Kamerstuk 32710-IV-6

Lijst van vragen en antwoorden inzake het Jaarverslag Koninkrijksrelaties 2010 (32710 IV-1)

Dossier: Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties 2010

Gepubliceerd: 6 juni 2011
Indiener(s): Brigitte van der Burg (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32710-IV-6.html
ID: 32710-IV-6

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 7 juni 2011

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties1 heeft over het jaarverslag 2010 van Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 32 710 IV, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

Deze vragen, alsmede de daarop 6 juni 2011 gegeven antwoorden, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van der Burg

De griffier van de commissie,

De Gier

1

Heeft de regering het voornemen om te komen met regelgeving die de mogelijkheid biedt tot gedwongen uitzetting van zich in Nederland bevindende Antilliaanse en Arubaanse Nederlanders die veroordeeld zijn voor een misdrijf?

In het Regeerakkoord2 staat dat er een voorstel komt voor een Rijkswet personenverkeer. De Nederlandse inzet is om samen met de andere landen een regeling voor het personenverkeer te formuleren, die tegemoet komt aan de belangen en behoeften van alle landen en waarin de thema’s grensoverschrijdend verkeer, economische en sociale ontwikkeling en openbare orde en veiligheid worden uitgewerkt. Deze regeling zal over en weer moeten gelden. Dit is de wederkerigheid als bedoeld in het Regeerakkoord.

2

Heeft de regering het voornemen om te komen met regelgeving die de mogelijkheid biedt tot gedwongen uitzetting van zich in Nederland bevindende Antilliaanse en Arubaanse Nederlanders die niet voldoen aan in deze regelgeving opgenomen eisen met betrekking tot onderwijs, werk of inkomen?

Zie antwoord op vraag 1.

3

Op welk artikel van het Statuut van het Koninkrijk zal de komende Rijkswet personenverkeer gebaseerd worden? Gaat het hier om een Rijkswet op basis van artikel 3 of een onderlinge regeling op basis van artikel 38?

Over de grondslag van een regeling van het personenverkeer op rijksniveau kan ik op dit moment geen uitspraken doen. Dit zal in de komende periode nader worden verkend.

4

Kan toegelicht worden wat wordt bedoeld met het uitgangspunt dat de Rijkswet personenverkeer tot stand zal komen in nauwe afstemming met de Koninkrijkspartners? Betekent dit dat er alleen wetgeving tot stand zal komen waarover de verscheidene landen onderling overeenstemming hebben bereikt? Zo nee, wat betekent het wel?

Dit betekent dat Aruba, Curaçao en Sint Maarten nauw betrokken worden bij het proces. Er zal intensief overleg moeten plaatsvinden en er zal zo veel mogelijk rekening gehouden worden met hun inhoudelijke inbreng en de maatschappelijke behoeften en gemeenschappelijke belangen van alle landen binnen het Koninkrijk. De te ontwerpen regeling moet berusten op het uitgangspunt van wederkerigheid.

5

Hoe verhoudt de wens om in nauwe afstemming met de Koninkrijkspartners te komen tot een Rijkswet personenverkeer zich met het in het regeerakkoord opgenomen voornemen om in deze wet een terugkeerregeling voor zich in Nederland bevindende Antillianen en Arubanen op te nemen? Houdt nauwe afstemming in deze in dat dit voornemen komt te vervallen in geval de Koninkrijkspartners zich hiertegen uitspreken?

Een eenzijdige terugkeerregeling van zich in Nederland bevindende Arubanen, Curaçaoenaren en Sint Maartenaren is niet de inzet van deze regering. Zoals in het antwoord op de vragen 1 en 2 is aangegeven is de Nederlandse inzet om een regeling van het personenverkeer te formuleren waarin de thema’s grensoverschrijdend verkeer, economische en sociale ontwikkeling en openbare orde en veiligheid worden uitgewerkt. De regeling zal over en weer moeten gelden.

