdboekhouding in 2011 zijn verwerkt, maar gevaluteerd zijn op 2010.

4a) Interne begrotingsreserve (€ 123,9 mln)

  • Onder deze post vallen vier interne begrotingsreserves, namelijk reserve SENO/GOM, Garantieregeling Scheepsnieuwbouw, Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) en Garantieregeling Geothermie.

  • De SENO/GOM reserve en de scheepsbouwreserve zijn in 2010 niet gemuteerd.

  • De tweede reserve is bedoeld ter afdekking van de risico’s van toekomstige schadebetalingen op verstrekte scheepsbouwkredieten, die het bedrag van de jaarlijkse premie-ontvangst te boven gaan. In 2010 is in de reserve GO € 7,2 mln bijgestort, waardoor de stand per ultimo 2010 € 53,6 mln is.

  • Dit is ter afdekking van de risico’s, daar de ontvangsten (premies) en uitgaven (uit te keren schades) naar verwachting op jaarbasis niet gelijk gaan lopen.

  • In 2010 is de nieuwe reserve garantieregeling Geothermie gecreëerd waar € 5,3 mln in is gestort. Dit is ter afdekking van het geologisch risico dat het boren van de twee putten voor de toepassing van aardwarmte niet succesvol is.

5) Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vorderingen) (€ 12,1 mln)

Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn posten opgenomen, die met derden moeten worden verrekend. De nadere specificatie van deze post is als volgt:

saldo 31-12-10

(in € 1 000)

Vorderingen op andere ministeries

9 823

Intra-comptabele vorderingen EZ m.b.t. beleidsuitgaven

646

Intra-comptabele vorderingen EZ m.b.t. apparaatsuitgaven

1 635

Totaal

12 104

  • Het bedrag van € 9,8 mln onder vorderingen op andere ministeries is met name afkomstig van het Agentschap NL (€ 9,4 mln) vanwege voor andere departementen uitgevoerde regelingen. De overige € 0,4 mln betreft intracomptabele vorderingen kerndepartement.

  • Het bedrag van € 0,6 mln is voornamelijk het saldo van met opdrachtgevers van agentschappen te verrekenen posten.

  • Het bedrag van € 1,6 mln betreft voornamelijk de openstaande vordering van EZ/EL&I op Agentschap NL (€ 0,9 mln), Bouwinvest (€ 0,2 mln) en overige salarisdebiteuren (€ 0,1 mln).

6) Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intra-comptabele schulden) (€ 47,1 mln)

Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de posten opgenomen, die aan derden moetenworden betaald. De specificatie van de onder deze posten opgenomen bedragen is als volgt:

Saldo 31-12-10

(in € 1 000)

Schulden aan andere ministeries

29 121

Intra-comptabele schulden EZ m.b.t. beleidsuitgaven

841

Intra-comptabele schulden EZ m.b.t. apparaatsuitgaven

17 117

Totaal

47 079

Het bedrag van € 29,1 mln betreft met name vooruit ontvangen bedragen van andere ministeries door Agentschap NL in verband met regelingen die voor die andere ministeries worden uitgevoerd. Het bedrag van € 17,7 mln bestaat uit de per 31 december 2010 af te dragen loonbelasting (€ 7,1 mln), af te dragen premies € 4,0 mln en een schuld van Agentschap NL aan derden (o.a. depothouders) van € 5,9 mln wegens vooruit ontvangen octrooitaxen.

8) Extra-comptabele vorderingen (€ 1 330,3 mln)

8a) Tegenrekening extra-comptabele vorderingen (€ 1 330,3 mln)

De extra-comptabele vorderingen worden bij ontvangst ten gunste van de ontvangstenbegroting geboekt. Het verloop van de extra-comptabele vorderingen in 2010 binnen EZ/EL&I was als volgt:

(in € 1 mln)

Stand vorderingen eind 2009

 

1 248,3

Bij:

In 2010 ontstane vorderingen

240,5

 
 

Bijgeschreven dividend / rente

– 10,3

 
    
   

230,2

   

1 478,5

Af:

Ontvangsten

114,0

 
 

Ontvangen dividend / rente

5,4

 
 

Buiteninvorderingstelling c.q. kwijtschelding

28,8

 
   

148,2

Stand vorderingen eind 2010

 

1 330,3

  • Uit het bovengenoemde verloop van de extra-comptabele vorderingen blijkt dat het saldo van de in 2010 ontstane vorderingen € 230,2 mln is.

  • De ontvangsten (incl. ontvangen dividend en rente) zijn voor € 28,8 mln door de NMa gegenereerd. Op kredieten is door Agentschap NL € 20,0 mln ontvangen alsmede € 4,4 mln op BMKB. Een bedrag van € 26,1 mln komt uit GSMvergunningen.

  • De bijgeschreven rente van Agentschap NL is € -/- 13,8 mln doordat die wordt tegen geboekt bij geëxpireerde kredieten.

  • De buiteninvorderingstellingen c.q. kwijtscheldingen betreffen voor € 22,2 mln de BMKB en voor € 5,7 mln de TOK/TOP/MPO/KRE (incl. kwijtschelding van voorwaardelijke rente). De overige € 0,9 mln betreft de overige regelingen.

De extra-comptabele vorderingen zijn per begrotingsartikel, het Agentschap NL, NMa en overige apparaat onderverdeeld naar de mate van liquiditeit (opeisbaarheid) van de vorderingen.

(in € 1 000)

Vorderingsoort

direct opeisbaar

op termijn opeisbaar

op termijn opeisbaar

geconditioneerd

totaal

Omschrijving

 

< 1 jaar

> 1 jaar

  

1 Goed functionerende economie en markten

180,7

 

304,9

 

485,6

2 Een sterk innovatievermogen

5 534,6

 

35 935,7

10 880,7

52 351,0

3 Concurrerend ondernemingsklimaat

22 496,0

306,3

53 925,2

298 759,5

375 487,0

4 Doelmatige en duurzame energiehuishouding

24,5

   

24,5

5 Internationale economische betrekkingen

 

1 148,3

9 633,3

 

10 781,6

8 Economische analyses en prognoses

6,5

   

6,5

10 Elektronische communicatie en post

 

25 457,3

25 457,3

539,2

51 453,8

21 Algemeen

65,7

 

295,7

 

361,4

23 Afwikkeling oude verplichtingen

   

741,1

741,1

Overig apparaat

     

Buiten begrotingsverband

     

Agentschap NL

16 757,9

15 688,6

176 516,1

409 864,9

618 827,5

NMa

   

219 816,5

219 816,5

Totaal

45 065,9

42 600,5

302 068,2

940 601,9,1

1 330 336,5

De kolom direct opeisbare vorderingen van het voorgaand overzicht is op artikelniveau gerubriceerd naar ouderdom.

(in € 1 000)

Art.

Omschrijving

<2009

2009

2010

Totaal

1

Goed functionerende economie en markten

  

180,7

180,7

2

Een sterk innovatievermogen

  

5 534,6

5 534,6

3

Concurrerend ondernemingsklimaat

554,1

18 426,3

3 515,6

22 496,0

4

Doelmatige en duurzame energiehuishouding

  

24,5

24,5

5

Internationale economische betrekkingen

    

8

Economische analyses en prognoses

  

6,5

6,5

10

Elektronische communicatie en post

    

21

Algemeen

 

25,4

40,3

65,7

 

Buiten begrotingsverband

    
 

Agentschap NL

10 315,5

2 857,7

3 584,7

16 757,9

Totaal

10 869,6

21 309,4

12 886,9

45 065,9

Onderstaand worden per categorie, vorderingen die in verhouding tot het totaal van de vorderingen een grote omvang hebben, nader toegelicht. Per post is aangegeven aan welk artikel de vordering is gekoppeld.

Direct opeisbare vorderingen (in € 1 000)

Artikel 1 Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa (180,7)

  • 163,5 Betreft vordering interim functievervulling bij Ministerie van Justitie.

Artikel 2 Een sterk innovatievermogen (5 534,6)

  • 5 534,6 Betreft vordering op het NIVR na het invaren in het Agentschap NL.

  • De rekening-courantverhouding EZ/NIVR die voortvloeit uit de geboekte verrekeningen op projecten waarvoor EZ tot en met 2009 gelden aan het NIVR heeft verstrekt ten behoeve van die projecten maar die door het NIVR nog niet volledig waren doorbetaald.

Artikel 3 Concurrerend ondernemingsklimaat (22 496,0)

  • 554 Betreft terugvordering Scheepsbouwsubsidies, die in 2010 is aangepast.

  • 18 426 Betreft afrekening subsidie decentrale IPR 1992/1999.

  • 3 413 Betreft afrekening subsidie ISP V 1999.

  • 420 Betreft afrekening subsidie TOPPER bedrijventerrein Beatrixhaven.

Op termijn opeisbare vorderingen (leningen) (in € 1 000)

Het in de leningenadministratie opgenomen bedrag is 100 948,7

Artikel 2 Een sterk innovatievermogen (35 935,7)

  • Een bedrag van 6 806,7 is als een renteloze lening aan Marin verstrekt. Zolang de deelnemersovereenkomsten die met het maritieme bedrijfsleven zijn afgesloten in stand blijven is er geen aflossingsverplichting. Een bedrag van 13 459,5 betreft de deelname van de Staat in de Commanditaire Vennootschap Biopartner.

