Vastgesteld 30 mei 2013
De vaste commissie voor Defensie heeft op 10 april 2013 overleg gevoerd met minister Hennis-Plasschaert van Defensie over:
− de brief van de minister van Defensie d.d. 24 mei 2012 betreffende een nadere toelichting aanpassing regeling inzet Vessel Protection Detachments (VPD) (Kamerstuk 32 706, nr. 30);
− de brief van de minister van Defensie d.d. 13 juli 2012 betreffende de rapportage inzet Vessel Protection Detachments april tot en met juni 2012 (Kamerstuk 32 706, nr. 32);
− de brief van de minister van Defensie d.d. 2 november 2012 betreffende de aanbieding evaluatie van de inzet van VPD’s voor de begrotingsbehandeling in het najaar van 2012 (Kamerstuk 32 706, nr. 35);
− de brief van de minister van Defensie d.d. 2 november 2012 betreffende informatie over de wijze waarop andere landen omgaan met de inzet van private beveiligers bij de bescherming van de koopvaardij tegen piraterij (Kamerstuk 32 706, nr. 36);
− de brief van de minister van Defensie d.d. 20 november 2012 betreffende de toedracht inzake beschieting van Hr. Ms. Rotterdam voor de kust van Somalië op 24 oktober 2012 (Kamerstuk 32 706, nr. 37);
− de brief van de minister van Defensie d.d. 29 maart 2013 betreffende de appreciatie van het rapport «State or Private Protection against Maritime Piracy?» van Instituut Clingendael (Kamerstuk 32 706, nr. 42).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Ten Broeke
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink
De griffier van de vaste commissie voor Defensie, Van Leiden
Voorzitter: Maij
Griffier: Dekker
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Ten Broeke, Van Dijk, Günal-Gezer, Hachchi, Maij en De Roon
en minister Hennis-Plasschaert van Defensie en minister Timmermans van Buitenlandse Zaken, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.
Aanvang 15.00 uur
De voorzitter: Goedemiddag. Welkom bij dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Defensie en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over Vessel Protection Detachments. Ik heet het publiek, de twee bewindspersonen en hun ondersteuning en de collega's welkom. Er is een spreektijd afgesproken van zeven minuten, dus is er ruim tijd voor de eerste termijn.
De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Om te beginnen vraag ik de minister van Defensie of zij voornemens is de toezegging van de vorige regering gestand te doen, om de Kamer jaarlijks op de derde woensdag van mei te informeren over de gang van zaken rondom de inzet van de VPD's.
Ik vind de kabinetsreactie op het rapport van Clingendael ronduit teleurstellend. Uit die reactie kan namelijk worden afgeleid dat met militaire VPD-capaciteit een toereikend niveau van bescherming kan worden geboden en dat de internationale positie van Nederland – lees het level playing field – niet negatief wordt beïnvloed doordat private beveiliging van koopvaardijschepen in andere landen wel is toegestaan. Ik begrijp niet dat de minister tot deze conclusie kan komen, gelet op de inhoud van het rapport van Clingendael. Ik vraag haar dan ook om duidelijk uit te leggen waarin de informatie van het rapport in haar ogen tekortschiet om te kunnen kiezen voor enigerlei vorm van inzet van gewapende private beveiligers. Uit haar brief blijkt namelijk helemaal niet waarom ze dat vindt.
Waaruit blijkt dat de Nederlandse reders, die wel gewapende private beveiliging willen daar waar militaire VPD's niet kunnen worden ingezet, het bij het verkeerde eind hebben? Betwist de minister de cijfers van de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders? Dan wil ik dat graag weten. Uit de cijfers blijkt dat op jaarbasis circa 170 doorvaarten van schepen onder Nederlandse of Curaçaose vlag in de regio bij Somalië bescherming behoeven. Sinds maart 2011 zijn ongeveer 40 schepen beschermd door VPD's. Dat is slechts de helft van de 82 reëel bevonden aanvragen. De schepen die een VPD kregen, waren vooral grote zwareladingschepen en baggerschepen. Juist de schepen uit de sector waarin kosten en flexibiliteit veel zwaarder wegen, zoals de containerschepen, de general cargo-schepen en de tankers, kregen echter zelden een VPD. Van de 40 door VPD's beschermde schepen kwam 7,5% uit die sector, slechts drie schepen dus. De conclusie is dan toch dat bijna 130 schepen geen bescherming kregen van een VPD. Deelt de minister die conclusie?
Het Verbond van Verzekeraars deelt die conclusie in ieder geval wel en sluit zich aan bij de behoefte van de reders, namelijk om wel gewapende beveiligers toe te staan waar inzet van een militair VPD niet kan. Heeft de minister ook begrepen dat heel veel schepen in de regio bij Somalië toch met gewapende private beveiligers rondvaren? Of betwist zij dat feit? Graag een reactie van de minister.
De schepen die dit toch doen, handelen in strijd met de wet. Nood breekt wet, zo redeneren zij echter. Het lijkt erop dat de houding van de regering, die neerkomt op stilzwijgen of negeren, betekent dat de regering deze situatie gedoogt. Van de regering mogen wij toch verwachten dat zij door een betere regulering deze illegale praktijken voorkomt? Dat is in ieder geval de route die Duitsland volgt. De verwachting is dat in augustus 2013 de daartoe in dat land benodigde wetgeving rond is. De Nederlandse regering zit echter al twee jaar, sinds 2011, op de handen. Eigenlijk is dat al veel langer, want de behoefte aan gewapende bescherming bestaat bij de reders natuurlijk al veel langer.
Het rapport van Clingendael onderscheidt nog een derde beleidsoptie, namelijk verdere kostenreductie, meer flexibiliteit en snellere inzetbaarheid van de VPD's. Daar gaat de minister in haar brief niet op in. Is de minister van plan om die route te volgen? Zo ja, dan verneem ik graag wat zij concreet gaat doen.
Ik rond af met nog enkele concrete vragen. Zijn er sinds de regeringsbrief van 2 november nog wijzigingen gekomen in de op- en afstaplocaties van de VPD's? Kan de minister daar een toelichting op geven? Kan de omvang van de VPD's nog verder worden verkleind, om ook kleinere schepen te kunnen beveiligen? Kan de dagprijs van een VPD – ik heb begrepen € 5.000 per dag – nog verder worden verlaagd? Ziet de minister mogelijkheden daartoe?
Mijn laatste vraag is specifiek gericht aan de minister van Buitenlandse Zaken. De Nederlandse Vereniging van Kapiteins ter Koopvaardij heeft moeite met het toestaan van gewapende private beveiligers. De vrees die daarachter zit, is dat de Nederlandse autoriteiten zich wellicht minder diplomatiek zullen inspannen voor een kapitein die wordt gearresteerd en die gewapende private beveiliging aan boord heeft dan voor een kapitein van een schip dat militaire gewapende beveiliging aan boord heeft. Kan de minister van Buitenlandse Zaken ons toezeggen dat Nederland zich in al die gevallen met evenveel energie en kracht diplomatiek zal inzetten voor die kapiteins?
De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Nederland is vanaf 2008 bijna onafgebroken actief in het bestrijden van piraterij. Dat doen we in de EU-missie Atalanta en in de NAVO-missie Ocean Shield. Vanaf dat moment wordt er in deze Kamer onafgebroken «in konvooiorde gevaren» op de realiteit die ons telkens weer een stapje verder doet zetten.
Onder minister Middelkoop was de inzet van Vessel Protection Detachment-teams eigenlijk onbespreekbaar. Onder minister Hillen was alleen de inzet van mariniers bespreekbaar. Bij dit kabinet zien we een lichte opening voor het bespreken van andere mogelijkheden. De kop wordt niet langer in het zand gestoken. We realiseren ons namelijk dat de ons omringende landen allang hebben gekozen voor een andere inzet naast die van mariniers, bijvoorbeeld van privates. De minister was in haar brief en ook in eerdere debatten heel helder hierover. Dat is de kern van het debat dat we hier vandaag moeten voeren, hoewel ik vermoed dat we hooguit een klein stapje vooruit kunnen zetten. Elk stapje is echter welkom, zeker voor de reders en voor Rotterdam, de achilleshiel van onze economie.
In totaal varen er 20.000 à 30.000 handelsschepen door de Golf van Aden. Daarvan varen er zo'n 400 onder Nederlandse vlag. Collega De Roon verwees daar al naar. Die schepen verdienen het om, als dat nodig is, beschermd te worden tegen de aanvallen van piraten. Die bescherming is er de afgelopen jaren gekomen en die is ook succesvol geweest. Dat moeten we erkennen. De afgelopen jaren hebben we een daling gezien van het aantal kapingen. Er zijn tot nu toe ongeveer 1100 piraten door internationale marines opgepakt. Toch is er nog steeds gevaar. De minister van Defensie en de premier hebben het afgelopen weekend met eigen ogen kunnen aanschouwen hoe dat eruitziet.
De VVD heeft al die tijd, al vanaf 2008 en zeker ook bij het vorige kabinet, in 2011, de noodzaak van VPD's onderstreept. Ik denk dat we daar nu ook het bewijs van zien. De bittere noodzaak is er nog steeds. Door het grotere werkgebied van de piraten werkte de konvooibenadering simpelweg niet langer.
Ook de inzet van VPD's is niet zonder nadelen. Daar hebben we het in de afgelopen jaren meermalen over gehad. Ze zijn duur. De procedures zijn lang. Wat kunnen we doen om de inzet van VPD's efficiënter te maken? Wat kunnen we maximaal uit de inzet van de mariniers knijpen? We moeten de procedures korter maken. Wat gaat de minister daaraan doen? We moeten ze ook beter en efficiënter kunnen inzetten. De verschillen met bijvoorbeeld Frankrijk zijn namelijk enorm. Kunnen er kleinere teams worden ingezet? Wat kunnen we doen om te optimaliseren?
Behalve de inzet van VPD's is ook de mogelijke inzet van private beveiligers iets wat voortdurend boven de markt hangt. Tot onze schrik lazen wij afgelopen weekend in NRC Handelsblad dat veel reders er eigenlijk al voor hebben gekozen om privates, private beveiligers, in te zetten, terwijl daar geen regelgeving voor is. De VVD is van mening – dat herhaal ik hier – dat geweldsinzet primair een taak is van de overheid. De zwaardmacht ligt dus bij de overheid. Wie dat zegt, moet echter ook leveren. Als wij niet kunnen leveren, moeten wij ons realiseren dat alternatieven denkbaar zijn. Er zijn drie rapporten verschenen, van de heer Knoops, de commissie-De Wijkerslooth en recentelijk van Clingendael. Deze geven allemaal handvatten hiervoor. Ik wil daar vandaag een integrale reactie op van de regering. Het Clingendael-rapport zegt bijvoorbeeld dat niet in strijd met de regelgeving wordt gehandeld als private beveiligers worden ingezet, omdat dit gebeurt onder zogeheten IMO-guidelines (International Maritime Organization) en omdat er ook sprake is van ISO-certificering. Graag een reactie hierop.
Er zijn natuurlijk ook belangrijke voordelen aan het toestaan van private beveiligers. Aanvullend op VPD's, zeg ik nog maar een keer. Rederijen kunnen al snel gebruikmaken van die beveiliging. De beslissingsprocedures zijn korter. De kosten voor de Nederlandse Staat zullen dalen. Het is ook goedkoper voor de reders. Er is veel marktaandeel verloren gegaan. Dat heeft natuurlijk met de internationale handel te maken, maar wellicht ook met onze competitiepositie.
We staan op dit moment behoorlijk alleen. De gecertificeerde inzet van private beveiligers is al mogelijk in Denemarken, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk. Duitsland is bezig met de benodigde wetswijziging. Andere landen zijn ermee bezig en Nederland kan niet eindeloos achter de feiten blijven aanlopen. Vooral met de ophanden zijnde wetgeving in Duitsland ontstaat er wat mij betreft een reële uitvlagmogelijkheid. Recent zijn, voor zover ik dat heb kunnen achterhalen, al vijf schepen uitgevlagd, een olietanker van Vroon, drie schepen van het Deense Maersk en een van Seatrade. Dat laatste, heel pikant, nota bene op instigatie van Shell.
Er liggen een aantal rapporten. Deze geven ons mogelijkheden. Er zijn twee belangrijke conclusies. Slechts een klein deel van de koopvaardijvloot maakt gebruik van de VPD's. Ik zal de cijfers die de heer De Roon noemde, niet herhalen. Het is echter evident: het gaat slechts om 10% van de totale jaarlijkse doorvaart en om iets meer dan 30% van wat er is aangevraagd. Meer en meer landen staan de inzet van private beveiligers toe. Is de minister bereid om vandaag toe te zeggen dat ze, gegeven haar constatering dat de ons omringende landen al veel verder zijn en onze internationale competitiepositie in het geding is, in ieder geval serieus onderzoek hiernaar zal doen? Dat is volgens mij het minste wat ze vandaag zou kunnen toezeggen.
Alternatieven zijn voor reders vaak duur of gevaarlijk en onaanvaardbaar op de lange termijn. De reder kiest bijvoorbeeld een andere route of een andere passage, neemt het risico om zonder beveiligers te opereren of zet alsnog – en dat is nu illegaal – private beveiligers in. Blijven we dit gedogen, of komt er wetgeving?
Ik denk dat het helder is dat wij vandaag opnieuw een stap zullen moeten zetten. Onder de vorige twee ministers gebeurde dat mondjesmaat. Ik hoop dat deze regering de noodzaak en de urgentie van de situatie onderkent en niet alleen het maximale uit de VPD's wil halen, maar ook op zijn minst onder ogen wil zien wat er mogelijk is op het gebied van wetgeving en daar onderzoek naar zal doen.
De voorzitter: Er is een vraag van mevrouw Hachchi. Ik stel voor dat we in de eerste termijn maximaal drie interrupties doen.
Mevrouw Hachchi (D66): Deze week deed de VVD-fractievoorzitter een interessante uitspraak. Ik heb de kans om daar vandaag een vraag over te stellen aan de VVD-fractie. De VVD wil meer geld voor Defensie. Zonder daar inhoudelijk een discussie over te voeren, vraag ik of de VVD, als regeringspartij, daarvoor ook dekking heeft gevonden.
De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter, ik weet niet of u de mogelijkheid hebt om dit debat met een halfuurtje te verlengen, want ik snak naar dit debat, zeker met mevrouw Hachchi. Het lijkt me werkelijk heerlijk om dit debat nu in extenso te kunnen voeren. Laat ik er nu ieder geval dit over zeggen. De VVD is een partij die, anders dan D66 soms, altijd de kerntaken van de overheid heeft weten te onderscheiden. Defensie, veiligheid, is daarin een van de elementairste. Wij realiseren ons dat wij een prijs dienen te betalen als de bescherming van grote landen in de Europese regio, waarin wij zelf onze eigen veiligheidsbroek moeten ophouden, wegvalt of minder wordt. Dat is wat de fractievoorzitter van de VVD – ik mag wel zeggen tot mijn onuitsprekelijke genoegen – eerder deze week naar voren heeft gebracht. Het betoog is mij uit het hart gegrepen. Ik zie uit naar de eerste visie van D66 op dit vlak.
Mevrouw Hachchi (D66): Dat zijn een hoop woorden, terwijl mijn vraag heel simpel was, namelijk of de VVD bij dit mooie verhaal met veel woorden ook dekking gaat zoeken. Deze partij zit nota bene in de regering. Het is heel aantrekkelijk om in te gaan op de woorden van de heer Ten Broeke en hierover een debat te voeren, maar mijn vraag heb ik expres heel zorgvuldig geformuleerd. De VVD roept iets, maar zal zij ook daden bij die woorden voegen?
