Vastgesteld 9 juni 2011
De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu1 heeft over het Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2010 van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (Kamerstuk 32 710 XII, nr. 2) de navolgende vragen ter beantwoording aan de Algemene Rekenkamer voorgelegd.
Deze vragen, alsmede de daarop 9 juni 2011 gegeven antwoorden, zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Snijder-Hazelhoff
Adjunct-griffier van de commissie,
Israel
1
Kunt u aangeven waarom op drie van de zeven artikelen minder dan 50% concrete beleidsinformatie gegeven wordt als het gaat om de effecten van het gevoerde beleid?
In een aantal gevallen heeft het ministerie slechts beperkte invloed op het beleidsterrein. In de begroting 2010 is dit nader uitgelegd (explain) en zijn zo mogelijk kengetallen opgenomen. In het jaarverslag 2010 wordt gerapporteerd over de beleidsprestaties uit de begroting 2010. De verbetering van de beleidsinformatie is en blijft een aandachtspunt.
2
Kunt u aangeven waarover in het jaarverslag 2010 geen concrete informatie is opgenomen en in de begroting wel en waarom (volgens de tabel op p.13 gaat dit om 4%)?
In het kader van het verbeteren van de beleidsinformatie is in 2010 een verbetertraject gestart met betrekking tot de prestatie-informatie bij artikelonderdeel 31.04 «verbetering van de waterkwaliteit», met als resultaat nieuwe indicatoren in de begroting 2011 die beter aansluiten bij het artikelonderdeel. Als gevolg van de ontwikkeling van de nieuwe indicatoren zijn de meetgegevens van de oude indicatoren niet meer bijgehouden. In de scoremethodiek van de Algemene Rekenkamer leidt dit tot een afname van de concrete informatie.
3
Kunt u het aantal verkeersdoden en ziekenhuisgewonden uitsplitsen voor specifiek beleid, zoals onder motorrijders en onder jongeren?
In de brief over de verkeersdoden 2010 die ik u 18 april 2011 heb gestuurd is in de bijlage een uitsplitsing naar leeftijdsgroepen en vervoerwijze opgenomen. De meest recente cijfers voor de ernstig verkeersgewonden zijn beschikbaar voor 2009. In 2010 overleden 116 jongeren van 16 t/m 24 jaar aan de gevolgen van een verkeersongeval. Het aantal ernstig verkeersgewonden in deze leeftijdsgroep was in 2009 3213. In 2010 kwamen 63 motorrijders om in het verkeer. Het aantal ernstig gewonde motorrijders in 2009 was 1276.
4
Waarom gebruiken verschillende instanties, waaronder het CBS, verschillende indicatoren voor het aantal verkeersdoden?
Er is een eenduidige indicator voor het vaststellen van de werkelijke omvang van het aantal verkeersdoden, zoals die jaarlijks aan de Tweede Kamer wordt gerapporteerd. Deze indicator is opgesteld door het CBS en de Dienst Verkeer en Scheepvaart van mijn ministerie. In deze indicator wordt een verkeersdode gedefinieerd als een weggebruiker die binnen 30 dagen overlijdt als gevolg van een verkeersongeval op de Nederlandse openbare weg, waarbij minstens één rijdend voertuig is betrokken. Deze definitie wordt internationaal gehanteerd.
5
Hoe gaat u de indicator van het aantal verkeersdoden verbeteren, mede in het licht van de suggesties die de Algemene Rekenkamer aandraagt?
In het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008–2020 is de doelstelling voor het verkeersveiligheidsbeleid uitgedrukt in het terugbrengen van het totaal aantal verkeersdoden naar 500 in 2020. Om die reden wordt in de indicator voor de begroting en het jaarverslag alleen de ontwikkeling van het totaal aantal verkeerdoden gerapporteerd.
Het verkeersveiligheidsbeleid is uitgewerkt naar verschillende aandachtsgebieden. De Algemene Rekenkamer suggereert om in de indicator voor de begroting en het jaarverslag ook aan te sluiten bij het specifieke beleid van de aandachtsgebieden, zoals motorrijders en jongeren. In de jaarlijkse brief aan de Tweede Kamer over de ontwikkeling van het aantal verkeersdoden wordt een uitsplitsing gemaakt naar onder andere leeftijdsgroepen en vervoerwijzen.
6
Kunt u verklaren waarom juist de controles voor de prestatiecontracten bij Rijkswaterstaat in het eerste deel van het jaar onvoldoende zijn?
De Algemene Rekenkamer heeft geconcludeerd dat rechtmatigheid van de betalingen die met de prestatiecontracten «oude stijl» gemoeid is, bij enkele contracten niet was gewaarborgd.
In het eerste deel van het jaar 2010 zijn specifiek de prestatiecontracten «oude stijl» gecontroleerd.
De controleresultaten gaven aanleiding om in het tweede deel van 2010 extra managementaandacht bij RWS aan de contractbeheersing van de prestatiecontracten «oude stijl» te geven. Dit heeft ervoor gezorgd dat de contractbeheersing weer op voldoende niveau is gekomen.
7
Waarom ontbreekt er een onderbouwing bij de gevallen waar verlofuren boven een bedrag van € 10 000 werden afgekocht?
Er ontbreekt een onderbouwing bij een aantal gevallen waar verlofuren boven een bedrag van € 10 000 werden afgekocht omdat de manager en de personeelsadviseur het besluit tot afkoop nemen en van dit besluit ontoereikende dossiervorming in het P-dossier heeft plaatsgevonden omdat de afronding en archivering nog moet gebeuren. Het gaat met name om het ontbreken van de schriftelijke toestemming van de DG in het P-dossier als meer vakantie-uren dan toegestaan werden overgeheveld naar het nieuwe kalenderjaar. Deze controle zal bij het overgaan van het kalenderjaar 2011 naar 2012 door het rijksbrede P-direkt systeem worden afgedwongen.
8
Waarom kunt u geen volledig overzicht geven van de kosten van inbesteding? Kan dit bij het volgende jaarverslag wel worden gedaan?
Het ministerie van Financiën stelt in de Rijksbegrotingsvoorschriften de kaders waaraan de verantwoordingsinformatie moet voldoen. De Rijksbegrotingsvoorschriften schrijven niet voor dat er verantwoord moet worden over de kosten van inbesteding en daarom is de administratie daarop niet ingericht.
9
Welke maatregelen gaat u nemen wanneer blijkt dat de beheersing van de prestatiecontracten bij Rijkswaterstaat niet structureel verbetert?
Ook in 2011 is binnen RWS extra managementaandacht gevraagd voor het op orde brengen en houden van de prestatiecontracten «oude stijl».
Door het als aandachtspunt financieel beheer aan te merken, dienen RWS-diensten waar de prestatiecontracten «oude stijl» niet op orde zijn expliciet te rapporteren over de verbetermaatregelen in hun voortgangsrapportages.
Overigens merk ik op dat de prestatiecontracten «oude stijl» worden vervangen door prestatiecontracten waarbij de contractbeheersing plaatsvindt op basis van het kwaliteitssysteem van de opdrachtnemer. Rijkswaterstaat beoordeelt het kwaliteitssysteem met behulp van Systeemgerichte ContractBeheersing (SCB).