6

In hoeverre is het mogelijk om een autonome landsaangelegenheid – zoals regelgeving met betrekking tot de toelating en uitzetting van Nederlanders – een Koninkrijksaanlegenheid te maken op basis van artikel 3 van het Statuut van het Koninkrijk? Kan de Rijksministerraad dit (met steun van de Staten-Generaal) zelfstandig regelen of is hiervoor de instemming nodig van de Koninkrijkspartners die gaan over de momenteel in hun land geldende regelgeving en dient hier een gezamenlijke regeling op basis van artikel 38 tot stand te komen?

In het algemeen geldt dat een autonome landsaangelegenheid slechts tot koninkrijksaangelegenheid is te maken door toepassing van artikel 3, tweede lid, van het Statuut. Dit betekent dat dit slechts kan geschieden bij een rijkswet die op dezelfde wijze tot stand komt als een wijziging van het Statuut. De aanvaarding bij landsverordening door de Caribische landen is dus voorwaarde voor de bekrachtiging van de rijkswet. Landsaangelegenheden kunnen ook bij (consensus)rijkswet op basis van artikel 38 van het Statuut worden geregeld; daardoor verandert een landsaangelegenheid niet in een koninkrijksaangelegenheid.

7

Wat is het standpunt van de Koninkrijkspartners inzake een Rijkswet personenverkeer in lijn met de motie Bosman c.s. en de passage die hierover is opgenomen in het regeerakkoord? Zijn er redenen om aan te nemen dat zij er anders over denken dan zoals verwoord in de brief van de regering van de Nederlandse Antillen aan de Nederlandse regering van 8 september 2010? Zo ja, welke?

Zoals reeds is aangegeven in de schriftelijke antwoorden op vragen van de leden Van Nieuwenhuizen en Bosman hebben de Koninkrijkspartners tijdens de reis in april 2011 aan minister Leers aangegeven dat zij, ondanks de gevoeligheid van dit dossier, openstaan om het vraagstuk van het personenverkeer te bespreken. De uitwerking van dit onderwerp zal over en weer in alle landen moeten gelden. Dit uitgangspunt is ook door de landen ondersteund. Hoe de regeling precies zal worden vormgegeven moet nog worden bepaald. Op 19 juni a.s. is er een bewindsliedenoverleg gepland waar het personenverkeer binnen het Koninkrijk zal worden besproken.

8

Wat zijn de meest actuele cijfers met betrekking tot het verkeer van Nederlanders binnen het Koninkrijk? Hoe moeten deze cijfers bezien worden in historische context? Is er sprake van een toe- of afneming van de toestroom van Antilliaanse en Arubaanse Nederlanders naar Nederland? Is er sprake van een toe- of afneming van de instroom van Europese Nederlanders naar de eilanden?

Deze cijfers zijn niet beschikbaar.

9

Kan inzicht gegeven worden in de stand van zaken met betrekking tot de opbouw van de Gemeenschappelijke Voorziening Politie? In hoeverre ligt het in de lijn der verwachting dat deze het Recherche Samenwerkingsteam (RST) vier jaar na de transitie kan vervangen?

Vooralsnog ligt de nadruk op het opbouwen van de lokale korpsen. Door aanvaarding van het amendement Remkes c.s. is vastgelegd dat vier jaar na transitie zal worden bezien of de korpsen aan de overeengekomen criteria voldoen. Is dat het geval, dan kunnen artikel 8, derde en vierde lid, artikel 20, tweede lid en artikel 30 van de Rijkswet weer van toepassing worden en kunnen de huidige taken van het Recherche Samenwerkingsteam overgeheveld worden naar de Gemeenschappelijke Voorziening Politie zoals bedoeld in de consensusrijkswet. Totdat die toetsing is uitgevoerd, kan de GVP ondersteunende taken uitvoeren waarover de betrokken ministers het onderling eens zijn. Uit de besprekingen voorafgaand aan de transitie is duidelijk geworden dat het opdragen van dergelijke ondersteunende of specialistische taken aan de GVP vooralsnog niet wenselijk werd geacht door de Caribische partners. Voor wat betreft de opbouw van het politiekorps van Sint Maarten verwijs ik u naar de rapportage van de voortgangscommissie van Sint Maarten. In de nog te verschijnen eerste rapportage van de voortgangscommissie van Curaçao zal aandacht worden geschonken aan de opbouw van het korps Curaçao.

