Vastgesteld 25 mei 2012
De vaste commissie voor Defensie heeft op 19 april 2012 overleg gevoerd met minister Hillen van Defensie over:
– de brief van de minister van Defensie d.d. 9 januari 2012 betreffende de haalbaarheid van de inzet van reservisten of gemilitariseerde burgers voor Vessel Protection Detachments (VPD) (32 706, stuk nr. 22);
– de brief van de minister van Defensie d.d. 2 maart 2012 betreffende de lijst van vragen en antwoorden inzake de haalbaarheid van de inzet van reservisten of gemilitariseerde burgers voor Vessel Protection Detachments (VPD) (32 706, stuk nr. 25);
– de brief van de minister van Defensie d.d. 9 januari 2012 betreffende de driemaandelijkse rapportage over de inzet van Vessel Protection Detachment (VPD) (32 706, stuk nr. 23);
– de brief van de minister van Defensie d.d. 13 april 2012 betreffende de driemaandelijkse rapportage over de inzet van Vessel Protection Detachment (VPD) (32 706, stuk nr. 27).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Van Beek
De griffier van de vaste commissie voor Defensie, Roovers
Voorzitter: Van Beek
Griffier: Lemaier
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van Beek, Dijkhoff, El Fassed, Eijsink, Hachchi, Hernandez, Knops
en minister Hillen van Defensie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg. Ik heet welkom de minister van Defensie en zijn staf. Op het laatste moment is er nog een brief toegevoegd aan de agenda. Wij mogen deze brief bij het overleg betrekken. De spreektijd in eerste termijn bedraagt vijf minuten.
De heer Hernandez (PVV): Voorzitter. Ik teken bezwaar aan tegen de wijze waarop de laat verschenen brief naar de Kamer is gestuurd. Wij kregen deze brief een uur van tevoren. Dat geeft weinig tot geen gelegenheid om dit soort belangrijke zaken mee te nemen in het debat.
Voorzitter. Defensie verlaagt eindelijk de kosten van de inzet van de Vessel Protection Detachments (VPD's). Volgens de minister is dit mogelijk door een doelmatige planning van het luchttransport en de opslag van wapens in beide inzetgebieden. De aanvraagtermijn wordt teruggebracht van zes weken tot tien werkdagen. In specifieke gevallen kan het nog sneller. Onze fractie complimenteert de minister met de zonet genoemde zaken. Dit is niet alleen goed nieuws voor de reders maar ook voor het economische belang van de Nederlandse Staat. Het beschermen van Nederlandse economische belangen is wat de PVV betreft een staatstaak, die is verankerd in artikel 97 van de Grondwet. De zwaardmacht moet juist op dit terrein worden aangewend en niet voor het opleiden van taliban in Afghanistan. De zichtbaarheid van defensie wordt versterkt en de inzet van mariniers ter bescherming van de koopvaardijvloot heeft steun van de Nederlandse bevolking. De PVV roept de onder Nederlandse vlag varende reders, in dit geval ook de kleine rederijen waarvoor het tot voor kort te duur was, op om massaal hun aanvragen voor een VPD in te dienen.
Alleen maar complimenten geven zou te mooi zijn. Ik heb toch nog wel een paar vragen. De minister maakt in zijn nieuwste rapportage melding van de verlaging van de kosten met 9 mln. Daarnaast stapt Defensie af van de vaste bijdrage en gaat zij over tot een dagvergoeding van € 8300. Aan de reders heeft de minister gemeld dat hij zou streven naar marktconforme prijzen voor de inzet van VPD's. Hoe staat het nu daadwerkelijk hiermee? Zijn de prijzen waarover men nu spreekt, daadwerkelijk marktconform of wordt hier stiekem een dikke worst voor de neus van de reders gehouden? Als ik een rekensommetje maak, kom ik voor een inzet van een VPD met een gemiddelde duur van drie weken uit op € 174 000. Dat is op zich een mager verschil met de eerder berekende € 200 000 per inzet van een VPD voor de gemiddelde duur van drie weken. Natuurlijk is het bedrag aanzienlijk lager als de vaart korter duurt dan drie weken. Kan de minister toezeggen dat hij hier marktconforme prijzen hanteert?
In zijn driemaandelijkse rapportage, in de net uitgekomen aanpassing van de regeling, vermeldt de minister niet of de veiligheidsmarges daadwerkelijk zijn verruimd zodat alle schepen voortaan als potentieel doelwit worden beschouwd. Wanneer komt een schip in aanmerking voor een VPD? Zelfs een rederij die eerder dreigde om haar volledige vloot om te vlaggen naar het buitenland, kijkt uit naar een besluit om de veiligheidsmarges te verruimen en voortaan alle schepen als potentieel doelwit te beschouwen. Kan de minister toezeggen dat hij na toetsing alle schepen wil beschermen met VPD's, zelfs als dit aantal de 100 overschrijdt?
Een kapitein van een Nederlands vrachtschip is met gebruik van excessief geweld ontvoerd voor de kust van Nigeria, aldus De Telegraaf van 29 februari van dit jaar. Hoe zit het met onder Nederlandse vlag varende koopvaardijschepen die langs de kust van West-Afrika varen? Wordt het niet eens tijd om ook deze schepen uit te rusten met VPD's indien hierom wordt verzocht? Wat de PVV betreft is dit gerechtvaardigd, gezien de snelle toename van piraterij en de uiterst gewelddadige gijzelingen in deze regio. Er waren 49 piratenaanvallen voor de kust van West-Afrika in 2011 en er is sprake van een toenemend aantal failed states; graag een reactie.
Ik hoor graag of al gesproken is over het verkleinen van de omvang van de VPD's. Hoe kan Defensie de teamgrootte van achttien man terugbrengen? Het is namelijk niet altijd noodzakelijk om achttien man aan boord van een koopvaardijschip te hijsen. Los daarvan is het vaak onmogelijk om achttien man extra te huisvesten aan boord van een koopvaardijschip. Ik ben benieuwd of de minister bereid is, te werken met flexibele teamgroottes. Mijn fractie vraagt echt niet van de minister om een VPD te reduceren tot vier of zes man. Dat is namelijk niet verantwoord. Ik ben wel benieuwd hoe de minister dit ziet.
Ik ben ook benieuwd naar de door mij gevraagde structurele financiering van de VPD's vanaf 2013. Ik ben erg benieuwd hoe de minister deze structurele financiering verder uitwerkt in de begroting voor 2013. Heeft hij genoeg mariniers om de ruimte van 100 VPD's waar te maken? Zo ja, dan hoeven wij niet langer oeverloos te discussiëren over de eventuele inzet van reservisten of gemilitariseerde burgers.
Grote verladers zoals Shell eisen legale gewapende beveiligers. Indien dit niet mogelijk is, vlagt de reder om. Tien werkdagen is in deze gevallen te lang. Kan de minister nader ingaan op het hier te leveren maatwerk? Heeft hij nagedacht over de inzet van autonome VPD's, analoog aan die op de WFP-schepen? Heeft hij nagedacht over het stationeren van mariniers of VPD-teams op de Seychellen of in de Verenigde Arabische Emiraten, waardoor nog sneller kan worden ingespeeld op aanvragen?
Voorzitter. Ik heb eigenlijk nog wat punten, maar ik zal afronden. Ik verzoek de minister om dit jaar een evaluatie naar de Kamer te sturen. Wij krijgen nu driemaandelijkse rapportages, die echter heel feitelijk en eigenlijk onvoldoende zijn. Ik verzoek de minister om ons tegemoet te komen en de Kamer te voorzien van een evaluatie op jaarbasis of op halfjaarbasis, waaruit blijkt wat de verbeterpunten zijn, wat de effectiviteit is en welke «lessons learnt» er zijn. Het moet niet blijven bij de procedurele mededelingen die nu in de driemaandelijkse rapportage staan. Ik krijg graag een toezegging op dit punt.
De heer Knops (CDA): Dat was een helder betoog van de heer Hernandez. Zo kennen wij hem ook, zou ik bijna zeggen. Ik heb er toch behoefte aan om wat verscherping aan te brengen om in die zin ultieme duidelijkheid te creëren. De heer De Roon, fractiegenoot van de heer Hernandez, heeft op 19 maart geroepen dat er wat hem betreft volledig moet worden overgegaan op particuliere beveiliging om daarmee geld te besparen. De heer Hernandez heeft een motie ingediend om meer geld vrij te maken voor VPD-capaciteit, die mijn fractie van harte ondersteunde. De motie heeft het ook gehaald. Waar staat de heer Hernandez? Staat hij op de lijn van de heer De Roon of staat hij, zoals ik hoop, nog steeds achter zijn eigen motie?
De heer Hernandez (PVV): Eigenlijk is het heel simpel. Het is niet een kwestie van achter mijzelf of achter collega De Roon staan. Het PVV-standpunt is dat wij gaan voor militaire VPD's. Op het moment dat Defensie hierin niet kan of wil voorzien, of niet in voldoende mate, is het natuurlijk logisch dat er naar alternatieven wordt gekeken. Uiteindelijk kom je dan uit bij particuliere beveiligers. Dat geniet echter niet onze voorkeur. Dat komt bij ons echt aan het einde van de rit, als alle andere mogelijkheden zijn uitgeput.
De heer Knops (CDA): Ook dat is helder. Ik begrijp en ondersteun het ook. Ik constateer echter wel dat de heer De Roon op 19 maart in de pers verder is gegaan dan de heer Hernandez. De heer De Roon heeft namelijk niet gezegd dat dit een optie is als alle andere mogelijkheden zijn uitgeput. Hij heeft er sowieso een pleidooi voor gehouden, misschien om de druk op te voeren. Ik ben blij met deze toelichting.
De heer Hernandez (PVV): Dat is dan echt voor rekening van collega De Roon, want dit is het fractiestandpunt.
De voorzitter: De heer Knops krijgt nu het woord voor zijn inbreng in eerste termijn.
De heer Knops (CDA): Voorzitter. Dat niet alleen; ik mag zelfs mede namens de fractie van de ChristenUnie spreken. Dat is een unicum in mijn parlementaire historie. Ik weet ook zeker dat dit bij andere onderwerpen waarover ik in de Kamer spreek, niet het geval zou zijn, maar hier mag het wel.
De voorzitter: U hebt wel een enkelvoudige spreektijd!
De heer Knops (CDA): Dat weet ik, voorzitter.
Voorzitter. De bescherming van de Nederlandse koopvaardijvloot tegen de gevaren van piraterij is een kerntaak van de overheid. De Koninklijke Marine is hiervoor dan ook al jaren met succes actief ingezet. Vorige week is het fregat Hr. Ms. Van Amstel in het kader van Atalanta begonnen aan zijn bijdrage aan de internationale strijd tegen piraterij, een strijd die zijn vruchten begint af te werpen. De internationale gemeenschap is er de laatste jaren in geslaagd om de groei van de piraterij in de wateren rondom de Hoorn van Afrika te remmen. Het aantal aanvallen is gedaald sinds 2009, al is het gebied waarin de piraten actief zijn wel groter geworden en is de uitdaging daarmee niet minder geworden. Wanneer men zich voorstelt dat ongeveer 20 tot 30 oorlogsschepen tegelijkertijd aanwezig zijn in een regio waarin piraten actief zijn, kan de strijd tegen piraterij worden vergeleken met het beveiligen van geheel Europa met 30 politieauto’s; een reusachtige taak dus.
