Aangeboden 18 mei 2011
blz. | ||
A. | Algemeen | 3 |
1 | Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot déchargeverlening | 3 |
2. | Leeswijzer | 7 |
B. | Beleidsverslag | 8 |
3. | Beleidsprioriteiten | 8 |
4. | Beleidsartikelen | 9 |
5. | Bedrijfsvoeringsparagraaf | 13 |
C. | Jaarrekening | 14 |
6. | Verantwoordingsstaat | 14 |
7. | Saldibalans | 15 |
Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot het BTW-compensatiefonds over het jaar 2010 aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Financiën decharge te verlenen over het in het jaar 2010 gevoerde financiële beheer.
Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:
a. het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;
b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;
c. de financiële informatie in het jaarverslag;
d. de betrokken saldibalans;
e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.
Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:
a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2010;
b. het voorstel van de slotwet over 2010 die met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over 2010 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2010 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2010, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2010 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Financiën,
J. C. de Jager
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
In dit jaarverslag vindt u een beleidsverslag en een verantwoordingsverslag.
Beleidsverslag, onderdeel B
In de begroting 2010 van het BTW-compensatiefonds werd de verwerking van de uitkomsten van de beleidsdoorlichting op het BTW-compensatiefonds aangekondigd. In dit jaarverslag onderdeel B, het Beleidsverslag over het afgelopen jaar, wordt de stand van zaken hieromtrent besproken, alsmede de invulling van de (overige) activiteiten en instrumenten die gedurende het jaar 2010 zijn ingezet.
Jaarrekening, onderdeel C
De verantwoordingsstaat over 2010 van het BTW-compensatiefonds en de bijbehorende saldibalans per 31 december 2010 zijn in onderdeel C, de Jaarrekening opgenomen.
De beleidsdoorlichting van het BTW-compensatiefonds is, zoals aangekondigd in de begroting voor het jaar 2010, in de zomer van 2010 afgerond. Het onderzoek bestond uit een beleidsdoorlichting uitgevoerd door het Ministerie van Financiën zelf, in nauwe samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken, de koepels VNG en IPO, en twee onafhankelijke beoordelaars. Daarnaast heeft een extern bureau een effectevaluatie uitgevoerd.
Uit de beleidsdoorlichting zijn de volgende bevindingen gekomen:
– Met de instelling van het fonds wordt voldaan aan de algemene en operationele doelstelling van het fonds: de btw speelt geen rol meer bij de afweging zelf doen of uitbesteden;
– Het directe verband tussen het fonds en efficiency kon niet worden aangetoond, hetgeen verschillende dingen kan betekenen: inbesteden is goedkoper of beter, niet-financiële overwegingen spelen een belangrijke rol, en/of de evaluatieperiode is te kort om significante resultaten te kunnen laten zien;
– De administratieve lasten voortvloeiend uit het fonds lijken beperkt ten opzichte van de omvang van het fonds; de complexiteit die toch wordt ervaren vloeit met name voort uit de complexiteit van de btw wetgeving in plaats van uit het BCF zelf;
– Het aantal fiscale constructies lijkt te zijn afgenomen, maar harde cijfers ontbreken.
De effectevaluatie van het externe onderzoeksbureau APE/Rebel heeft daarnaast geleid tot een viertal aanbevelingen. Overwogen zou kunnen worden om de uitvoering van het BCF bij één eenheid van de Belastingdienst neer te leggen. Een intensivering van de communicatie over de werking van het BCF kan een bijdrage leveren aan het elimineren van een aantal hardnekkige mythes en misverstanden over het fonds en daarmee de doelstellingen van het fonds dichterbij brengen. Een intensivering van de voorlichting kan ook een bijdrage leveren aan het verhogen van de kennis bij de decentrale overheden, niet alleen van de werking van het fonds, maar ook van de mogelijkheden om bij uitbesteding voldoende sturing te houden. Een methode om de transparantie te verhogen is het inrichten van een benchmark.