De heer Ten Broeke (VVD): Wij gaan niet voor een grote interventiemacht, omdat, zoals mevrouw Hachchi zo waarschijnlijk zal bepleiten, de problemen in Somalië vooral op het land liggen. Wij gaan dat soort betogen niet houden, zeker niet in dit belangrijke debat, waarin wij een stap moeten zetten voor de reders. Ik hoop dat mevrouw Hachchi de uitspraken van mijn fractievoorzitter van eerder deze week nog eens goed terughaalt. Wij zijn op zichzelf heel tevreden met de paragraaf over Defensie die wij in het regeerakkoord hebben kunnen opnemen. Mevrouw Hachchi weet wat daarin staat. Defensie wordt grotendeels ontzien en dat willen wij graag zo houden. Ik denk ook dat dit noodzakelijk is.
Voor het overige sluiten wij niet uit dat wij op de langere termijn meer moeten betalen aan Defensie. Er zijn een aantal smaken. Mevrouw Hachchi kent die ook. We kunnen meer defensie halen uit elke euro die we daaraan uitgeven. Dat zou kunnen door in Europees verband meer te doen. Ik doel dan niet op de manier die D66 voorstaat, namelijk via Brussel. Europese samenwerking heet dat bij D66. Samenwerken in Europa is ons pleidooi.
De voorzitter: Mijnheer Ten Broeke ...
De heer Ten Broeke (VVD): Tja, u wilt een debat of niet, voorzitter. U staat het toe.
De voorzitter: Ik wilde u de ruimte geven om een iets uitgebreider antwoord te geven. Het hele debat gaan we echter niet voeren. Probeert u een kort antwoord te geven op de vraag.
De heer Ten Broeke (VVD): Mijn fractievoorzitter heeft er ook voor gepleit om meer te doen aan Europese buitenlandse politiek, maar dan buiten de grenzen. Volgens mij heeft mevrouw Hachchi dat pleidooi ook al vele malen uit mijn mond gehoord. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de inzet van de marine, niet alleen in de Golf van Aden, maar bijvoorbeeld ook op de Middellandse Zee. Mevrouw Hachchi heeft ons daar al vaak voor horen pleiten en dat betoog zal zij nog vele malen horen.
Mevrouw Hachchi (D66): Heel, heel veel woorden, maar geen daden van de VVD. Ik schaar die dus maar onder het rijtje van de beloftes en we weten wat die VVD-beloftes tegenwoordig inhouden.
De heer De Roon (PVV): Ook mijn vraag gaat over dit onderwerp dat nu ineens ter tafel komt. Ik hoor de heer Ten Broeke zeggen «op langere termijn». Moet ik het zo begrijpen dat de VVD voor de kortere termijn, dus voor deze kabinetsperiode, blijft binnen het voor Defensie beschikbare budget? Of wil de VVD dit binnen deze kabinetsperiode verhogen? Dat wil ik heel precies weten.
De heer Ten Broeke (VVD): Dat is ook precies wat mijn fractievoorzitter heeft gezegd. Wij hebben voor deze periode een afspraak gemaakt met de coalitiepartner. Die afspraak kent u allen. Die is gelukkig aanmerkelijk beter dan de afspraak die we in de vorige periode hebben kunnen maken. Toen hebben we een forse bezuiniging moeten toestaan en daar waren we niet blij mee. We hebben het echter wel gedaan. We hebben die bezuiniging ook verdedigd en als het nodig is, zal ik die hier vandaag nog een keer verdedigen. Ik ben nu erg tevreden en gelukkig dat we Defensie hebben kunnen ontzien, samen met de Partij van de Arbeid, die in haar programma toch iets heel anders had geschreven. In die zin zijn wij tevreden met de afspraken die in dit kabinet zijn gemaakt voor de komende jaren.
Het is echter evident – ik denk dat de collega's dat ook onder ogen moeten zien – dat wij een prijs moeten betalen voor onze veiligheid in onze eigen regio. Anderen komen ons niet meer de paraplu boven het hoofd houden.
De heer De Roon (PVV): Nu ik dit allemaal hoor, kan ik de conclusie van mevrouw Hachchi wel onderschrijven. Veel geblaat, maar geen wol. De VVD buigt gewoon voor de afspraken met de coalitiepartner.
De voorzitter: Dat was niet echt een vraag, maar misschien wil de heer Ten Broeke erop reageren.
De heer Ten Broeke (VVD): Ik buig graag voor afspraken die ik zelf heb gemaakt en waar ik tevreden over ben, zoals ik net heb gezegd. Als dat buigen is, doe ik dat vandaag met veel egards.
De voorzitter: Het woord is aan mevrouw Hachchi van D66 die vandaag ook spreekt namens het CDA.
Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Ik doe mijn inbreng vandaag inderdaad ook namens de fractie van het CDA. Collega Knops kan niet aanwezig zijn vanwege een ander debat. Het is voor mij even wennen om te spreken namens 25 zetels, maar ik wen er graag aan.
Piraterij is een serieus onderwerp. De piraterij nam in het begin van deze eeuw flink toe rond de Hoorn van Afrika. Daarom kwam er een roep om meer bescherming voor de scheepvaart. Het is goed dat er actie ondernomen wordt. Jaarlijks passeren tussen de 20.000 en 30.000 schepen de Golf van Aden. We hebben het dus over een slagader van de wereldhandel.
Recentelijk is er een rapport van Clingendael verschenen over dit onderwerp. Er ligt ook een evaluatie van het ministerie zelf. Het aantal landen dat private beveiligers wil toestaan, neemt toe. Voor D66 staat centraal dat we de gevraagde veiligheid brengen, maar niet ten koste van de rechtsorde. Het rapport van Clingendael is in de media versimpeld tot een pleidooi voor private beveiligers, maar die samenvatting is te kort door de bocht. Zowel de studie als de eigen evaluatie van Defensie roept veel vragen op. Ik loop door deze vragen heen. Aan het einde van mijn inbreng zal ik nog even stilstaan bij de grote lijn en de specifieke gebeurtenissen rondom het schietincident met de Hr. Ms. Rotterdam.
In oktober was het te vroeg om te spreken over een toename van aanvragen sinds de prijsverlaging in juli van € 8.000 naar € 5.000. De Clingendaelstudie maakt niet duidelijk waarom reders geen verzoek doen. Dat kan zijn wegens de kosten, omdat ze te laat zijn, omdat het schip te klein is, omdat de reder zelf het risico laag inschat of omdat hij bewust kiest voor een illegale, private beveiliger. Een simpele vraag voor de minister: kan zij in een sluitend overzicht in beeld laten brengen hoeveel schepen met de Nederlandse vlag niet kiezen voor een VPD? Wat is de reden voor de reders om dit na te laten? Zonder een overzicht in harde cijfers is het bewijs nu namelijk eerder anekdotisch dan overtuigend. In de Clingendaelstudie wordt aangegeven dat er geen sprake lijkt van grootschalig omvlaggen van schepen. Daarom wil mijn fractie hier meer duidelijkheid over.
De economische analyse kan, wat D66 betreft, grondiger. In andere studies over de scheepvaart zie je dat niet alleen de kosten beter worden becijferd, maar dat deze ook worden vertaald naar de economische impact. Alleen dan kun je conclusies onderbouwen over het risico op een waterbedeffect, over de verschuiving naar andere transportroutes of concurrenten en over de benodigde investeringen. Zoiets hebben we nodig om de klachten van de reders te kunnen wegen. Kan zo'n studie in Europees verband worden gedaan?
Ik kom daarmee op het punt van het geld, voor zover we daar informatie over hebben. Hoe kan het dat de prijs voor een Italiaans VPD volgens de stukken de helft lager ligt dan die voor een Nederlands VPD, zelfs na de prijsverlaging? De begrotingsramingen voor de VPD-inzet lijken, op basis van de stukken, voor zowel 2012 als 2013 nog vrij hoog, in vergelijking met de realisatie. Dreigt er een overschatting van de vraag door Defensie? Zo ja, heeft dat gevolgen voor de prijs per schip? Is er eventueel ruimte binnen de eindejaarsmarge om de nu begrote VPD-middelen voor het ene jaar naar de begroting van het volgende jaar door te schuiven? De dreiging en de hoeveelheid scheepvaart kunnen namelijk flink fluctueren. Kan het schelen in de kosten om de ene keer Nederlandse mariniers op een Frans schip te plaatsen en de volgende keer vice versa? Ziet de minister ruimte om samen te werken met andere Europese landen?
We missen niet alleen cijfers, maar ook casuïstiek. Noch in de evaluatie, noch in de Clingendaelstudie valt veel te lezen over wat er daadwerkelijk gebeurt voor, tijdens en na incidenten met VPD's of particuliere beveiligers.
Een belangrijke zorg die Clingendael aankaart, is dat er misschien wordt uitgeweken naar illegale private beveiligers. We weten niet hoe vaak dit gebeurt. Heeft de minister hier zicht op? Hoe wordt daar eventueel toezicht op gehouden? Schrikken private beveiligers even goed af als mariniers? Of komt het met private beveiligers vaker tot confrontaties? Wat is er bekend over het verloop van de rechtsgang bij gevangengenomen piraten, bij de VPD's, maar ook bij Atalanta en Ocean Shield? Wie houdt er vooralsnog toezicht op de private beveiligers van landen die hen wel toestaan? Vindt er bijvoorbeeld standaard een debriefing plaats na afloop van een confrontatie? Wat is het verschil in rechtsgang als er geschoten wordt en als er gewonden of doden vallen? Wie staat garant voor een nette aangifte als er bijvoorbeeld sprake is van excessief geweld door particuliere beveiligers? De piraat, de kapitein, het bedrijf?
Dan de grote lijn. Ik zou bijna willen zeggen een helikopter view, maar ik heb vanmiddag begrepen dat die heli niet geregeld is. Daar ga ik het vandaag ook niet over hebben. Laten we even kijken naar de big picture, het totaalplaatje. De marine-inzet voor Oost-Afrika en de VPD's is natuurlijk een vorm van symptoombestrijding. Blijvende veiligheid kan alleen tot stand komen door economische ontwikkeling die banen biedt en door herstel van het normale gezag van de overheid in Somalië. Premier Rutte zei vorig weekend, vanaf het dek van een marineschip ter plaatse, dat het te vroeg was om een oordeel te vellen over de voortzetting van dit soort missies na 2013. Wat is volgens deze minister en de minister van Buitenlandse Zaken, die hier ook vandaag zit ... Ik begrijp dat hij weer wakker is.
Minister Timmermans: Ik sliep niet, hoor.
Mevrouw Hachchi (D66): Wat is volgens het kabinet nu en in de toekomst de gewenste verhouding tussen defensiemissies, diplomatieke inzet en ontwikkelingshulp en handelssteun aan de regio?
Behalve oog voor de grote lijn moeten we natuurlijk ook oog houden voor de relevante details. Ik dank de minister voor haar brief over het schietincident op de Hr. Ms. Rotterdam. Ik heb er enkele vragen over. Waarom waren er Iraanse en Pakistaanse opvarenden aan boord? Waarom zijn deze niet vervolgd en de Somaliërs wel? Welke regels bepalen hoe er wordt omgegaan met gevangengenomen piraten? Volgt dit uit de kleur van je paspoort of uit de feiten?
D66 steunt de inzet van de VPD's, maar deze moet wel doelmatig zijn. Waar dit nog niet het geval is, moeten we eerst bekijken hoe het beter kan en pas daarna overwegen of we van de principiële keuze moeten afstappen.
De heer Jasper van Dijk (SP): Voor de goede orde: begrijp ik nu dat zowel D66 als het CDA op dit moment absoluut geen steun kan geven aan het uit handen geven van de zwaardmacht? Begrijp ik het goed dat u geen voorstander bent van particuliere beveiliging?
Mevrouw Hachchi (D66): Ik heb in mijn inbreng heel duidelijk aangegeven dat het Clingendaelrapport drie opties laat zien. De eerste optie is dat de zwaardmacht bij de overheid blijft, maar dat er op het terrein van flexibiliteit en kosten verbeteringen nodig zijn. Ik vind dat die optie helemaal uitgesloten moet zijn, wil je überhaupt nadenken over en een stap zetten richting private beveiliging. Ik heb in mijn inbreng ook duidelijk aangegeven waar wij vragen over hebben. Ik vat het als volgt samen. Er is op zijn minst aanvullend onderzoek nodig. Je kunt niet alleen op basis van financiële argumenten en zonder een stevige en cijfermatige onderbouwing zo'n cruciale stap zetten. Dit lijkt me genoeg uitleg waarom mijn fractie – de CDA-fractie is dit ook van mening – die stap nu nog niet wil zetten.
De heer Jasper van Dijk (SP): Dus u zegt: nu niet, maar misschien later wel.
Mevrouw Hachchi (D66): Je kunt niet in de toekomst kijken, en nu principieel zeggen dat je er nooit van af zult wijken. Het is een principiële keuze. Wij houden daar nu aan vast, maar je kunt het niet helemaal voor eeuwen vooruit vastleggen. Dat neemt niet weg dat er een behoorlijke onderbouwing voor moet liggen voordat je überhaupt die stap richting private beveiligers zet.
De voorzitter: De heer De Roon heeft ook een vraag. Hij was wellicht zelfs eerder dan de heer Van Dijk, mijn excuses.
De heer De Roon (PVV): Als het aan D66 ligt, laten we de huidige situatie nog jarenlang doorgaan. Er moeten allerlei ingewikkelde, liefst Europeesbrede onderzoeken plaatsvinden naar het illegaal handelen en allerlei gevolgen van de regelgeving in andere landen. Intussen wordt de huidige situatie bestendigd, namelijk dat Nederlandse reders illegaal handelen. Als ze dat niet willen doen, worden ze uit de markt gedrukt. Waarom kan mevrouw Hachchi niet gewoon afgaan op de mededeling van de Vereniging van Nederlandse Reders dat dit illegaal handelen op grote schaal plaatsvindt? Zij is trouwens niet de enige die dit zegt. De berichten komen ook uit de wereld van de beveiligers. Graag een reactie van mevrouw Hachchi.
Mevrouw Hachchi (D66): Zoals ik zojuist aangaf, ontbreekt de onderbouwing. In de vorige debatten die ik gevoerd heb over piraterij, werd als grootste probleem het omvlaggen genoemd. Clingendael heeft dit onderzocht, maar heeft dit in zijn rapport niet hard kunnen maken. Ik wil daarmee niet datgene wat gezegd is in twijfel trekken, maar ik vind dat er toch behoorlijk wat vragen beantwoord moeten worden, voordat mijn fractie te overtuigen is dat hierin stappen moeten worden gezet.
Ik vind het ook belangrijk dat het kabinet hierin een duidelijk standpunt inneemt. Daarom is het goed dat we vandaag dit debat voeren. Ik heb tot nu gehoord en gelezen – het is hier en daar enigszins tegenstrijdig – dat het kabinet vasthoudt aan het standpunt dat het geweldsmonopolie bij de Staat blijft. We sluiten onze ogen niet en als het goed is, doet niemand hier dat. Er moet echter behoorlijk wat gebeuren voordat we hierin stappen zetten. Mijn vragen zal ik niet herhalen. Die waren heel helder.
De heer Ten Broeke (VVD): Sprak mevrouw Hachchi namens het CDA of namens D66 toen zij zei dat de rechtsstaat in het geding is? Bedoelde zij dat de gedoogsituatie, die er nu feitelijk is, de steun heeft van een van deze twee fracties? Of is zij van mening dat je daar je ogen niet voor kunt sluiten en dat je dus aan wetgeving moet denken? Is dat het onderzoek waar mevrouw Hachchi op aandrong?