Vandaag spreken wij over de bescherming van de Nederlandse koopvaardijvloot tegen piraterij en over de mogelijkheid of reservisten dan wel tijdelijk gemilitariseerde beveiligers aan VPD’s kunnen worden toegevoegd. De CDA-fractie vindt het een goede zaak dat de minister structureel extra budget heeft vrijgemaakt voor de uitbreiding van de VPD-capaciteit, analoog aan de motie-Hernandez c.s. Mijn fractie heeft in eerdere debatten over de beveiliging van onze koopvaardijvloot aangegeven deze aanpak als een drietrapsraket te beschouwen. De eerste stap is wat ons betreft de toegezegde VPD-capaciteit. De tweede stap is de inzet van reservisten en gemilitariseerde beveiligers. De eventuele derde stap is het toestaan van de reders om zelf particuliere beveiliging in te huren. Daarbij teken ik echter aan dat wij hiervan op dit moment geen voorstander zijn, zeker niet als de eerste en tweede fasen kunnen worden gebruikt om het probleem op te lossen. Om dat laatste gaat het uiteindelijk.
De maximaal beschikbare capaciteit bij Defensie van 100 VPD's is voldoende om aan de vraag te voldoen. Wel heeft mijn fractie een vraag over een van de afgewezen aanvragen. Deze aanvraag betrof een verzoek om bijstand op een route ver buiten het gebied waar Somalische piraten actief zijn. Welk gebied betreft dit? Deze aanvraag geeft immers aan dat het gevaar van piraterij niet is beperkt tot de wateren rondom de Hoorn van Afrika. Onze fractie is van mening dat de tweede optie, dus de inzet van reservisten, zeker moet worden uitgewerkt in het geval dat Defensie niet kan leveren in de eerste trap, namelijk de inzet van mariniers. De bureaucratische problemen die daarbij aan de orde zijn en waarover de minister in zijn brief eigenlijk impliciet spreekt, zijn wat ons betreft absoluut oplosbaar. Waar een wil is, is een weg, zou ik bijna zeggen. De minister is in zijn brief echter terughoudend over de inzet van reservisten en acht dat nu niet opportuun; dit terwijl de bereidheid onder reservisten groot is, de kosten relatief beperkt zijn en de veiligheidsonderzoeken van de MIVD in het geval van inzet van reservisten minder problematisch zijn dan de minister doet voorkomen. Mijn fractie vindt het belangrijk om ook verder te kijken dan de huidige situatie. Er kan namelijk een moment komen dat de beschikbare mariniers moeten worden ingezet voor andere missies. Kan de minister garanderen dat op dat moment snel en efficiënt kan worden gebruikgemaakt van de aanwezige poule van reservisten?
Mevrouw Hachchi (D66): Ik wil de fracties van het CDA en de ChristenUnie een vraag stellen. Ik hoor de heer Knops zeggen dat het inzetten van reservisten geringe kosten met zich meebrengt. In de antwoorden op de vragen die wij hebben gesteld, kan ik dat echter nergens vinden. Ik snap de terughoudendheid van de minister. Ik hoorde de CDA-fractie een kanttekening hierbij plaatsen. Zij vroeg zich af waarom de minister terughoudend is en stelde dat reservisten in principe tegen een klein bedrag in te zetten zijn. Misschien beschikt de heer Knops over feiten die ik heb gemist. Zo ja, dan hoor ik dat graag.
De heer Knops (CDA): Een terechte vraag van mevrouw Hachchi. Ik baseer dit op de algemene stelling dat het inzetten van reservisten in een tijd dat je piekbelasting moet opvangen, altijd goedkoper is dan het ophogen van de formatie, nog los van de vraag of dat zou kunnen in deze financiële tijden. Het gaat mij dus niet om het inzetten van reservisten «als vervanging van» maar «als aanvulling op». In dat geval zijn reservisten goedkoper dan het vastleggen van een heel grote marinierscapaciteit voor misschien helemaal geen inzet.
Mevrouw Hachchi (D66): Ik begrijp dat ook de heer Knops het doet met de voorliggende feiten. Ik snap zijn redenering dat de inzet van reservisten vanuit de optiek van piekbelasting waarschijnlijk voordeliger is. Ik vraag de minister om hierop een toelichting te geven, want in de antwoorden hebben wij niets kunnen terugvinden over de kosten van reservisten.
De heer Knops (CDA): Een deel van de reactie van mevrouw Hachchi is ook een vraag van mij. Ik maak dit punt omdat ik in de brief bespeur dat de minister behoorlijk wat terughoudendheid toont ten opzichte van de tweede trap van de raket, om het zo maar even te noemen. Dat doet hij niet alleen ten aanzien van de inzet van reservisten bij VPD's, maar ik zou bijna willen zeggen dat dit in zijn algemeenheid het geval is. Wij hebben daarover al verschillende debatten gevoerd. Ik wil niet dat de minister nu a priori reservisten inzet, maar wel dat hij voorbereidingen treft om ze beschikbaar te hebben indien niet kan worden voldaan aan de eerste trap. Het gaat dus meer om de principiële vraagstelling of wij bereid zijn om reservisten in te zetten.
Voorzitter. Mijn fractie houdt de belangen van de reders, die dagelijks worden geconfronteerd met de dreiging van piraterij, goed in de gaten. Ik dring er bij de minister op aan om zo flexibel mogelijk om te gaan met de inzet van de huidige capaciteit aan VPD's en de mogelijk extra inzetbare reservisten. Daarover maakt onze fractie zich namelijk zorgen. Uit de driemaandelijkse rapportage valt immers af te leiden dat veel aanvragen zijn afgewezen omdat de aanvraagtijd te kort was. Mijn fractie is daarom tevreden met de brief die wij vanmiddag, weliswaar laat, van de minister mochten ontvangen. De minister schrijft dat de aanvraagtermijnen voor reders zijn verkort van zes weken tot ongeveer tien werkdagen en dat de financiële bijdragen van de reders kunnen worden verlaagd. Ook geeft hij aan dat door de verkorting van de aanvraagtermijn meer aanvragen kunnen worden gehonoreerd. Mijn fractie is zeer positief over het besluit van de minister om de zogenaamde pre-stock locaties, voor de opslag van materieel en wapens, dicht bij het inzetgebied in te richten. In de brief staat dat de bijdrage van de reders daardoor kan worden verlaagd tot ongeveer € 8 300 per VPD per dag. In hoeverre komen deze kosten voor de inzet van een VPD nu in de buurt van de internationaal gangbare tarieven voor particuliere beveiliging? Dat is natuurlijk het vraagstuk waarvoor de reders terecht aandacht vragen. Er moet worden gestreefd naar zo laag mogelijke tarieven. Marktconform vind ik in dezen niet gepast, maar ze moeten wel in de richting komen van een prijs die op de markt zou worden betaald. De kosten van plaatsing van een VPD aan boord van een koopvaardijschip die Defensie aan de reders doorberekent, zijn in internationaal perspectief momenteel immers nog hoog. Dit kan de concurrentiepositie van onze rederijen aantasten. Kortom, de CDA-fractie wil de Koninklijke Marine op een flexibele wijze inzetten voor de bescherming van onze koopvaardijvloot. Hierbij baseren wij ons op het geweldsmonopolie van de Staat.
Er spelen op de achtergrond twee belangrijke ontwikkelingen waarover de Kamer later nog komt te spreken met de minister. Ten eerste is dat de dreiging van piraterij, die zich niet beperkt tot de Golf van Aden, het Somalisch Bassin en de Arabische Zee maar die ook in West-Afrika in serieuze mate dreigt op te steken. Het huidige beleidskader VPD voorziet daar niet in. Is de minister voornemens, te onderzoeken of de geografische wijdte van het beleidskader moet worden uitgebreid? Ten tweede speelt natuurlijk een rol het kabinetsbesluit om het operatiegebied van de Atalanta-operatie uit te breiden tot en met de kuststrook van Somalië. Mijn fractie staat hier in principe positief tegenover. Wij komen hier uiteraard nog formeel over te spreken in het debat over de artikel 100-brief. Mijn fractie is benieuwd welk effect dit besluit zal hebben op het dreigingsniveau voor onze koopvaardijvloot. Kort gezegd: verwacht de minister dat de piraterijdreiging door deze nieuwe EU-strategie dusdanig zal afnemen dat ook de vraag naar VPD's zal afnemen, of in elk geval zal stabiliseren?
De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Om te beginnen maak ook ik een opmerking over de brief. Het is op zich fijn dat wij de brief hebben. Er staan namelijk veel antwoorden in op vragen die ik in dit AO had willen stellen; dat scheelt weer. Het is wel jammer dat de brief een uurtje voor het debat kwam. Dat is vooral ook jammer voor de minister zelf, want volgens mij staat er erg veel goed nieuws in, waarover hij meer complimenten had ontvangen als wij de brief eerder hadden kunnen lezen.
De afgelopen drie maanden zijn er een stuk meer aanvragen voor VPD's ingediend dan dat er zijn gehonoreerd. Tot nu toe leek het vooral mis te lopen op de lange aanvraagtermijn. Die gaat nu omlaag, zo las ik een uur geleden. Dat is fijn, omdat deze daarom beter aansluit bij de bedrijfspraktijk van onze reders. De kosten vormen nog wel een vraagstuk. Ik heb niet zo snel als de heer Hernandez kunnen berekenen waarop de nieuwe rekenmethode in verhouding uitkomt. Ik hoor dus graag van de minister hoe de kosten zich verhouden tot de voormalige kosten. Het is echter goed om te zien dat de minister werk maakt van deze twee knelpunten. De termijn gaat dus naar twee weken of zelfs iets korter en de kosten dalen stevig. Is er nog meer voorzien naarmate wij ervaring opdoen met deze kwestie? Kan er een nog grote kostendaling worden behaald? De minister schrijft dat de bijdrage van de reders hierdoor omlaag kan. Ik neem aan dat de bijdrage niet geheel ten goede komt aan de reders. Welk deel van de kostenbesparing komt ten goede aan de reders en welk deel aan de Defensiebegroting?
Reders zelf hebben het nog steeds over een private optie die € 60 000 zou kosten. Voor zover hier een markt voor is, zou dat dan het marktconforme bedrag zijn. Milton Friedman stelde al de befaamde vuistregel dat elke dienstverlening door de overheid twee keer zoveel kost als wanneer de private sector het doet. Heeft de minister de ambitie om deze vuistregel flink te doorbreken? Komt het bedrag dat de heer Hernandez noemde in de buurt van vergelijkbare tarieven voor private opties?
Met de brief zijn veel vragen beantwoord maar er is een extra vraag in mij opgekomen over de totale capaciteit. De capaciteit van 50 is nu afdoende. Volgens de brief kan die doorstijgen tot ongeveer 100. Wij hebben de afgelopen drie maanden echter wel 24 aanvragen gezien. Als je dat zou extrapoleren en daarbij constateert dat het probleem voorlopig helaas niet afneemt, zit je echter al aan die capaciteit van 100. De vraag is dan ook of de stijging van de capaciteit die in de brief ter sprake komt, al de optie van de reservisten bevat of dat die optie nog extra capaciteit zou kunnen creëren. De minister schrijft ook dat hij verwacht dat de behoefte aan capaciteit verder zal stijgen. Het is weer een andere economenwet dat door een lager tarief de vraag zal stijgen. Hoe borgt de minister dan de stijgende vraag naar capaciteit?
Ik heb ook een vraag over de opmerking van de minister over het inzetten van reservisten. Los van de vraag of ze al in de nieuwe berekening zitten, is het een behoorlijk dure optie en kost het veel tijd om ze te trainen. Hoe verhoudt zich dit tot het verkorten van de termijn tussen aanvraag en inzet? Is de periode van twee weken nog houdbaar met de reservistenoptie? Is het wel werkbaar om in deze optie te voorzien? Nu lijkt het toch een beetje een kunstgreep om de private optie maar van tafel te houden.