De uitkomsten van de beleidsdoorlichting en de externe effectevaluatie zijn besproken in het Bestuurlijk Overleg Financiële Verhouding (Bofv) van 15 september 2010. Hierin hebben VNG en IPO aangegeven de uitkomsten en aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting en de effectevaluatie te willen voorleggen aan hun achterban. In afwachting hiervan is het rapport in september naar de Kamer gestuurd. Inmiddels hebben VNG en IPO hun standpunten ingenomen. In hun afgewogen oordeel hebben zij zich uitgesproken voor continuering van het fonds. Wel zien zij mogelijke voordelen in de centralisering van de uitvoering door de Belastingdienst. In navolging van de standpunten van VNG en IPO, heeft de staatssecretaris zich uitgesproken voor voortzetting van het fonds. Daarbij heeft hij een onderzoek toegezegd naar de centralisering van het fonds.
Gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s hebben de mogelijkheid om een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding.
Doelbereiking en maatschappelijke effecten
Gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s kunnen (onder bepaalde voorwaarden) bij het BTW-compensatiefonds (BCF) verzoeken om compensatie van de door hen betaalde btw. Gesteld kan worden dat hiermee de verstorende werking van de btw is weggenomen. Immers, na compensatie wordt de btw-last niet meer gedragen door gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s.
Het feit dat de btw-last is weggenomen, betekent niet automatisch dat er ook een evenwichtige keuze tussen in- en uitbesteding wordt gemaakt. Om een antwoord te verkrijgen op onder andere deze vraag zijn de effecten van het BCF geëvalueerd. De evaluatie gaat onder andere in op de vraag in hoeverre gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s de compensatie van btw betrekken in hun afweging tussen zelf doen of uitbesteden van een dienst (bijvoorbeeld groenvoorziening of huisvuilinzameling).
Algemene beleidsdoelstelling: Gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s hebben de mogelijkheid om een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||
---|---|---|---|---|---|---|
2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2010 | 2010 | |
Uitgaven | 2 068 686 | 2 348 414 | 2 577 086 | 2 789 430 | 2 670 403 | 119 027 |
Programma-uitgaven | 2 068 686 | 2 348 414 | 2 577 086 | 2 789 430 | 2 670 403 | 119 027 |
w.v. gemeenten en Wgr-plusregio’s | 1 895 394 | 2 142 830 | 2 343 904 | 2 511 061 | 2 428 303 | 82 758 |
w.v. provincies | 173 292 | 205 584 | 233 182 | 278 369 | 242 100 | 36 269 |
Ontvangsten | 2 068 686 | 2 348 414 | 2 577 086 | 2 789 430 | 2 670 403 | 119 027 |
Toelichting bij Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Uitgaven
Gemeenten declareren in absolute zin meer btw bij het BTW-compensatiefonds dan provincies. Dit declaratiepatroon ligt in het verlengde van de ruimere budgettaire mogelijkheden van gemeenten ten opzichte van provincies. Het Gemeentefonds is namelijk groter dan het Provinciefonds.
In relatieve zin declareren de provincies meer bij het BTW-compensatiefonds. De provincies zijn vooral actief op het gebied van verkeer en vervoer, een uitgavencategorie die veelal voor compensatie van btw-bedragen in aanmerking komt. Dit is een mogelijke oorzaak voor het feit dat provincies in vergelijking tot gemeenten een relatief groot beroep doen op het BTW-compensatiefonds.
Ontvangsten
De ontvangsten zijn gelijk aan de uitgaven omdat de terugbetaalde btw-bedragen tevens belastinginkomsten zijn (zie ook begroting IXB Financiën).
Apparaat
De begroting van het BTW-compensatiefonds kent géén apparaatsuitgaven. De personeelskosten en materiële kosten voor het beheer van het fonds zijn in de begroting van het ministerie van Financiën opgenomen (IXB). De Belastingdienst draagt zorg voor de uitvoering van het BTW-compensatiefonds.
De Belastingdienst compenseert gemeenten, provincies en kaderwetgebieden voor betaalde btw over niet-ondernemersactiviteiten.