Mevrouw Hachchi (D66): Ik vrees dat ik in herhalingen verval. Misschien heeft de heer Ten Broeke niet goed geluisterd. Ik wil het best kort samenvatten. Het Clingendaelrapport is heel goed. We hebben in het gesprek met Clingendael duidelijk gehoord dat het bedoeld is om deze discussie te openen en verder te brengen. Het is te kort door het bocht om het rapport alleen maar te gebruiken om de conclusie te trekken dat we nu zo snel mogelijk naar de private beveiligers moeten. Clingendael zegt zelf dat de optie van het geweldsmonopolie bij de Staat nog steeds een optie is. Je zult een aantal stappen moeten zetten ten aanzien van de flexibiliteit en de kosten. Ik denk dat die stappen ook te zetten zijn.
Mijn complimenten voor de inzet van de mariniers aan boord van die schepen. Sinds 2011 doen we dit. Dat hebt u nota bene zelf in uw inbreng gezegd. We moeten het ook een kans geven en bekijken of er stappen in gezet kunnen worden. Wat mij betreft, gebeurt dit snel. Ik heb het geluid van de reders ook gehoord. Nogmaals, er ligt nog een hoop op tafel waarop antwoorden moet komen, voordat mijn fractie en de CDA-fractie stappen kunnen zetten. Ik blijf ook vinden dat er vandaag duidelijkheid moet komen over de vraag waar het kabinet precies staat. Deelt het die mening of gaat het wel stappen zetten richting private beveiliging?
De heer Ten Broeke (VVD): Mevrouw Hachchi kan wel heel snel verwijzen naar het kabinet, maar we moeten ook zelf een standpunt innemen. Dat van ons is bekend. Niemand, noch in het rapport van Clingendael, noch in de rapporten van Knoops of De Wijkerslooth, ontkent dat de zwaardmacht bij de overheid ligt. Er is echter wel een verschil tussen de fracties en de rapporten in de mate waarin men de realiteit onder ogen durft te zien. De realiteit is – dat staat ook in de brief – dat in 2012 maar 144 schepen een VPD aanvroegen. Er zijn er maar 40 ingezet. Dat is 10% van de jaarlijkse doorvaart en iets meer dan 30% van wat er is aangevraagd. De realiteit is dat we van alle kanten, van reders, onderzoekers en media, te horen krijgen dat er massaal ontdoken wordt. Dan moet je met die realiteit iets doen. Is dat dan alleen een onderzoek? Dat willen we hier allemaal. Waarom moet dat in Europees verband? Wat zegt de D66-fractie dan over de mogelijkheid van aanvullende private inzet op de VPD's, als de zwaardmacht is uitgeput? Wat is haar standpunt?
Mevrouw Hachchi (D66): Als ik de heer Ten Broeke nodig heb om de realiteit onder ogen te zien, ben ik heel ver van huis. Die realiteit heeft mijn fractie heel duidelijk voor ogen. Ik denk dat de heer Ten Broeke hier aangeeft dat hij een ander standpunt is toegedaan dan mijn fractie, maar onder de streep gaf hij ook aan dat het geweldsmonopolie bij de Staat blijft. Natuurlijk moet de Staat dan kunnen leveren. Ik denk dat daar nog een wereld te winnen is. Dat is de optie in het Clingendaelrapport waar ik op doelde. Je kunt nu niet tot de conclusie komen dat wij de stap naar private beveiliging kunnen maken. Dat heeft de heer Ten Broeke zelf ook niet geconcludeerd. Hij gaat mij vertellen dat mijn standpunt niet duidelijk genoeg is, terwijl het nota bene onder de streep hetzelfde is als waar de VVD op uit is gekomen.
Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Voorzitter. Bij piraterijbestrijding in risicogebieden voor koopvaardijschepen hebben de veiligheid van de mensen en de bescherming van goederen een hoge prioriteit voor de PvdA-fractie. Wat ons betreft is dit een belangrijk punt, dat een brede en zorgvuldige aanpak vraagt. Bij deze aanpak gaat het om goede en effectieve samenwerking tussen de overheid, die de sector veiligheid en bescherming biedt via de VPD's, en de scheepvaartsector, die de verantwoordelijkheid heeft om ook de noodzakelijke maatregelen te nemen, zoals volledige implementatie van de best management practices.
De inzet van VPD's is een van de instrumenten bij piraterijbestrijding en kan niet los worden gezien van alle andere maatregelen, omdat je het probleem van de piraterij niet alleen met VPD's kunt oplossen. Om tot structurele oplossingen op lange termijn te komen is de geïntegreerde aanpak waar het kabinet mee bezig is, en die mijn fractie van harte ondersteunt, van groot belang. Dan gaat het om het totale pakket van maatregelen, zoals de operaties Atalanta en Ocean Shield, de beveiligde corridor door het risicogebied, patrouilleschepen van de marineschepen in het risicogebied, maar ook enkele missies op het land waarover wij morgenavond gaan spreken, te weten EUCAP Nestor en de EUTM.
Vandaag bespreken wij de ervaringen met en de voortgang bij de VPD's, waar we nu iets meer dan twee jaar mee bezig zijn. Ik heb in de afgelopen weken met heel veel betrokkenen gesprekken gevoerd, om duidelijk te krijgen hoe het daarmee gaat. Ik heb gesproken met de reders, de vakbonden, de verladers en de kapiteinsvereniging. Dat waren allemaal zeer verhelderende, waardevolle gesprekken, waarin een gemeenschappelijk punt was dat de veiligheid van mensen voor iedereen op nummer een staat. Het gaat uiteindelijk om mensen en om hen moet het ook blijven gaan. Een belangrijke vraag is hoe we de betrokken mensen maximale bescherming bieden, zonder hen bloot te stellen aan allerlei risico's en gevaren. De kapiteins hebben een bijzondere positie en zijn zeer belangrijk in deze discussie. Zij hebben een enorm grote verantwoordelijkheid en kunnen voor beslissingen komen te staan over leven en dood. Dat is ook een punt waar we heel goed naar moeten kijken.
Een ander punt dat mij opviel, is de grote tevredenheid bij alle betrokken partijen over de inzet van de VPD's en de grote waardering voor de verbeteringen die in korte tijd zijn doorgevoerd bij Defensie wat betreft de inzet daarvan, om beter aan te sluiten op de behoeften van de sector. Graag sluit ik mij namens mijn fractie van harte aan bij deze waardering voor de actieve en coöperatieve houding van Defensie in dit proces.
Ondanks alle verbeterslagen die gemaakt zijn, lijkt de inzet van de VPD's in de praktijk op een aantal punten nog niet flexibel genoeg om tot een sluitende aanpak voor de sector te komen. Daarbij worden drie punten genoemd. Ten eerste zijn de kosten vooral voor de kleinere reders te hoog. Ten tweede zijn de VPD's te groot, zodat zij geen oplossing bieden voor kleine schepen. Ten derde zijn de aanvraagtijden lang. Mijn vraag aan de minister is welke ruimte zij ziet met betrekking tot deze drie punten, om beter tegemoet te kunnen komen aan de vraag van de sector. Ziet zij nog mogelijkheden om de VPD's verder te flexibiliseren en om tot een sluitende aanpak te komen? Zijn er initiatieven om te werken aan verdere flexibilisering? Ik heb ergens gelezen dat Defensie nu bezig is met varende depots op open zee. Zijn er ook andere initiatieven waarmee wellicht beter tegemoet kan worden gekomen aan de behoeften van de sector?
Door anderen is een vraag gesteld die ons ook bezighoudt, namelijk waarom onze VPD-teams veel groter zijn dan die van Frankrijk of Italië. Wij zetten teams in variërend tussen 11 en 15 personen, terwijl Frankrijk en Italië met 5 à 6 personen in een team werken. Waar zit het verschil in? Stellen wij veel te hoge veiligheidseisen bij deze teams? Graag een reactie van de minister.
Ik heb gemerkt dat de kosten een heel belangrijk argument zijn voor kleinere schepen of rederijen om geen VPD aan te vragen. Kunnen we niet komen tot een systeem met differentiatie van de kosten, waarbij wellicht andere bedragen worden gevraagd van kleinere reders of waarbij naar evenredigheid wordt gekeken wat betreft de tonnage of de omvang van de schepen? Ik hoor graag hoe de minister daarover denkt.
Een ander belangrijk punt is het geringe gebruik van de VPD's. Ondanks de doorgevoerde verbeteringen blijkt dat er nog te weinig gebruik van wordt gemaakt door de sector. De getallen zijn al genoemd en die zal ik niet herhalen. Ik hoor graag hoe de minister dat geringe gebruik door de sector verklaart. Door de reders wordt als argument gebruikt dat de VPD's veel duurder zouden zijn dan private beveiligingsteams. Wat vindt de minister van dit argument? Als je met private beveiligers zou gaan werken, zou je daar ook allerlei eisen en voorwaarden aan moeten stellen. Ik denk dat het prijskaartje van de private beveiligers daarmee ook een stuk hoger wordt. Waar zit het prijsverschil dan in?
De minister schrijft in de brief met haar reactie op het Clingendaelrapport dat zij de internationale ontwikkelingen heel goed blijft monitoren. Kan zij daar wat meer toelichting op geven?
Minister Hennis-Plasschaert: Kunt u uw laatste vraag herhalen?
Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): In de brief als reactie op het rapport van Clingendael geeft de minister aan dat zij heel goed kijkt naar de internationale ontwikkelingen en de positie van Nederland. Zij blijft dat monitoren. Kan zij wat meer vertellen over waar zij mee bezig is en wat wij kunnen verwachten?
De voorzitter: Ik weet dat de heer Van Dijk de eerste was, maar om het weer gelijk te krijgen geef ik allereerst de heer De Roon het woord.
De heer De Roon (PVV): De Partij van de Arbeid zoekt de oplossing van het probleem helemaal in verdere verkleining en flexibilisering van de militaire VPD's. Mevrouw Günal-Gezer verwijst daarvoor naar de voorbeelden van Frankrijk en Italië. Is zij ervan op de hoogte dat Frankrijk inderdaad werkt met kleinere VPD's die flexibeler kunnen worden ingezet, maar dat desondanks een kwart van de aanvragen om militaire VPD's niet wordt gehonoreerd? Voor Italië geldt dat niet, want als je daar geen militaire VPD krijgt, mag je een private beveiliger aan boord nemen. Dat is precies de situatie die onze reders ook willen, net als mijn partij. Graag hoor ik hierop een reactie van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): De dingen die de heer De Roon naar voren brengt, weet ik. Ik heb mijn vragen vooral gebaseerd op de gesprekken die ik heb gevoerd met de reders, de kapiteins, de vakbonden en de verladers. Mijn informatie komt uit de ervaringen van die betrokken groeperingen. Ik wil graag een reactie van de minister op de vraag of we voldoende ruimte binnen de militaire beveiligingsteams hebben om de sector beter tegemoet te kunnen komen.
De heer De Roon (PVV): Erkent mevrouw Günal-Gezer op grond van de voorbeelden die zij zelf heeft genoemd en die ik nader heb ingevuld, dat je nooit tot volledige, optimale bescherming van de koopvaardij kunt komen met alleen militaire VPD's?
Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Ik ben nog niet zo ver dat ik tot de conclusie van de heer De Roon kom. Daarvoor heb ik nog een aantal stappen te doorlopen. Wat mij betreft is de eerste stap om met onze VPD's zo veel mogelijk tegemoet te komen aan de behoeften van de sector.
De heer Jasper van Dijk (SP): Uit berichten in de NRC heb ik begrepen dat de Partij van de Arbeid openstaat voor particuliere beveiliging en dat zij zegt: als de rek eruit is, moeten we aan een volgende stap denken. Is het juist dat zij openstaat voor particuliere beveiliging? Is zij zich bewust van de risico's die dat met zich brengt? Hoe gaat de Partij van de Arbeid daarmee om?
Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Volgens mij staat nergens in het stuk dat de heer Van Dijk aanhaalt, dat ik opensta voor private beveiligers. Ik heb gezegd dat onze inzet is dat wij de zwaardmacht bij de overheid enorm belangrijk vinden. Wij vinden de inzet van onze VPD's daarbij ook heel erg belangrijk. Net als enkele andere collega's zeg ik dat wij onze ogen niet sluiten voor de ontwikkelingen om ons heen. Er gebeurt van alles. Wij vinden onze internationale positie en onze concurrentiepositie van belang. Wij horen inderdaad van de reders dat zij in veel gevallen met illegale beveiligers varen. Dat vinden we uitermate onwenselijk. Ik heb gezegd dat wij er alert op moeten zijn dat de wereld om ons heen verandert. Wij sluiten onze ogen niet voor allerlei ontwikkelingen. Als op een gegeven moment duidelijk wordt dat er binnen de VPD's geen enkele rek meer zit om tot een sluitende aanpak te komen, dan is de Partij van de Arbeid bereid om de discussie op te starten over andere mogelijkheden om tot een sluitende aanpak te komen. Vanwege het belang ervan en de mogelijke consequenties en risico's van dit verhaal wil ik dit vooral heel zorgvuldig doen, in de goede volgorde. Ik wil het vooral afpellen. We moeten van tevoren heel goed in beeld brengen welke mogelijkheden, risico's en consequenties er zijn.
De heer Jasper van Dijk (SP): De Partij van de Arbeid herhaalt precies wat er in het stuk staat. U staat open voor die discussie. We moeten misschien aan een volgende stap denken. Op de vraag hoe u dan omgaat met die risico's, herhaalt u dat er allerlei risico's zijn. Wat vindt u van de mening van de minister van Justitie, de heer Opstelten? Hij zegt dat reders die particuliere beveiligers inhuren, de wet overtreden en dat dit niet wordt getolereerd. Bent u dat met hem eens? Vindt u dan dat de regering actie moet ondernemen?
Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Ik ga de verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie niet overnemen. Als de reders ervoor kiezen om met illegale beveiligers te werken, dan is dat de verantwoordelijkheid van de reders. Ik heb hier als Kamerlid een totaal andere verantwoordelijkheid. Ik wil over de hele breedte, heel zorgvuldig kijken naar alle mogelijke ontwikkelingen en oplossingen, rekening houdend met allerlei risico's. Dat is mijn reactie op de vraag van de heer Van Dijk.
Mevrouw Hachchi (D66): Net als de heer Van Dijk heb ik het interview in de NRC gelezen. Als ik de quotes van mevrouw Günal-Gezer lees, lijkt het erop dat de Partij van de Arbeid wel toe is aan de volgende stap om in de richting van private beveiligers te bewegen. Vandaag horen wij dat de Partij van de Arbeid juist aangeeft dat zij het gaat afpellen, dus dat zij daar voorlopig nog niet aan toe is. Ik zou hierover graag duidelijkheid willen hebben.
Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Ik heb herhaaldelijk heel duidelijk gezegd hoe wij het proces zien. Ik heb gezegd dat de eerstvolgende belangrijke stap voor mij is om duidelijk te krijgen of er nog enige rek zit in de VPD's, om daarmee beter aan te sluiten op de behoeften van de rederijsector. Als wij op een punt belanden waar duidelijk wordt dat er geen enkele ruimte of rek meer is, dan is de Partij van de Arbeid bereid om in de nieuwe fase de discussie op te starten over hoe tot een sluitende aanpak te komen. Welke alternatieve oplossingen zijn er? Wat brengen zij aan risico's en consequenties met zich mee? Veel duidelijker kan ik niet zijn.
Mevrouw Hachchi (D66): Dan concludeer ik dat ook de Partij van de Arbeid eigenlijk is uitgekomen op de eerste optie in het Clingendaelrapport, namelijk het geweldsmonopolie blijft bij de Staat en we gaan kijken naar verbeteringen op het gebied van flexibiliteit en kosten. Als ik dat mag concluderen, is dat helder vandaag.
De voorzitter: Mevrouw Günal-Gezer wil misschien zelf nog een conclusie trekken.
Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Ik laat die conclusie aan mevrouw Hachchi. Ik heb heel duidelijk uitgelegd hoe mijn partij dit proces wil doorlopen.