Tot slot wordt dit alles nog prangender nu wij ook steeds meer problemen zien in West-Afrika. De minister zei het zelf al in antwoorden op vragen van mijn fractiegenoot Ten Broeke. Ook collega Hernandez sprak er zojuist al over. Heeft de minister al van de Nederlandse reders gehoord dat zij een toenemende behoefte hebben aan steun in West-Afrika? Dit zal een nog grotere capaciteitsbehoefte creëren. Hoe wil de minister hierin voorzien?
Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Piraterij kost de internationale samenleving miljarden per jaar. Dat bedrag zal stijgen. Mijn fractie wil piraterij integraal bestrijden. Zij wil dat humanitaire acties zoals die van het World Food Program doorgang kunnen vinden. Zij wil een concrete bijdrage leveren aan de handhaving van de internationale rechtsorde. Ook wil zij vrij bevaarbare zeeroutes bevorderen. Mijn fractie staat hierbij in principe open voor nieuwe wegen van effectieve piraterijbescherming. In het rapport-De Wijkerslooth wordt gesuggereerd om te kijken naar de inzet van reservisten. Er wordt ook gesuggereerd om te kijken naar de inlening van werknemers van kwalitatief hoogstaande particuliere bedrijven, die dan als tijdelijk militair door Defensie worden ingezet. De minister heeft hiernaar gekeken en zegt nu dat de inzet van reservisten een mogelijkheid kan zijn om de VPD-capaciteit uit te breiden. De inzet van burgers als tijdelijke militairen vindt hij onwerkbaar. Er gaat onder andere veel tijd verloren aan veiligheidsonderzoeken door de MIVD, wat de flexibiliteit in de weg zit.
Ik begin met de noodzaak van nieuwe maatregelen. Reders hebben al jarenlang behoefte aan betere bescherming. Net zoals het kabinet vindt mijn fractie dat reders en kapiteins primair zelf verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van hun schepen. Als reders ervoor kiezen om door risicogebieden te varen, mogen wij verwachten dat zij zich houden aan de zogenaamde BMP's oftewel best management practises. Cijfers van Atalanta tonen aan dat 80% van de afgeslagen pogingen tot kaping direct te maken hebben met de BMP's. Er zijn nauwelijks, misschien zelfs geen gevallen bekend van schepen die alle BMP's hadden toegepast maar toch werden gekaapt. Hier valt dus nog een wereld te winnen. Deelt het kabinet die mening nog steeds?
Mijn fractie herhaalt nogmaals dat de criteria om in aanmerking te komen voor een VPD voor haar vooropstaan. De best management practises moeten zo volledig mogelijk zijn toegepast – eigenlijk volledig – en het moet gaan om zeer kwetsbare transporten en om routes waarop collectieve bescherming niet mogelijk is. Op dit moment is er geen reden tot uitbreiding van het aantal VPD's. Wel geef ik aan dat mijn fractie terughoudend is inzake de mogelijke inzet van reservisten. Als dat gebeurt, willen wij een brief met alle ins and outs. In een interruptiedebat met de heer Knops heb ik zonet al aangegeven dat ook de kosten daarbij natuurlijk relevant zijn. Op dit moment ziet mijn fractie geen heil in de inzet van omgezette private beveiligingsteams. De argumenten van de minister zijn helder op dit punt.
De heer Knops (CDA): Mevrouw Hachchi poneert de stelling dat zij niets ziet in de inzet van reservisten, maar onderbouwt die naar mijn idee niet. Wil zij dat alsnog doen?
Mevrouw Hachchi (D66): Ik heb mijn woorden zorgvuldig gekozen. Ik heb gezegd dat mijn fractie terughoudend is ten aanzien van de mogelijke inzet van reservisten. Een van de redenen daarvoor zijn de ins and outs. Wij hebben het net gehad over de kosten van de inzet van reservisten. Ik vind het overigens opvallend dat de CDA-fractie zegt dat het goedkoper is terwijl ik de VVD-fractie hoor zeggen dat het misschien wel duurder is. Wij weten het niet, want de feiten liggen niet op tafel. Dat soort vragen wil mijn fractie beantwoord hebben voordat zij de inzet van reservisten echt als een mogelijkheid kan zien.
De heer Knops (CDA): Dat kan natuurlijk. Wij kunnen ook zeggen dat wij het onderzocht willen hebben omdat wij denken dat het wel een mogelijkheid is. Dat is een iets andere aanvliegroute. Ik begrijp echter uit de reactie van mevrouw Hachchi dat ik kan concluderen dat haar fractie er eigenlijk heel feitelijk in staat en oproept om het te onderzoeken. Het punt was natuurlijk dat de minister daar volgens zijn brief eigenlijk niet aan wil.
Mevrouw Hachchi (D66): Nee, voorzitter, in die zin kan ik niet instemmen met de woorden die de heer Knops kiest. De minister heeft terecht aangegeven dat er op dit moment geen noodzaak toe is. Wij hebben de VPD's. Ik heb begrepen dat die worden uitgebreid van 50 tot 100. Die mogelijkheid is gebaseerd op het aantal militairen dat de minister nu beschikbaar heeft. Mocht het zover komen dat er over de inzet van reservisten wordt gepraat, dan heeft mijn fractie nog wel wat vragen die beantwoord moeten worden, wil zij überhaupt ermee instemmen.
Voorzitter. Ik kom te spreken over de kosten. De brief was gelukkig niet te lang dus het was niet zo'n groot probleem om hem te lezen. Toch sluit ik mij aan bij de collega's die hebben gezegd dat het prettig was geweest als wij de brief eerder hadden gekregen. De minister verlaagt de kosten en verkort de aanvraagtermijn voor de reders. Dit komt door de inrichting van opslaglocaties nabij inzetgebieden. Kan de minister dit toelichten? Om wat voor opslaglocaties gaat het? Ook doelmatiger plannen heeft geleid tot efficiency. Verwacht de minister dat meer kostenbesparingen zullen worden gerealiseerd? Wij spreken nu over een besparing van 9 mln. Niet duidelijk is hoe deze besparing wordt verdeeld over Defensie en de reders. 50 VPD's kosten nu 23,4 mln., waarvan 11,3 mln. voor rekening van de reders komt. Hoeveel wordt dit nu met de nieuwe cijfers?
Ik rond af met een speerpunt van D66: de aandacht voor het land. Wij mogen dat nooit uit het oog verliezen. Volgende week hebben wij het over een robuustere inzet van piraterijbestrijding. Dat horen wij veel: VPD's, een robuustere inzet, hard aanpakken. Over voedseltekorten, armoedebestrijding en het ontwikkelen van de rechtsstaat horen wij veel minder van het kabinet. Het adagium van D66 blijft: hard tegen piraterij, hard tegen de oorzaken van piraterij.
Mevrouw Eijsink (PvdA): Voorzitter. Het vorige overleg over antipiraterij, de Nederlandse inzet op koopvaardijschepen en met name de bescherming van onze mensen op de schepen, vond plaats op 10 november vorig jaar. Dit betrof een overleg naar aanleiding van het rapport van de commissie-De Wijkerslooth met als titel Geweldsmonopolie en piraterij. Deze commissie onderzocht de wenselijkheid en de juridische haalbaarheid van het inzetten van private beveiligers op koopvaardijschepen. De commissie-De Wijkerslooth raadde de regering aan om over te gaan tot een hoger niveau van bescherming van koopvaardijschepen tegen Somalische piraterij maar ook om het geweldsmonopolie bij de overheid te laten. Uit dat overleg kwam de toezegging van de regering dat er 50 Vessel Protection Detachments voor 2012 konden worden ingezet. Dat was toen goed nieuws. De Kamer was kritisch en moet wat mij betreft kritisch blijven, al mag een compliment best worden gegeven.
Het is opmerkelijk dat de Kamer op vrijdagmiddag de dertiende de driemaandelijkse rapportage ontving, die werd afgesloten met de volgende zinnen: «Na overleg met de reders werkt Defensie daarom aan een aanpassing van de regeling voor de financiële bijdrage van de reders. Daartoe behoort ook een verkorting van de aanvraagtermijn. Zodra de nieuwe regeling kan worden toegepast, zal ik u hierover informeren». Het ligt er wel heel dik bovenop als je dan een uur voor het overleg die geweldige regeling naar de Kamer stuurt. Wij zijn drie werkdagen verder en de Kamer wordt geïnformeerd over dit geweldige nieuws. Dit is een beetje te doorzichtig. Mag ik de minister vragen om de volgende keer die drie werkdagen achterwege te laten? Kan hij mij vertellen of hij maandag, dinsdag of woensdag overleg heeft gehad met de reders? Dat staat namelijk in de brief van vrijdag: na overleg met de reders. Volgens mij was het allemaal al bekend. Het is bijna een 1 aprilgrap, maar die datum is al voorbij. Ik vraag de minister om de volgende keer toch iets anders met de Kamer te corresponderen. In plaats van dat het goede nieuws nu komt bovendrijven, hoor ik iedere collega die voor mij sprak hierover een kritische opmerking maken. Ik vraag de minister om dit zichzelf niet aan te doen.
Ik kom te spreken over de brief die ons is toegestuurd, want die is opmerkelijk. Er is goed nieuws. Een reductie van 9 mln. is natuurlijk geweldig. Kan de minister dit bedrag ook onderbouwen? De brief is net een uur binnen. Ik krijg graag een rekensommetje van de minister. Op 9 januari ontvingen wij de eerste rapportage over de maanden september, oktober en november. Nu kan het bedrag naar beneden met 9 mln. Ik ken de depots ook; ik heb mij laten informeren. De minister begrijpt natuurlijk ook wel dat daar geld uit te halen valt. Toch krijg ik graag een reactie op dit punt.
Over de aanpassing van de termijnen staat er dat wij van zes weken – dat noem ik maar even 30 werkdagen – naar tien werkdagen gaan. Zijn die werkdagen dan maandag tot en met vrijdag of wordt ook het weekeinde meegeteld? Er staat dat in specifieke gevallen zelfs een kortere termijn haalbaar is. Dat is natuurlijk geweldig, want het gaat om de bescherming van mensen. Wat zijn dan die specifieke gevallen? Waarom kan het nu in een keer allemaal wel? Ik vraag dat uit positieve nieuwsgierigheid. Wil de minister daarop in zijn termijn uitvoerig ingaan ofwel een aanvullende brief over dit onderwerp sturen? Dit is niet onbelangrijk want wij weten nog niet hoe het verdergaat. Laten wij wel zijn: dit is pas de tweede driemaandelijkse termijn.
In de brief mis ik ook het een en ander over de bescherming van onze mensen als het gaat om het thuisfront. Ook dat mag hier worden genoemd. Die discussie hebben wij vorig jaar november ook gevoerd.
De marktconforme bescherming kan ik nu schrappen uit mijn inbreng; hulde voor de laatste overeenkomst met de reders hierover.