2010 | Realisatie |
---|---|
1. Het verstrekken en verzamelen van opgaafformulieren en het compenseren van de btw over niet-ondernemersactiviteiten. | Ja |
2. Controles op de toepassing van de Wet op het BTW-compensatiefonds door de Belastingdienst | Ja |
Controles op de toepassing van de Wet op het BTW-compensatiefonds door de Belastingdienst
Rol van de Belastingdienst
Bij de uitvoering van de Wet op het BTW-compensatiefonds is een centrale rol toegekend aan de Belastingdienst. Dit vanwege de nauwe relatie tussen de heffing van de omzetbelasting op grond van de Wet op de Omzetbelasting en de compensatie van de omzetbelasting op grond van het BTW-compensatiefonds. Uit oogpunt van eenvoud en efficiency is ervoor gekozen de Wet op het BTW-compensatiefonds in belangrijke mate aan te laten sluiten bij het systeem van heffing van omzetbelasting in de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Dit betekent onder meer dat de controle van het BTW-compensatiefonds onderdeel deel uitmaakt van de reguliere controle bij gemeenten en provincies van de aangiften omzetbelasting. Dit is destijds ook zo gecommuniceerd met de Tweede Kamer 1. De handelwijze van de Belastingdienst met betrekking tot de opgaaf BTW-compensatiefonds is, gezien de nauwe relatie met het systeem van heffing van omzetbelasting, niet anders dan die met betrekking tot de aangifte omzetbelasting. Dit betekent de mogelijkheid van controle achteraf gedurende een periode van 5 jaar. Inherent aan het systeem van heffing van omzetbelasting (voldoening op aangifte met slechts beperkte informatie) is dat de controle op de juistheid van de ingediende aangiften achteraf en op basis van risicoafweging plaatsvindt. Dit is ook het geval indien sprake is van een zogenoemde negatieve aangifte (de voorbelasting overtreft de verschuldigde belasting). Slechts in uitzonderingsgevallen vormt de aangifte omzetbelasting zelf aanleiding tot het instellen van een boekenonderzoek. Voornoemde handelswijze met betrekking tot het BTW-compensatiefonds betekent dat de Belastingdienst niet per uitkeringsjaar vaststelt in welke mate de uitbetaalde bedragen rechtmatig zijn geweest, maar binnen het algemene controlebeleid op basis van klantbeelden voortdurend beoordeelt welke gemeenten en provincies op welke aspecten het meest voor controle in aanmerking komen.
Controlebeleid
De algemene beleidsdoelstelling van de Belastingdienst is het onderhouden en versterken van compliance bij belastingplichtigen. Om dat te bereiken zet de Belastingdienst meerdere instrumenten in, zoals actueel toezicht, horizontaal toezicht en traditioneel toezicht. De gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s (in totaal circa 500) behoren tot de overheid en daarmee niet tot de grootste risicogroep. Dit mede ook vanwege het per 1 januari 2004 ingevoerde rechtmatigheidsonderzoek bij gemeenten en provincies (artikel 213 van de Gemeentewet respectievelijk artikel 217 van de Provinciewet). Het streven is om, gegeven de inzetbare capaciteit, bij zoveel mogelijk provincies en gemeenten een horizontaal toezichtstraject te starten. In het traject naar horizontaal toezicht wordt door de Belastingdienst (systematisch) nagegaan hoe door de betreffende provincie of gemeente de fiscale risico’s worden afgedekt. De vorm en intensiteit van het toezicht van de Belastingdienst wordt daarbij aangepast aan de kwaliteit van de interne organisatie van de gemeenten en provincies. Een goede interne beheersing bij gemeenten en provincies van de gehele fiscale problematiek, inclusief btw-compensatie, is een belangrijke voorwaarde. In het traject naar horizontaal toezicht werkt een gemeente/provincie aan haar interne procedures met als doel het opstellen en indienen van aanvaardbare aangiften en opgaven voor het BTW-compensatiefonds. Een traditionele controle werd in 2010 alleen nog ingesteld indien daar gerede aanleiding voor was.
Horizontaal Toezicht (HT)
De Belastingdienst richt zich bij de individuele klantbehandeling op het vergroten van de zekerheid over de juistheid en volledigheid van de BCF-declaraties. De Belastingdienst ondersteunt en stimuleert de provincies en gemeenten om de kwaliteit van de aangifte te versterken. Zicht op de kwaliteit van de fiscale beheersing staat daarbij centraal. De Belastingdienst bespreekt met de provincies en gemeenten hoe zij hun verantwoordelijkheid invullen met betrekking tot zijn aangifte. Daarbij wordt vastgesteld hoe zij omgaan met fiscaliteit en of de randvoorwaarden aanwezig zijn om te komen tot een adequate beheersing daarvan. De provincies en gemeenten beoordelen zelf daarna cyclisch de opzet, het bestaan en de werking van de interne beheersing van de (fiscaal relevante) bedrijfsprocessen en delen de resultaten daarvan met de Belastingdienst. De Belastingdienst monitort dit en bepaalt in welke mate gesteund kan worden op deze interne beheersing. Periodiek wordt dit getoetst.