De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. De SP steunt de missies tegen de piraterij. Veiligheid en bescherming op zee vormen een groot goed. De conclusie van afgelopen december dat de piraterijbestrijding haar vruchten begon af te werpen, geldt nog steeds. In 2012 werden slechts 75 aanvallen op schepen bij Somalië gerapporteerd, vergeleken met 237 incidenten in 2011. Goed nieuws, zou je zeggen. Wat rest, is het verplaatsen van de focus van het beleid naar het vestigen van een stabiele maatschappij in Somalië en het zetten van duidelijke stappen tegen de financiers van de piraterij. Kan de regering vertellen wat er op dat terrein is gedaan? Dat is wellicht een vraag voor de minister van Buitenlandse Zaken.
Verder is er de voortgezette lobby van de reders om de bewaking van de schepen te privatiseren. Zij suggereren dat de verbeterde veiligheid grotendeels te danken is aan de inzet van beveiligingsbedrijven. Is dat zo? Kan de regering ons gedetailleerd informeren welke maatregelen het meest effectief zijn gebleken?
We hebben het afgelopen zaterdag in de NRC gelezen: «Van de 400 schepen vraagt nog geen 10 procent hulp van mariniers. De rest bedenkt een alternatief. Soms verleggen zij hun vaarroute. Veel vaker huren zij particuliere beveiligingsbedrijven in.» Ik vroeg al aan de PvdA hoe de regering hier tegenover staat. Minister van Justitie Opstelten zegt dat dit niet kan en dat zij in overtreding zijn. Wat onderneemt de regering daartegen? Graag een reactie.
Ook Instituut Clingendael lijkt zich bij de rederslobby te hebben aangesloten door in een rapport te bepleiten om de inzet van private beveiligingsbedrijven mogelijk te maken. Zo'n stap heeft echter vergaande gevolgen. Zoals ook oud-minister Hillen in diezelfde krant laatst weer stelde: het principe dat de zwaardmacht in handen van de overheid is, wordt ondergraven. Ik ben het zeer met deze oud-minister eens, ook als hij zegt dat particuliere beveiligers een belang hebben bij onveiligheid en de marine bij een rustige zee. Kan de minister reageren op die uitspraken van haar voorganger?
Onderschrijft het kabinet het principe van de zwaardmacht nog? In de brief van 29 maart schrijft het kabinet: wanneer met militaire VPD-capaciteit geen toereikend niveau van bescherming kan worden geboden, zal het kabinet een besluit nemen over het al dan niet mogelijk maken van gewapende particuliere beveiliging. Er wordt ook verwezen naar een level playing field voor de onder koninkrijksvlag varende koopvaardij. Zegt het kabinet hiermee: leuk, die zwaardmacht in onze handen, maar als het te duur wordt, dan maar privaat? Dat lijkt mij weinig principieel en ook geen wenselijke precedent voor andere defensie- en politietaken. Wat weegt nu zwaarder bij een dergelijk besluit: het al dan niet toereikende niveau van bescherming door de VPD's of de internationale positie van onze koopvaardij? Worden wij met dat laatste geen speelbal van het succes van de lobby in andere landen? Heeft het kabinet al een poging gedaan om dit te coördineren met andere regeringen, zodat reders hun deel van de kosten blijven nemen?
Vervolgens vraag ik mij af waar het kabinet aan afmeet dat het level playing field in gevaar is of dat de inzet van VPD's onvoldoende beveiliging zou bieden. Zoals gezegd, het aantal incidenten is flink gedaald, dus het wordt blijkbaar veiliger. Het omvlaggen van schepen kan als signaal worden gezien dat de positie van de koopvaardij wordt bedreigd, maar zelfs de onderzoekers van Clingendael wijzen er in hun rapport op dat dit verschijnsel niet eenduidig is te verklaren. Sommige omvlaggingen zijn naar landen die ook de inzet van privébeveiligers verbieden. Er wordt in het rapport sterk gesuggereerd dat de prijs een belangrijke barrière vormt voor het inhuren van VPD's, in vergelijking met die van de beveiligingsfirma's, maar het lijkt ons dat de zaak ingewikkelder ligt. Graag helderheid over hoe dit te meten.
Van cruciaal belang is de verdeling van de totale uitgaven aan piratenbestrijding, maar daar wordt in het Clingendaelrapport niet op ingegaan, zoals het kabinet ook erkent. Die kosten betreffen een heel scala aan maatregelen, die elkaar deels uitsluiten en deels ondersteunen of complementair zijn. Als alternatief voor directe bewaking door VPD's of private beveiliging kan de reder kiezen voor sneller varen, de route verleggen of aansluiting zoeken bij een van de konvooien die door een zone met een hoog risico worden begeleid door een of meerdere marines. Elk van die maatregelen brengt voor de afzonderlijke rederijen uiteenlopende kosten met zich mee. Zo spelen de extra brandstofkosten als gevolg van sneller varen ter ontwijking van de piraten een beslissende rol in de prijscalculaties. Kan de minister inzicht geven in deze kostencalculaties, op zo'n manier dat alle kosten op een rijtje worden gezet? Is de minister het met mij eens dat alle maatregelen naast elkaar moeten worden gelegd, om te kunnen beoordelen of de inzet van de VPD's effectief is? De door de commissie-De Wijkerslooth in haar rapport bepleite terughoudendheid aangaande privatisering was terecht. De zwaardmacht van de Staat mag niet in handen komen van private beveiligers, om de evidente reden dat hun primaire belang bij winstmaximalisatie niet overeenkomt met dat van de Staat: het beschermen van de koopvaardij in brede zin. Dat houden we graag zo.
De heer De Roon (PVV): De SP als fundamentalistisch socialistische partij heeft natuurlijk een heilig geloof in de zwaardmacht bij de Staat. Maar realiseert de heer Van Dijk zich ook dat van de schepen die jaarlijks in het risicogebied rondvaren – en nu praat ik even niet over de corridors, waar escorts plaatsvinden, maar over de rest van dat heel grote gebied – ongeveer 90% inmiddels beveiliging aan boord heeft, en vooral private beveiliging? Dat kan natuurlijk een heel goede verklaring zijn voor het feit, waar de heer Van Dijk terecht op wijst, dat het aantal geslaagde kapingen aanzienlijk is teruggelopen. Realiseert hij zich dat geen enkel schip dat is voorzien van beveiliging aan boord, of het nu private of publieke beveiligers zijn, gekaapt is kunnen worden?
De heer Jasper van Dijk (SP): Dat de PVV als ruggengraatloze partij geen enkele waarde hecht aan de zwaardmacht, was mij bekend, maar ik hecht daar wel belang aan. Ik wil geen wildwesttaferelen op zee. Elke kaping van een schip is verschrikkelijk. We moeten ons best doen om deze schepen zo goed mogelijk te beschermen. Als de heer De Roon had geluisterd naar mijn betoog, dan had hij gehoord dat ik vele vragen heb gesteld over de oorzaken van de problemen. Mogelijk huurt 90% van de reders al particuliere beveiligers in. Dan is mijn eerste vraag hoe hij dat rijmt met de strenge veroordeling door minister Opstelten. Hoe moet ik die twee zaken zien? Ik heb ook alternatieven aangedragen, dus er zijn nog vele andere oplossingen voordat we de zwaardmacht uit handen geven.
De heer De Roon (PVV): De suggestie van de heer Van Dijk dat de PVV geen waarde hecht aan de zwaardmacht van de overheid, werp ik natuurlijk verre van mij. Dat is absoluut niet aan de orde. Als we ook private gewapende beveiligers aan boord van schepen toestaan, zoals mijn partij voorstaat, dan is dat natuurlijk een vorm van delegatie, maar uiteindelijk blijft de zeggenschap bij de centrale overheid. De centrale overheid moet in dat geval namelijk heel strikte voorwaarden stellen en toezicht uitoefenen. Dan is er geen sprake van uit handen geven van de zwaardmacht, maar van delegatie onder heel strikte voorwaarden. Dat is heel wat anders dan wat de heer Van Dijk de PVV nu in de schoenen lijkt te schuiven. Ik maak daar ernstig bezwaar tegen. Nogmaals, ik werp dat verre van mij.
De voorzitter: Dat was geen vraag.
De heer Jasper van Dijk (SP): Dat was geen vraag maar een nuancering van het tamelijk ongenuanceerde betoog van de heer De Roon in zijn eerste termijn.
De vergadering wordt van 15.56 uur tot 16.01 geschorst
De voorzitter: Het woord is aan de minister voor haar inbreng in eerste termijn. Ik zal weer drie interrupties per fractie toestaan bij beide bewindspersonen, met name bij het uitgebreide pleidooi van de minister van Buitenlandse Zaken.
Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Een aantal leden heeft al gezegd dat de dalende trend in het aantal aanvallen en kapingen laat zien dat de bestrijding van piraterij in de Hoorn van Afrika werkt. Nederland loopt in de voorhoede waar het de bestrijding van de piraterij betreft en levert een belangwekkende bijdrage aan succesvolle inspanningen. Dat mogen we best eens zeggen. Afgelopen weekend was ik in de Golf van Aden, samen met de minister-president, waar we met eigen ogen hebben kunnen waarnemen wat wij doen door onze deelname aan de operaties Atalanta en Ocean Shield en dus ook met de inzet van onze VPD's.
Ondanks deze dalende trend in het aantal aanvallen en kapingen, blijft piraterij voorlopig wel een bedreiging voor de koopvaardij. Het beschermen van de Nederlandse koopvaardij tegen piraterij zal daarom nodig blijven. Dit geldt zowel voor de inzet van marineschepen en van VPD's in de militaire operaties Ocean Shield en Atalanta als voor het toepassen van best management practices op koopvaardijschepen door de reders zelf, laten we dat vooral niet vergeten.
De focus ligt vandaag vooral op de inzet van VPD's. Laat ik allereerst, zoals enkele woordvoerders ook hebben gedaan, mijn waardering uitspreken voor onze militairen en de zeer professionele wijze waarop zij hun taken aan boord van de koopvaardijschepen vervullen. Ik benadruk dat hun inzet veel verder gaat dan alleen maar de bescherming van het schip. Samen met de bemanning oefenen de mariniers noodprocedures, zodat zij verbeteringen kunnen toepassen op de schepen, om de kans op een kaping zo klein mogelijk te maken.
Met het inzetten van VPD's heeft Defensie inmiddels de nodige ervaring opgedaan. Dat moest ook gebeuren, want we zijn met niets begonnen. De reders die een VPD aan boord van hun schepen krijgen, zijn daarover zeer te spreken. We doen het goed en worden daarom ook geprezen. Dat hoor ik niet alleen van de reders, maar ook van de verladersorganisatie EVO, de Nederlandse kapiteinsvereniging en de vakbond van maritiem personeel. Defensie heeft de afgelopen jaren onmiskenbaar enorme stappen gezet bij de optimalisering van het proces van inzet van VPD's. De capaciteit van Defensie is uitgebreid. Eind 2013 zal de capaciteit 175 inzetten op jaarbasis kunnen zijn. Dat is een forse stijging sinds het begin van de inzet van VPD's in 2011, toen wij er 20 konden faciliteren.
Ook de flexibiliteit van de VPD-inzet is groter geworden. Het opslaan van wapens en munitie op locaties in de buurt van het risicogebied is een stap in de goede richting. De benodigde tijd tussen de aanvraag door de reders en de werkelijke inzet van een VPD is daarmee verkort. Om nog meer flexibiliteit te genereren in de aanvraagtermijnen wordt momenteel de laatste hand gelegd aan een overeenkomst met het eiland La Réunion over een opslaglocatie, waarover de Kamer al eerder is geïnformeerd. Door deze locatie kunnen de materieelpakketten dichter bij het risicogebied worden opgeslagen, zodat de mogelijkheden voor inzet van VPD's wederom worden vergroot, ook bij een korte aanvraagtermijn. Er wordt inderdaad onderzocht of opslaglocaties op zee, de zogenoemde drijvende wapendepots, mogelijk en wenselijk zijn, zoals mevrouw Günal-Gezer vroeg. Ik moet erkennen dat er grenzen zijn aan het verder verkorten van de aanvraagtermijnen, bijvoorbeeld door de complexe diplomatieke procedures die ten grondslag liggen aan internationaal vervoer van wapens en munitie. Al met al blijft dat een aanzienlijke logistieke uitdaging.
Een aantal leden sprak over kleine schepen. Veel kleine schepen kunnen een VPD-team met elf extra personen simpelweg niet accommoderen. Daar moeten we pragmatisch in zijn. Defensie heeft een aanpassing van de omvang van de VPD's onderzocht. Deze vergt echter een ingrijpende wijziging van het inzetconcept. We hebben daarom vooralsnog besloten de standaardomvang niet aan te passen. In antwoord op de vraag van mevrouw Günal-Gezer zeg ik toe dat ik bereid ben om samen met de Commandant der Strijdkrachten heel indringend naar het inzetconcept te kijken, om te zien of wij iets kunnen leren van VPD's in andere landen die een kleinere omvang hebben. Ik kom nog terug op dat inzetconcept. Ik zal daar niet zomaar van afstappen, want dat heeft met veiligheid te maken.
Ten dele hebben we toch een oplossing gevonden voor het bedienen van de kleine schepen. Wanneer een klein schip niet in aanmerking zou komen, omdat er onvoldoende accommodatie is voor de leden van het VPD-team, accepteren de VPD-teams inmiddels provisorische slaapvertrekken. In sommige gevallen zal hierdoor toch een VPD kunnen worden aangevraagd.
Ook de kosten vormen een zorgpunt voor velen. Defensie heeft de bijdrage die de reder moet betalen voor een VPD aanzienlijk verlaagd. Dit was mogelijk door rekening te houden met de schaalvoordelen door het verwachte hogere aantal VPD's, de kleinere omvang ervan en de slimmere wijze van uitvoering. Zoals bekend betalen de reders sinds de zomer in verband met de zogenoemde schaalvoordelen € 5.000 per dag voor een VPD aan boord. De gemiddelde bijdrage van reders voor een VPD is € 70.000 per inzet. In de Defensiebegroting is voor de additionele kosten van de inzet van VPD's een bedrag van 20,4 miljoen gereserveerd. De reders dragen hiervan 12,3 miljoen bij en Defensie 8,1 miljoen. De overige niet op de reders verhaalde kosten die aan VPD's zijn toe te delen, zoals de investeringen in materieelpakketten, worden volledig binnen de Defensiebegroting verwerkt.
Door deze toegenomen flexibiliteit en daling in de prijs kunnen de aanvragen voor VPD's grotendeels worden gehonoreerd. Alle aanvragen worden in behandeling genomen, ook als zij korter dan zes weken voorafgaand aan het transport worden gedaan, daarover is de Kamer een tijdje geleden ook geïnformeerd. Ik zal even ingaan op de cijfers. Van maart 2011 tot 1 januari 2013 ontving Defensie 156 VPD-aanvragen. Hiervan werden er 60 gehonoreerd, 59 afgewezen en 37 door de reders vroegtijdig ingetrokken. Van de 60 gehonoreerde aanvragen trokken de reders er in een later stadium 14 weer in. Het totale aantal VPD's bedraagt inmiddels 50 en binnenkort vertrekt nummer 51. De reden voor afwijzing was 26 keer dat de tijd tussen de aanvraag en de inzet van de VPD te kort was; 15 keer dat de VPD-pakketten niet tijdig ter plaatse konden worden gebracht; 6 keer dat een alternatieve route mogelijk was; 6 keer dat het te beschermen koopvaardijschip niet onder de vlag van het Koninkrijk voer; 4 keer dat door de reder een aanvraag voor bescherming buiten het risicogebied werd ingediend; 1 keer dat het transport niet kon worden aangemerkt als kwetsbaar en 1 keer dat het te beveiligen schip te klein was voor plaatsing van een VPD aan boord.