10

In hoeverre is de schuldsanering nu voltooid, daar er nog een restantschuld is van 1,3 miljard euro plus rente van 0,6 miljard euro? Welk vervolg zal de sanering van de betalingsachterstanden in 2011 krijgen?

De sanering van schuldtitels is met de transitie naar de nieuwe staatkundige verhoudingen voltooid. Per 10-10-10 is de restantschuld van € 1,3 mld. vanuit het oogpunt van gelijke behandeling van crediteuren geheel door Nederland overgenomen en opgenomen in de Nederlandse staatsschuld. Voor zover hierdoor méér schuld is gesaneerd dan overeengekomen, heeft Nederland een vordering op de nieuwe landen Curaçao en Sint Maarten gekregen. Deze vordering hebben de landen in 2010 reeds voldaan, grotendeels door geld te lenen op de kapitaalmarkt. Conform afspraken heeft Nederland ingeschreven op deze leningen en deze zijn voor het overgrote deel ook aan Nederland toegewezen.

De sanering van betalingsachterstanden is in principe per 31/12/2010 ook beëindigd. De eilanden kunnen in 2011 uitsluitend nog betalingsachterstanden ter sanering indienen voor zover die vallen binnen de afgesproken uitzonderingsgronden. Het gaat dan om achterstanden samenhangend met verrekeningen in de pensioensfeer, achterstanden voor onbetaalde medische handelingen en achterstanden die in een gerechtelijke procedure worden erkend.

11

Hoe zal het afleggen van verantwoording over de resultaten van de ontwikkelingsfondsen worden verbeterd?

In 2012 wordt de laatste storting verricht aan het SONA-fonds. Waar in de afgelopen jaren de nadruk lag op opstarten van programma’s en projecten, zal in de komende jaren de nadruk op de uitvoering van de projecten liggen (naar verwachting tot 2014). De resultaten worden dan ook zichtbaar en in beeld gebracht door het uitvoeren van evaluaties. Zo heb ik recent de midtermreview van het Samenwerkingsprogramma Onderwijs en Jongeren aan de Kamer gezonden. Zie ook mijn antwoord bij vraag 2 bij 32 710, nr. 2.

12

Hoe is te verklaren dat er geld is overgemaakt voor renovatie van het politiebureau Kralendijk, maar dat eind 2010 de werkzaamheden nog niet waren begonnen?

De aanbesteding voor de renovatie van het politiebureau Kralendijk duurde langer dan gepland. Eind 2010 zijn er, mede door tussenkomst van DGV, nieuwe ontwikkelingen ontstaan waardoor een versnelling in de aanbesteding plaats kon vinden. Mijn ministerie heeft in aanvulling hierop het geld overgemaakt.

13

Hoe beoordeelt u de recente politieke en bestuurlijke ontwikkelingen op Curaçao in relatie tot de «goed functionerende checks en balances» waarover in beleidsartikel 2 wordt gesproken? Kan – de schijnbaar toegenomen politieke druk en invloed op het ambtelijk apparaat in ogenschouw nemende – in dit kader gesproken worden van vooruitgang of achteruitgang?

Het land Curaçao is nog geen jaar oud. Het is dan ook voorbarig om te spreken over vooruitgang of achteruitgang als het gaat om goed functionerende checks and balances. Het oordeel over het functioneren van de checks and balances is bovendien niet aan mij, maar aan de Staten van Curaçao.

14

In hoeverre grijpt Curaçao sinds het verkrijgen van autonomie binnen het Koninkrijk de kans die de schuldsanering biedt om meer te investeren in zaken als onderwijs, zorg en economische ontwikkeling?

