Wetsartikelen 1 en 2
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2010 wijzigingen aan te brengen in de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA).
De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
De minister van Financiën,
J. C. de Jager
Over het algemeen wordt de slotwetmutatie voor elk begrotingsartikelonderdeel toegelicht voor zover dit verschil groter is dan 5% van het beschikbare bedrag na tweede suppletoire begroting en daarnaast groter is dan € 2,5 mln.
Beleidsartikelen
Beleidsartikel 1 Financiering Staatsschuld
Toelichting
Uitgaven
Rentelasten vaste schuld (– € 203,7 mln.)
De lange rekenrente (bron CPB) was hoger dan de rendementen waartegen de Staat geleend heeft. Hierdoor zijn de rentelasten vaste schuld lager dan geraamd bij de tweede suppletoire begroting.
Rentelasten vlottende schuld (– € 44,5 mln.)
De korte rekenrente (bron CPB) was hoger dan de rendementen waartegen de Staat zich heeft gefinancierd. De rentelasten voor de vlottende schuld zijn daardoor lager dan geraamd in de tweede suppletoire begroting.
Mutaties vlottende schuld (+ € 4 023,1 mln.)
Het tekort is lager uitgekomen dan geraamd. Dit is gebruikt om de vlottende schuld te verlagen.
De uitgaven vanwege de vlottende schuld zijn daarom hoger dan geraamd.
Ontvangsten
Rentebaten vlottende schuld (+ € 20,5 mln.)
De baten zijn hoger vanwege afgesloten eoniaswaps. De Staat financiert op de geldmarkt in principe tegen eonia tarief (daggeldtarief). Daarom sluit de Staat eonia swaps af om de tarieven op bijvoorbeeld schatkistpapier (tot en met 1 jaar) te ruilen tegen het eonia tarief. Gemiddeld genomen verdient de Staat op de eonia swaps omdat de Staat lang ontvangt (3, 6 en 12 maanden) en kort (eonia) betaalt.
Uitgifte vaste schuld (+ 1 140,6 mln)
De uitgifte vaste schuld valt hoger uit, vooral omdat de overname van de Antilliaanse schuld nog niet op deze post was verwerkt.
Mutaties vlottende schuld (– € 3 108,6 mln.)
Omdat het tekort lager is dan geraamd is de vlottende schuld gedaald. De toename van de vlottende schuld, die als ontvangst telt, is daarom nul.
Beleidsartikel 2 Kasbeheer
Toelichting
Uitgaven
Mutaties in rekening-courant (– € 3 604 mln.)
Deelnemers aan het schatkistbankieren houden via een rekening-courant tegoed en/of deposito hun middelen aan in de schatkist. Een daling van het rekening-courant saldo of van de aangehouden middelen in deposito vormt een uitgave voor het Rijk, omdat minder middelen in de schatkist worden aangehouden. Andersom geldt dat een stijging van het saldo rekening-courant of van de aangehouden deposito’s als ontvangst telt; er worden immers meer middelen in de schatkist aangehouden. De lagere uitgaven worden verklaard door hogere (minder negatieve) saldi bij de sociale fondsen en rechtspersonen met een wettelijke taak dan was geraamd
Rentelasten (+ € 56,0 mln.)
De rentelasten vanwege de rekening-courant saldi zijn hoger dan geraamd vanwege de hogere (minder negatieve) saldi bij de sociale fondsen.
Verstrekte leningen (+ € 1 941,9 mln.)
De verstrekte leningen zijn aanzienlijk groter dan gemeld bij tweede suppletoire begroting. Dit komt doordat aan de baten-lastendiensten voor ruim € 300 mln. meer leningen zijn verstrekt. Daarnaast is de lening aan BZK van € 1,6 mld. in het kader van de Antillen opgenomen in de slotwet.
Uitgaven bij voortijdige beëindiging (+ 8,1 mln.)
De uitgaven bij voortijdige beëindiging zijn iets hoger dan geraamd omdat meer vervroegd is afgelost op leningen dan geraamd.
Ontvangsten
Rentebaten (– € 13,3 mln.)
Rentebaten liggen voor het grootste deel vast, omdat het leeuwendeel van de rentebaten betrekking heeft op in eerdere jaren afgesloten leningen. De geringe mutatie wordt verklaard door verschillen tussen de rente van de afgesloten leningen en de gebruikte rekenrente.
Aflossingen (+ 124,6 mln.)
De aflossingen (deels vervroegd) zijn groter dan geraamd bij tweede suppletoire begroting. De belangrijkste oorzaak hiervoor zijn de hogere aflossingen bij de baten-lastendiensten voor ruim € 87 mln.
Mutaties in rekening-courant (+ € 402,5 mln.)
Deelnemers aan het schatkistbankieren houden via een rekening-courant tegoed en/of deposito hun middelen aan in de schatkist. Een daling van het rekening-courant saldo of van de aangehouden middelen in deposito vormt een uitgave voor het Rijk, omdat minder middelen in de schatkist worden aangehouden. Andersom geldt dat een stijging van het saldo rekening-courant of van de aangehouden deposito’s als ontvangst telt; er worden immers meer middelen in de schatkist aangehouden. De hogere ontvangsten worden verklaard door hogere (minder negatieve) saldi bij de sociale fondsen en rechtspersonen met een wettelijke taak.
Ontvangsten bij voortijdige beëindiging (+ € 5,9 mln)
De ontvangsten bij voortijdige beëindiging zijn iets hoger dan geraamd omdat meer vervroegd is afgelost op leningen dan geraamd.