  • Een bedrag van 12 569,0 betreft de kredietfaciliteit CVO aan het NIVR. Dit bedrag is te hoog en dient aangepast te worden in 7 000,0 Het verschil is een dubbeltelling die voortvloeit uit de conversie NIVR/EZ. De verevening met het NIVR zal in 2011 plaatsvinden.

  • De stand van de lening aan Biomedbooster is 2 100,0.

Artikel 3 Concurrerend ondernemingsklimaat (54 231,5)

  • Op dit artikel staan met name leningen aan EIM 769,7 en NESEC 2 240,5 waarop in 2010 is afgelost.

  • Van een renteloze lening aan het LIOF ad 15 088,2 is de termijn verlengd tot 2012. Over vordering op de NOM ad 496,5 wordt momenteel overleg gevoerd.

  • De BOM heeft een renteloze lening van 2 880,0 waarop de eerste aflossing is ontvangen. De stichting Microkredieten heeft een renteloze lening van 17 130,0

  • Er is een lening van 8 542,0 verstrekt aan Nedermaas Hightech, respectievelijk een lening van 7 000,0 aan de Gemeente Eindhoven.

Artikel 5 Internationale economische betrekkingen (10 781,6)

  • Dit betreft leningen aan Indonesië en Egypte. De leningen worden geadministreerd en beheerd door het NIO. Hierop wordt periodiek afgelost en rente betaald.

Artikel 10 Elektronische communicatie en post (50 914,6)

  • Betreft te vergoeden termijnen van GSM-vergunningen.

Geconditioneerde vorderingen (in € 1 000)

Artikel 2 Een sterk innovatievermogen (10 880,7)

  • Betreft voornamelijk het revolving fund van het NIVR, waarin aflossing op kredieten en royalties werden gestort. Het revolving fund mocht door het NIVR worden aangewend voor activiteiten. Door de overgang van het NIVR naar AgNL valt het fonds toe aan EZ/EL&I. Naar verwachting zal in 2011 het fonds worden afgerekend met EZ/EL&I. Deze stand is te hoog omdat enkele posten niet zijn geboekt. De vordering zou moeten luiden 4 404,0.

Artikel 3 Concurrerend ondernemingsklimaat ( 298 759,5)

  • Op dit artikel is onder meer een geconditioneerde vordering vastgelegd op het consortium dat de Nederlandse bijdrage aan de JSF levert ad 279 376,0. Deze vordering is een inschatting van de toekomstige opbrengsten op grond van de herziene omzetprognose. De vordering is berekend op basis van het prijspeil 2010.

  • Daarnaast bestaat dit uit geconditioneerde vorderingen inzake de United Nations University, Investors in People en een vordering betreffende de vuurwerkramp.

  • Als vorderingen in faillissementen staat een bedrag van 5 802,9 open.

Artikel 10 Elektronische Communicatie en Post (539,2)

  • Betreft een juridische kwestie met Arrow.

Artikel 23 Afwikkeling oude verplichtingen (741,1)

  • Betreft de lening aan Volvo die wordt afgelost via de opbrengst van reserve onderdelen.

Vorderingen van Agentschap NL (in € 1 000)

Vorderingen Agentschap NL (618 827,5)

  • Het merendeel van de vorderingen van Agentschap NL (183 261,0) heeft betrekking op de Regeling Technische ontwikkelingskredieten en de Regeling Technische Ontwikkelingsprojecten. Deze regelingen worden uitgevoerd door dit agentschap. Het betreft leningen verstrekt met het doel een «nieuw» product te ontwikkelen. De terugbetaling van de lening is afhankelijk van de met het ontwikkelde product verkregen omzet. Er is rente verschuldigd die jaarlijks wordt bijgeschreven. De regelingen zijn inmiddels ingetrokken.

  • Een bedrag van 99 144,2 betreft de storting op een rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding ten behoeve van de uitvoering van de investeringsfaciliteit Opkomende Markten door de FMO. Dit is opgenomen als geconditioneerde vordering. In deze categorie valt ook een bedrag van 156 067,4 i.v.m. de BMKB-regeling.

  • Ook zijn in deze vorderingen m.i.v. september 2009 de kredieten opgenomen die het NIVR had verstrekt en waarvan de aflossingen in het revolving fund NIVR werden gestort, omdat NIVR naar Agentschap NL is gegaan. Het gaat om ca 58 000.

  • De bedragen voor TOP, UK, SEED en Innovatieve Kredieten zijn 10 200, 16 700, 34 000 en 40 000.

Vorderingen van NMa (in € 1 000)

Vorderingen NMa (219 816,5)

  • Dit betreft onder andere de door het NMa opgelegde boetes (met name telefonie en bouw) en lasten onder dwangsom.

10) Voorschotten (€ 6 722,1 mln)

10a) Tegenrekening voorschotten (€ 6 722,1 mln)

  • Op deze rekening staat het saldo van de vooruitbetalingen (voorschotten). Deze voorschotten zijn gebaseerd op EZ-subsidieregelingen danwel op door EZ/EL&I gesloten contracten. Voor wat betreft subsidies wordt in principe betaald op basis van gemaakte en betaalde kosten. De definitieve vaststelling van de subsidie danwel de afwikkeling van het contract geschiedt na indiening van de einddeclaratie. In 2010 is voor € 2 109,3 mln aan voorschotten afgerekend.

  • Hiervan betreft € 233,5 mln ruimtevaart en € 72 mln CVO.

Het saldo openstaande voorschotten is als volgt opgebouwd:

Overzicht openstaande voorschotten EZ (in € 1 mln)
 

Totaal

Stand per 31 december

2010

2009

ontstaansjaar

 

< 2005

110

333

2005

84

178

2006

91

245

2007

213

458

2008

2 338

3 032

2009

1 577

2 230

2010

2 309

 

Totaal

6 722

6 476

Onderstaand wordt een aantal voorschotten toegelicht die in verhouding tot het totaal een grote omvang hebben. Tevens wordt een aantal voorschotten toegelicht die meer dan vier jaar open staan.

Artikel 2.45 060 BSIK (€ 144,8 mln)

  • Vanaf 2004 zijn € 185,5 mln voorschotten verstrekt. In 2010 zijn er € 20,5 mln voorschotten verstrekt en is er niet afgerekend.

Artikel 2.45 100 Bijdrage instituten lucht- en ruimtevaart (€ 4,0 mln)

  • In 2009 is hierop € 16,2 mln afgerekend. In 2010 is er € 23,8 mln afgerekend.

Artikel 2.45 600 Ruimtevaart (€ 1,0 mln)

  • In 2010 is de administratie opgeschoond i.v.m. de overgang van het NIVR naar Agentschap NL. Er is in 2010 een bedrag van € 8,2 mln verstrekt en € 233,5 mln afgerekend.

Artikel 2.45 705 Innovatieve subsidies: TOK, KREDO, MPO (€ 56,9 mln)

  • Hierop is in 2009 € 77,2 mln afgerekend. In 2010 is er € 10 mln verstrekt en € 43,8 mln afgerekend.

Artikelonderdeel 3.10 200 REONN Kompas voor het Noorden (€ 9,0 mln)

  • De subsidies op dit artikelonderdeel worden als voorschot uitbetaald op basis van jaarplannen en op programmatische wijze ingezet. De regeling loopt door tot 2011, zodat definitieve afrekeningen de komende jaren zullen gaan plaatsvinden. In 2009 is € 342,5 mln afgerekend en in 2010 € 45,6 mln.

Artikelonderdeel 3.40 300 Centraal deel IPR (€ 43,6 mln)

  • Dit betreft voorschotbetalingen in het kader van het centraal deel van de Investeringspremie-regeling. Dit betreft langlopende verplichtingen ter bevordering van bedrijfsinvesteringen in sociaal-economisch zwakkere gebieden. In 2010 is er € 8,8 mln bevoorschot en € 9,3 mln afgerekend. Per ultimo 2010 stonden alleen nog voorschotten open uit 2005 en latere jaren.

Artikelonderdeel 3.10 230 Cofinanciering EFRO (€ 105,0 mln)

  • Op dit artikel zijn de voorschotten geboekt welke door EZ/EL&I zijn verleend in het kader van de cofinanciering EFRO. Het betreft het programma 1994–1999 en de programma’s 2000–2006 en 2007–2013.

  • In 2009 is er € 21,7 mln afgerekend. In 2010 € 3 mln.

Artikelonderdeel 3.10 510 Stadseconomie (€ 0,0 mln)

  • Omdat in 2005 binnen het Grote Stedenbeleid voor het onderdeel stadseconomie één budget beschikbaar is gesteld zijn de instrumentsubs Fysieke Stadseconomie (3.10 500) en Niet Fysieke stadseconomie (3.10 510) samengevoegd als Stadseconomie. De voorschotten i.v.m. stadseconomie zijn in 2010 voor € 153,4 mln afgerekend.

Artikelonderdeel 4.01 500 Diverse programma uitgaven Energie (€ 4,0 mln)

  • De openstaande voorschotten op dit artikelonderdeel maken voornamelijk deel uit van het EG programma GCO(Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek). Dit wordt eens in de vier jaar vastgesteld. In 2010 is er € 16,4 mln mln afgerekend.

Artikelonderdeel 4.05 010 Tegemoetkoming Demkolec en stadsverwarmingsprojecten (€ 77,6 mln)

  • Dit onderdeel verloopt via Agentschap NL. In 2009 is € 33 mln bevoorschot en € 82 mln afgerekend.