Wel maak ik een opmerking over het draaiboek Behandeling bijstandsaanvraag bij piraterij en gewapende overvallen op zee, uit 2008. Op 10 november hebben wij met de minister afgesproken dat dit zou worden aangepast. Wij hebben het vertrouwelijke draaiboek toen mogen inkijken. Ik lees echter in het verslag van september tot en met november dat er extra criteria zijn. Wat zijn die extra criteria? Zijn de reders daarvan op de hoogte? Gaat Defensie hier alleen over? Ik heb eerder opgemerkt dat ik het een vreemde situatie vind, want het is toch een onderwerp dat heel erg op het terrein van Verkeer en Waterstaat ligt? Wie bepaalt nu wanneer er op welk moment wel of niet een VPD wordt ingezet? Hebben de reders enigszins, op welke wijze dan ook, zicht op de criteria? Ik blijf toch het gevoel houden dat dit onduidelijk is. Daaraan koppel ik de vraag in hoeverre de minister hierover in EU-verband overlegt. De heer Dijkhoff heeft terecht gevraagd hoe het zit met West-Afrika. Er doet zich een soort waterbedeffect voor. Op de ene plek doe je iets, maar dan komt de andere plek natuurlijk opzetten. Wat doen wij op de lange termijn? Wij zijn hier bezig met het opzetten van iets structureels. Vorig jaar was sprake van twee incidentele pilots maar nu zijn wij bezig met het opzetten van structureel beleid. Dat betekent dat ik van de minister beleid hierachter verwacht. Ik verwacht van de minister in het kader van het draaiboek te horen wat een «kwetsbaar schip» is en wat niet. De werkgroep Vessel Protection Detachment is opgericht om te onderzoeken welke aanpassingen er in het draaiboek zouden moeten komen. Dat was een toezegging van vorig jaar; graag een reactie daarop.
Ik kom te spreken over de haalbaarheid van de inzet van reservisten. Voor mijn fractie gaat de discussie niet zozeer over de vraag of wij er wel of niet direct mee akkoord gaan. De minister heeft zelf terecht gezegd: «we'll cross that bridge when we come to it», waarmee hij bedoelde dat hij dan wel met zijn informatie zal komen. De vraag betreft veel meer de dubbele vrijwilligheid. De reservist moet willen, de persoon in kwestie moet willen en de werkgever moet ook nog eens willen. Het gaat hierbij om een vergoeding van € 50 per dag. Er staat niet bij of dat bruto of netto is. Ik meen dat het zelfs bruto is, maar dat weet ik niet zeker. Om duidelijkheid te geven over het standpunt van de PvdA-fractie: wij zijn nog lang niet aan die discussie toe. In dat geval is het ook van belang om de kapiteins duidelijkheid te verschaffen, want zij hebben hierin een enorme verantwoordelijkheid.
De heer Hernandez (PVV): Ik hoorde mevrouw Eijsink praten over het maken van beleid en het waterbedeffect. Ik heb haar ook over het thuisfront horen praten. Ik heb zonet tot de minister gezegd dat het misschien een keer tijd wordt om een evaluatie van het gebeurde naar de Kamer te sturen. Kan de fractie van de Partij van de Arbeid zich daarin vinden?
Mevrouw Eijsink (PvdA): Het gaat natuurlijk veel meer om de vraag wat voor evaluatie je wilt. Wij hebben nu een driemaandelijkse evaluatie. Ik vind dat vrije korte evaluaties. Ik had er eigenlijk een opmerking over willen maken. Het gaat niet zozeer om de omvang van de brief die wij van de minister krijgen, maar veel meer om het schetsen van de sfeer waarin de koopvaardijschepen zich begeven. Collega's hebben het al gezegd. Je komt dan, zoals ik aangaf, eigenlijk tot structureel beleid. Toegezegd zijn nu 50 Vessel Protection Detachments. Ik zit nog even te zoeken naar datgene waarover de heer Hernandez informatie wil. Ik ben veel meer gericht op het toekomstperspectief. Wellicht sluit dat aan bij datgene wat de heer Hernandez wil. Wij hobbelen nu van de ene driemaandelijkse evaluatie naar de andere. De rederijen, maar ook de vakbonden van de mensen op de schepen alsmede de kapiteinsvereniging, hebben hier ook al op aangedrongen. Met name de kapiteinsvereniging heeft dat gedaan. Kapiteins hebben natuurlijk een enorme verantwoordelijkheid. In die zin is het afhankelijk van datgene wat de heer Hernandez geëvalueerd wil zien. Je moet eerst ervaring opdoen. Ik krijg van de regering graag een vergezicht van waar zij naartoe wil. Ik wil hier niet iedere drie maanden debatteren over een evaluatie en elkaar complimenten geven. Het gaat nu verder dan iets incidenteels. Het gaat nu om iets structureels.
De heer Hernandez (PVV): Dat is nu precies wat ik bedoel. Wij hebben het niet over een driemaandelijkse evaluatie maar over een driemaandelijkse voortgangsrapportage. Er is op dit moment helemaal geen sprake van een evaluatie. Er gebeurt heel veel in heel korte tijd. Eigenlijk gaan wij vanuit het niets ineens naar heel veel, en wat mijn fractie betreft naar nog meer. Ik denk dat er in dit geval tijd is om eens terug te kijken naar de afgelopen periode. Welke verbeterpunten zijn daaruit te halen? Hoe moeten wij hiermee in de toekomst omgaan? Dat is eigenlijk mijn vraag aan de fractie van de Partij van de Arbeid. Kan zij zich daarin vinden?
Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik wacht even het antwoord van de minister af. Wie weet krijgen wij van hem net zulke creatieve ideeën te horen als een uur voor het overleg. Het gaat er niet om dat ik mij niet bij de heer Hernandez zou willen aansluiten, maar het gaat erom wat wij dan gezamenlijk willen en wat dan de vraagstelling is aan de minister.
De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Piraterij is een ernstig symptoom van het gebrek aan een rechtsstaat en economische kansen voor de mensen in de regio rondom Somalië. Het is schadelijk voor de internationale rechtsorde en voor de handel. Dat betekent echter niet dat wij niet kritisch zijn over de manier waarop het kabinet de bestrijding en preventie ervan inricht. Eerder heeft de commissie-De Wijkerslooth terecht geconcludeerd dat de oorzaken van piraterij liggen in de falende staat op het land. Dat concludeert niet alleen deze commissie; ook de Verenigde Naties, de Europese Unie en de Nederlandse regering deden dat al. Er is dus alle reden om in te zetten op langetermijnoplossingen. Hoe staat het daarmee? Welke stappen worden daartoe gezet tussen de onlangs gehouden conferentie in Londen en de conferentie in Turkije in juni?
Somalië is een land met een van de ernstigste humanitaire crises van de wereld. Vier miljoen mensen hebben geen toegang tot basisbehoeften zoals voedsel, water en onderdak. Een kwart miljoen probeert een hongersnood te overleven. De humanitaire toegang is complex en de veiligheidssituatie is alles behalve stabiel. Nederland zet fors in op het bestrijden van piraterij als symptoom, zoals met de operaties Ocean Shield en Atalanta, met beschermingsprotocollen en VPD's. Rederijen krijgen ondersteuning met het varen in konvooien en via de controle van het gebied. Hiermee levert Nederland al een bijdrage. Kan de minister een totaaloverzicht geven van alle kosten en bijdragen die hiermee zijn gemoeid, afgezet tegen de inzet op langetermijnoplossingen voor de regio?
Mijn fractie is niet principieel tegen de inzet van VPD's maar is hier wel terughoudend in. Hoe worden incidenten geverifieerd? Is het wel mogelijk om goed te onderzoeken wat er precies plaatsvindt wanneer er wordt geschoten op vermeende piraten? In februari hebben Italiaanse mariniers het vuur geopend op wat naar later bleek twee vissers waren. Dit levert de niet langer hypothetische vraag op, op welke wijze het internationale recht hier geldt. Zijn mariniers in zo'n geval aansprakelijk? Welke rechtsbescherming bestaat er in dat geval voor zulke vissers? Kan de minister dit toelichten?
Mijn fractie heeft eerder al kritische vragen gesteld over de financiering en de verdeling met de rederijen.
De heer Hernandez (PVV): Ik raak een klein beetje de kluts kwijt van de GroenLinks-fractie. Zij stemt wel in met het opleiden van de taliban in Afghanistan maar als het gaat om Nederlandse economische belangen die rechtstreeks aantoonbaar zijn, stelt zij allerlei vragen over rechten van vissers en zo. Ik zou dat toch wel eens toegelicht willen hebben.
De heer El Fassed (GroenLinks): Dat kan ik wel doen. Er is sprake van een internationaalrechtelijk moeras als het gaat om wat er precies gebeurt met VPD's. Daar moet je voor oppassen. Ik vraag de minister dus welke rechtsbescherming er bestaat, ook als het gaat om aansprakelijkheid en dat soort zaken. Ook in het kader van Afghanistan, waarover wij het vaak hebben gehad, gaat het over onderzoeken naar incidenten en over de vraag welke rechtsbescherming er bestaat. Dat zijn de vragen die ik heb. Nederland doet al dingen in het kader van de piraterijbestrijding. Ik noemde al de operaties Ocean Shield en Atalanta, de beschermingsprotocollen en de VPD's. Nederland doet al veel. Wat mijn fractie betreft is dat voldoende op dit moment. Daarom is zij wat terughoudender als het gaat om een forse uitbreiding en dat soort zaken. De uitbreiding die er zou moeten zijn, moet wat mij betreft veel meer zijn gericht op langetermijnoplossingen, zodat kan worden voorkomen dat dit inderdaad een structureel probleem wordt.
De heer Hernandez (PVV): Het is me nog steeds niet helemaal helder. De GroenLinks-fractie maakt hier ineens allerlei voorbehouden, terwijl hiermee aantoonbaar economische belangen zijn gemoeid. De mensen om wie het gaat, zijn hier aanwezig. Nu praten wij over de rechten van vissers die het onze koopvaardijvloot moeilijk maken. Dat zijn gewelddadige lui die gewoon keihard moeten worden aangepakt. Ik begrijp dat de heer El Fassed en zijn fractie liever toekomstbestendig investeren in het opleiden van taliban die wij elders op de planeet nog een keertje tegen gaan komen, dan dat zij nu aantoonbaar een bijdrage leveren aan het beschermen van Nederlandse belangen.
De heer El Fassed (GroenLinks): Werken aan langetermijnoplossingen is altijd voordeliger dan structureel symptomen bestrijden. Ook economisch gezien is dat voordeliger. Het is ook beter voor de koopvaardij. Dat neemt niet weg dat wij een verplichting en een verantwoordelijkheid hebben; dat steunen wij ook. Als het echter gaat om een forse uitbreiding zonder goed oog te hebben voor langetermijnoplossingen, denk ik dat wij op de verkeerde weg zijn.
Voorzitter. De minister zegt te werken aan het doorsluizen van de voorziene kostendaling aan de rederijen. Wij hebben het overigens al vaker gehad over de informatievoorziening van deze minister. Opnieuw komt een brief op het laatste moment binnen. In die brief gaat de minister uit van een besparing van 9 mln. Gezien de stevige bezuinigingen die Defensie treffen, vraag ik om deze besparing ten goede van de Defensiebegroting te laten komen. Het budget was immers al met 4,5 mln. verhoogd in de begroting voor 2012, dus het lijkt mij niet meer dan logisch om dit geld gewoon in de Defensiebegroting te storten.
Tot slot bestaat er nog onduidelijkheid over de inzet van reservisten. Mijn fractie is terughoudend hierin. Zoals mevrouw Eijsink al zei, is het op dit moment ook voorbarig. Ik ben wel tevreden met de conclusie van de minister dat de inzet van burgers als tijdelijke militairen voor VPD's op dit moment geen haalbare kaart is. Zijn argumenten zijn overtuigend. Zoals ik al heb gesteld, vind ik de inzet van Nederland bij het bestrijden van het symptoom piraterij al voldoende.
Mevrouw Hachchi (D66): Door de interruptie van de heer Hernandez en de antwoorden van de heer El Fassed moest ik even nadenken. Misschien kan de heer El Fassed mij helpen. Heeft de GroenLinks-fractie tot nu toe alle antipiraterijmissies gesteund? Ik kan mij in ieder geval herinneren dat de PVV-fractie de Atalantamissies niet heeft gesteund. Als het gaat om het effectief steunen van missies om piraterij te bestrijden, is de PVV-fractie dus degene die niet altijd steun heeft verleend. Ik weet niet meer of de GroenLinks-fractie alle missies heeft gesteund.