Defensie voorziet met VPD's naar tevredenheid voor een groot deel in de bescherming van de onder koninkrijksvlag varende koopvaardij voor de kust van Somalië. Ik herhaal dat nog maar eens en wil dat ook benadrukken.
De hamvraag voor vandaag, vermoed ik zomaar, is: zijn er grenzen aan de optimalisatie voor Defensie? Voor een beperkt deel van de schepen kan Defensie niet in bescherming voorzien, althans niet met de flexibiliteit in tijd, omvang, kosten en reikwijdte die reders hiervoor noodzakelijk achten. Dit betreft bijvoorbeeld de kleine schepen waarvoor een VPD te groot is en schepen waarvan de aankomsthaven pas in een laat stadium bekend is en waarvoor de aanvraagtermijnen die Defensie hanteert te lang zijn. Er zijn dus grenzen aan de flexibiliteit die Defensie kan opbrengen. Dat zijn grenzen aan het budget en het inzetconcept.
Ook is Defensie gebonden aan diplomatieke toestemming van kuststaten voor het doorvoeren van wapens en munitie en de termijnen die daarvoor gelden. Daarnaast is er sinds de reactie op het rapport van de commissie-De Wijkerslooth uit 2011 het nodige veranderd in de internationale omgeving, zo zeg ik ook in reactie op de opmerkingen van de heer Van Dijk. In Europa staan inmiddels vrijwel alle landen gewapende particuliere beveiligers toe op koopvaardijschepen voor de kust van Somalië. België heeft afgelopen januari wetgeving gepubliceerd. Duitsland volgt inderdaad deze zomer. Italië heeft een duaal systeem waarbij naast VPD's ook Private Security Companies (PSC's) worden toegestaan.
Ook worden er in toenemende mate internationale richtlijnen voor het gebruik van gewapende particuliere beveiligers vastgesteld. De International Maritime Organization (IMO), waar de heer Ten Broeke naar verwees, heeft hiervoor in mei 2012 de richtsnoeren geactualiseerd. Deze zomer zullen hier nog ISO-standaarden aan worden toegevoegd die de certificering van PSC's mogelijk maken. Deze standaarden zullen een regulerend effect hebben.
Op basis van deze heroverwegingen is het kabinet van mening dat er wellicht aanleiding is om het standpunt over het toestaan van private beveiligers in zekere zin te heroverwegen. Maar ik ben geenszins van plan om het militaire concept als zodanig zomaar overboord te zetten. Dat geldt ook voor mijn collega's. Op de vraag van de heer Ten Broeke of ik bereid ben tot onderzoek, kan ik bevestigend antwoorden. De betrokken ministers, die van Buitenlandse Zaken, hier aanwezig, Veiligheid en Justitie, en van I en M onderzoeken op dit moment wat mogelijk en wenselijk is. Ook Curaçao wordt hier vanzelfsprekend bij betrokken. Het is voor mij niet mogelijk om op dit moment details te geven. Wel is er in het onderzoek bijzondere aandacht voor de positie van de kapiteins. Dat was een terechte zorg van een aantal woordvoerders.
Het kabinet verwacht het onderzoek binnenkort te voltooien. Dan krijgt de Kamer het nieuwe standpunt te horen en wordt zij daar conform over geïnformeerd. Verder – niemand vroeg erom, maar het is wel een belangrijk punt voor de reders – wordt momenteel interdepartementaal gewerkt aan één document dat in de plaats zal komen van het draaiboek en het beleidskader VPD. In het verleden is er op al deze documenten behoorlijk veel kritiek geweest vanwege het vertrouwelijke karakter. Reders vonden dat zij onvoldoende op de hoogte waren van de criteria die werden gehanteerd bij een aanvraag. Dit zou de aanvraag en de toekenning van een VPD belemmeren. Het nieuwe document zal in tegenstelling tot het draaiboek openbaar zijn.
De heer Van Roon had een vraag over de evaluatie. Wij hebben zowel in de vierde driemaandelijkse rapportage als in de brede evaluatie reeds ons voornemen bekendgemaakt om de Kamer voortaan in mei te informeren over de VPD-inzet als onderdeel van de reguliere tussentijdse evaluaties van de missies. Inmiddels behoort de inzet van VPD's tot de reguliere inzet van de krijgsmacht. Het past dan ook om dit onderwerp onder het reguliere evaluatieproces te brengen. Daarmee kom ik tegemoet aan de opmerkingen van de heer De Roon.
Mevrouw Hachchi (D66): De minister gaf aan dat er internationaal aan richtlijnen voor private beveiliging wordt gewerkt. Gebeurt dat op internationaal niveau? Het is duidelijk dat de discussie hieromtrent een soort wedloop is geworden. Andere landen doen het ook. Het is ook goedkoper. Daarom hebben wij in Nederland het gevoel dat wij niet geïsoleerd moeten raken. Het is wel ontzettend van belang dat je toezicht houdt op wat die private beveiligers doen als ze ingezet worden, mede met het oog op het Clingendaelrapport. Daar heb je toch een internationaal kader voor. Doelt de minister met die richtlijnen ook op een internationaal juridisch kader?
Minister Hennis-Plasschaert: We gaan nu op de troepen of de muziek vooruitlopen. Als je het gaat reguleren, dan conformeer je je aan de IMO-richtsnoeren, houd je rekening met de ISO-standaarden, die deze zomer bekend worden gemaakt, en kijk je goed naar allerhande wetgevingstrajecten. Wij zijn overigens nog niet zover, want wij zijn nog bezig met een onderzoek. Maar reguleren betekent uiteraard dat je opereert conform het internationaal recht.
De voorzitter: Er is vervolgvraag van mevrouw Hachchi.
Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter, ik kom nog aan een heleboel vragen toe. Misschien worden gaandeweg de vragen wel beantwoord.
Mevrouw Hachchi (D66): Maar ik heb een specifieke vraag over het internationaal juridisch kader gesteld. Ik begrijp dat Nederland nog niet zover is. Wij voeren nota bene vandaag deze discussie met de minister. Het gaat mij om de vraag wat er om ons heen aan de hand is. Naast het feit dat andere landen die stap wel zetten, is mijn stelling dat je toch een internationaal juridisch kader moet hebben als je het toezicht op die private beveiligers ook invulling wilt kunnen geven. Ook Clingendael kaart dat aan. Ik heb het ook vertaald in mijn concrete vragen: als er geschoten wordt en gewonden of doden vallen, hoe is de rechtsgang dan? De minister noemt de ISO-richtlijnen en de IMO, maar is dat al op een niveau van een internationaal juridisch kader of nog niet?
Minister Hennis-Plasschaert: IMO is per definitie internationaal. Ik geloof dat ik de vraag niet helemaal begrijp, maar het moet conform het internationaal recht zijn. Reguleren betekent uiteraard dat je kijkt naar een wetgevingstraject. Ik begrijp de vraag dus niet.
De voorzitter: Ik stel voor dat de minister eerst de andere vragen beantwoordt en dat wij daarna nog even kijken of mevrouw Hachchi hier nog verder op in wil gaan.
Minister Hennis-Plasschaert: Ik ga in op de specifieke vragen van de Kamerleden. Ik begin bij de eerste spreker, de heer De Roon. Hij vroeg naar de opstaplocaties: is er nog iets gewijzigd? Ik noemde net Réunion al even, maar daar was de Kamer al eerder over geïnformeerd. Wij zijn ooit begonnen met Malta, Singapore, de Verenigde Arabische Emiraten en Durban. Inmiddels gebruiken wij Suez, Singapore, de Verenigde Arabische Emiraten en Réunion. Durban en Malta zijn ook nog steeds mogelijk. Met name Malta wordt als opslaglocatie gebruikt. Wij zijn inmiddels ook aan het kijken naar de (on)mogelijkheden van drijvende wapendepots. Welk onderzoek er nu ook gaande is en welk besluit er ook komt, wij zullen altijd bezien hoe wij de inzet van VPD's zo veel mogelijk kunnen optimaliseren en nog flexibeler kunnen krijgen.
De heer De Roon en anderen vroegen naar het concept van elf mariniers en naar andere landen die privates inzetten of met kleinere teams aan boord gaan. De grootte van een Nederlands VPD is een uitvloeisel van de wijze van opereren: het concept of operations. Wij hebben vooralsnog niet besloten om ervan af te stappen, maar ik ben wel bereid om nog een keer heel indringend met de CdS hiernaar te kijken. Ik geef de Kamer daarbij wel gelijk ons uitgangspunt. Wij werken met een gelaagde, van de scheepsbemanning onafhankelijke opbouw van het omgevingsbeeld rondom de aanwezigheid van het schip: de situational awareness. Het gaat om inlichtingen, vroegtijdige detectie en identificatie, 24 uur per dag. Hierdoor is het mogelijk om gelaagd en proportioneel te reageren en wordt voorkomen dat op een te laat moment over moet worden gegaan tot minder onderbouwde reacties, ofwel minder proportionele reacties. Andere landen hanteren weer een andere wijze van opereren. Ik wil daar nog een keer naar kijken, maar ik hecht wel zeer aan de gelaagde opbouw en inzet om de proportionaliteit te bewaken.
De heer De Roon, mevrouw Hachchi en anderen vroegen naar de kosten: verwacht u dat de kosten voor de VPD's in de toekomst nog verder omlaag gaan? Wij blijven op gezette tijden de raming met de werkelijke kosten van VPD's vergelijken. Wanneer het goedkoper kan, is een aanpassing van de bijdrage van de reders ook in de toekomst mogelijk, maar een groter deel van de kosten ten laste brengen van de Defensiebegroting acht ik onwenselijk gezien de bestaande druk op de Defensiebegroting, waar allen mee bekend zijn. Ik wil daar heel prudent mee omgaan. Voor niets gaat de zon op. Ook de privates zijn uiteindelijk niet gratis, zeker niet als zij door regulering aan allerhande eisen moeten voldoen. Wij zijn al van € 8.300 naar € 5.000 per dag gegaan.
De heer De Roon stelde in het kader van mijn brief als reactie op het Clingendaelrapport dat er een aantal kanttekeningen zijn te plaatsen bij de cijfers. Ook de heer Van Dijk sprak daarover. Zo wordt voorbijgegaan aan het feit dat er ook andere vormen van bescherming bestaan: de best management practices. Ook kunnen schepen zich aansluiten bij een konvooi. Tevens patrouilleren marineschepen in het gebied, waaronder de Nederlandse schepen bijvoorbeeld in het kader van Ocean Shield en Atalanta, waar ik zelf was afgelopen weekend.
Mevrouw Hachchi vroeg naar een sluitend overzicht van aanvragen door reders en redenen waarom er wordt aangevraagd. Het is voor mij een beetje lastig om daar antwoord op te geven. Zij zal wellicht bij de reders zelf aan de deur kloppen. Reders zijn niet verplicht om mij opgaaf van redenen te geven waarom zij al dan niet gebruikmaken van een VPD en zullen ook niet altijd het achterste van hun tong laten zien. Dat is nu eenmaal de realiteit.
Mevrouw Hachchi (D66): Het is het kabinet dat zich gaat buigen over de vraag of wij het geweldsmonopolie moeten verschuiven of anders gaan inrichten. Dat lijkt mij dus informatie waar het kabinet of de minister zelf ook op zit te wachten. Ik vraag het niet omdat mevrouw Hachchi dat zo graag wil. Het is voor mij een legitieme vraag, die opkwam toen mijn fractie om een standpunt werd gevraagd over die zwaardmacht, maar ik neem aan dat deze informatie ook cruciaal is voor het kabinet zelf.
Minister Hennis-Plasschaert: Zeker, daar ben ik ook al een paar keer op ingegaan, maar als er gevraagd wordt naar een sluitend overzicht van de beweegredenen van sommige reders, dan hoop ik dat mevrouw Hachchi het met mij eens is dat ik niet het onderste uit de kan kan vragen. Reders zijn hier simpelweg niet toe verplicht. Ik kan wel een inschatting maken, maar mevrouw Hachchi vraagt naar een sluitend overzicht. Daar kan ik haar niet mee bedienen.
Mevrouw Hachchi (D66): Ik wil het woordje «sluitend» best schrappen, maar er worden een aantal redenen genoemd: de kosten zijn te hoog, de aanvragen zijn te laat, het schip is te klein, de reders schatten het risico zelf te laag in. Als het kabinet dat soort informatie niet heeft en wij überhaupt een discussie willen voeren over de vraag of het geweldsmonopolie op termijn ter discussie staat, dan neem ik aan dat het kabinet een en ander op zijn minst zelf op een rijtje wil krijgen.
Minister Hennis-Plasschaert: Zeker. Het ligt dan ook voor de hand dat dat onderwerp van het onderzoek is waar ik net over sprak.
De heer Jasper van Dijk (SP): Wat dacht en deed de minister toen zij in de NRC las dat praktisch alle vijftien grote reders particuliere beveiligers inhuren, in de meeste gevallen een paar keer per jaar, in een enkel geval tientallen keren per jaar? Heeft zij daar actie op ondernomen, zeker de opmerking van minister Opstelten indachtig dat dat strafbaar is en niet moet worden getolereerd?
Minister Hennis-Plasschaert: Daarmee wordt inderdaad de wet overtreden. Dit is onderwerp van gesprek tussen mij en de minister van Veiligheid en Justitie.
De heer Jasper van Dijk (SP): «Onderwerp van gesprek», zegt de minister, maar heeft zij actie ondernomen? Wanneer krijgt de Kamer daarover bericht? Is het juist? Heeft zij dat al gecontroleerd?
Minister Hennis-Plasschaert: De heer Van Dijk kan zich wellicht voorstellen dat reders niet op Plein 4 aanbellen om te zeggen dat zij de wet aan het overtreden zijn.
De heer Jasper van Dijk (SP): Maar de minister kan bij hen aanbellen als zij dit leest.
Minister Hennis-Plasschaert: Zoals ik zei, is dit op dit moment onderwerp van gesprek tussen mij en de minister van Veiligheid en Justitie.
De voorzitter: Mag ik daaruit concluderen dat de Kamer daar later over wordt geïnformeerd?
Minister Hennis-Plasschaert: Als dat tot een conclusie leidt, zal ik de Kamer daarover informeren.
Mevrouw Hachchi sprak ook over de geweldstoepassing. Ik heb net gesproken over het inzetconcept van de Nederlandse VPD's, waarbij vooral gekeken wordt naar proportioneel geweld, dat wordt ingezet indien noodzakelijk. Het OM beoordeelt elk geval waarin geweld is gebruikt. De private security companies vallen niet onder nationale jurisdictie. Wel zijn er in internationaal verband ISO-normen in voorbereiding. Die normen zijn dan weer de basis voor het verlenen van vergunningen aan private security companies. Het niet handhaven van die normen kan dan weer aanleiding zijn om die vergunningen in te trekken. Uiteindelijk is het allemaal onderwerp van een wetgevingstraject en het onderzoek dat op dit moment gaande is. Daarvoor geldt dus ook dat ik mevrouw Hachchi moet vragen om de onderzoeksresultaten even af te wachten.
Mevrouw Hachchi vroeg namens D66 en het CDA naar ruimere samenwerking met andere landen. Er is voldoende capaciteit bij Defensie. Er is op dit moment dan ook geen noodzaak om bij de inzet van nationale VPD's naarstig te zoeken naar samenwerking met andere landen. Samenwerking vraagt een grondige voorbereiding en zal ook de nodige kosten met zich meebrengen. De vraag is dus wat het voordeel zal zijn als wij daartoe overgaan, zeker aangezien de capaciteit toereikend is.