  • De openstaande voorschotten stammen uit de jaren 2005/2009 In 2010 is er € 7 mln verstrekt en € 9,5 mln afgerekend.

Artikelonderdeel 4.20 420 Bijdrage aan ECN (€ 96,7 mln)

  • In 2010 is € 55 mln verstrekt en € 9 mln afgerekend.

Artikelonderdeel 4.20 504 Bijdrage MEP SN (€ 3 100,9 mln)

  • Per ult 2010 zijn de van Enerq overgenomen voorschotten buiten SAP om gecorrigeerd naar jaarlaag 2008 en gesteld op € 1 835,9 mln.

Artikelonderdeel 9.10 010 Bijdrage aan het CBS (€ 572,2 mln)

  • Dit voorschot betreft de bijdrage 2008, 2009 én 2010 aan het CBS, alsmede enkele kleinere bedragen uit eerdere jaren. De bijdrage over 2008 en 2009 zijn nog niet afgerekend.

  • In beginsel wordt per meerjarenpogramma afgerekend. Het meerjarenprogramma 2004–2008 zal in 2011 worden afgerekend. De jaren 2009 en 2010 behoren tot het nieuwe programma 2009–2013.

De voorschotten aan Loyalis over de jaren 2006 en 207 zijn afgerekend voor een bedrag van € 4,5 mln.

11) Garantieverplichtingen (€ 4 591,1 mln)

11a) Tegenrekening garantieverplichtingen (€ 4 591,1 mln)

Dit betreft de garantieverplichtingen die door EZ zijn aangegaan. Het verloop van degarantieverplichtingen in 2010 was als volgt:

 

(in € 1 mln)

Saldo garantieverplichtingen tot en met 2009

3 344,0

Bij: Aangegane garantieverplichtingen in 2010

+1 799,1

Af: Betalingen op garantieverplichtingen in 2010

-/-66,1

Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties

-/-485,9

Saldo garantieverplichtingen ultimo 2010

4 591,1

Circa de helft van dit bedrag (€ 2 230,7 mln) betreft de garanties van de borgstellingsregeling BMKB (art. 3). Het uitstaande garantiebedrag voor deze regeling is verhoogd in verband met afgegeven garanties van ongeveer € 742,5 mln en verlaagd in verband met negatieve bijstellingen van ongeveer € 404,5 mln. Aan verliesafdekking is € 64,5 mln betaald.

De andere helft van het saldo garantieverplichtingen ultimo 2010 bestaat uit voornamelijk garanties Groeifinancieringsfaciliteit € 888,8 mln, COVA (art. 4) € 1 325,0 mln en garanties ten behoeve het CBS van € 81 mln en OPTA van € 9 mln.

In de artikelsgewijze toelichting worden de garanties afzonderlijk toegelicht.

12) Openstaande verplichtingen (€ 17 162,9 mln)

12a) Tegenrekening openstaande verplichtingen (€ 17 162,9mln)

Het verloop van de verplichtingen in 2010 was als volgt:

 

(in € 1 mln)

Saldo aangegane verplichtingen tot en met 2009

12 072,7

Bij: Aangegane verplichtingen in 2010

+10 083,8

Af: Betalingen op verplichtingen in 2010

-/-3 090,0

Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties

-/-1 903,6

Saldo verplichtingen ultimo 2010

17 162,9

  • In 2010 is de administratie opgeschoond voor de overgang van het NIVR naar Agentschap NL.

  • Er is € 101,9 mln ingetrokken, inclusief buiten begrotingsverband.

  • Van de in 2010 aangegane verplichtingen vloeit een bedrag van € 7,7 mld voort uit «verduurzaming van de energiehuishouding».

Omvangrijke negatieve bijstellingen.

In onderstaande tabel zijn de bijstellingen per artikel opgenomen.

Art.

Omschrijving

(in € 1 mln)

1

Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa

-/-5,5

2

Een sterk innovatievermogen

130,0

3

Concurrerend ondernemingsklimaat

544,0

4

Doelmatige en duurzame energiehuishouding

1 622,3

5

Internationale economische betrekkingen

18,5

9

CBS

9,0

10

Elektronische communicatie en post

6,7

21

Algemeen

7,0

 

Buiten begrotingsverband

57,4

 

Totaal

2 389,4

De negatieve bijstellingen (intrekkingen) hebben met name betrekking op vrijgevallen verplichtingruimte in verband met definitief vastgestelde subsidies en bijdragen. Bij de begrotingsvoorbereiding van de afgelopen jaren is het kaseffect van deze vrijval al verwerkt in de kasramingen.

  • Op artikel 1 is € 6,3 mln overgeboekt van art 21 inzake Piano/Tenderned.

  • Een belangrijk deel van de intrekkingen van artikel 2 heeft betrekking op de regelingen die door Agentschap NL worden uitgevoerd. Op innovatievouchers is € 17,6 mln ingetrokken.

  • De opschoning van het NIVRbestand leverde intrekkingen voor een bedrag van € 96,4 mln (excl buiten begrotingsverband van € 5,5 mln) op.

  • De negatieve bijstellingen van artikel 3 hebben voor € 18,4 mln betrekking op aan BZK overgedragen TOPPER-dossiers en voor € 21,5 mln op BSRI. Op de BMKB en de groeifaciliteit is € 404,5 mln respectievelijk € 65,4 mln ingetrokken.

  • De intrekkingen op artikel 4 hebben met name betrekking op CO2 reductie € 6,5 mln, € 1 418,7 mln MEP, «wind op land» € 10,5 mln, zonnenergie 18,5 mln, vergisting € 74,0 mln, afvalverwerking € 25,9 mln.

  • De intrekkingen van artikel 5 betreffen voor € 4,1 mln Buitenlandse Markten PSB. Een bedrag van € 6,1 mln viel vrij op Economische Samenwerking PSO.

  • De intrekkingen op artikel 10 bedroegen € 6,7 mln. Het betreft voornamelijk beleidsvoorbereiding en evaluaties ad € 4,1 mln.

  • De intrekkingen op «verplichtingen buiten begrotingsverband» hadden voornamelijk betrekking op een positieve mutatie ten gevolge van de ESAconversie (€ 13,8 mln) en door Agentschap NL voor BUZA, V&W en OCW uitgevoerde regelingen. (€ 45,3 mln)

13) Deelnemingen (€ 1 420,6 mln)

13a) Tegenrekening deelnemingen (€ 1 420,6 mln)

De toelichting op de deelnemingen is als volgt ( in € 1 000):

Naam

Nominaal

Betaald

 
 

Ultimo 2009

Ultimo 2010

Ultimo 2009

Ultimo 2010

Deeln.%

N.V. NOM

51 879,8

51 879,8

51 879,8

51 879,8

99,9

      

N.V. LIOF

50 373,2

50 373,2

50 373,2

50 373,2

94,4

      

Oost N.V.

26 263,5

26 263,5

35 714,1

35 714,1

65,2

      

N.V. BOM

19 153,6

19 153,6

21 090,2

21 090,2

57,6

      

GasTerra B.V.

18 000,0

18 000,0

18 151,2

18 151,2

10

      

EBN NV

128 137,5

128 137,5

1 243 357,8

1 243 357,8

100

      

NOVEM B.V.

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

      

Totaal

293 807,6

293 807,6

1 420 566,3

1 420 566,3

 

In 2010 waren er geen mutaties op deelnemingen.

VERANTWOORDINGSSTAAT BATEN-LASTENDIENSTEN

Samenvattende verantwoordingsstaat 2010 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII)
Bedragen in € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Naam baten-lastendienst

totaal baten

totaal lasten

saldo baten en lasten

totaal baten

totaal lasten

saldo baten en lasten

totaal baten

totaal lasten

saldo baten en lasten

Agentschap NL

257 913

257 626

287

280 810

282 405

– 1 595

22 897

24 779

– 1 882

Agentschap Telecom

30 626

30 738

– 112

34 368

32 493

1 875

3 742

1 755

1 987

Totaal

288 539

288 364

175

315 178

314 898

280

26 639

26 534

105

Naam baten-lastendienst

 

totaal kapitaaluitgaven

totaal kapitaalontvangsten

 

totaal kapitaaluitgaven

totaal kapitaalontvangsten

 

totaal kapitaaluitgaven

totaal kapitaalontvangsten

Agentschap NL

 

6 666

4 500

 

6 479

29

 

– 187

– 4 471

Agentschap Telecom

 

3 845

1 941

 

3 745

0

 

– 100

– 1 941

Totaal

 

10 511

6 441

 

10 224

29

 

287

6 412

TOELICHTING BIJ DE BATEN-LASTENDIENSTEN

Agentschap NL

Baten en lasten

Verantwoordingsstaat baten en lasten 2010 (in € 1 000)
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Baten

   

Opbrengst moederdepartement

157 829

179 864

22 035

Opbrengst overige departementen

91 099

93 404

2 305

Opbrengst derden

7 499

7 481

– 18

Rentebaten

200

– 200

Vrijval uit voorzieningen

61

61

Bijzondere baten

1 286

– 1 286

Totaal baten

257 913

280 810

22 897

    

Lasten

   

Apparaatskosten

   

* personele kosten

171 064

195 116

24 052

* materiële kosten

80 990

80 725

– 265

Rentelasten

450

21

– 429

Afschrijvingskosten

   

* materieel

4 786

3 412

– 1 374

* immaterieel

74

872

798

Overige lasten

   

* dotaties voorzieningen

262

2 259

1 997

* buitengewone lasten

Totaal lasten

257 626

282 405

24 779

Saldo van baten en lasten

287

1 595

1 882

Toelichting op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie

Toelichting op de baten

Algemeen

Door de fusie van de EVD, OCNL en SN per 1 januari 2010 en de verschillen in de waarderingsgrondslagen in 2009, is het niet mogelijk om voor 2009 vergelijkende cijfers voor Agentschap NL op te stellen. Met instemming van het Ministerie van Financiën wijkt Agentschap NL daarom eenmalig af van de RBV en neemt de begrotingscijfers 2010 op als vergelijkende cijfers in plaats van de realisatiecijfers 2009.