Op dit moment worden zaken als het investeren in zorg, onderwijs en economische ontwikkeling grotendeels nog via de samenwerkingsmiddelen verzorgd. De samenwerkingsmiddelen komen in 2012 ten einde. Curaçao dient dan zelf zorg te dragen voor prioritering binnen de begroting.

15

Wat is de omvang van de betalingsachterstanden die nog gesaneerd moeten worden?

De omvang van de te saneren betalingsachterstanden is niet van tevoren vast te stellen, daar dit afhankelijk is van wat de eilanden ter sanering indienen en in hoeverre de ingediende achterstanden voldoende onderbouwd zijn. In 2011 kunnen alleen nog betalingsachterstanden ingediend worden die vallen binnen één van de in het antwoord op vraag 10 genoemde uitzonderingsgronden. Er is wel een plafond verbonden aan de sanering van betalingsachterstanden; het maximale totaalbedrag aan achterstanden die nog gesaneerd zullen worden, is daarmee begrensd op ongeveer € 58 mln.

16

Wat waren de totale kosten voor het bevorderen van de autonomie over alle jaren genomen en specifiek voor het jaar 2010?

De totale kosten in de begrotingsjaren 2008, 2009 en 2010 waren respectievelijk € 417,8 mln., € 102,9 mln. en € 129,5 mln. voor het bevorderen van de autonomie. Dit zijn de belangrijkste jaren geweest in voorbereiding op de transitie van 10–10–’10.

17

Hoeveel ambtenaren zijn in 2010 met de bevordering van de autonomie en de diverse wetsvoorstellen daartoe bezig geweest? Hoeveel manuren zit hierin? Hoe vaak en door hoeveel ambtenaren is er in 2010 op en neer gevlogen naar de diverse eilanden? Tegen welke kosten?

Binnen de directie Koninkrijksrelaties zijn 18 ambtenaren belast geweest met de bevordering van de autonomie en de diverse wetsvoorstellen. Daarnaast zijn er vanuit de overige departementen diverse ambtenaren betrokken geweest bij de totstandkoming van de transitie. Het aantal mensuren is daardoor niet aan te geven, evenals het aantal vluchten van en naar de eilanden.

18

In hoeverre heeft Sint Maarten – in navolging van Curaçao – het voornemen om de Toekomst Antilliaanse Militie (TAM) in bepaalde vorm voort te zetten?

Als gevolg van de staatkundige transitie worden thans door Curaçao de vorm en invulling van de dienstplicht herzien. In het verlengde van het project Toekomst Antilliaanse Militie (TAM) heeft het ministerie van Defensie aangegeven dit project onder voorwaarden te willen ondersteunen. Een van deze voorwaarden is dat het ook voor jongeren van Sint Maarten en Caribisch Nederland mogelijk moet zijn om deel te nemen aan de nieuwe opzet op Curaçao. Van de zijde van Sint Maarten is nog niet op deze voorwaarde gereageerd. In het geval dat Sint Maarten hierbij wil aansluiten, zal het land met Curaçao hierover nadere afspraken moeten maken, onder andere over de financiering en het juridisch kader.

19

Wanneer kan de Kamer de gebruikelijke rapportages van het CPT over het gevangeniswezen op Aruba, Sint Maarten, Curaçao en de BES-eilanden verwachten?

Het CPT heeft tot nu toe slechts aangekondigd dat het voornemens is in 2011 een bezoek te brengen aan het Koninkrijk der Nederlanden. De exacte datum van het bezoek wordt ongeveer 10 dagen van te voren bekend gemaakt. Dit betekent ook dat ik u nog niet kan mededelen wanneer u de rapportages van het CPT kunt verwachten.

20

Hoe verhoudt de Rijksdienst Caribisch Nederland zich qua personele omvang met de Kabinetten van de Gezaghebbers op de BES-eilanden en de Gouverneurs van Curaçao, Sint Maarten en Aruba? In hoeverre kan deze verhouding als evenwichtig worden beschouwd?