Mevrouw Hachchi vroeg ook naar de Iraanse en Pakistaanse opvarenden en of er vervolgd wordt op basis van de kleur van het paspoort. Dat vond ik een pittige opmerking. De Iraanse en Pakistaanse opvarenden waren de bemanning van de dhow in kwestie en daarmee ook het slachtoffer van de Somalische piraten. Het is volstrekt logisch dat zij niet voor het gerecht zijn gesleept door de Nederlandse overheid maar keurig zijn behandeld en verzorgd aan boord van de Hr. Ms. Rotterdam.
Mevrouw Hachchi vroeg of het aantal van 175 VPD-inzetten te hoog geschat is. Dat aantal strookt met het aantal jaarlijkse scheepsbewegingen van koninkrijksgevlagde schepen. Als er minder aanvragen komen, zullen wij dat op de geijkte begrotingsmomenten bijstellen. De lage aantallen aanvragen hebben op dit moment geen gevolgen voor de prijs die reders in rekening wordt gebracht. De prijs blijft derhalve € 5.000 per dag.
Mevrouw Günal-Gezer vroeg specifiek of het mogelijk was om de kosten te differentiëren voor kleine reders. Vooralsnog niet. Defensie berekent aan de reders een standaardbedrag van € 5.000 per dag. Onderdeel hiervan is de standaardomvang van een VPD, namelijk 11 personen. Als ik na nog een keer indringend gekeken te hebben naar het inzetconcept met de Commandant der Strijdkrachten van mening ben dat wij dat kunnen bijstellen, dan zal dat eventueel tot een gevolg leiden. Wel kan het aantal dagen dat een VPD aan boord is het verschil maken in de prijs. Om minder dagen in rekening te hoeven brengen, proberen wij steeds opstaplocaties te vinden die nog dichter bij het risicogebied liggen en kijken wij bijvoorbeeld ook naar drijvende wapendepots.
De heer Van Dijk sprak over het advies van de commissie-De Wijkerslooth. Dat is een volstrekt helder advies. Het inzetten van civiele gewapende particuliere beveiligers aan boord van koopvaardijschepen varend onder koninkrijksvlag was een tijdje geleden niet aan de orde, mede omdat de capaciteit bij Defensie substantieel werd uitgebreid. Daar zijn wij nog steeds mee bezig. Daarnaast blijven wij kijken naar de prijs en de flexibiliteit. Ook houdt het kabinet de internationale ontwikkelingen heel goed in de gaten om een level playing field te behouden voor de onder koninkrijksvlag varende koopvaardij. Als onverhoopt zou blijken dat met een uitbreiding van militaire capaciteit geen toereikend niveau van bescherming kan worden geboden dan wel dat er grenzen zijn aan de flexibiliteit et cetera et cetera van de VPD's, dan gaat het kabinet kijken naar de mogelijkheid om gewapende private beveiligingsteams in te zetten. Dat moment zijn wij nu genaderd. Daarom voeren wij dat onderzoek uit. Daar zal ik de Kamer nader berichten, zonder op conclusies vooruit te willen lopen.
De heer Jasper van Dijk (SP): Dat wij niet op conclusies vooruitlopen hoor ik vaker. Dat is over het algemeen ook heel verstandig, maar mag ik dan toch vragen naar de uitgangspunten van deze minister van Defensie en haar voorganger? Die heeft daar heel duidelijke dingen over gezegd. Het was zijn zorg dat het gegeven dat de zwaardmacht in handen van de overheid ligt, het geweldsmonopolie, werd ondergraven. Vervolgens zei hij dat particuliere beveiliging een belang heeft bij onveiligheid en dat de marine belang heeft bij een rustige zee. Deelt deze minister van Defensie die mening?
Minister Hennis-Plasschaert: De zwaardmacht ligt bij de overheid, zeker, maar door regulering kun je in zekere zin ook een stuk uitbesteden. Dat is niets nieuws. Dan doen wij op nationaal niveau ook. Je moet daar wel heel erg zorgvuldig in zijn. De regulering van de branche is een erkend middel om uitwassen te voorkomen. Daarom kijken wij nu naar het opstellen van ISO-normen, die wereldwijd gaan gelden. Natuurlijk heeft de marine voorkeur voor een rustige zee, maar laat er geen misverstand over bestaan: de reders ook. Waarom zouden de reders in godesnaam gebaat zijn bij allerlei piratenaanvallen en kapingen op volle zee?
De heer Jasper van Dijk (SP): Nee, het gaat om particuliere beveiligers. De reders hebben uiteraard belang bij een rustige zee. Die willen gewoon graag varen. Particuliere beveiligers hebben een onderneming. Die hebben belang bij onveiligheid. Met de oud-minister van Defensie verschilde ik vaak van mening, maar op dit punt is hij haarscherp. Ik vraag deze minister of zij die mening deelt. Wij gaan het onderzoek afwachten en niet op conclusies vooruitlopen, maar zegt deze minister nu dat de zwaardmacht blijft liggen bij de overheid?
Minister Hennis-Plasschaert: Dat de zwaardmacht bij de overheid ligt, is altijd het uitgangspunt geweest en zal dat ook blijven. Dat doet niets af aan de conclusies van de commissie-De Wijkerslooth dat je eventueel kunt bekijken of je door regulering bepaalde taken kunt uitbesteden, om het maar even simpel uit te drukken. Tegelijkertijd moet je daar heel zorgvuldig in zijn en moet je het heel goed reguleren om uitwassen te voorkomen. De marine heeft een voorkeur voor een rustige zee; ik herhaal mijn voorganger. En ja, ik ben het in dat opzicht met mijn voorganger eens. Dat is overigens niet alleen het standpunt van Hans Hillen; ook de verladers zijn daar buitengewoon kritisch over geweest. Die zeiden: pas nou op dat wij niet tot in de eeuwigheid een nieuwe tak van sport gaan opzetten, dat wij straks niet meer zonder kunnen en dat wij alleen nog maar op zee kunnen met private beveiligers aan boord. Dat is niet de bedoeling. Daarvoor hebben wij ook de geïntegreerde benadering in Somalië zelf. Je wilt uiteindelijk de oorzaken aanpakken en ervoor zorgen dat de piraterij stopt. Het VPD is een instrument om de koopvaardij de nodige bescherming te bieden, maar uiteindelijk wil je dat de piraterij stopt. Dus ik was geenszins van plan om voor altijd en eeuwig een nieuwe tak van sport in te richten. Die kritische kanttekeningen neem ik zeker mee in het onderzoek.
De heer De Roon (PVV): Als ik de minister goed begrepen heb, zegt zij bereid te zijn om samen met de minister van V en J, de minister van I en M, en Curaçao te bekijken of wij niet toch ons standpunt moeten wijzigen in die zin dat wij particuliere gewapende beveiligers onder bepaalde voorwaarden wel zouden moeten willen. Daar zou zij ook al mee bezig zijn. Dat is op zich ontzettend goed nieuws. Dat wil ik markeren. Ik ben ook blij dat de minister daartoe bereid is, maar het klinkt toch nog een beetje alsof het heel erg stroperig verloopt. Ik zou niet graag aan het lijntje worden gehouden. Het gaat niet eens om mijzelf maar om het belang van de reders. Ik wil dus even bekijken of wij de minister aan een termijn kunnen binden. Zou het niet fantastisch goed nieuws zijn als zij ons kan toezeggen dat wij op de derde woensdag in mei, waarop zij ons toch gaat informeren over de VPD's, horen wat de uitkomst is van die bespiegelingen en als dat niet kan, wanneer dan wel?
Minister Hennis-Plasschaert: Ik houd een kleine slag om de arm, maar een «in principe»-toezegging wil ik hier graag doen.
Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Als ik het goed begrijp, gaat de minister met de betrokken collega-bewindspersoon in kaart brengen welke ruimte er nog zit binnen de VPD en wanneer de grens bereikt wordt. Daarna gaat zij bekijken of het huidige standpunt van het kabinet over private beveiligers moet worden heroverwogen. Gaat zij in het onderzoek ook wat breder kijken naar andere opties of gaat zij zich alleen maar richten op de vraag: wel of geen private beveiligers?
Minister Hennis-Plasschaert: Ik wil mevrouw Günal-Gezer vragen om het onderzoek af te wachten en de conclusies vervolgens met mij en mijn collega-bewindspersonen te bespreken.
Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Als we toch bezig zijn met een onderzoek, heb ik er behoefte aan dat wij daar alle opties in meenemen. In het al genoemde rapport worden genoeg alternatieve oplossingen genoemd in de vorm van reservisten of het inzetten van private beveiligers in de status van militair. Is de minister bereid dat soort opties mee te nemen in het onderzoek?
Minister Hennis-Plasschaert: Daar wil ik best naar kijken. Daar hebben wij al het nodige voor gedaan, maar ik kan nu al zeggen dat reservisten niet zullen bijdragen aan een meer flexibele inzet van de VPD's. Ik ben een groot voorstander van een grote inzet van reservisten, maar in deze context ligt het niet heel erg voor de hand.
De voorzitter: Was u klaar met uw eerste termijn?
Minister Hennis-Plasschaert: Ja, hiermee heb ik de vragen zo veel mogelijk beantwoord.
De voorzitter: Dan geef ik nu het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken voor zijn eerste termijn.
Minister Timmermans: Mevrouw de voorzitter. De heer De Roon vroeg aan mij of het wat uitmaakt voor de consulaire ondersteuning vanuit de Nederlandse posten of je te maken hebt met militairen of private beveiligers. Het antwoord daarop is heel nadrukkelijk nee. Iedere Nederlander in het buitenland heeft recht op consulaire ondersteuning. De ambassades willen op dat punt de best mogelijke service provider ter wereld zijn. Dat maakt voor ons dus niks uit. Wij zullen ook niet kijken naar wat voor pak een Nederlander draagt bij de ondersteuning. Dat gezegd zijnde, er kunnen natuurlijk wel juridische verschillen zijn tussen militairen en burgers, maar dat weet de heer De Roon ook heel goed. Als er een status of forces agreement is, zijn er andere afspraken met militairen dan met particulieren.
Mevrouw Hachchi vroeg welke combinatie van instrumenten de regering voorstaat ten aanzien van de regio. De piraten die bestreden worden, werken op basis van een businessmodel. Het zijn in feite zakenlieden. Zij hebben een markt ontdekt waar zij geld kunnen verdienen. Piraterij hoort daarbij. Naarmate de risico's toenemen doordat de schepen beter beveiligd worden, worden die markt en dat businessmodel minder aantrekkelijk. Dan worden andere businessmodellen misschien aantrekkelijker, bijvoorbeeld een waarbij je een winkel begint of legitieme transporten regelt, dat soort dingen.
Naarmate de piraterij bestreden wordt, zie je dat in die landen meer mogelijkheden ontstaan voor ontwikkelingssamenwerking, handelsbevordering en structuuropbouw. Het hangt met elkaar samen. Je moet dus een geïntegreerde benadering voorstaan. Dat is precies wat het kabinet wil. Een fundamentele oplossing is dat jonge Somaliërs na gaan denken over andere businessmodellen waarmee ze in hun levensonderhoud kunnen voorzien dan het beroven van schepen. Ik geloof dat de heer Van Dijk daaraan refereerde. De kans op onderwijs, ontwikkeling, een betere infrastructuur en meer veiligheid helpt daarbij. Daar zetten wij dus op in. Wij zetten overigens ook in op de uitbouw van maritieme capaciteit. Met name in de kuststreek is er een grote behoefte aan transportcapaciteit, die heel goed door lokale bedrijven geleverd kan worden. Dat is ook weer goed voor de Nederlandse maritieme sector om allerlei redenen. Dat waren mijn antwoorden op de vragen van mevrouw Hachchi.
Mevrouw Hachchi (D66): Ik begrijp de reactie van de minister over de businessmodellen. Het is in Somalië uiteindelijk tot die businessmodellen uitgegroeid omdat de situatie daar dramatisch is. Ik heb het niet alleen over de armoede maar ook over de politieke en sociale problemen die het land kent. Die businessmodellen zijn dus niet zomaar uit de grond gekomen. Dat gebeurde natuurlijk vanwege de situatie in het land zelf. Ik snap dat de minister aangeeft dat het kabinet oog heeft voor al die facetten – die wil is er – maar ik wil graag concreet weten wat naast de Defensiemissies de inzet gaat worden van het kabinet op al die facetten: diplomatieke inzet, ontwikkelingssamenwerking...
Minister Timmermans: Ik heb dat nog niet zo heel lang geleden in Brussel besproken met de Somalische premier. Ik heb toen tegen hem gezegd: wij moeten jullie helpen om alternatieven voor al die jonge talenten te verzinnen, want zij zetten hun talent nu heel vaak verkeerd in. Overigens is dat soms ook het beeld in de Nederlandse samenleving. Somalische jongeren zijn heel succesvol als ze zich inzetten voor goede dingen, maar helaas ook vreselijk succesvol als ze zich inzetten voor misdadige zaken. Dat heb ik ook tegen die premier gezegd. De Nederlandse inzet in internationaal verband is om die jongeren te straffen als het nodig is en ze de ruimte te bieden in de gevangenissen, die er tot nu toe nog niet zijn, maar ook om ze de ruimte te bieden wat van hun leven te maken op een fatsoenlijke manier. Dat zal ook de inzet zijn van de Nederlandse regering op de Somaliëconferentie op 7 mei in Londen, waar ik naartoe ga. Samen met gelijkgestemde landen willen wij echt een succes maken van Somalië. Als wij naar Afrika kijken, zitten wij al gauw in de val in die zin dat wij denken: het wordt allemaal niks en het zal nooit wat worden. Maar Somalië zou de komende jaren best eens een succes kunnen worden, ook op het punt van die menselijke ontwikkeling. Daar wil Nederland heel concreet in investeren, samen met de Wereldbank, UNDP en andere gespecialiseerde organisaties, ook in regionaal verband. Dat zal onze inzet zijn bij de Somaliëconferentie in Londen.
Mevrouw Hachchi (D66): Ik dank de minister voor dit heel heldere antwoord. Ik heb nog één aanvulling. In het gesprek met Clingendael kwam naar voren dat de comprehensive approach, de 3D-benadering (defensie, diplomatie en ontwikkelingssamenwerking), nog veel beter kan internationaal gezien. Dat gaat dus niet alleen over Nederland. Met een goed uitgewerkte benadering kunnen wij immers veel sneller onze doelen ten aanzien van Somalië bereiken. Kan de minister aangeven wat er ten aanzien van die regio aan comprehensive approach is? Welke kant gaat die op? Wat is de Nederlandse bijdrage daaraan? Dat even los van het heel concrete antwoord van de minister, waar ik heel erg tevreden mee ben.
Minister Timmermans: Ik ben heel blij met de Britten, die heel erg focussen op een geïntegreerde aanpak in Somalië. Zij wijzen er terecht op dat wij ons de afgelopen jaren om allerlei redenen, die te maken hebben te maken met de humanitaire crisis en de militaire escalatie, heel erg hebben geconcentreerd op deelgebieden. Kennelijk is daar in Clingendael ook op gewezen. De hele opzet van de Londenconferentie is om een compleet plaatje te krijgen. Als wij dat complete plaatje hebben, zal Nederland moeten bezien wat onze specifieke toegevoegde waarde daaraan is. Wij moeten niet de ambitie hebben dat wij dan alles doen, maar waar wij toegevoegde waarde hebben, moeten wij die inzetten. Watervoorziening is bijvoorbeeld een groot probleem in verschillende gebieden in Somalië. Ik kan mij zo voorstellen dat wij onze specifieke Nederlandse expertise op dat vlak inzetten. Ook op het gebied van logistiek zijn er daar heel grote uitdagingen, dus er kan ook logistieke expertise vanuit Nederland worden ingezet. Ook valt te denken aan financieringsmodellen en kleine kredieten om die ondernemende jongeren aan fatsoenlijk werk te helpen. Dat zijn allemaal zaken waarop Nederland zich wat mij betreft moet concentreren.