Bij het opstellen van de begroting 2010 was uitgegaan van een beperkte volumestijging van 0,6%. De gerealiseerde opbrengst is hoger dan de begroting (8,8%). Deze toename doet zich met name voor bij het moederdepartement en het Ministerie van VROM.

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst van het moederdepartement is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting met 14,0% gestegen. De stijging wordt grotendeels veroorzaakt door het programma eDienstverlening als gevolg van de intensivering in de uitvoering daarvan, en de presentatie van de VRD gelden en PRIMA subsidie onder opbrengst moederdepartement. In de oorspronkelijke begroting waren deze onder bijzondere baten opgenomen. Daarnaast wordt de stijging onder andere verklaard door de regelingen WBSO, BMKB, IPC, Innovatieagenda Energie, Partners voor Water en overgang van de regeling Economische versterking postennet van Buitenlandse Zaken naar EL&I. Het aandeel van EL&I in de totale opbrengst van Agentschap NL bedraagt 64,1%.

Opbrengst overige departementen

De opbrengst van VROM is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting met 7,4% gestegen. Het aandeel van VROM in de totale opbrengst bedraagt 20,4%. Deze stijging wordt voornamelijk verklaard door een aanvullende opdracht bij Terra. Verder wordt deze omzetstijging ook veroorzaakt door volumestijgingen en meerwerk bij de Sloopregeling, regeling Milieu & Technologie, Subsidieregeling Maatschappelijke Organisaties en Milieu, Stralingsbescherming en de regeling Milieu Investeringsaftrek (crisismaatregel).

De opbrengst van de ministeries van Buitenlandse zaken, Verkeer en Waterstaat en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting gedaald met 4,3%. De daling wordt verklaard door daling van de opdrachten voor Schoon & Zuinig, Veilige Stille Banden, AIS transporters en Het Nieuwe Rijden 3. Het aandeel in de totale opbrengst van de overige departementen (exclusief VROM) bedraagt 12,8%.

Opbrengst derden

De opbrengst derden betreft de opbrengst die buiten de Rijksoverheid wordt gerealiseerd. De opbrengst derden heeft betrekking op opdrachten voor de Europese Unie en diverse overige opdrachtgevers. De opbrengst overige opdrachtgevers is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting gedaald met 0,2%. Het aandeel in de totale opbrengst bedraagt 2,7%.

Toelichting op de lasten

Algemeen

De lasten zijn ten opzichte van de begroting met 9,1% gestegen. Hieronder worden de opmerkelijke verschillen toegelicht.

Personele kosten

De totale personeelskosten zijn ten opzichte van de oorspronkelijke begroting met 14,1% gestegen. De loonkosten zijn met 15,2% gestegen. Dit wordt veroorzaakt door hogere omvang van het opdrachtenpakket en de daarmee samenhangende stijging van het aantal medewerkers. Daarnaast is de exogene stijging van de loonkosten als gevolg van CAO-Rijk hoger ten opzichte van de ontwerpbegroting. De overige personeelskosten zijn met 15,6% gedaald in verband met lagere realisatie op opleidingskosten en werving en selectiekosten.

Het gemiddelde aantal fte’s is ten opzichte van de begroting (2 282 fte) gestegen met 169,5 fte naar 2 451,5 fte (7,4%). Deze groei betreft voornamelijk een groter aantal inhuurkrachten (+117 fte) ten behoeve van het uitvoeren van extra opdrachten.

De gemiddelde loonkosten per fte bedragen € 78 149 voor ambtenaren € 74 206 en voor inhuurkrachten € 84 753. Dit is gemiddeld hoger dan begroot.

Materiële kosten

De materiële kosten liggen per saldo 0,3% onder de raming. Deze daling wordt vooral veroorzaakt door lagere communicatiekosten (stroomlijning van de activiteiten), lagere kosten interne projecten (minder projecten) en de overige kosten.

Rentelasten

De rentelasten bedragen € 20 524. Deze betreffen de wettelijke rente. Agentschap NL heeft geen uitstaande leningen bij het Ministerie van Financiën.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten zijn lager dan begroot. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de lagere investeringen in hard- en software. Daarnaast hebben een aantal grote investeringen pas eind 2010 plaatsgevonden.

De afschrijvingstermijnen bedragen tien tot vijftien jaar voor bouwkundige zaken en installaties, vijf jaar voor meubilair/overig, twee of drie jaar voor hardware en drie jaar voor software en voor andere vaste bedrijfsmiddelen drie tot vijf jaar. Op de afschrijvingskosten is de jaarlijkse vrijval van de egalisatierekening huisvesting in mindering gebracht, waarmee in het verleden de investeringsuitgaven van de huisvesting te Den Haag zijn gefinancierd.

Overige lasten

Er heeft een dotatie plaatsgevonden aan een aantal personele voorzieningen ten gevolge van wijziging van de bezetting en afronding van de reorganisatie in 2010. Daarnaast is € 0,4 mln gedoteerd aan de voorzieningen onderhanden werk en dubieuze debiteuren.

Saldo van baten en lasten

Het Agentschap NL sluit het jaar af met een negatief resultaat van € 1,6 mln, op de totale omzet van € 280 mln. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de benodigde dotatie aan de personele voorziening ten gevolge van de reorganisatie. Het negatieve resultaat wordt gedekt door de afname van het eigen vermogen. Het vaststellen van de financiële verantwoording is de bevoegdheid van de Secretaris Generaal van EL&I.

Balans

Balans per 31 december 2010 (vóór resultaatsbestemming, in € 1 000)
 

31-12-2010

Beginbalans per 1-1-2010 1

Activa

  

Immateriële vaste activa

1 271

1 285

Materiële vaste activa

  

* grond en gebouwen

* installaties en inventarissen

15 420

13 574

* overige materiële vaste activa

2 015

1 870

Voorraden

Debiteuren

8 607

5 500

Nog te ontvangen

7 075

6 051

Liquide middelen

56 723

47 588

Totaal Activa

91 111

75 868

   

Passiva

  

Eigen vermogen

  

* exploitatiereserve

12 821

16 348

* onverdeeld resultaat

– 1 595

Leningen bij het MvF

Egalisatierekening

487

671

Voorzieningen

8 904

8 813

Crediteuren

14 862

14 666

Nog te betalen kosten

55 632

35 370

Totaal Passiva

91 111

75 868

X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 32 395 XII, nr. 2

Eigen vermogen

De exploitatiereserve is gemaximeerd tot 5% van de opbrengst 2010 (€ 280,7 mln). Dit houdt in dat de maximaal toegestane omvang van de exploitatiereserve € 14,04 mln bedraagt. Inclusief het resultaat over 2010 bedraagt het saldo van de exploitatiereserve € 11,2 mln (€ 12,8 mln–€ 1,6 mln).

Voorzieningen

Verloop voorzieningen (in € 1 000)
 

Voorzieningen 1 januari 2010

Dotatie

Onttrekking

Vrijval

Voorzieningen 31 december 2010

Waarvan

langlopend

Voorziening Ambtsjubilea

4 689

572

– 209

5 052

4 726

Voorziening Verlieslatende contracten/personeel

541

– 115

– 61

364

299

Voorziening Verlieslatende contracten/projecten

2 500

– 1 061

1 439

Voorziening reorganisatie

 

708

  

708

425

Voorziening Wachtgelden

1 083

569

3– 12

1 340

1 005

Totaal

8 813

1 849

– 1 697

– 61

8 904

6 455

De mutaties aan de voorzieningen bedragen per saldo € 0,1 mln (exclusief voorziening voor onderhanden werk en dubieuze debiteuren).