De taken en verantwoordelijkheden die door de Rijksdienst Caribisch Nederland (departementale eenheden en stafafdelingen) worden uitgevoerd zijn niet vergelijkbaar met die van de kabinetten van de Gezaghebbers op de drie eilanden van Caribisch Nederland of met die van de Gouverneurs van Aruba, Curaçao of Sint Maarten. Binnen de Rijksdienst Caribisch Nederland zijn alle uitvoerende Rijkstaken van de ministeries ondergebracht. Relatief grote eenheden daarbinnen zijn de politie, de brandweer, de Belastingdienst, de Dienst Justitiële Inrichtingen (huis van bewaring Bonaire), het zorgkantoor (uitvoering ziektekostenverzekering) en Sociale Zaken (uitkeringen).

21

Heeft de constatering dat na de opheffing van het land de Nederlandse Antillen er meer gebruik gemaakt zou worden van de waarborgfunctie geleid tot een uitbreiding van de personele ondersteuning van de Gouverneurs via wie uitoefening van de waarborgfunctie in de praktijk verloopt? Zo nee, waarom niet?

Er heeft geen uitbreiding plaatsgevonden met het oog op de waarborgfunctie. De regering heeft niet geconstateerd dat na de opheffing van de Nederlandse Antillen meer gebruik gemaakt zou worden van de waarborgfunctie van het Koninkrijk.

22

Kan inzicht gegeven worden in de samenwerking tussen Nederland en Aruba wat betreft de openbare financiën van het eiland?

Met Aruba bestaat de afspraak dat halfjaarlijks aan de Rijksministerraad wordt gerapporteerd over de stand van de overheidsfinanciën. Verder moeten eventuele buitenlandse leningen vooraf worden goedgekeurd door de RMR. Op Aruba wordt momenteel nagedacht over een nieuwe vorm en een nieuw mandaat voor de monitoringscommissie die in 2007 is ingesteld om de aanbevelingen van de National Committee on Public Finance te monitoren. In het verleden was Nederland op uitnodiging van Aruba deel van deze commissie.

23

Hoe wordt bevorderd dat in de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten voortaan wel jaarrekeningen worden vastgesteld?

Het is de autonome verantwoordelijkheid van de Landen om te komen tot vaststelling van jaarrekeningen. Er wordt binnen het Koninkrijk wel kennis uitgewisseld tussen de verschillende Rekenkamers.

24

Wat wordt er gedaan om het financieel beheer en het materieel beheer bij de Rijksdienst Caribisch Nederland te verbeteren?

De Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) neemt de aanbevelingen die de Rijksauditdienst heeft gedaan zonder meer over. De RCN en de Rijksauditdienst hebben om de week overleg over de wijze waarop en het tempo waarin het financieel en materieel beheer op orde worden gebracht.

Zodoende werkt de RCN transparant en effectief aan het op orde krijgen van het financieel en materieel beheer. Zo heeft de RCN de onzekerheid bij de personele uitgaven inmiddels ondervangen, doordat de personeelsdossiers van de medewerkers van de RCN op orde zijn gebracht. Ook is het toezicht binnen de RCN op het volgen van de inkoopregels en op de juistheid en volledigheid van de verplichtingenadministratie verscherpt.

Een belangrijke voorwaarde voor een goed financieel beheer is de aanwezigheid van voldoende kennis op dit terrein bij de medewerkers Financiën en de inkopers van de RCN. Daartoe heeft de Rijksacademie voor Financiën en Economie in maart 2011 op Bonaire een opleiding voor 18 medewerkers verzorgd.

Ten aanzien van het materieel beheer werkt de RCN momenteel aan de operationele administraties. In deze administraties staan de gegevens over het materieel dat nodig is om de continuïteit van de bedrijfsvoering van de RCN te borgen. Voor zover de continuïteit gebaat is bij aanvullende beschrijvingen van de administratieve organisatie, zullen deze eind 2011 gereed zijn.