Bij 176 provincies en gemeenten is een HT-traject gestart om vast te stellen of er een basis is voor horizontaal toezicht. Bij 65 gemeenten is zicht op de opzet van de interne beheersing van de fiscaal relevante bedrijfsprocessen en de mate waarin zij de fiscaliteit in de processen beheerst.
Traditioneel toezicht
Uitkomsten traditionele controles
Door de Belastingdienst zijn in 2010 traditionele controles ingesteld naar de juistheid van de door gemeenten en provincies ingediende opgaven BTW-compensatiefonds over 2008 en eerdere jaren.
In de tabel zijn de naar aanleiding van de uitkomsten van deze controles aangebrachte correcties in 2010 (en 2009) weergegeven.
Controles, waarvan uitgevoerd in: | Aantal | Gecorrigeerd bedrag t.l.v. compensatie-gerechtigden | Gecorrigeerd bedrag t.g.v. compensatie-gerechtigden | Per saldo gecorrigeerd |
---|---|---|---|---|
2009 | 49 | 46 | 9 | 37 |
2010 | 32 | 15 | 3 | 12 |
Een traditionele controle werd in 2010 alleen nog ingesteld indien daar gerede aanleiding voor was. In 2010 zijn door de Belastingdienst 32 traditionele controles afgerond. Per saldo is daarbij in 2010 € 12 miljoen gecorrigeerd ten laste van gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s.
Type Onderzoek | Operationele doelstelling Onderwerp | Start | Afgerond | Vindplaats |
---|---|---|---|---|
Beleidsdoorlichting | Beleidsdoorlichting BTW-compensatiefonds | 2009 | 2010 | Kamerstukken 2009/10, 31 935, nr 7 |
Toelichting
De beleidsdoorlichting is in 2010 afgerond en is reeds beschreven in paragraaf 4 Beleidsprioriteiten.
Financiën besteedt op een gestructureerde wijze aandacht aan de bedrijfsvoering van het BTW- compensatiefonds. Op basis van de periodieke informatie over de beleids- en bedrijfsvoeringsprocessen en de risico’s die daarbij aan het licht treden, wordt systematisch bewaakt of het BTW-compensatiefonds zijn doelstellingen op doelmatige en rechtmatige wijze realiseert. Waar nodig wordt bijgestuurd.
Over het begrotingsjaar 2010 hebben zich geen bedrijfsvoeringsvraagstukken voorgedaan die in deze bedrijfsvoeringsparagraaf behoren te worden gemeld.
Rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering BTW-compensatiefonds
Op basis van de mij beschikbare informatie bevatten:
– de verantwoordingsstaat van het BTW-compensatiefonds over 2010 met de financiële toelichtingen daarbij;
– de saldibalans van het BTW-compensatiefonds per 31 december 2010 met de toelichting daarbij;
geen zodanige onrechtmatigheden en/of onzekerheden, dat deze op grond van de rapportagetoleranties of vanwege in het bijzonder te signaleren risico’s vermeld dienen te worden.
Totstandkoming van niet-financiële beleidsinformatie BTW-compensatiefonds
Op basis van de mij beschikbare informatie zijn er geen belangrijke tekortkomingen geconstateerd die vermelding behoeven in de bedrijfsvoeringparagraaf met betrekking tot de totstandkoming van de niet-financiële beleidsinformatie.
Conclusie
Met inachtneming van de hierboven genoemde zaak, is over het begrotingsjaar 2010 sprake geweest van beheerste bedrijfsprocessen. Deze bedrijfsprocessen voorzien tevens in waarborgen voor een rechtmatige begrotingsuitvoering, inclusief een toereikend beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik.
Art. | Omschrijving | (1) | (2) | (3) | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie | |||||
Uitgaven | Ontvangsten | Uitgaven | Ontvangsten | Uitgaven | Ontvangsten | ||
1 | BTW-Compensatiefonds | 2 670 403 | 2 670 403 | 2 789 430 | 2 789 430 | 119 027 | 119 027 |
De financiële toelichting bij deze verantwoordingsstaat is opgenomen in paragraaf 4.2 Budgettaire gevolgen van beleid.