Kasstroomoverzicht

Tabel Kasstroomoverzicht 2010 (in € 1 000)
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1. Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 1 januari 2010

20 622

47 588

26 966

2. Totaal operationele kasstroom

823

15 585

14 762

-/- totaal investeringen

– 5 420

– 6 479

– 1 059

+ totaal boekwaarde desinvesteringen

29

29

3. Totaal investeringskasstroom

– 5 420

– 6 450

– 1 030

-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement

+ eenmalige storting door moederdepartement

-/- aflossingen op leningen

– 1 246

1 246

+ mogelijk beroep op leenfaciliteit

4 500

– 4 500

4. Totaal financieringskasstroom

3 254

– 3 254

    

5. Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 31 december

19 279

56 723

37 444

Doelmatigheid

 

2008

2009

2010

Inputindicatoren

SN

EVD

OCNL

SN

EVD

OCNL

AGNL

Kernindicatoren

       

Verhouding direct/indirect personeel in fte’s

1 339 fte

363 fte

104 fte

1 504 fte

362 fte

86 fte

2 018 fte

(excl. TWA)

233 fte

74 fte

17 fte

261 fte

93 fte

33 fte

409 fte

Verklarende variabelen

       

Loonkosten per fte

€ 69 838

€ 67 790

€ 67 058

€ 75 514

€ 70 295

€ 74 000

€ 78 149

Totaal aantal fte’s

1 572 fte

467 fte

121 fte

1 765 fte

479 fte

119 fte

2 451,5 fte

Kosten inhuur externen op basis van PAO-definitie (x 1 000)

€ 37 192

€ 3 056

€ 1 280

€ 54 857

€ 13 930

€ 1 430

€ 76 887

Outputindicatoren

SN

EVD

OCNL

SN

EVD

OCNL

AGNL

Kernindicatoren

       

Uurtarief

– 0,95% reële tariefdaling

0,1% reële tariefstijging

– 2,2% reële tariefdaling

2,4% reële tariefstijging

3,4% reële tariefstijging

– 3,6% reële tariefdaling

1% reële tariefstijging

Aantal declarabele uren per fte en totaal

1 452 uren per fte/2,28 mln uren totaal

1 432 uren per fte/519 816 uren totaal

1 139 uren per fte/134 000 uren totaal

1 444 uren per fte/2,53 mln uren totaal

1 434 uren per fte/552 090 uren totaal

1 146 uren per fte/136 329 uren totaal

1 468 uren per fte/2,96 mln uren totaal

Aantal werkbare en bruto/netto beschikbare uren

2 032 werkbare uren

2 023 werkbare uren

2 032 werkbare uren

2 032 werkbare uren

2 032 werkbare uren

2 032 werkbare uren

2 040 werkbare uren

 

1 656 bruto

1 659 bruto

1 663 bruto

1 656 bruto

1 659 bruto

1 663 bruto

1 671 bruto

 

1 568 netto

1 584 netto

1 592 netto

1 568 netto

1 568 netto

1 592 netto

1 579 netto

        

Verklarende variabelen

       

Bedrijfsresultaat / omzet (x 1 000)

€ 3 148

€ 761

€ 1 076

€ 5 080

€ 0

€ 387

– € 1 595

 

€ 139 311

€ 76 219

€ 14 960

€ 168 692

€ 42 000

€ 16 791

€ 280 749

Kwaliteitsindicatoren

SN

EVD

OCNL

SN

EVD

OCNL

AGNL

Kernindicatoren

       

Klanttevredenheid

7,4

7

7,7

7,5

7

7,8

7,3

Doorlooptijd processen

Verleningen: 81,7%

Declaraties: 94,3%

Declaraties < 50%;

20 dagen.

Declaraties > 50%;

34 dagen

Vastgelegd in Wettelijke bepalingen

Verleningen: 86%

Declaraties: 95,5%

Declaraties < 50%;

23 dagen.

Declaraties > 50%;

32 dagen

Vastgelegd in Wettelijke bepalingen

Handelstransacties: 92%

Verleningen: 81,1%

Doorlooptijd octrooien: 100%

Gehonoreerde bezwaarschriften

404 (30,1% van totaal)

7 (44% van totaal)

< 0,1%

605 (32,3% van totaal)

10 (20% van totaal)

83 (<0,1%)

954 (36,3% van het totaal)

Aantal klachten

24

2

Nvt

23

3

Nvt

53

Medewerkertevredenheid

Geen meting

7,9

7

7,5

7,6

7,4

7,2

        

Verklarende variabelen

       

Ziekteverzuim %

4,8%

4,1%

5,22%

4,3%

4%

4,3%

4,1%

De in het model 3.80 van de RBV opgenomen «kostprijs per product» en «omzet per product» worden nog niet gepresenteerd. Daarnaast maakt EL&I nog geen gebruik van de indexering en het specifieke deel (ICT-, Subsidie- en Inspectiediensten) van het model.

Inputindicatoren

Naast de specifieke activiteiten in het kader van de fusie, stond 2010 vooral in het teken van harmonisatie van de processen. In de bedrijfsvoering is sprake geweest van meer tijdelijke inhuur waardoor met name de inputindicatoren minder doelmatig zijn dan gewenst. De kosten inhuur externen zijn inclusief de inhuur uit hoofde van de flexibele schil van € 43,8 mln inhuur.

Outputindicatoren

In 2010 is de declarabiliteit onverminderd hoog met gemiddeld 1 468 declarabele uren per fte. Dit gemiddelde ligt met 99 uren ruimschoots boven de richtlijn volgens de handleiding overheidstarieven van het Ministerie van Financiën (1 369 uur).

Kwaliteitsindicatoren

Agentschap NL streeft naar een zo efficiënt mogelijke afhandeling van aanvragen, betalingen en bezwaarschriften. De doorlooptijd van de verleningen is met 81,1% redelijk laag te noemen. Door de hoeveelheid en diversiteit aan regelingen is echter niet eenduidig aan te geven waar dit door komt. Op afzonderlijk opdrachtniveau wordt wel degelijk gerapporteerd over en rekening gehouden met het verbeteren van de doorlooptijd.

De doorlooptijden van de betalingen van de handelstransacties (92%) in 2010 ligt boven de EL&I norm van 90% betalingen binnen 30 dagen. Het Directie Team heeft in 2010 sterk gestuurd op de afwikkeling van inkoopfacturen en is voornemens om dit onverminderd voort te zetten in 2011.

De grotere afwijkingen in prestatiegegevens ten opzichte van 2009 zitten met name in het aantal juridische bezwaren en klachten. De afhandeling van bezwaarschriften heeft in 2010 wederom een grote vlucht genomen (2 626 stuks tegenover 1 923 over 2009). Het percentage gehonoreerde bezwaarschriften is 36,3%. De regelingen die het met name betreft, zijn regelingen gericht op consumenten zoals de regeling Bevordering Eigen Woningbezit en de regeling Maatwerkadviezen voor woningen. Daarnaast hebben de Innovatievouchers en de WBSO-regeling een groot aandeel in het aantal gehonoreerde bezwaarschriften.

In 2010 zijn er 53 klachten ontvangen, waarvan er 49 zijn afgehandeld (36 binnen zes weken, 10 binnen 10 weken en bij 3 klachten is er, na instemmen van de klager, langer dan 10 weken over gedaan).

Agentschap Telecom

Baten en lasten

Verantwoordingsstaat baten en lasten 2010 (in € 1 000)
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2010

Realisatie 2010

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2009

Baten

    

Opbrengst moederdepartement

11 369

12 395

1 026

11 885

Opbrengst overige departementen

38

470

432

625

Opbrengst derden

18 858

21 245

2 387

19 133

Rentebaten

61

63

2

39

Vrijval voorzieningen

0

31

31

275

Bijzondere baten

300

164

– 136

138

Totaal baten

30 626

34 368

3 742

32 095

     

Lasten

    

Apparaatskosten

    

* personele kosten

19 509

19 728

219

19 502

* materiële kosten

8 636

8 649

13

9 133

Rentelasten

150

140

– 10

53

Afschrijvingskosten

    

* materieel

2 393

2 060

– 333

2 086

* immaterieel

0

7

7

14

Overige lasten

    

* dotaties voorzieningen

50

1 909

1 859

531

* bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

30 738

32 493

1 755

31 319

     

Saldo van baten en lasten

– 112

1 875

1 987

776

Toelichting op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie

Toelichting op de baten

Opbrengst moederdepartement

De hogere opbrengst moederdepartement van ruim € 1,0 mln is het gevolg van onder andere verschuiving van de veiling 2,6 GHz naar 2010, nieuwe (verdeel)projecten zoals GSM 900/1800 en meer inzet op het project BREAD.

Opbrengst overige departementen

Aanvullende activiteiten voor het Kennisplatform EMV&G en het doorschuiven van activiteiten voor Anders betalen voor mobiliteit (voormalig V&W) en steunpunt Hoogspanningslijnen (voormalig VROM) naar 2010 zorgen voor een hogere opbrengst.

Opbrengst derden

De hogere opbrengst komt met name door uitgifte van meer vergunningen voor vaste verbindingen ten behoeve van de mobiele netwerken. De providers, met name T-Mobile en Vodafone, zijn hun netwerken aan het upgraden door capaciteitsuitbreiding in verband met onder andere Smartphones.

Voor de satellietoperators is de opbrengst hoger door de doorbelasting van hogere kosten voor ITU-filings (planning en coördinatie satelliet).

Bijzondere baten

De bijzondere baten betreffen huisvesting, personeel en overige, elk voor ongeveer een gelijk deel.

Toelichting op de lasten

Personele kosten

De gerealiseerde personeelslasten zijn € 0,2 mln, zijnde 1%, hoger dan de begroting.

In 2010 was de totale gemiddelde bezetting 276,6 fte, waarvan 252,5 fte ambtelijk. De begroting voor 2010 ging uit van gemiddeld 277,5 fte, waarvan 253 fte aan ambtelijk personeel. De gemiddelde loonkosten per ambtelijk fte waren € 67 129 in 2010 (begroot: € 65 252). Dit houdt in dat de realisatie 2,8% hoger was dan de begroting.

Voor de inhuur waren de kosten ca. € 90 332. Dit is bijna 2% hoger dan de begroting (€ 88 572), maar een daling ten opzichte van 2009 (€ 120 927).

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten zijn lager dan begroot omdat de investeringen in 2010 lager zijn dan begroot.