De heer El Fassed (GroenLinks): Naar mijn weten hebben wij die altijd gesteund. Net zoals D66 ziet mijn partij baat in een geïntegreerde aanpak van dit probleem en niet alleen in symptoombestrijding.
De heer Hernandez (PVV): Erg aandoenlijk: de blinde die de lamme helpt in het debat. Ik heb nog niet zo goed begrepen wat dan die structurele langetermijnoplossing is die de heer El Fassed voorstaat. Is dat in dit geval dan het opleiden van Al Qaida in Somalië? Hoe ziet de GroenLinks-fractie dat?
De heer El Fassed (GroenLinks): Dat is het bestrijden van dat soort symptomen in Somalië. Dat betekent dat je internationaal, met name samen met de Europese Unie, op zoek moet gaan. Dat gebeurt ook al, maar omdat er een Europese vlag op operatie Atalanta staat is de PVV niet bereid om deze vorm van bestrijding van piraterij te steunen. De bestrijding van piraterij en de problemen in de regio-Somalië moeten natuurlijk wel internationaal worden aangepakt. Je komt er niet door achter de dijken in Nederland te duiken en alleen steun te verlenen aan de Nederlandse vlag, in plaats van internationaal samen te werken omdat dit een internationaal probleem is.
De voorzitter: Het woord is aan de minister van Defensie voor zijn antwoord in eerste termijn.
Minister Hillen: Voorzitter. Ik dank de Kamer hartelijk voor haar inbreng in eerste termijn. Ik zal proberen om de verschillende punten af te tikken.
Ik begin met de brief die laat is verstuurd. Alle leden hebben daarover iets gezegd, hetgeen ik ook begrijp. Er zit echter niets achter. Het lijkt vaak zo dat er heel mooie bedoelingen achterzitten, maar er zit niets achter. Sterker nog: ik had die brief veel liever samen met de andere stukken naar de Kamer gestuurd. Mevrouw Eijsink had het over vrijdag de dertiende. Op vrijdag de dertiende was er overleg van de werkgroep. Er is op dat vlak bij wijze van spreken dag en nacht contact. Het punt van de financiën was heel simpel, zoals dat bij de overheid gaat. Op het moment dat je er met elkaar uit bent, moet je nog een paar rondjes maken, bijvoorbeeld naar Financiën, voordat je ermee naar buiten kunt komen. Wij hebben dat zorgvuldig gedaan. Zo gauw ik het klaar had, ben ik ermee naar buiten gekomen. Ik heb er binnenshuis juist op aangedrongen dat het hoe dan ook voor dit overleg moest. De tijd was inderdaad kort; dat geef ik toe. Ik ben echter blij dat ik het gehaald heb. Terwijl ik dus buiten adem sta te hijgen bij de deur, denkt de Kamer dat ik daar vast mijn bedoelingen bij heb gehad. Ik was echter echt buiten adem.
Ik ben blij dat wij met een nieuwe tarifering kunnen komen, zoals in de brief wordt gemeld. Gevraagd is of de tarieven marktconform zijn. Wat de overheid doet, is natuurlijk nooit marktconform. De overheid is namelijk geen marktpartij. Inzake het doorberekenen van de kosten aan partijen die ervan profiteren, probeert de overheid dit in alle redelijkheid en op een zorgvuldige manier te doen, zodanig dat de belangen van zowel de marktpartijen als de overheid optimaal worden gediend. Daarom hebben wij vorig jaar ook afgesproken om een jaar proef te draaien en met een bepaald tarief te werken, half-om-half. Ik heb de eerste VPD's zelfs ten koste van mijn eigen begroting gebracht, terwijl bekend is hoe moeilijk mijn begroting eruitziet. Dat was juist om de zaken op gang te brengen. De prijs die wij toen hebben bedacht, is tot stand gekomen op basis van een calculatie van onder meer het vervoeren van wapens, dus het militair vervoer om ze ter plekke te brengen. Dat waren de kosten die het zo hoog maakten. Als je met een militair vliegtuig adequate bewapening wilt brengen daar waar het nodig is en je moet over veertien landen heen vliegen, moet je die veertien landen toestemming vragen. Als je over 23 landen heen vliegt, moet je 23 landen toestemming vragen. Er zijn heel veel landen in de wereld. Voordat je dan weer antwoord hebt, is er weer een periode verstreken. Daarom duurt het langer en zijn ook de kosten hoger, want het apart wegsturen van een vliegtuig om deze reden kost gewoon ontiegelijk veel geld. Wij zijn dus begonnen met heel duur te zijn. Werkende weg proberen wij elkaar steeds meer te vinden, zoals ik zowel aan de Kamer als aan de reders heb gemeld.
Daarom hebben wij ook een werkgroep opgezet. Ik vind nog steeds dat deze werkgroep, waarin mensen van ons en mensen van de reders zitting hebben, heel goed draait. Wij hebben inzicht in elkaars problemen en elkaars mogelijkheden. Werkende weg proberen wij de moeilijkheden en problemen die er zijn, uit de weg te ruimen. Mijn insteek daarbij is altijd geweest dat de overheid de zwaardmacht heeft en dat de samenleving moet kunnen rekenen op die zwaardmacht indien dat nodig is. Ik heb mij verzet tegen particuliere beveiligers omdat ik vond dat de vrije zee niet moest worden overgeleverd aan de willekeur van de vrije markt op het punt van geweld. Dat moet bij de overheid blijven. Dat is inderdaad niet vanzelfsprekend. Er zijn landen om ons heen die dat niet doen. Ik vind dat opportunistisch. Ik vind dat wij als oud-koopvaardijland op dit punt gewoon onze eigen lijn moeten blijven volgen. In de eigen organisatie heb ik dan ook altijd gezegd dat wij hoe dan ook proberen om dit te bemensen en budgettair mogelijk te maken, hoe moeilijk dat ook is. Wij moeten het werkende weg gaan leren. De reders van hun kant hebben natuurlijk vaak in scherpe bewoordingen aangegeven wat hun problemen zijn. Die problemen zijn urgent. Het gaat om grote bedragen. Daarom is het ook goed dat wij, in overleg tredend met elkaar, elkaar geleidelijk aan steeds meer hebben kunnen vinden. Tot mevrouw Eijsink zeg ik dat ook de kapiteins daarbij in beeld zijn. Ook met de kapiteins hebben wij overlegd, evenals met de vervoerders. De partijen die relevant zijn en verantwoordelijkheid dragen, komen bij ons dus aan bod. Wij proberen met hen van gedachten te wisselen.
Wij zullen het draaiboek dat daarvoor wordt gehanteerd, verwerken in het beleidskader. Dat beleidskader wordt openbaar en zal de Kamer worden toegestuurd. De Kamer kan dan zelf zien langs welke lijnen wij proberen om met elkaar afspraken te maken.
Mevrouw Eijsink (PvdA): De minister heeft het over een draaiboek en een beleidskader. Ik krijg daarop graag een toelichting. Is dat het draaiboek van 2008 of gaat het om de extra criteria?
Minister Hillen: Ik doel op het draaiboek dat wij nu hanteren in de werkgroep, dus met de reders en Defensie. Dat draaiboek verwerken wij in een beleidskader. Dat beleidskader maken wij openbaar.
Mevrouw Eijsink (PvdA): Even voor de duidelijkheid: is dat het draaiboek van 2008, dat de Kamer vertrouwelijk heeft kunnen inzien, of is het een nieuw draaiboek dat de minister maakt met de werkgroep Vessel Protection Detachments?
Minister Hillen: Het baseert zich op 2008. Als het wordt gepubliceerd, zijn eventuele aanpassingen op grond van inzichten daarin meegenomen.
Mevrouw Eijsink (PvdA): Dus daarmee vervalt dan het draaiboek van 2008? Hoe werkt dat?
Minister Hillen: Ja, want het beleidskader alsdan is dan het geldende beleidskader.
Voorzitter. Wij hebben dus een jaar proefgedraaid. Dat is begonnen met twee afspraken; daarna zijn er geleidelijk aan meer gevolgd. Defensie heeft vervolgens medegedeeld dat zij zou proberen om in 2012 maximaal 50 VPD's te accommoderen. Gaandeweg heb ik alweer gezegd dat deze grens van 50 niet heilig is en dat het er ook wel 100 zouden kunnen worden. Dat was niet omdat ik dacht: er kan nog meer bij. Ik heb de behoefte van de reders altijd heel duidelijk gezien. Ik waardeer die ook. Tegelijkertijd probeer ik om binnen Defensie te kijken welke behoeften wij kunnen bedienen en wat wij mogelijk kunnen maken. Daarvoor is een bedrag gereserveerd op onze begroting. Wij zijn er altijd van uitgegaan dat de kosten samsam zouden worden gedeeld, waarbij Defensie een deel voor haar rekening neemt en de reders een deel. Gaandeweg zijn de kosten aanmerkelijk omlaag gebracht, bijvoorbeeld doordat wij opslagplaatsen in de regio hebben kunnen vinden, maar bijvoorbeeld ook doordat mariniers van het ene transport naar het andere konden gaan. Ook zijn de kosten belangrijk gedaald naarmate er meer VPD's actief zijn geworden.
Wij zijn dus tot een nieuwe kostenberekening gekomen die de Kamer in de brief van vandaag heeft kunnen zien. Is die concurrerend met die van particuliere bedrijven? Dat ligt eraan wat particuliere bedrijven daarvoor leveren. Als particuliere bedrijven met vier mensen aan boord gaan zitten, zijn ze goedkoper dan wij. Wij komen overigens niet met zestien of achttien mensen. De heer Hernandez heeft in dit kader gevraagd hoe groot de VPD's zijn. Dat ligt aan het transport en hoe het moet worden beveiligd. Een traag transport met drie sleepboten heeft meer beveiligers nodig dan een enkel schip. Wij moeten dus telkens wegen wat de beveiliging voor een schip moet zijn. Door de bank genomen zal het echter gaan om een kleiner aantal dan wij tot nu toe hebben ingezet. Als particuliere bedrijven met vier of vijf man zouden schermen, is dat voor ons te laag. Wij bieden namelijk 24/7 bescherming. Onze mariniers slapen dus niet. Beter gezegd: zij slapen om de beurt, maar het mariniersoog is niet dicht. Met andere woorden, wij nemen de verantwoordelijkheid voor de begeleiding van het schip over van de kapitein. Wij nemen dus ook de verantwoordelijkheid over voor wat er gebeurt. In geval van particuliere beveiligers echter moet een deel van de alertheid worden overgedragen aan de bemanning, als er bijvoorbeeld vier beveiligers geleverd worden, want die moeten ook slapen. Dat is dus een ander soort verantwoordelijkheid. Bij ons is die in handen van de militaire beveiliging en die militaire beveiliging is er 24/7.
De heer Knops (CDA): De minister schrijft in zijn brief terecht dat het tarief daalt door slimmere methodes en door goed na te denken over hoe je het kunt aanpakken. De grootste kostenpost zijn de mariniers. De minister is begonnen met achttien en zegt dat het verder zal gaan dalen. Ik ben het met hem eens dat je geen appels met peren moet vergelijken, maar de volgende vraag is wel relevant voor reders en voor de Kamer. Ten aanzien van de kosten is een dalende lijn zichtbaar. Waar gaat die eindigen? Het woord «marktconform» wil ik niet gebruiken, omdat het dat inderdaad niet is, maar het zou natuurlijk kunnen dat de minister met minder mensen dezelfde effecten kan bereiken. Hoe werkt dit in de praktijk uit? Voorziet de minister ruimte voor een verdere daling?
