Wetsartikel 1
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2010 wijzigingen aan te brengen in de begrotingsstaat van de begroting van de Koning.
De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
De minister-president,
minister van Algemene Zaken,
M. Rutte
Bedragen in de navolgende toelichting zijn x € 1 000, tenzij anders vermeld.
Artikel 1: Grondwettelijke uitkering aan de leden van het koninklijk huis
Doordat de loon- en prijsontwikkeling enigszins afwijkt van datgene waarmee bij het opstellen van de begroting rekening is gehouden, wordt het begrotingsbedrag met 7 neerwaarts aangepast.
Artikel 2: Functionele uitgaven van de Koning
Bij de eerste suppletoire begroting van de Koning (Kamerstuk 32 395 I, nr. 2) is een verlaging van het begrotingsbedrag aangebracht in verband met het feit dat de Koningin heeft aangegeven de kosten voor het groot onderhoud van de Groene Draeck zelf te dragen. De voorschotten die aan de Dienst van het Koninklijk Huis zijn verstrekt zijn echter per abuis niet verlaagd. Hierdoor is er in 2010 163 meer bevoorschot dan het beschikbare begrotingsbedrag was. Via de thans voorgestelde bijstelling wordt het begrotingsbedrag daarom met 163 verhoogd.
Bij de eindafrekening over 2010 die in 2011 plaatsvindt, zal dit bedrag worden verrekend.
Artikel 3: Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen
De mutatie (– 12) is het gevolg van per saldo iets hogere personele uitgaven en lagere materiële uitgaven.