Overige lasten

De dotatie aan voorzieningen betreft onder andere de dotatie die voortvloeit uit de verplichtingen uit wachtgeldregelingen en FLO-regelingen. Eind 2010 waren er zes personen opgenomen in de wachtgeldvoorziening, waarbij het bijvoorbeeld gaat om ontslag wegens onvoldoende functioneren of tijdelijke, niet-verlengde contracten waarna werkloosheid volgt. In verband met deze niet altijd te voorziene ontwikkelingen is bijna € 1,8 mln gedoteerd. In de dotatie is ook de mutatie voor de voorziening dubieuze debiteuren verwerkt.

Saldo van baten en lasten

Het onverdeelde resultaat over 2010 bedraagt € 1,87 mln. Door meevallers in de omzet heeft het begrote negatieve resultaat van € 0,1 mln zich niet voorgedaan. Tegelijkertijd is er sprake geweest van een beheerste kostenontwikkeling bij personele en materiële kosten (exclusief voorzieningen).

Met een balanswaarde ultimo 2010 van € 1,55 mln heeft de exploitatiereserve het toegestane maximum bereikt. Daarom wordt voorgesteld het resultaat ad € 1,87 mln naar rato van de bijdrage in de omzet voor € 0,64 mln toe te wijzen aan het moederdepartement en het restant vanaf 2011 te verwerken in de tarieven. De Secretaris-generaal van EL&I besluit na vaststelling van de financiële verantwoording over de resultaatsbestemming.

Balans

Balans per 31 december 2010 (vóór resultaatsbestemming, in € 1 000)
 

2010

2009

Activa

  

Immateriële vaste activa

332

8

Materiële vaste activa

  

* installaties en inventarissen

1 818

1 990

* overige materiële vaste activa

6 317

6 534

Debiteuren

3 126

3 466

Nog te ontvangen en vooruitbetaalde bedragen

9 453

6 528

Liquide middelen

15 003

5 844

Totaal Activa

36 049

24 370

   

Passiva

  

Eigen vermogen

  

* exploitatiereserve

1 550

1 453

* onverdeeld resultaat

1 875

776

Leningen bij het MvF

1 940

3 076

Voorzieningen

2 729

1 291

Crediteuren

2 900

824

Te verrekenen met vergunninghouders c.a.

4 650

4 263

Overige schulden en nog te betalen kosten

20 405

12 687

Totaal Passiva

36 049

24 370

Eigen vermogen

Per 31 december 2010 bedraagt het eigen vermogen, inclusief het onverdeelde resultaat, € 3,4 mln.

Voorzieningen

Verloop voorzieningen

(in € 1 000)

Boekwaarde 1/1/10

Dotaties

Onttrekkingen

Vrijval

Boekwaarde 31/12/10

Wachtgeld en FLO

961

1 763

271

0

2 453

Ambtsjubilea

330

0

23

31

276

Totaal

1 291

1 763

294

31

2 729

Op grond van de best mogelijke inschatting van de risico’s per balansdatum is gedoteerd aan de voorziening Wachtgeld en FLO, op basis van de contante waarde van de benodigde voorziening.

De voorziening dubieuze debiteuren is niet in de tabel opgenomen, maar verwerkt in de post Debiteuren.

Kasstroomoverzicht

Tabel Kasstroomoverzicht 2010 (in € 1 000)
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2010

Realisatie 2010

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1. Rekening-courant RHB per 1 januari 2010

2 671

5 844

3 173

+ stand depositorekeningen

   
    

2. Totaal operationele kasstroom

2 331

10 029

7 698

    

3a. Totaal investeringen (-/-)

– 3 000

– 2 002

998

3b. Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3. Totaal investeringskasstroom

3 000

2 002

998

    

4a. Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

141

– 292

– 433

4b. Eenmalige storting door moederdepartement (+)

0

0

0

4c. Aflossingen op leningen (-/-)

– 845

– 1 451

– 606

4d. Beroep op leenfaciliteit (+)

1 800

0

– 1 800

4e. Eenmalige uitkering aan vergunninghouders (-/-)

0

0

0

4. Totaal financieringskasstroom

1 096

1 743

2 839

    

5. Rekening-courant RHB per 31 december 2010

3 098

12 128

9 030

+ stand depositorekeningen

   

Doelmatigheid

  

2008

2009

2010

Inputindicatoren

    

Kernindicatoren

    

Verhouding direct/indirect personeel in fte’s

 

172,5/93,0

175,7/90,4

183,0/93,6

     

Verklarende/achterliggende variabelen

    

Personeelskosten per fte

 

€ 71 258

€ 73 316

€ 71 323

Totaal aantal fte’s

 

265,5

266,0

276,6

Kosten Inhuur externen o.b.v. PAO-definitie (x € 1 000)

 

€ 3 300

€ 2 479

€ 1 867

Outputindicatoren

    

Kernindicatoren

    

Uurtarief (met stijging/daling in reële termen, opgebouwd uit diverse P-en M-kostencomponenten)

 

– 2,65 %

– 0,01%

2,90%

Declarabiliteit (aantal declarabele uren per fte en totaal)

 

1475/1696

1420/1660

1429/1667

 

87%

86%

86%

Aantal werkbare en bruto/netto beschikbare uren

werkbaar

1 829

1 829

1 836

bruto

1 696

1 660

1 667

netto

1 619

1 578

1 588

     

Verklarende/achterliggende variabelen

    

Bedrijfsresultaat (x € 1 000)

 

– € 3 202

€ 776

€ 1 875

Omzet (x € 1 000)

 

€ 27 237

€ 32 094

€ 34 368

Kwaliteitsindicatoren

    

Kernindicatoren

    

Klanttevredenheid:

    

opdrachtgevers

   

zie toelichting

bedrijven

   

zie toelichting

     

Doorlooptijd primaire processen:

    

Vergunningaanvragen 95% binnen

8 weken

93%

98%

93%

 

6 weken

88%

97%

89%

 

4 weken

81%

95%

83%

 

2 weken

64%

89%

63%

     
     

Reactietijd storingsklachten

norm

   

* Klachten van levensbelang =< 4 uur

100%

100%

100%

100%

* Klachten van maatschappelijk belang =< 12 uur

98%

100%

98%

97%

* Klachten van individueel belang =< 3 werkdagen

80%

89%

92%

92%

     

Gehonoreerde bezwaarschriften aantal

norm

22

18

25

 

=< 5%

13,2%

10,8%

14,3%

Aantal klachten

 

4

7

14

Medewerkertevredenheid

 

Niet in 2008

7

7,6

     

Verklarende/achterliggende variabelen

    

Ziekteverzuim

=< 5%

4,20%

4,71%

4,00%

De in het model 3.80 van de RBV opgenomen «kostprijs per product» en «omzet per product» worden nog niet gepresenteerd. Daarnaast maakt EZ nog niet gebruik van de indexering en het specifieke deel (ICT-, Subsidie- en Inspectiediensten) van het model.

Toelichting op doelmatigheid

Personeelskosten per fte

Door meer gebruik te maken van goedkopere flexibele schil inhuur zijn de gemiddelde personeelskosten per fte lager dan in 2009.

Klanttevredenheid

De resultaten van het Klanttevredenheidsonderzoek 2010 zijn voor drie doelgroepen nader gespecificeerd:

  • Doelgroep hoog belang: algemene klanttevredenheid 3,8 (op 5-puntsschaal)

  • Doelgroep midden belang: algemene klanttevredenheid 4,0 (op 5-puntsschaal)

  • Doelgroep laag belang: algemene klanttevredenheid 4,0 (op 5-puntsschaal)

Gemiddeld leidt dit tot een algemene klanttevredenheid van 3,9. waarmee het agentschap bij de hoogste 20% van de deelnemende inspecties zit.

De opzet van het onderzoek wijkt op twee punten af van de prestatie-indicator voor klanttevredenheid:

  • 1) de opsplitsing is nu in drie groepen, voorheen in twee (grootzakelijk en kleinzakelijk)

  • 2) er wordt nu een vijfpuntschaal gehanteerd, voorheen een tienpuntschaal; de vijfpuntschaal kan niet simpelweg getransponeerd worden naar de tienpuntsvariant, zo meldde de onderzoeker van TNS-NIPO.

Doorlooptijd vergunningaanvragen

De doorlooptijden van de vergunningaanvragen zijn langer dan voorzien door:

  • afhankelijkheid van buitenlandse frequentiecoördinaties. Deels wordt het veroorzaakt door een tekort aan verwerkingscapaciteit m.n. bij de conversies van de «oude» maritieme vergunningen en bij de vergunningaanvragen voor maritieme walstations.

  • onvolledige aanvragen met bijbehorend verzuimherstel. Deels wordt het veroorzaakt door een tekort aan verwerkingscapaciteit m.n. bij de behandeling van evenementvergunning in combinatie met het frequentietekort voor sommige toepassingen en complexe groepsaanvragen.

  • een tekort aan verwerkingscapaciteit m.n. bij de behandeling van overdrachtsdossiers in verband met de complexiteit in het onderzoek naar eigendomsverhoudingen, de toegenomen mate van maatwerkplanning bij lokale omroep door de overvolle frequentieband en verlengingen voor publieke omroepen.

Aantal klachten

Het aantal AWB-klachten lag boven het geprognosticeerde aantal. Een aantal klachten hing samen met de wettelijke verankering van het Antenneregister. Aangezien het Antenneregister een nieuw fenomeen is, hangt de stijging van het aantal klachten hier voor een deel mee samen.