Mevrouw Günal-Gezer heeft gevraagd hoe je de internationale ontwikkelingen ten aanzien van VPD's monitort. Het is duidelijk dat Nederland actief deelnemer is aan de IMO-vergaderingen. Ook in de contactgroep voor de bestrijding van de piraterij bij de kust van Somalië speelt Nederland een zeer actieve rol. Daar analyseren we heel precies wat de trends in de businessmodellen zijn en welke impulsen je kunt geven om mensen te overtuigen, een ander soort werk te zoeken. Gebleken is dat met name de risico-inschatting op dit punt erg belangrijk is en dus ook de bewaking van schepen, die daar een directe relatie mee heeft. In dit verband proberen we om zo veel mogelijk in NAVO- en EU-kader contact te houden met alle lidstaten die er rechtstreeks of niet-rechtstreeks bij betrokken zijn, zodat ze de best mogelijke practices van elkaar overnemen en van elkaar leren.
Dit maakt ook duidelijk waarom er zo'n ontwikkeling is, ook in de Tweede Kamer overigens, in het denken over de vraag hoe we het beste de scheepvaart, die zo vitaal is voor de Nederlandse economie, kunnen ondersteunen bij het gebruiken van zeeroutes die absoluut noodzakelijk en onmisbaar zijn, en die vandaag nog te gevaarlijk zijn. Overigens, ik zet even een zijstapje: er zijn ook andere delen in de wereld waar de zorg over toeneemt. Met name begin ik mij steeds meer zorgen te maken over de kust van West-Afrika, waar de piraterij hand over hand lijkt toe te nemen.
Tot slot moet ik de heer Van Dijk eerlijk bekennen dat ik zijn vraag over de kosten onvoldoende heb begrepen. Kan hij die herhalen?
De heer Jasper van Dijk (SP): Naast de antipiraterijmissie is natuurlijk het belangrijkste – de minister zei het al – dat het beleid gericht is op het vestigen van een stabiele maatschappij in Somalië en op duidelijke stappen tegen de financiers van piraterij.
Minister Timmermans: Dit is een heel belangrijk punt. Het zijn de piraten ter plekke die worden opgepakt en gestraft, maar degenen die voor hen de snelle boot kopen en de wapens en de satellietapparatuur leveren, ontspringen iedere keer de kans. Die zul je inderdaad veel harder moeten aanpakken, daar heeft de heer van Dijk volkomen gelijk in.
Volgens mij waren dit de aan mij gestelde vragen, voorzitter.
De heer Ten Broeke (VVD): Ik heb nog een vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken over de regionale berechtingen, een punt dat telkens weer terugkomt. Bij het vorige AO waarin we hierover spraken, ik meen in januari, gaf de minister te kennen dat er 3,3 miljoen euro is uitgegeven aan een VN-organisatie die zich met de aanpak van drugs en criminaliteit bezighoudt. Dat geld zou met name gaan naar detentiefaciliteiten, onder andere op Puntland, en naar de vrijwillige transfer van piraten. Hoe loopt dit? Valt daar iets over te zeggen? De vraag of de regionale berechting van piraten nu eindelijke vorm krijgt, interesseert de Kamer voortdurend. De minister herinnert zich dat onder zijn ambtsvoorganger de handen met enige regelmaat wanhopig de lucht in gingen. Ik hoop dat dit nu niet weer het geval zal zijn.
Minister Timmermans: Ik wil niet verhelen dat ik zou willen dat het sneller ging, maar het gaat wel de goede kant op. Met name de opbouw van het gevangeniswezen op de Seychellen loopt nu. Nederland helpt door daar gevangenisexperts te detacheren die de capaciteit helpen opbouwen. EUCAP NESTOR werkt ook goed. Dat is ook van heel groot belang, want zo krijgen de landen in de regio zelf de capaciteit om hun kustlijn goed te bewaken en op te treden als dat nodig is. In het algemeen zou je willen dat het wat sneller ging, maar het gaat wel de goede kant op, en misschien ook wel iets meer, iets beter en iets sneller dan we vorig jaar nog voor mogelijk hadden gehouden.
De voorzitter: Dank u wel. Daarmee komt er een einde aan de eerste termijn van de bewindspersonen. Ik schors drie minuten.
De vergadering wordt van 16.47 uur tot 16.50 uur geschorst.
De voorzitter: Ik verzoek de mensen in de zaal om weer plaats te nemen.
We beginnen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De spreektijd bedraagt drie minuten per fractie en ik sta twee interrupties toe. Als eerste is het woord aan de heer De Roon.
De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Ik dank de beide bewindslieden voor hun antwoorden in eerste termijn. Ik ben heel blij met de toezegging van de minister van Buitenlandse Zaken dat de kapitein van een schip met gewapende private beveiligers natuurlijk dezelfde grote diplomatieke druk te zijner faveure mag verwachten als een kapitein van een schip met militaire beveiligers aan boord. Dat is goed nieuws; natuurlijk mag je eigenlijk niets anders verwachten, maar het is heel goed dat de minister dit expliciet heeft bevestigd.
Toen wij in januari of februari – ik weet het niet meer precies – met de minister van Defensie spraken over het onderwerp gewapende private beveiligers, liet de minister zich uit op een manier die tussen de regels door al een sprankje hoop liet voor de mogelijkheid dat er gewapende private beveiligers zouden worden toegestaan. Toen ik echter de brief las van de minister van Defensie naar aanleiding van het Clingendaelrapport, dacht ik dat die deur weer helemaal dicht en op slot zat. Vandaag echter heeft de minister duidelijk gemaakt dat dat niet het geval is, dat zij met haar collega's in het kabinet aan het bekijken is of die deur open kan en open moet, en dat wij daar in beginsel uiterlijk de derde woensdag in mei het standpunt over mogen vernemen. Dat is een heel goed resultaat van deze bespreking vandaag. Ik ben er heel content mee. Ik moet u zeggen dat toen ik de brief van de minister met het antwoord op het Clingendaelrapport las, ik dacht dat ik maar moest komen met een initiatiefnota of misschien zelfs wel een initiatiefwet, om de deur open te trappen. Maar dat dreigement steek ik nu weer in mijn achterzak en daar blijft het hopelijk ook na de derde woensdag in mei zitten.
De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Mijn bijdrage is al net zo vreedzaam als die van de heer De Roon. Ook ik ben zeer tevreden met de toezegging van deze minister van Defensie dat zijn het onderzoek wil openen naar de mogelijkheden om alles te doen wat mogelijk is om de VPD's te verbeteren, te vergemakkelijken en efficiënter te maken, vanuit de redenering dat de zwaardmacht bij de overheid ligt en dat zij ook wil kijken naar wat er dan te denken valt over de inzet van private beveiligers. Defensie, met name onder de vorige ministers, was niet altijd een even snelle leerling, maar deze minister laat zich van een meer liberale kant zien. Dat doet mij deugd.
De zwaardmacht bij de overheid blijft het primaat, maar we zijn niet blind voor wat er in de overige landen gebeurt. Overigens houd ik degenen die in dit debat juridische scherpslijpers willen zijn op het punt van de zwaardmacht van de overheid voor dat enige relativering wel is aangemeten. Als je 20,4 miljoen uitgeeft waarvan het merendeel door privaten wordt bijgedragen, spreek je over een reeds overwegend particuliere subsidie op die zwaardmacht. Voor € 5.000 per dag heb je immers de zwaardmacht van de overheid.
Mag ik voor het onderzoek van de minister enkele suggesties meegeven? Allereerst zouden we bij de certificering kunnen kijken naar oud-Defensiepersoneel. Dat zou het vertrouwen, met name vanuit de overheid, kunnen vergroten. Ook wil ik graag aandringen op sterke conditionering, dus dat er wordt gekeken naar een goede mate van opsporing en bewijsvoering, die noodzakelijk is om dit op een rechtstatelijke manier te doen. Mag ik ook wijzen op de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de kapitein? De minister hoeft hem geen diplomatieke vrijgeleide te geven – ik weet niet of de heer De Roon daarvoor pleitte – maar er moet wel goed worden gekeken dat het juridisch wordt ingekaderd. Ook moet er natuurlijk worden gekeken naar de Wet wapens en munitie, als dat noodzakelijk is.
Al met al denk ik dat de vlag bij de reders in Rotterdam misschien nog niet uit kan, maar dat het Nederlands belang vandaag weer eens een klein beetje is gediend. En dat was hoogst noodzakelijk.
Tegen de heer Van Dijk zou ik willen zeggen: niet de marine heeft belang bij een rustige zee, Néderland heeft belang bij een rustige zee en ook bij een vrije zee. Dat is al het geval sinds de publicatie in 1609 van Mare liberum van Hugo de Groot. Wij halen onze welvaart als maritieme handelsnatie bij een rustige en vrije zee. De marine is er ooit voor opgericht. De VVD wil niet pleiten voor een soort Blackwater op internationale wateren, maar daar waar het noodzakelijk is om particulieren als aanvulling te nemen, moeten we onze ogen niet in onze zak houden. Dit is een gunstige dag. We zijn al lang aan het debatteren en ik denk dat vandaag een belangrijke stap is gezet.
De heer Jasper van Dijk (SP): Ik hoor de heer Ten Broeke spreken over juridische scherpslijperij. Ik wil graag aan hem vragen wat hij vindt van de woorden van de minister van Justitie dat als reders particuliere beveiligers inhuren, zij de wet overtreden en dat dit niet wordt getolereerd. Is dit juridische scherpslijperij of moet dat gerelativeerd worden?
De heer Ten Broeke (VVD): Dat is precies de reden dat ik, niet voor het eerst, aandring op sterke conditionering als het gaat om een juiste manier van opsporing en bewijsvoering. We moeten dit op een zorgvuldige manier doen, dat is altijd ons pleidooi geweest. Voor de rest wacht ik ook met spanning de uitkomsten af van het gesprek tussen de beide ministers. Ongetwijfeld zal de fractie van heer Van Dijk weer pleiten voor een generaal pardon, want dat zit besloten in het gemiddelde debat dat wij met hen voeren.
De heer Jasper van Dijk (SP): Dat is een koddig antwoord, maar de heer Ten Broeke ontwijkt de vraag volledig. Het zou hem sieren als hij hier gewoon pal achter zijn minister ging staan of zegt dat hij helemaal niet achter hem gaat staan. In die laatste richting wijst het pleidooi van de heer Ten Broeke veel meer, maar volgens mij heeft hij het lef niet om zijn eigen minister af te vallen.
De heer Ten Broeke (VVD): Het zijn niet «mijn» ministers. Het zijn net zozeer mijn ministers als die van de heer Van Dijk. Ik ...
De heer Jasper van Dijk (SP): Weer geen antwoord.
De heer Ten Broeke (VVD): Ik sta voor het handelsbelang van Nederland. Dat wordt hier vandaag gediend en daarom is dit een gunstige stap voorwaarts.
Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Ik dank beide ministers voor hun antwoord in eerste termijn. Ik voer debatten op verschillende onderwerpen met verschillende ministers en ik moet zeggen dat minister Hennis de kroon spant als het gaat om antwoorden dat we nog een onderzoek moeten afwachten. We hebben de visie en nu komt er weer een onderzoek. Ik kan alleen maar zeggen dat de verwachtingen hoog zijn, ook in dit geval.
Ik spreek vandaag mede namens de fractie van het CDA, dus ik voel mij toch geroepen om te reageren op de opmerking van de VVD-woordvoerder. De vorige minister had een standpunt waar deze minister volgens mij niet van afwijkt. Immers, ook deze minister zegt dat het geweldsmonopolie bij de Staat blijft. Ze gaat alleen een aanvullend onderzoek doen; ze is bereid om op het terrein van Defensie verbeteringen door te voeren, maar zij geeft aan dat daar een grens aan is, zij is een onderzoek aan het doen en zij wil niet vooruitlopen op conclusies daarvan. Dat doet de VVD fractie wel. Ik zou toch graag onderaan de streep de conclusie willen trekken dat de minister met een onderzoek bezig is en we nog moeten zien wat daar uitkomt.
De heer Ten Broeke (VVD): Ik wil mevrouw Hachchi, ad interim- van de fractie van het CDA, het volgende melden. Minister Hillen heeft in de vorige periode ten enenmale geweigerd om ook maar een onderzoek te doen, ook toen wij hem daarom vroegen. In die zin is er wel degelijk sprake van een nieuwe stap. Ik vind het echter niet alleen verheugend dat deze minister die stap zet, ik vind het ook verheugend dat mevrouw Hachchi in haar bijdrage – zij het wat omzwachteld – datzelfde onderzoek niet uitsluit. Er worden dus van verschillende kanten, verschillende stappen gezet. Ik weet niet of het is vanwege de fusie tussen mevrouw Hachchi en het CDA, maar ik vind het allebei toe te juichen.
Mevrouw Hachchi (D66): Met de humor van de heer Ten Broeke zit het altijd wel goed. Het lijkt mij duidelijk dat er veel vragen liggen, zoals ik in mijn inbreng al aangaf. Het Clingendaelrapport is goed, maar is meer een opening om hier verder naar te kijken dan dat wij er vandaag al conclusies uit kunnen trekken. De minister heeft zelf aangegeven dat zij de lijn van haar voorganger doorzet. Ik heb begrepen dat we rond mei het rapport ontvangen. We wachten het af.
Voorzitter. Ik heb de opmerking gemaakt dat we af moeten van het anekdotische en meer toe moeten naar overtuigende standpunten, waarin ook cijfers terugkomen. Ik wil nog wel de toezegging van de minister dat zij hierop terug zal komen in haar onderzoek. We hebben het in een interruptie heel kort gehad over het punt van de informatie en dat die niet nodig is omdat ík dat zo graag wil, maar omdat het gewoon broodnodige informatie betreft waar het kabinet zelf om zou moeten vragen.
Ik heb ook een punt gemaakt over de prijs van de VPD's. In Italië zijn zij de helft goedkoper. Kan de minister er nog op ingaan waar dat prijsverschil met Nederland in zit?
De minister heeft iets gezegd over de ramingen, maar dat was niet precies het antwoord op mijn vraag. Defensie raamt heel ruim, voor 2012 bijvoorbeeld 23 miljoen en voor 2013 36,9 miljoen. Voor 2012 is de realisatie 6 miljoen. Waar zit die ruimte in? Heeft dat überhaupt impact op het prijskaartje waar de reders rekening mee moeten houden?
Ik heb verder nog een vraag gesteld over samenwerken in Europees verband. Ten aanzien van de wedloop kijken we naar andere landen. Laten we dan ook naar andere landen kijken die net als Nederland worstelen met dit vraagstuk. Ik weet dat Duitsland ook druk bezig is op dit vlak. De banden met Duitsland zijn goed, ook die tussen de beide ministers. Ik zou dus zeker de kans willen benutten om te kijken naar twee aspecten.
Allereerst de VPD-inzet zelf. Het moet niet gezien worden alsof die samenwerking geld gaat kosten. Ze kan juist kansen bieden om het goedkoper en sneller en flexibeler te maken. Dat is mijn inschatting maar wellicht kan de minister er zelf op ingaan. Ten tweede kunnen we de samenwerking met de Duitsers ook gebruiken om internationaal het punt van het internationaal juridisch kader naar voren te brengen. Ik heb begrepen dat IMO en ook de ISO-norm waaraan nu wordt gewerkt, niet afdoende zijn als juridisch kader om het geweldsgebruik van private beveiligers te toetsen. Ook zijn zij onvoldoende om, als er geweld wordt gebruikt en er doden en gewonden zijn, te toetsen hoe het toezicht daarop wordt uitgevoerd en hoe de rechtsgang is. Ik begrijp dat het internationaal juridisch kader er nog niet helemaal is, maar het zou wel de inzet moeten zijn, wil je überhaupt bewegen in de richting van private beveiliging.