Minister Hillen: Dat zou kunnen. Ik ga ervan uit dat dit niet de laatste brief is die ik aan de Kamer heb gestuurd. De Kamer zal er nog een heleboel ontvangen, want er zullen nog veel ontwikkelingen volgen, zowel bij de reders als bij ons. We houden beiden de vinger heel krachtig aan de pols. Er zit misschien nog enige rek in het prijsniveau, maar niet verschrikkelijk veel. Met deze prijs zitten we, strikt genomen, ongeveer op het niveau van de particuliere beveiligers. In de prijs die we nu hanteren, gaan we er nog steeds van uit dat wij de helft van de kosten voor onze rekening zullen nemen. Daarom kun je niet spreken over marktconformiteit. De prijs die wij aanbieden, is dus de helft van wat het feitelijk kost. De andere helft komt uit de begroting. Als we zeggen «100 dit jaar nog», bedoelen we niet dat we qua bemensing in staat zijn om er 100 te accommoderen, maar dat we budgettair in staat zijn om er 100 te accommoderen. Het bedrag dat nu is gereserveerd en waarvan meer kan worden overgehouden omdat we op een lagere prijs zitten, is voldoende om ongeveer 100 VPD's dit jaar te accommoderen. Als er meer nodig zijn, zullen we dat zien. Dan zullen we opnieuw proberen om de reders tegemoet te komen.
Mevrouw Hachchi (D66): De minister zegt dat de toename van 50 tot100 VPD's alleen betekent dat we meer kunnen doen. Het heeft dus geen invloed op de capaciteit, het aantal mariniers? Komt daar geen wijziging in?
Minister Hillen: Jawel, het aantal mariniers per VPD zal minder kunnen worden. Er zal wel altijd een zodanig aantal moeten overblijven dat we kunnen waarmaken wat we doen: 24/7 een zodanige bezetting dat de veiligheid van de mariniers zelf goed genoeg geborgd is en we toch heel economisch kunnen werken.
Mevrouw Hachchi (D66): Dus het totaal aantal mariniers verandert niet? Er is binnen Defensie geen verschuiving in de capaciteit? Het gaat dus om hetzelfde aantal mensen dat er destijds was bij de 50 VPD's, en alleen door de efficiëntere inzet ...
Minister Hillen: Dat ligt eraan. Misschien heb ik meer mariniers nodig. Het ligt er echt aan. We proberen maatwerk te leveren voor wat de transporten nodig hebben. We moeten telkens bezien wat we moeten inzetten.
De heer Hernandez (PVV): Heeft de minister voldoende mariniers om deze klus te klaren?
Minister Hillen: In principe wel, maar het gaat mij niet alleen om mariniers. Het hoeven niet per definitie mariniers te zijn. Het gaat erom dat het goedgeoefende militairen zijn, die kunnen omgaan met geweldsescalaties en geweld kunnen inzetten op een verantwoordelijke en verantwoorde manier. Dat kunnen ook andere goedgeoefende militairen zijn; het hoeven niet per se mariniers te zijn. In principe begin ik uiteraard wel met de zeesoldaten en dat zijn de mariniers.
De heer Hernandez (PVV): Ik vraag het met een reden. We praten over reservisten en het inschakelen van gemilitariseerde burgers, maar eigenlijk hoeven we het daarover niet te hebben, want we hebben gewoon voldoende capaciteit in het Korps Mariniers.
Minister Hillen: Voorlopig ga ik ervan uit dat ik voldoende voorraad heb in het aantal actief dienende, geschikte militairen. Ik kom zo meteen nog nader te spreken over de reservisten.
Ik kom terug op de rechtsbescherming. Het Openbaar Ministerie volgt iedere VPD. Ieder geweldsincident wordt aan het OM gerapporteerd. Het gaat net zoals in Afghanistan, daar opereert de krijgsmacht ook met een directe link met het Openbaar Ministerie. Ook dat kan geen enkele particuliere beveiliger bieden. Een kapitein van ons weet dat de verantwoordelijkheid veilig is bij de Nederlandse militairen en dat, als hij binnen de afgesproken regels blijft, tot het pakket ook de juridische afhandeling na afloop hoort. Nederlandse militairen melden een geweldsincident en leggen verantwoording af over de toepassing van dat geweld. Wij bieden wat de overheid behoort te bieden: een pakket dat voldoet aan de voorwaarden van een rechtsstaat.
Ik ga terug naar de financiering. Vanaf nu gaan we proberen om de nieuwe tarieven te berekenen. In de afspraken die nu met de reders over VPD's worden gemaakt, worden de kosten volgens het nieuwe tarief berekend. Dat wil niet zeggen dat we gaan restitueren op het oude tarief. Het oude tarief viel immers binnen de oude afspraken. Ook daar zat een forse bijdrage in van de eigen begroting en die berekenen we ook niet met terugwerkende kracht aan de reders. Het boek getiteld «terugwerkende kracht» is gesloten. We gaan nu op de lagere prijs zitten.
De vraag is gesteld of de bescherming met VPD's zich kan uitstrekken tot West-Afrika. De manier waarop het nu werkt is dat er wordt verdedigd op het moment dat de piraten aanvallen. In operatie-Atalanta en operatie-Ocean Shield is daarnaast de afspraak gemaakt met de overheid van Somalië dat men toegang heeft tot de territoriale wateren. Aan de andere kant, in West-Afrika, zijn de kuststaten verantwoordelijk voor de territoriale wateren. De piraterij, als je het zo wilt noemen, aan de westkust is tot nu heel anders dan die aan de oostkust. Aan de westkust betreft het echte zeeroverij in de klassieke zin van het woord. Daar vallen zeerovers schepen aan en plunderen die. Het betreft meestal olietransporten. De criminelen proberen de lading te kapen en beroven de bemanning van kostbaarheden. Het is gewoon platte zeeroof. Een Nederlands schip dat vaart onder de vlag van Curaçao is daarbij betrokken geweest. Er zijn bij die actie gijzelaars meegenomen. We zijn daar nog steeds mee bezig. Het ging daarbij niet om olie. We zijn nog steeds aan het onderzoeken of er een andere tactiek achterzit van de zeerovers die daar aan de gang zijn. Het betreft echt een andere vorm van zeeroverij dan aan de Somalische kant.
De vraag is of we ook aan de westkust moeten gaan beveiligen. De zeerovers slaan daar doorgaans toe binnen de territoriale wateren, dus daar waar de kuststaat zelf verantwoordelijk is voor de toepassing van de rechtstatelijkheid. Dat die staten dat niet doen, is een tweede, maar je kunt daar pas ingrijpen als de internationale gemeenschap afspraken heeft gemaakt met die landen dat zij mag ingrijpen in de territoriale wateren. Dat kan niet zomaar van de ene dag op de ander. Als we het al gaan doen, moet het met de internationale gemeenschap gebeuren, onder andere op basis van mandaten. Nederland kan dit natuurlijk niet in zijn eentje doen. Het is aan de westkust van Afrika dus een heel ander verhaal dan aan de oostkust. Overigens, neemt u van mij aan dat de zee op het ogenblik heel gevaarlijk is en steeds gevaarlijker wordt.
De heer Hernandez (PVV): Kan de minister een overzicht maken van staten aan de westkust van Afrika die niet in staat zijn om zelf te voorzien in de bescherming van de eigen territoriale wateren? Hoeveel Nederlandse scheepvaart is daarmee gemoeid? Uit alle rapportages, bijvoorbeeld die van het International Maritime Bureau, blijkt dat dit een toenemend probleem is. Ik denk dat het daarom gerechtvaardigd is om hier op zijn minst onderzoek naar te doen of er in ieder geval serieus naar te kijken.
Minister Hillen: Daar heeft de heer Hernandez gelijk in. We zijn bezig om het in kaart te brengen. We zijn daar nog niet zo ver mee dat ik de Kamer er goed over kan infomeren; we zijn er nog internationaal mee bezig. Ook de veiligheidsdiensten zijn bezig om te kijken wat er binnenslands aan de hand is en hoe we de ontwikkelingen moeten meten. Nogmaals, het betreft een andere vorm van piraterij. Het heeft daar ook te maken met falende staten, in de zin dat er veel corruptie is. Aan de Somalische kant is de piraterij niet direct het gevolg van het feit dat de staat economisch of sociaal niet goed functioneert. Daar heb je te maken met de internationale criminaliteit die daar is neergestreken, die jongelui ronselt voor de piraterij en daar heel goed voor betaalt. Dar heeft dus te maken met internationale criminele kapitalen. Het kan zo overslaan naar bijvoorbeeld een beweging als Al-Shabaab, maar in principe betreft het internationale criminaliteit. Ik zeg dit met name tegen mevrouw Hachchi en de heer El Fassed, die spraken over het probleem van de falende staten. We komen volgende week nog over dit onderwerp te spreken in de discussie over de artikel 100-brief, maar ik denk dat het een illusie is om te zeggen dat als we daar gaan investeren in de economie we daarmee de piraterij een halt toe roepen. Bovendien hebben we ook niet de tijd om te wachten, als ik zie hoe lang het in Afghanistan duurt. De verdiensten voor piraten zijn zo extreem dat ze echt lachen om vriendelijke rechtstatelijkheid waarbij ze tegen het minimumloon daar ter plekke een baan kunnen vinden. Die verschillen zijn veel te groot.
Voor alle duidelijkheid wil ik opmerken dat Nederland op dit punt al veel doet, niet alleen via de EU of rechtstreeks maar ook via mariniers die met een VPD voedseltransporten voor Somalië beschermen. Met andere woorden, we proberen om ons daar ook militair te laten zien. Tot nu toe waren we het enige land dat dit deed.
De heer El Fassed (GroenLinks): Ik ontvang graag van de minister het totaalplaatje van de Nederlandse inzet bij de piraterijbestrijding, operatie-Atalanta, operatie-Ocean Shield, VPD's en de internationale inzet bij het oplossen van de problemen in de regio. Zo krijg je een beeld van de Nederlandse inzet op het totaal en kun je goed zien wat we besteden aan piraterijbestrijding. Ik denk te weten dat dit in financiële termen veel meer is dan we besteden aan structurele oplossingen. Ik wil graag dit plaatje zien. Kan de minister dat geven, misschien zelfs wel voor het debat van volgende week?
Minister Hillen: Dit onderwerp zal bij het debat van volgende week zeker aan de orde zijn. Een aantal cijfers moet van OS komen en niet van mij. De EU zit er met ongeveer 400 mln. per jaar in. Dat is op de schaal van de economie daar een behoorlijk aanzienlijk bedrag. Nederland heeft een aantal specifieke projecten daar uitgevoerd. Nederland is dus ook aan de kant van het development daar echt aanwezig, maar dat zal volgende week in het debat verder aan de orde komen. Natuurlijk is datgene wat militair gebeurt aanzienlijk, ook als je naar de internationale gemeenschap kijkt. De schade voor de internationale scheepvaart, de koopvaardij loopt echter in de vele miljarden. Het gaat echt om heel groot geld. Het is dus niet meer dan logisch dat we proberen de criminele elementen daar de kop in te drukken.