Beleid ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik
De uitkering uit het BTW-compensatiefonds is in beginsel gevoelig voor misbruik en oneigenlijk gebruik (M en O), omdat de hoogte van de uitkering afhankelijk is van gegevens die gemeenten en provincies zelf verstrekken. Voor de controle van het BTW-compensatiefonds wordt aangesloten bij de algemene controleaanpak van de Belastingdienst ten aanzien van misbruik en oneigenlijk gebruik belastingen. Risicogericht werken, onder andere op basis van klantbeeld, signalen en financieel belang, staat daarbij centraal. De Belastingdienst heeft de controle van de compensatieopgaven opgenomen in het reguliere controleproces. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan mogelijk misbruik en oneigenlijk gebruik. Het tegengaan van M en O is een geïntegreerd onderdeel van het rechtshandhavingsbeleid van de Belastingdienst. De uitvoering van de werkzaamheden kent beperkingen. De werkzaamheden worden uitgevoerd binnen de beschikbaar gestelde personele en financiële middelen. Dat betekent dat de Belastingdienst (risicogericht) keuzes maakt over de inzet van personeel. Verder zijn er maatschappelijke begrenzingen door wettelijke bepalingen die controlemogelijkheden beperken of verhinderen. Dit betekent dat er ook bij een toereikend M en O-beleid sprake blijft van een, niet nader te kwantificeren, inherente onzekerheid over de rechtmatigheid van de uitkeringen uit het BTW-compensatiefonds.
DEBET | CREDIT | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
OMSCHRIJVING | 31-12-2010 | 31-12-2009 | OMSCHRIJVING | 31-12-2010 | 31-12-2009 | ||
Uitgaven t.l.v. begroting 2009 | 2 577 086 | 2 | Ontvangsten t.g.v. begroting 2009 | 2 577 086 | |||
Uitgaven t.l.v. begroting 2010 | 2 789 430 | Ontvangsten t.g.v. begroting 2010 | 2 789 430 | ||||
7 | Openstaande rechten | 15 691 | 38 247 | 7a | Tegenrekening openstaande rechten | 15 691 | 38 247 |
10 | Voorschotten | 200 247 | 206 198 1 | 10a | Tegenrekening voorschotten | 200 247 | 206 198 2 |
Totaal | 3 005 368 | 2 821 531 | Totaal | 3 005 368 | 2 821 531 |
Gecorrigeerd t.o.v. saldibalans per 31-12-2009 voor voorschotten uitgekeerd in januari 2009 betrekking hebbende op het 4e kwartaal 2008, die reeds in juli van 2009 zijn verrekend.
Gecorrigeerd t.o.v. saldibalans per 31-12-2009 voor voorschotten uitgekeerd in januari 2009 betrekking hebbende op het 4e kwartaal 2008, die reeds in juli van 2009 zijn verrekend.
Toelichting behorende bij saldibalans per 31 december 2010 van het BTW-compensatiefonds
Hierna worden de saldibalansposten toegelicht. De nummering van de toelichting komt overeen met die van de saldibalansposten.
1. Uitgaven t.l.v. begroting
In 2010 heeft de Belastingdienst in totaal € 2 789 430 000 uitgekeerd aan de gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s. Dit bedrag heeft voor een belangrijk deel betrekking op de opgaven over 2009. De uiteindelijke compensatie over 2009 – na verrekening met de reeds uitbetaalde voorschotten in 2009 – is op 1 juli 2010 uitgekeerd. Daarnaast zijn in 2010 nieuwe voorschotten uitgekeerd over het vierde kwartaal 2009 en de eerste drie kwartalen 2010.
10. Voorschotten
Onder deze post zijn de voorschotten die betrekking hebben op 2010 weergegeven (stand ultimo 2010). Deze voorschotten zullen in 2011 verrekend worden met de jaaropgaaf over 2010.
13-12-2010 | |
---|---|
Bijdragen aan gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s | |
Voorschot 1e kwartaal | 69.1 |
Voorschot 2e kwartaal | 68.8 |
Voorschot 3e kwartaal | 62.3 |
Totaal | 200.2 |
Overigens is in 2010 € 269 miljoen aan voorschotten uitgekeerd aan gemeenten en provincies. Het verschil van circa € 69 miljoen wordt verklaard doordat het voorschot over het vierde kwartaal 2009 begin 2010 is verstrekt door de Belastingdienst en reeds in 2010 is verrekend met de jaaropgaaf over 2009.