TOPINKOMENS

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) dient in het jaarverslag een overzicht opgenomen te worden van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2010 vastgesteld op € 193 000. In 2009 was dit € 188 000. Voor het EZ/EL&I is geen sprake van medewerkers met een hoger gemiddeld belastbaar loon dan hiervoor vermeld.

D. BIJLAGEN

TOEZICHTRELATIES ZBO’S / RWT’S

In deze bijlage is een overzicht opgenomen met de zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en de rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) die onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken vallen. In geval een ZBO of RWT gefinancierd wordt vanuit de EZ-begroting, worden het betreffende beleidsartikel, de bijbehorende begrotingsraming en het bijbehorende gerealiseerde budgettaire verplichtingenbedrag voor 2010 opgenomen.

Naam ZBO en/of RWT

ZBO

RWT

Functie

Bijdrage uit departementale begroting (artikel)

Begrotingsraming 2010 (in € 1 000)

Realisatiecijfers 2010

(in € 1 000)

Centraal Bureau voor de Statistiek

www.cbs.nl

X

X

Het verzamelen, bewerken en publiceren van statistieken ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap. Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. De wettelijke grondslag voor het CBS is de «Wet op het Centraal Bureau voor de Statistiek».

Artikel 9

189 129

192 269

Centrale Commissie voor de Statistiek

X

 

Het, als onafhankelijke commissie, bewaken van de onafhankelijkheid, onpartijdigheid, relevantie, kwaliteit en continuïteit van het statistische programma van het CBS. De CCS houdt toezicht m.b.t. het CBS op de aanname van werk-voor-derden in verband met concurrentievervalsing, op de hoeveelheid administratieve lasten voor ondernemingen en instellingen bij de verwerving van gegevens en op het beschikbaar stellen van verzamelingen van gegevens (microbestanden) ten behoeve van statistisch of wetenschappelijk onderzoek door het CBS.

Geen bijdrage

  

Kamers van Koophandel en fabrieken

www.kvk.nl

X

X

Het bevorderen van de economische belangen van handel, industrie, ambacht en dienstverlening. Taken volgens de Wet op de Kamers van Koophandel en de Handelsregisterwet: voeren van het Handelsregister, het loket voor ondernemers, voorlichting en het stimuleren van de regionale ontwikkeling.

Geen bijdrage

  

Stichting COVA

www.cova.nl

 

X

Er voor zorgen dat Nederland te allen tijde een minimum voorraad aardolieproducten heeft, om in tijden van crises te kunnen voldoen aan de aardolievraag.

Artikel 4

81 998

88 646 1

NIVR 2

 

X

Beleidsadviseur, intermediair en uitvoerder van het overheidsbeleid in de lucht- en ruimtevaart.

Geen bijdrage

  

VSL 3

www.vsl.nl

 

X

Het onderhouden en verwezenlijken van nationale meetstandaarden zoals vastgelegd in de Metrologiewet. Op grond van artikel 3 van deze wet is VSL door de minister van EZ hiervoor aangewezen.

Artikel 1

Totale bijdrage 4 14 800

Totale bijdrage

14 792

Verispect

www.verispect.nl

X

X

Het uitoefenen van het toezicht op de naleving van de Metrologiewet. Op grond van artikel 27 van deze wet is Verispect door de Minister van EZ hiervoor aangewezen. Daarnaast de uitvoering van het toezicht op de Waarborgwet zoals vastgelegd in de Waarborgwet.

Artikel 1

Zie VSL

 

Aangewezen instanties als bedoeld in art. 12 Metrologiewet

X

 

Het optreden als onafhankelijke toetsende instantie bij overeenstemmingbeoordelingen van meetinstrumenten. De werkzaamheden die zij verrichten kunnen per overeenstemmingbeoordeling verschillen maar omvat o.a. het beoordelen van kwaliteitssystemen, het afgeven van certificaten van typeonderzoek of ontwerponderzoek en het keuren van meetinstrumenten.

Geen bijdrage

  

WaarborgHolland

www.waarborgholland.nl

X

X

Het keuren van alle gouden, zilveren en platina voorwerpen boven een bepaalde gewichtsdrempel en alvorens zij op de Nederlandse markt worden gebracht, te voorzien van één of meerdere stempelmerken (het waarborgen). Deze taak is vastgelegd in de Waarborgwet 1986. De stempelmerken worden alleen aangebracht nadat het juiste gehalte aan edelmetaal door onderzoek is vastgesteld.

Geen bijdrage

  

Edelmetaal Waarborg Nederland

www.ewnederland.nl

X

X

Zie functiebeschrijving Waarborg Holland.

Geen bijdrage

  

Raad voor Accreditatie

www.rva.nl

X

X

Verifiëren dat instellingen die actief zijn op het gebied van laboratoriumtesten, inspecteren, kalibreren en certificeren aan accreditatienormen voldoen. De taken van de Raad voor Accreditatie zijn vastgelegd in de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie.

Artikel 1

217

212

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA)

www.opta.nl

X

X

Het zorgen voor concurrentie en vertrouwen in de communicatiesector in het belang van de consument.

De taken van OPTA volgens de Telecommunicatiewet en de Postwet: 1) concurrentiebevordering door het uitvoeren van marktanalyses, het stimuleren van investeringen en innovaties en het garanderen van de bereikbaarheid van diensten en de communicatiemogelijkheden van eindgebruikers onderling; 2) consumentenbescherming door bijv. bewaking van privacy en het vergroten van internetveiligheid; 3) waarborgen van de benodigde randvoorwaarden op de communicatiemarkten, zoals het beheer van nummerplannen en de registratie van marktpartijen.

Artikel 10

3 576

2 595

Raad van Bestuur Nederlandse Mededingingsautoriteit (met ingang van 1 juni 2005) 5

www.nmanet.nl

X

 

De uitvoering van de Mededingingswet: toezien op een eerlijke concurrentie in alle sectoren van de Nederlandse economie, handhaving van het verbod op kartels of misbruik van een economische machtspositie en toetsing van fusies en overnames. Daarnaast de uitvoering van het toezicht op de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en sectorspecifiek (mededingings)toezicht op de spoorsector en overig openbaar vervoer als tram-, metro- en busvervoer.

Artikel 1

612

594

Examencommissie van de Orde van Octrooigemachtigden 6

X

 

Examineren van octrooigemachtigden in opleiding ten behoeve van opname in het register van octrooigemachtigden.

Geen bijdrage

  

Keuringsinstanties als bedoeld in artikel 10.3 Telecommunicatiewet 7

X

 

Het afgeven van rapporten, certificaten of EG-typeverklaringen voor radiozendapparaten en randapparaten.

Geen bijdrage

  

Examinerende instanties als bedoeld in artikel 19 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008

 

X

Het afnemen van examens ter verkrijging van vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte.

Geen bijdrage

  
X Noot
1

De ontvangsten in 2010 waren hoger dan geraamd, omdat het volume waarover de heffing plaatsvond groter is gebleken dan voorspeld. De COVA heffing wordt geheven op transportbrandstoffen als ware accijns. In 2010 zijn meer autobrandstoffen gebruikt dan geraamd, daarom is de totale opbrengst uit de heffing hoger uitgevallen dan verwacht.

X Noot
2

Sinds 1 september 2009 zijn de luchtvaartactiviteiten van het NIVR opgegaan in het Luchtvaartonderdeel van Agentschap NL (toentertijd: SenterNovem).

X Noot
3

Voorheen: NMi Van Swinden Laboratorium.

X Noot
4

Dit bedrag is niet alleen bedoeld voor dit instituut maar omvat ook de bijdrage aan Verispect en de verplichte bijdrage aan de internationale organisaties BIPM, OIML en Welmec.

X Noot
5

Het toezicht op het ZBO-deel van de NMa vindt plaats aan de hand van wettelijke kaders (ZBO wet NMA). De uitvoeringsorganisatie van de NMa is onderdeel van EZ en het toezicht hierop vindt plaats via de reguliere management-control--systematiek van EZ.

X Noot
6

Is op 21 januari 2011 geschrapt uit het ZBO-register. Deze commissie is geen ZBO, maar onderdeel van een openbaar lichaam voor beroep (Orde van Octrooigemachtigden) in de zin van artikel 134 van de Grondwet.

X Noot
7

Het gaat hierbij om het volgende cluster aan ZBO’s: Dare!! Consultancy, Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium, Philips Consumer Electronics BV, Thales Nederland BV, TNO Electronic Products and Services BV en TNO Fysisch en Elektronisch Laboratorium.

OVERZICHT NIET-FINANCIËLE INFORMATIE OVER INKOOP VAN ADVISEURS EN TIJDELIJK PERSONEEL

Ministerie van Economische Zaken

 

Verslagjaar: 2010

 
  

Uitgaven in 2010 (in € 1 000)

2010

Programma- en apparaatskosten

 

1. Interim-management

1 214

2. Organisatie- en Formatieadvies

165

3. Beleidsadvies

4 081

4. Communicatieadvisering

634

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

6 094

5. Juridisch Advies

577

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

11 646

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

4 027

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

16 250

8. Uitzendkrachten (formatie & piek)

67 133

Ondersteuning bedrijfsvoering

67 133

Totaal uitgaven inhuur externen

89 477

Noot 1: De kosten voor inhuur uit hoofde van de flexibele schil bij de baten-lastendiensten, zijn meegenomen onder 8 (uitzendkrachten). De flexibele schil bij deze diensten is onderdeel van de aanpak ten behoeve van adequate en flexibele uitvoering van opdrachten voor EL&I en andere ministeries/overheden.