Ik kom op het punt van de reservisten. De heer Knops is een vurig pleitbezorger van de inzet van reservisten. Ik begrijp dat ook wel: reservisten willen graag, zijn zeer gemotiveerd en hopen dat er werk voor ze is, want ze komen uit de krijgsmacht, voelen zich daar thuis en willen als het nodig is graag hun steentje bijdragen. Mevrouw Eijsink wees echter al op het probleem dat de baas ook mee moet werken. Er zijn omstandigheden die het niet altijd voor de hand liggend maken om reservisten in te zetten. Ze moeten ook worden bijgeoefend. Natuurlijk acht ik reservisten hoog. Als ik ze nodig heb, zal ik zeker een beroep op ze doen, maar tot nu toe is het aantal militairen in werkelijke dienst dat ik kan inzetten zodanig dat ik aan de inzet van reservisten nog niet toekom. Ik neem deze positie expres duidelijk in, om de reservisten niet de illusie te geven dat ze binnenkort weleens nodig zou kunnen zijn. Nu weten ze waar zij aan toe zijn.
De heer Knops (CDA): Het zal de minister misschien verbazen, maar ik ben blij met dit antwoord. Het is namelijk geen doel van mijn fractie om reservisten in te zetten. Het doel is om ervoor te zorgen dat de minister kan voldoen aan de vraag naar inzet. De minister heeft al eerder in antwoord op vragen van de heer Hernandez duidelijk gemaakt dat als het niet kan met zeesoldaten, het wel kan met andere soldaten, mits uiteraard goed opgeleid. Er zijn natuurlijk veel meer soldaten die dit kunnen, na opleiding. Daar ben ik dus blij mee, mede namens de ChristenUnie ...
Minister Hillen: De heer Hernandez wil weten of alle schepen doelwit zijn en hoe het gaat met de bescherming. De eerste verantwoordelijkheid ligt natuurlijk bij de rederijen zelf, de heer Hernandez noemde het al. Natuurlijk gaat het erom dat zij de schepen afdoende beveiligen. Daar zijn een aantal technieken voor. Daarmee worden de schepen zeker niet onkwetsbaar; zeker langzaam varende transporten met lage boorden zijn altijd kwetsbaar. Men wordt niet onkwetsbaar maar men kan er zelf veel aan doen. Een hoge snelheid kan helpen; boven de 24 knopen wordt het bijna onmogelijk voor piraten om hun werk te doen. In principe staat de eigen beveiliging voorop. Voorzieningen zoals een citadel aan boord, van waaruit het schip bestuurd kan worden en van waaruit gecommuniceerd kan worden met de buitenwereld, zijn in deze onveilige tijden een bijna primaire noodzaak. Wij gaan ervan uit dat die voorzieningen aanwezig zijn. Daarnaast gaat het erom of de inzet van VPD's nodig is. Dat is een kwestie van overleg in de werkgroep. Men kan bijvoorbeeld ook konvooivaren. We gaan ook kijken welke route er precies gevaren moet worden. De heer Knops had het erover dat één VPD was afgewezen omdat het een ander gebied betrof. Dat ging om een schip dat voer van Lagos naar Mexico. Dat was dus een heel ander deel van de zee. Daarom is het verzoek afgewezen. In principe is het zo dat er dus konvooivaart mogelijk is. Er zijn ook militaire schepen in de buurt die surveilleren.
In de werkgroep maken we afwegingen. Daarbij gaat het er ook om of we op tijd kunnen leveren. We hebben de aanvraagtijd al behoorlijk teruggebracht. We zullen proberen om ook in geval van heel korte termijnen waar mogelijk van dienst te zijn. Shell dreigt met omvlaggen wanneer het gezien zijn termijnhandel niet binnen drie of vijf dagen kan. Ik denk echter dat zelfs particulier beveiligers eerst nog ergens heen zullen moeten gaan om beschikbaar te zijn als er om ze gevraagd wordt. Er zal altijd een termijn zijn. We doen wat we redelijkerwijs kunnen. Als het mogelijk is om van de ene VPD over te stappen op de andere en meteen door te varen, heb je kans dat je een nog kortere termijn kunt hanteren. We zullen proberen wat we kunnen.
Tien dagen, de initiële termijn die we nog hanteren, is redelijk voldoende om ons goed te kunnen voorbereiden en om de mensen en bewapening op tijd daar te krijgen. Overigens moeten de reders op het laatste moment nog weleens afwijken. Het gaat om handel die vaak onderhevig is aan dagafspraken, We zijn ons daar zeer van bewust, vandaar ook dat we hebben geprobeerd om het tot een redelijke termijn terug te brengen, waarbij we in voortdurend overleg zullen proberen om de reders waar mogelijk maatwerk te leveren.
De heer Hernandez vraagt ook of de inzet van VPD's structureel wordt opgenomen in de begroting. Dat is nu al het geval.
De heer El Fassed zegt dat je de winst die je boekt, moet aanwenden voor de begroting. Strikt genomen doen we dat al, want wat wij uitgeven komt van de begroting. We geven het alleen weer uit. Het is dus geld van de begroting. De prioriteit die we geven aan de VPD's leidt ertoe dat wij voor volgend jaar misschien zelfs meer zullen uitgeven, mocht dat nodig zijn. Het bedrag voor dit jaar kunnen we, denk ik, houden zoals het is, maar volgend jaar moeten we een afweging maken en in overleg met de reders kijken wat er nodig is.
De heer Dijkhoff haalt Milton Friedman aan, met een uitspraak over een overheid die het twee keer zo duur doet. Daarom doen we het ook voor de halve prijs ...
De heer Dijkhoff (VVD): U bevestigt inderdaad de theorie van Milton Friedman!
Minister Hillen: Beveiligers kunnen nooit de bescherming bieden die wij in de rechtstatelijkheid geven. Misschien is die zelfs wel onbetaalbaar.
Mevrouw Eijsink vraagt om de complete rekensom. Ik heb deze niet tot op de decimaal nauwkeurig, maar ik denk dat ik voldoende duidelijk heb gemaakt hoe deze som tot stand is gekomen. Na een eerste aanname op basis van de kosten, zijn we vervolgens tot een nieuwe berekening gekomen, die een weerslag vormt van de ervaringen en van de kostendrukking die inmiddels is opgetreden.
Er is gevraagd of de termijn van tien dagen ook de weekends behelst of dat deze betrekking heeft op maandag tot en met vrijdag. Ik ga ervan uit dat het gaat om tien dagen achter elkaar lopend, maar ik kijk even naar mijn ambtenaren. Ik hoor nu dat het gaat om tien werkdagen. Ik kom hierop terug. De wereld draait altijd door en oorlog gaat ook zeven dagen per week door.
Mevrouw Eijsink vraagt of reders inzicht hebben in de manier waarop het gaat. Ja. De werkgroep is er om dingen met elkaar uit te spreken en elkaar inzicht te bieden in de redeneringen. Volgens mij gaat dat goed. Ik heb een paar keer overleg met hen gehad.
Er is overleg in EU-verband over VPD's, maar dat betreft bilaterale overleggen. Er wordt weleens plenair iets in vergaderingen aan de orde gesteld en er wordt ook weleens langs de binnenlijn, tussendoor, schriftelijk wat uitgewisseld, maar het gaat voornamelijk in bilateraal verband. Ik ben daarbij voornamelijk bezig om mijn ambtgenoten te overtuigen dat de Nederlandse aanpak vanuit rechtsstatelijkheid te verkiezen is boven elke andere. Ik krijg dan bewonderende blikken maar nog niet altijd boter bij de vis.
Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik heb mijn vragen opgespaard. Ik kom terug op de financiën. In de rapportage van 13 april heeft de minister een aantal bedragen genoemd. In de brief van 19 april gaat het ook over bedragen. Ik begin het punt van de heer Hernandez over de evaluatie ietsje beter te begrijpen. Het zou goed zijn als de minister de Kamer een aanvullende brief stuurt over wat er allemaal in de rapportage van vrijdagmiddag staat over de middelen. Ik zeg dit niet om hem aan het werk te houden; het gaat erom dat de Kamer goed inzicht in en overzicht over de middelen die besteed zijn, krijgt. Dat betekent dus ook de vier depots. Op dat punt staat niets in de brief. Volgens mij werkt het nu in Singapore en zijn de andere in ontwikkeling. Kortom, welke depots werken wel en welke niet en wat moet nog worden aanbesteed? Voor de samenwerking die de minister heeft maar ook voor de informatiebehoefte van de Kamer is het fair en goed om die informatie te krijgen.
Mijn tweede punt betreft de criteria. Ik heb heel goed geluisterd naar de minister, want ik ken zijn woordkeuze inmiddels een beetje. Ik heb niet de indruk dat hier overlegd wordt over de criteria. Hij zegt dat hij overleg heeft en dat de mensen in de werkgroep met elkaar praten. Uiteraard praat u met elkaar, dat is goed, een werkgroep hoort te praten anders is er niets. Bespreekt de minister echter ook de criteria? Dat is iets heel anders. Ik vraag dit omdat ook in de brief van vandaag staat dat in specifieke gevallen – dat is ook nog een onbeantwoorde vraag – de termijn zelfs korter kan zijn.
Ik kom nog even terug op de werkdagen. Ik vraag er niet zomaar naar. De schepen liggen niet stil op zaterdag of zondag; daar hebben partijen geen belang bij. Mijn vraag is dus gewoon relevant. Ik heb ook nog gevraagd hoe het kan dat het aantal dagen nu teruggebracht kan worden van 30 werkdagen tot 10. Dat is een pluim waard, maar het is interessant om te weten wat erachter zit. Het is ook interessant om te weten wat die tien werkdagen dan precies zijn. Graag dus de definitie van wat in de ogen van de minister tien werkdagen zijn.
Minister Hillen: Ik begin met de brief. Ik moet natuurlijk niet brieven blijven sturen die vervolgens twee weken later weer worden ingehaald door de feiten. De heer Hernandez vroeg echt om een evaluatie. Ik kan me dat voorstellen, want de ontwikkelingen gaan snel. Tegelijkertijd echter is het moeilijk om een moment te kiezen waarop je ongeveer weet wat je wilt. Ik kan me het volgende voorstellen. In de eerste plaats wil ik graag evalueren, bijvoorbeeld ter gelegenheid van de begrotingsbehandeling aan het einde van dit jaar. Dan zijn we verder met het nieuwe regime en kunnen we overzien of er iets gebeurt. Ik wil in de tussentijd best een brief sturen over de prijsstelling en de zaken die mevrouw Eijsink net noemde, maar dat doe ik niet overhaast. Laten we zeggen dat die brief ergens voor half juni komt. Daarin kunnen we goed bezien hoe de dingen in elkaar passen en kan ik de nieuwste inzichten geven. Dan weerspiegelt de brief het goede overleg dat er is met de reders en het feit dat we niet proberen om elkaar iedere dag op te jagen maar dat we echt proberen om constructief met elkaar afspraken te maken. Zo heeft deze commissie inzicht in de opbouw van de prijzen en al dat soort zaken meer. Geeft u mij dat vertrouwen; de manier waarop ik bezig ben, heeft immers tot nu toe de instemming van de Kamer kunnen wegdragen. Ik ga dus geen gekke dingen doen op dit punt. We hebben het dus eigenlijk over de volgende kwartaalrapportage. Die zal eind volgend kwartaal bij de Kamer terechtkomen. Ik denk dat dat het moment is om dit te gaan doen.
Op het punt van de opslagplaatsen moet ik iets terughoudender zijn. Tot nu toe heb ik er open over gecommuniceerd. Ik heb ook gezien dat mij dat ter plekke niet altijd in dank wordt afgenomen, omdat men terughoudend is gezien bijvoorbeeld de veiligheid. Op het punt van opslagplaatsen zal ik dus met meer meel in de mond gaan praten. Misschien dat ik u er vertrouwelijk van op de hoogte moet stellen. Ik zal in ieder geval proberen om u zo goed mogelijk op de hoogte te houden.