Mijn laatste punt betreft een onderwerp waar minister Timmermans al op wees als laatste punt van zijn inbreng, namelijk het punt dat het probleem van piraterij ook buiten de Golf van Aden speelt. Ook voor de kust van West-Afrika en bij Nigeria, Benin en Togo en in de Straat Malakka komt steeds meer piraterij voor. Is daar ook sprake van de inzet van VPD's? Als dat nu nog niet zo is, is het dan überhaupt een optie voor het kabinet?
Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Voorzitter. In mijn eerste termijn heb ik al aangegeven dat de PvdA de bescherming van de bemanning, de mensen en de goederen van onze koopvaardijschepen belangrijk vindt. Dat is voor ons een belangrijk uitgangspunt. Ik heb ook duidelijk gemaakt dat voor mijn fractie de inzet van VPD's een heel belangrijk instrument is, omdat we van mening zijn dat daarmee de veiligheid van de bemanning en de schepen het beste gewaarborgd is, gezien de betrokkenheid van de Nederlandse overheid daarbij. In dat opzicht ben ik blij met de uitspraak van de minister dat zij de betrokkenheid van de overheid niet wil loslaten. Daar ben ik heel erg content over.
Ik heb aan de andere kant ook aangegeven dat als er een duidelijk punt wordt bereikt waarop de VPD's voor bepaalde categorieën wellicht niet meer toereikend zijn, wij bereid zijn om de discussie daarover te voeren. De minister heeft aangegeven dat zij bezig is met een onderzoek. Ik heb de minister in mijn interruptie gevraagd om breder te kijken dan alleen naar private beveiligers. Ik heb begrepen dat zij dit punt zal meenemen.
Ik hoop dat zij in dat kader ook een reactie geeft op haar opmerking dat de inzet van reservisten geen goede optie is, zoals zij zojuist zei in antwoord op mijn interruptie. Ik verwacht ook dat de consequenties, risico's en voorwaarden van alle mogelijke opties bezien worden. Zo kunnen we de discussie op een goede manier en met goede argumenten voeren.
We wachten met belangstelling het onderzoeksresultaat af van het kabinet. We zullen de discussie aan de hand van die resultaten met elkaar vervolgen.
De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Mijn conclusie is dat de deur op een kier wordt gezet voor particuliere beveiliging, met onder andere als argument: andere landen doen het ook. Ik vind dat een zeer dubieus argument. De regering begeeft zich daarmee op glad ijs, zeker nu het om zo'n principieel punt gaat. Maar goed, er komt een onderzoek in mei. Dat horen wij inderdaad vaker. Wij wachten het af, en dan zullen wij de discussie aangaan.
Ik heb een vraag gesteld over de verdeling van de kosten. Hoe is de verdeling van de kosten binnen de totale uitgaven voor piraterijbestrijding?
De voorzitter: De verdeling van de kosten waartussen, wil de minister weten.
De heer Jasper van Dijk (SP): Hoeveel procent gaat naar bewakingsuitrusting en beveiliging, hoeveel procent gaat naar de kosten van sneller varen, hoeveel procent zit in militaire operaties? Ik heb hier een berekening van One Earth Future Foundation. Misschien zegt de minister dat dit een juiste berekening is, maar ik hoor het graag uit haar mond.
Het antwoord van de minister met betrekking tot reders die mogelijk in overtreding zijn, vind ik buitengewoon schimmig. Dit zeg ik niet omdat ik het nu zo leuk vind om daar achteraan te gaan, maar als Kamerlid word ik geacht om de regering te controleren. Als de regering zonder omhaal zegt dat reders die particuliere beveiligers inhuren, in overtreding zijn, mag ik ervan uitgaan dat zij aan rechtshandhaving doet. Kan de minister mij dus duidelijk uitleggen welke actie zij onderneemt op dit punt? Zij zei dat zij hierover in gesprek is met de minister van Justitie. Mijn vraag is echter: is de regering in gesprek met de reders? Wat wordt precies ondernomen, en kan de Kamer daarover worden geïnformeerd?
De voorzitter: Hiermee is er een eind gekomen aan de tweede termijn van de Kamer. Het woord is aan de minister van Defensie voor haar tweede termijn. Ik stel voor dat wij twee interrupties per fractie doen.
Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Er zijn vragen gesteld over de kosten, die ik echt gemist had in eerste termijn. Op deze vragen kan ik nu simpelweg niet reageren. Ik kan er later schriftelijk op terugkomen, als de heer Van Dijk daar prijs op stelt.
Zonet zei ik dat ik in gesprek ben met de collega van Veiligheid en Justitie, die uiteindelijk over de rechtshandhaving gaat. Ik blijf bij dat antwoord. Dit is onderwerp van gesprek tussen mijzelf en de minister van Veiligheid en Justitie. Als dit tot een specifieke conclusie leidt, zal ik de Kamer daarover informeren.
Mevrouw Hachchi stelde een vraag over de opkomst van piraterij elders, aan de westkust. Natuurlijk heb je, simpel gezegd, ook te maken met een soort waterbedeffect. Waar je gaat drukken, zie je elders iets ontstaan. Wij moeten dus heel alert zijn. Veel aan de piraterij gerelateerde incidenten voor de West-Afrikaanse kust gebeuren binnen de territoriale wateren. Nederland heeft daar geen jurisdictie en kan dan ook geen militaire VPD's zomaar aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen zetten. Daarnaast kan het zijn dat een land als Nigeria, in tegenstelling tot Somalië, geen gewapende beveiligers toelaat binnen de territoriale wateren. De VN-Veiligheidsraad heeft vorig jaar een resolutie aangenomen waarin de regio wordt opgeroepen om haar verantwoordelijkheid te nemen. Dat lijkt mij zeer terecht. Er wordt een gezamenlijke strategie ontwikkeld, die ook weer is gericht op versterking van de onderlinge maritieme samenwerking en de vervolging van criminelen. Het spreekt echter voor zich dat Nederland de ontwikkelingen op de voet volgt. Ik ga ervan uit dat mijn collega van Buitenlandse Zaken de leden daarover nog veel meer kan vertellen.
De heer Jasper van Dijk (SP): Excuus, voorzitter, ik wil nog even terug naar een eerder punt. Op het aanbod van de minister om de cijfers aan de Kamer te leveren, zeg ik: heel graag. Daarnaast noemde zij de minister van Justitie. Ik kan niet zo veel met dat antwoord; dit is precies wat ik zonet bedoelde. De minister zei: ik ben in gesprek met de minister van Justitie, en als dat tot iets leidt, hoort u van mij. Dat is toch een raar antwoord? Ik wil graag weten of zij iets gaat doen of dat de minister van Justitie iets gaat doen; maar de regering spreekt met één mond. Ik wil graag weten wat de regering onderneemt op basis van de aantijgingen in de NRC. Het is niet mis wat daar staat.
Minister Hennis-Plasschaert: Zeker. Ik heb tweemaal aangegeven dat dit onderwerp van gesprek is tussen mijzelf en de minister van Veiligheid en Justitie, die hierover gaat, en dat ik, als dit tot een conclusie leidt, de Kamer daarover zal informeren. Ik zal de Kamer hoe dan ook informeren, als dat de heer Van Dijk meer geruststelt.
De voorzitter: Die toezegging is ook genoteerd.
Minister Hennis-Plasschaert: Mevrouw Hachchi vroeg ook nog waarom een Italiaanse VPD goedkoper is. Wij hebben het net al gehad over de inzet, het concept en de wijze van opereren. Daar gaan de landen uiteindelijk zelf over. Het heeft natuurlijk ook te maken met de grootte van de VPD. Misschien worden er wel minder kosten in rekening gebracht bij de reders. Al dit soort dingen is interessant om mee te nemen in onze eigen inzet om steeds flexibeler te opereren. Ik heb al gezegd dat ik nog een keer ga kijken naar het inzetconcept en dat wij ook kijken naar mogelijkheden voor steeds meer opslaglocaties dichter bij het risicogebied, drijvende wapendepots, alles om minder dagen in rekening te brengen bij de reders. Dit hangt ook weer samen met de kosten die in rekening worden gebracht.
Mevrouw Hachchi vroeg, als ik het goed heb, wederom naar ruimere samenwerking met andere landen. Volgens mij heb ik daar antwoord op gegeven. De capaciteit bij Defensie is op dit moment voldoende als wij kijken naar de Koninkrijksgevlagde schepen. Internationale samenwerking is vaak helemaal niet vanzelfsprekend omdat er allerlei inzetconcepten op elkaar moeten worden afgestemd, wat ook weer de nodige kosten met zich meebrengt en niet altijd de flexibiliteit en de efficiency ten goede komt. Met andere woorden, wij moeten internationale samenwerking nooit uitsluiten, ook niet als het gaat om de inzet van VPD's – mevrouw Hachchi weet heel goed dat ik een groot voorstander ben van een verdere intensivering van de internationale militaire samenwerking – maar laten wij dat wel pragmatisch doen. Als zulke samenwerking hierbij de flexibiliteit in de weg staat, doe ik het liever op een andere manier.
Mevrouw Hachchi vroeg mij ook om te kijken naar Duitsland. Wij zijn nu bezig met het in kaart brengen van wat precies de grenzen zijn aan het optimaliseren van de inzet van VPD's. Wat identificeren wij wanneer die grenzen in kaart zijn gebracht, en wat zou eventueel in aanmerking komen? Dat is onderwerp van onderzoek. Wanneer wij vervolgens tot een besluit komen, kijken wij natuurlijk naar de positie in de landen om ons heen. Wat is daar gaande? Kunnen wij daar iets van leren? Het zou een beetje naïef zijn om daarvoor je ogen te sluiten. Duitsland heeft een heel ander probleem, omdat Duitsland überhaupt geen VPD's heeft. Conform de Duitse grondwet kan men geen militairen aan boord zetten. Ieder land heeft, zoals wij allemaal weten, zijn eigen caveats. Dat is ook hierbij maar al te waar.
Mevrouw Hachchi (D66): Ik heb een heel korte vraag. Ik kan de minister helemaal volgen in haar antwoord. De gedachte lijkt nu echter bij voorbaat al te zijn dat samenwerken op dit vlak ten koste gaat van het kostenplaatje en de flexibiliteit. Mij gaat het erom dat dit juist ook in positieve zin kan uitwerken op de flexibiliteit. Een van de belangrijkste problemen is vaak dat het veel tijd kost om mariniers aan boord te krijgen. Daarbij moeten ook nog eens de wapens mee. Als andere landen daar ook actief zijn, kan ik me voorstellen dat je qua planning enigszins op elkaar kunt aansluiten, waardoor de flexibiliteit en zelfs de kosten in positieve zin kunnen veranderen. Ik weet niet van de hoed en de rand, maar ik zou dit toch aan de minister willen meegeven. Als zij vervolgens, na ernaar gekeken te hebben, zegt dat het niets oplevert en zelfs eerder in tegengestelde richting werkt, kan ik daarmee leven. Dit is meer bedoeld als punt van aandacht. Ik begrijp dat de minister die aandacht zeker heeft.
Minister Hennis-Plasschaert: Zeker, dat kan ik bevestigen. Ik herinner mevrouw Hachchi er wel aan dat wij nog een van de weinige landen zijn met VPD's en dat wij in dat opzicht dus een beetje geïsoleerd zijn. Er is weinig internationaal samen te werken als anderen massaal zijn overgestapt op een andere manier van beveiligen.
Hiermee heb ik volgens mij alle vragen beantwoord, voorzitter.
De voorzitter: De minister van Buitenlandse Zaken heeft geen tweede termijn. Ik zie dat twee leden nog een vraag hebben.
Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): De minister heeft toegezegd om samen met de Commandant der Strijdkrachten indringend te kijken naar de omvang van de VPD's en naar het concept. Neemt zij de uitkomsten daarvan ook mee in dat onderzoek?
Minister Hennis-Plasschaert: Ja, dat spreekt voor zich.
De heer De Roon (PVV): Ik vond de aandacht die mevrouw Hachchi vroeg voor de piraterij bij de kust van West-Afrika best terecht. De minister van Defensie gaf daarop als antwoord dat wij daar met onze VPD's helaas niet kunnen opereren. Zij verwees echter wel naar het feit dat er in de internationale politiek, bijvoorbeeld binnen de VN, van alles aan wordt gedaan om die West-Afrikaanse landen ertoe te brengen om hun verantwoordelijkheid te nemen. Ik zou de minister van Buitenlandse Zaken toch graag uitnodigen om ons daarover wat meer te vertellen. Wat houdt dat in en wat zijn de vorderingen en/of de belemmeringen die zich daarbij voordoen?
De voorzitter: U hebt maximaal drie kwartier!
Minister Timmermans: Dank u wel, voorzitter. Mag ik de heer De Roon danken voor zijn hoffelijkheid om mij nog een vraag te stellen in tweede termijn? De problematiek in West-Afrika is een heel andere. Dat maakt het zo veel ingewikkelder. Het is inderdaad niet in territoriale wateren en het gaat ook niet om kaping. Het gaat om roof. Ze gaan aan boord van die schepen, halen de lading weg en gebruiken daar soms heel veel geweld bij. Het gaat dus gewoon om een tekortschieten van de rechtsstaat van het land in de territoriale wateren waarvan het schip zich bevindt. Dat los je niet in één keer op, maar de heer De Roon heeft gelijk dat wij alle instrumenten die ons ter beschikking staan in de internationale politiek, inclusief het ontwikkelingsinstrument, echt moeten inzetten om die landen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid ten aanzien van het handhaven van de rechtsstaat, ook in hun territoriale wateren. Ik heb eerlijk gezegd weleens de indruk dat men daar wat laks in is. In alle organisaties die ons ter beschikking staan – ik zal hierin graag samenwerken met de minister van Defensie evenals met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking – zullen wij dit probleem aankaarten. Dit is een groeiend probleem. De oplossingen die wij rond Somalië toepassen kunnen wij echter niet een-op-een vertalen naar West-Afrika.
De voorzitter: Hiermee is een eind gekomen aan de tweede termijn van de bewindspersonen. De griffier heeft een aantal toezeggingen genoteerd.
– De minister van Defensie stuurt, zo mogelijk voor Verantwoordingsdag, 15 mei 2013, het kabinetsstandpunt over VPD's aan de Kamer. Hierbij wordt tevens ingegaan op de positie van kapiteins en de redenen van reders om geen gebruik te maken van VPD's. De minister van Defensie zegt tevens toe om nogmaals een onderzoek te doen naar het inzetconcept van de VPD's in dit kader.
– De minister van Defensie zal de Kamer na het overleg met de minister van Veiligheid en Justitie informeren over het gebruikmaken van particuliere beveiliging op koopvaardijschepen. Kan de minister ook aangeven binnen welke termijn dit zal zijn?
Minister Hennis-Plasschaert: Nee, voorzitter, maar snel. Ik was niet van plan om hierop zes weken te gaan zitten broeden. Geef me echter even de tijd om dit zorgvuldig te doen.
De voorzitter: Het is dus snel. Rond de zomer.
Minister Timmermans: De zomer snel? We wachten nog steeds op de lente!
De voorzitter: Maar die gaat heel rap. We gaan meteen door naar de zomer. We slaan de lente over.
− De minister van Defensie zal de Kamer schriftelijk informeren over de vragen van het lid Van Dijk betreffende de verdeling van de kosten van piraterijbestrijding. Ook hierbij zou ik de vraag willen stellen hoe snel dat ongeveer zal zijn.
Minister Hennis-Plasschaert: Twee weken.
De voorzitter: Oké. Ik kijk rond om te zien of een van de leden nog behoefte heeft aan een VAO. Ik stel vast dat dat niet het geval is.
Ik dank de aanwezigen voor hun belangstelling. Ik dank de ondersteuning van de Kamer, de leden en de bewindspersonen met hun ondersteuning.
Sluiting 17.17 uur.