Noot 2: Het komt incidenteel voor dat de programma-uitgaven van Agentschap NL uitgaven bevatten die cf. RBV definitie als externe inhuur moeten worden gekwalificeerd maar niet als zodanig zijn geadministreerd. Agentschap NL heeft maatregelen in gang gezet om dit in 2011 aan te passen.

Toelichting op het inhuurpercentage 2010

De minister van BZK heeft de Tweede Kamer met de brief van 24 juni 2009 (Tweede Kamer 2008–2009, 31 701, nr. 21) geïnformeerd over het sturingsinstrument voor externe inhuur. In de brief is aangegeven dat voor ministeries die in 2008 boven de norm van 13% uitkwamen, gedurende een periode van drie jaar (tot 2011) een afwijkende «comply-or-explain» norm wordt gehanteerd. Voor deze ministeries geldt het inhuurpercentage 2008 als norm, die in drie jaar wordt afgebouwd tot 13% in 2011. Voor het voormalig ministerie van Economische Zaken betekent dit concreet dat de «comply-or-explain» norm 19% bedraagt in 2009, 16% in 2010 en uiteindelijk 13% in 2011.

De definitie die ten grondslag ligt aan het sturingsinstrument voor externe inhuur, schrijft voor dat het inhuurpercentage wordt bepaald door de uitgaven aan externe inhuur uit te drukken als percentage uit te drukken van het totaal van de personele uitgaven. De totale personele uitgaven zijn gedefinieerd als de som van de uitgaven voor ambtelijk personeel en de uitgaven voor extern ingehuurd personeel. Op basis van deze definitie heeft voormalig EZ in 2010 een inhuurpercentage van 24% gerealiseerd (2009: 25%). Abstraherend van de baten-lastendienst Agentschap NL bedraagt het inhuurpercentage voor voormalig EZ 7% (2009: 10%).

Per brief van 22 november 2010 (Tweede Kamer, 2010–2011, 32 504, nr. 6) heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de sturing door mijn ministerie op de inhuurnorm over 2010. Deze brief bevatte de prognose dat de reguliere inhuur, abstraherend van inhuur uit hoofde van de flexibele schil bij Agentschap NL, van voormalig EZ over 2010 naar verwachting ruim onder het normpercentage van 16% zou blijven. Het inhuurpercentage van voorheen EZ (inclusief de reguliere inhuuruitgaven en exclusief de flexibele schil inhuuruitgaven bij Agentschap NL) over geheel 2010 is uitgekomen op 14% en derhalve inderdaad onder de norm van 16% gebleven.

Wanneer ook de inhuur uit hoofde van de flexibele schil in beschouwing wordt genomen, dan bedragen de inhuuruitgaven als percentage van de totale personele uitgaven van mijn ministerie over geheel 2010 24%. Hieronder wordt dit percentage toegelicht.

Agentschap NL maakt, naast de vaste ambtelijke bezetting, gebruik van in tijd, samenstelling en omvang wisselende inzet van externe inhuur (de zogenaamde flexibele schil). Hiermee kunnen de diensten het aantal medewerkers en de benodigde kennis en expertise snel en flexibel aanpassen aan veranderingen in de omvang en samenstelling van opdrachten die zij uitvoeren voor voormalig EZ en andere ministeries en overheden.

Daarnaast is in 2010 het aantal en de omvang van de opdrachten vanuit met name voormalig EZ en VROM toegenomen. Het gaat hierbij voor voormalig EZ met name om de regelingen WBSO, BBMKB, IPC, Innovatieagenda Energie, Partners voor Water en voor voormalig VROM de opdracht Terra, volumestijgingen bij de Sloopregeling, M&T, SMOM, Stralingsbescherming en de crisismaatregel MIAVAMIL. Een aantal van deze regelingen komen voort uit het aanvullend beleidsakkoord ter bestrijding van de (krediet) crisis en is mede daardoor het uitgekeerde beleidsgeld bij Agentschap NL toegenomen van € 1,3 mld in 2007 naar € 3,9 mld in 2010. Deze opdrachten komen bovenop de bestaande taken. Dit betekent dat ook meer capaciteit nodig is voor uitvoering ervan. Hierbij wordt, mede vanwege het tijdelijke en specifieke karakter van een deel van de werkzaamheden, gebruik gemaakt van inhuurkrachten.

Een belangrijk deel van de uitvoering bij Agentschap NL geschiedt in opdracht van partijen buiten voormalig EZ, te weten andere ministeries en derden (EU en andere overheden). In 2010 bestond de omzet 114 van Agentschap NL voor 64% (2009: 64%; 2008: 60% 115) uit bijdragen van opdrachtgevers binnen voormalig EZ, voor 20% (2009: 21%, 2008: 22%) uit bijdragen van opdrachtgevers binnen voormalig VROM, voor 13% (2009: 13%; 2008: 15%) uit bijdragen van andere ministeries en voor 3% (2009: 2%; 2008: 3%) uit bijdragen van derden (met name provincies en EU).

Zoals reeds aangegeven in bovengenoemde brief van 22 november aan de Tweede Kamer, is het, gegeven de gemaximeerde omvang van de ambtelijke bezetting van Agentschap NL en de bestaande opdrachtenportefeuille, in 2010 niet mogelijk gebleken om voor de flexibele schil van inhuur aan de norm voor 2010 te voldoen. De behoefte aan flexibel beschikbaar en inzetbaar personeel en het gegeven dat uitvoeringsorganisaties van voormalig EZ in belangrijke mate werken voor de gehele rijksdienst, verklaart waarom de uitgaven van voormalig EZ voor externe inhuur boven de standaardnorm uitkomen.

LIJST MET AFKORTINGEN

AD

Auditdienst

Agentschap NL

Agentschap Nederland

APS

Algemeen Preferentieel Stelsel

AR

Algemene Rekenkamer

ASEAN

Association of Southeast Asian Nations

BAP

Business Angel Programma

BBP

Bruto Binnenlands Product

BES-eilanden

Bonaire, St. Eustatius, Saba

BiB

Beroepsonderwijs in Bedrijf

BIZ

experimentenwet BedrijfsInvesteringsZone

BMKB

Borgstellingsregeling Midden en Kleinbedrijf

BSRI

Besluit subsidies Regionale Investeringsprojecten

BuZa

Ministerie van Buitenlandse Zaken

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CCS

Carbon Capture Storage

CG

Consulaat-generaal

CoE

Center of Enterpreneurship

COVA

Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten

CPB

Centraal Planbureau

CPB

Centraal Planbureau

CSA

Cluster Strategische Acquisitie

CVO

Civiele Vliegtuigontwikkeling

DIS

Defensie Industrie Strategie

ECN

Energieonderzoek Centrum Nederland

EFRO

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

EIA

Energie-investeringsaftrek

EIM

Economisch Instituut Midden en Kleinbedrijf

EL&I

Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie

EOS

Energie Onderzoeksstrategie

ESA

European Space Agency

ETS

Emissie handelssysteem

EU

Europese Unie

EVD

Economische Voorlichtingsdienst

EZ

(voormalig) Ministerie van Economische Zaken

FES

Fonds Economische Structuurversterking

G20

Groep van 20

GMES

Global Monitoring for Environment and Security

GTI

Grote Technologische Instelling

HHI

Herfindahl Hirschmann Index

HO

Hoger Onderwijs

HTAS

High Tech Automotive Systems

I&M

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

IBO

Investeringsbeschermingsovereenkomsten

ICT

Informatie- en communicatietechnologie

IMD

International Institute for Management Development

IP

Innovatieplatform

IPC

Innovatie Prestatie Contract

IPO

Interprovinciaal overlegorgaan.

JI

Joint Implementation

KP7

7e EU-kaderprogramma

KVK

Kamer van Koophandel

LNV

(voormalig) Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

MA

Management autoriteiten (van EFRO-programma’s)

MEP

Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie

MF

microfinanciering

MKB

Midden en Klein Bedrijf

MSK

Milieu Steun Kader

NBTC

Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen

NLR

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium

NMa

Nederlandse Mededingingsautoriteit

NOI

Nederland Ondernemend Innovatieland

O&O

Onderzoek en ontwikkeling

OC

Octrooicentrum

OCW

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

OD

Operationele doelstelling

OESO

Organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling

PC

Personal computer

PHP

provinciale herstructureringsprogramma’s

PIANOo

Expertisecentrum Aanbesteden voor overheden

R&D

Research and Development

ROC

Regionaal OpleidingsCentrum

ROM

Regionale ontwikkelingsmaatschappij

SBIR

Small Business Innovation Research programma

SBR

Standard Business Reporting

SDE

Stimulering Duurzame Energieproductie

SIZ

Subsidieregeling Innovatieve Zeescheepsbouw

SKE

Subsidieprogramma Kennis Exploitatie

SLO

Stichting Leerplan Ontwikkeling

SOV

Subsidiebesluit Onderzoek Vliegtuigontwikkeling

SRP

Strategisch Research Programma

TWA

Technisch Wetenschappelijk Attaché

V&W

(voormalig) Ministerie van Verkeer en Waterstaat

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

VROM

(voormalig) Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu

VS

Verenigde Staten

VWS

(voormalig) Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WBSO

Wet bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk

WEF

World Economic Forum

WOZ

Windenergie op zee

WTO

World Trade Organisation