De vraag over de criteria betreft semantiek, denk ik. Ik bedoelde: er wordt overlegd. Mevrouw Eijsink bedoelt te vragen of er ook wordt overlegd over de criteria en of de reders daar inspraak in hebben. Het antwoord is dat je in een werkgroep met elkaar praat. Het gaat om een overheidsdienst, dus wij moeten kunnen stipuleren, maar in principe proberen wij om zo goed mogelijk naar de reders te luisteren en hun belangen mee te wegen. Wij zijn als publiekrechtelijke organisatie echter wel de stipulerende partij. In die zin zijn wij degenen die uiteindelijk het draaiboek vaststellen.
Mevrouw Eijsink (PvdA): De minister heeft het naar aanleiding van de brieven over feiten die in twee weken achterhaald kunnen zijn. Dat gaat wel heel snel. We spreken over een brief van 9 januari van anderhalf kantje. Ik heb in mijn inbreng juist gezegd dat het niet gaat om de hoeveelheid. De minister zegt nu dat hij de feiten niet kan geven. De brieven die we hebben, bevatten niet zo veel informatie. Dat leert mij dat ik de volgende keer misschien toch feitelijke vragen moet stellen, ook al is het een korte brief. Ik wil de minister nogmaals vragen om in aanvulling op de brief van vanmiddag de Kamer te informeren over de kosten die gemaakt worden. Ik wil best waardering uitspreken en er zijn stappen gezet, maar houd het ordentelijk en overzichtelijk voor de Kamer wat er geïnvesteerd wordt. Het is in het belang van de minister en de reders om dit goed inzichtelijk te maken, dan kunnen we verdere stappen zetten. Als de minister die informatie pas bij de begroting geeft, zijn we al een halfjaar verder. Dat moet hij volgens mij niet willen. Ik wil graag af van het feitelijke vragen moeten stellen over een driemaandelijkse rapportage. Ik vraag de minister gewoon om de Kamer te informeren. Eigenlijk behoort dat nog bij de brief van vanmiddag. Het lijkt me dat ik niet overvraag.
Minister Hillen: Ik wil elke brief toezeggen, maar zo'n brief wordt meestal weer gevolgd door een overleg, wat vervolgens weer wordt gevolgd door een brief. Het is niet dat ik de Kamer niet wil informeren, maar ...
Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik protesteer hiertegen, voorzitter. Als de minister denkt dat hij op deze manier moet onderhandelen, lijkt me dat niet juist. Volgens mij is de Kamer zeer welwillend geweest. Over de brief van 9 januari zijn geen feitelijke vragen gesteld. De Kamer heeft ook over de brief van afgelopen vrijdag geen feitelijke vragen gesteld. Kortom, ik vraag gewoon ordentelijke informatie. Ik wil niet iedere keer dit spel van heen en weer. Ik vraag om normaal overleg met de Kamer. De Kamer heeft in dit proces de minister volstrekt niet overvraagd.
Minister Hillen: Daar hebt u gelijk in, maar we hebben ook afgesproken dat we op het punt van brieven en dergelijke zo terughoudend mogelijk zijn. Ik zal u echter een brief sturen.
Mevrouw Eijsink (PvdA): Dat is een eenzijdige afspraak. Het is aan de Kamer om daar goed mee om te gaan. Dat doen we ook graag. Ik spreek nu voor mezelf. Het kan echter niet zo zijn dat de minister voor ons gaat beslissen in dat proces. Liever niet.
Minister Hillen: De Kamer gaat over haar eigen agenda en ook over de brieven die zij krijgt. U krijgt van mij een brief waarin de berekening nog een keer op een rijtje wordt gezet. Dat is een uitwerking van de brief die u vandaag hebt gekregen. De evaluatie is grondiger werk. Ik wil toch voorstellen om die in de loop van het jaar te doen. Daarin geef je namelijk ook appreciaties over de ontwikkelingen. In de brief wil ik het hebben over de rapportage, een verslag van feitelijkheden, maar bij een evaluatie apprecieer je, en dat is een grondiger proces. Dat komt dan in de tweede helft van dit jaar naar de Kamer, zodat het kan worden meegenomen bij de begrotingsbehandeling aan het einde van het jaar.
De heer Hernandez (PVV): De strekking van mijn vraag over die evaluatie is als volgt. VPD's betreffen geen artikel 100-inzet. Het gaat om een inzet volgens artikel 97. Bij artikel 100 hebben we uiteindelijk goed geborgd hoe we dingen afhandelen en behandelen. De VPD's betreffen echter een nieuwe manier van het inzetten van militairen, buiten de artikel 100-procedure om. Ik hecht eraan dat we terugkijken. Dat hoeft niet elk kwartaal of elk halfjaar maar wel periodiek, op een andere manier dan gebeurt in de voortgangsrapportages, die heel procedureel zijn. Daarin staat heel feitelijk weergegeven dat er een x aantal schepen ondersteuning heeft gehad en wat het kostenplaatje daarbij was. Ik heb echter ook de behoefte terug te kijken om te bezien of er dingen zijn die verbeterd kunnen worden, die anders kunnen of die misschien niet goed op maat gesneden zijn. We hebben dit niet heel vaak aan de hand. Bij artikel 100 is het redelijk duidelijk maar bij dit verhaal niet; vandaar dat ik hecht aan een fatsoenlijke evaluatie.
Minister Hillen: Ik begrijp dat wel. Het geldt voor alle militaire activiteiten die er zijn. Daarvoor hebben we een begroting en een jaarverslag. Dit is een nieuwe loot aan de stam. Ik begrijp dat je iets extra's moet doen om inloggend daarbij te proberen om elkaars vorm daarin te vinden. Daarom zeg ik toe dat de Kamer tegen het einde van het jaar een eerste evaluatie krijgt die meegenomen kan worden bij de begrotingsbehandeling of op een ander moment besproken kan worden, als de Kamer haar anders agendeert.
Ik denk dat ik de meeste vragen heb beantwoord. Ik hoor het wel als dat niet het geval is.
De heer Hernandez (PVV): Voorzitter. Ik zal proberen om het binnen de tijd te houden. Ik begin met de minister te bedanken voor zijn antwoorden.
Ik heb de minister in eerste termijn een vraag gesteld over Shell. Daarbij sprak ik over de inzet van autonome VPD's. Ik heb tevens gevraagd of de minister had nagedacht over de optie om militairen te stationeren of te plaatsen op opstappunten, om zo de aanvraagtermijnen en de procedure te verkorten. Ik krijg daar graag nog een antwoord op.
We hebben het over de tien werkdagen gehad. Dit zijn natuurlijk bijzondere gevallen, het gaat om grote spelers die grote klussen krijgen. Daarbij is enige haast geboden en de tijd werkt dus in het nadeel. Ik wil graag dat de minister ingaat op die speciale situaties waarin de termijn eventueel kan worden verkort. Geldt dat voor deze situaties?
De heer Knops (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden.
In elk debat dat we over dit onderwerp voeren, zetten we een aantal stappen vooruit. Dat is positief. Het is volgens mij een soort drieslag tussen de reders, die continu aandacht vragen voor hun problemen, de Kamer, die daar naar luistert en iets mee doet, en de minister, die er ook naar luistert en iets mee doet. Soms denk ik dat het wel wat sneller zou kunnen, maar goed, het is beter dat het goed gaat en dat wij de druk erop houden en dat uiteindelijk het resultaat er ligt. In die zin ben ik helemaal niet ontevreden, laat ik dat maar gewoon zeggen.
De minister zegt dat er in West-Afrika een aantal problemen liggen. Dat begrijp ik. Het lijkt mij goed als de minister die problemen adresseert in de internationale fora waarin hij acteert. Piraterijbestrijding is alleen effectief als we op alle plekken waar het voorkomt erin slagen een oplossing te bedenken. Die oplossing hoeft niet altijd de inzet van VPD's te zijn; het kan ook zijn dat reders hun routes moeten verleggen of dat er afspraken moeten worden gemaakt met de betrokken landen. In ieder geval moet er een soort vangnet zijn waardoor de veiligheid in dat gebied toeneemt.
In eerste termijn heb ik de minister gevraagd of hij de verwachting heeft dat de vraag naar VPD's zal afnemen en dus ook de dreiging van piraten, als we inzet plegen op de kusten en ingrijpen in de logistieke lijnen van piraten.
De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Ik heb ook nog een punt over West-Afrika. Ik begrijp dat het daar juridisch anders ligt en dat de lichten daar internationaalrechtelijk nog niet op groen staan. Dat houdt de piraten echter niet tegen. Als het probleem daar toeneemt en de minister van de reders meer en meer signalen ontvangt dat het daar mis is, is het zaak om er op tijd bij te zijn. Dan hoeven we niet te gaan praten over juridische zaken als het probleem al heel groot is geworden, maar kunnen we op tijd actie ondernemen. Ik hoor graag hoe de minister dit traject ziet.
Tot slot nog een opmerking over de privaatpublieke mix en de kosten daarvan. Ik begrijp goed dat het tweemaal zo duur is en alleen maar net zo duur wordt doordat de belastingbetaler de helft van de rekening betaalt. Het grootste punt van de minister was dat de dienstverlening van het leger onbetaalbaar is. Dat zal ik niet tegenspreken, maar ik merk nog wel even op dat het onbetaalbare nu juist de grote kritiek van Milton Friedman op een te grote overheid was.
Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Die hebben bij mij echter wel twee vragen opgeroepen.
De eerste vraag is een gemakkelijke. De minister had het over de westkust. Hij maakte daarbij een verschil tussen piraten en zeerovers. Kan hij ingaan op dat verschil? Ik werd er enigszins door verrast.
De tweede vraag heb ik geprobeerd om in een interruptie beantwoord te krijgen, maar ik probeer het nogmaals. De minister heeft het erover dat er nu 100 VPD's mogelijk zijn. Dat waren er eerst 50. In hoeverre verandert dat iets aan de capaciteit, dus het aantal mariniers dat wordt ingezet? Het zijn geen special forces, maar het gaat wel een beetje die richting op: niet iedere marinier kan die taak vervullen. Graag een toelichting van de minister in hoeverre er verandering komt in de totale capaciteit die hij ter beschikking heeft door deze kostenbesparingen, ook ten aanzien van de extra inzet die hij gaat plegen.
Ik steun de collega's die vragen om een brief van harte. We willen niet wachten op de begrotingsbehandeling. Ik doel dan op een brief met informatie die we het liefst vandaag al hadden gehad.
Dan wat betreft het land. De oplossing is in tweeën. We begrijpen allemaal dat twintig jaar wegkijken van Somalië heeft geleid tot de situatie die we nu hebben. Dat betekent dus dat je piraterij moet bestrijden, ja. Daarnaast moet er aandacht zijn voor wat er op het land gebeurt. Mijn kritiek is dat er bij dit kabinet onevenwichtigheid is: wel de d van defensie, maar niet de d van development en diplomacy.
Mevrouw Eijsink (PvdA): Voorzitter. Volgens mij zijn we nu hier bezig met het maken van structureel beleid. Gaandeweg komen er allerlei vragen naar voren die in feite in een structureel beleidskader thuishoren. De minister had het er al over dat er een nieuw beleidskader komt. Ik heb de brief van vanmiddag voor me. Daar staan zaken in zoals de verkorting van de aanvraagtermijn tot tien werkdagen of zelfs nog minder en de verlaging van de vergoeding waardoor er volgens de minister meer kan worden aangevraagd. Het is wellicht goed om daar nog wat nader op door te gaan. Ik heb het idee dat de collega's proberen er vragen over te stellen maar dat het nog niet voldoende duidelijk is.
De minister zegt dat hij, ook al komen er nog 100 aanvragen binnen, deze allemaal zal honoreren binnen de criteria. Hij brengt het terug in middelen en hij brengt het naar beneden, dus voor iedereen wordt het aantrekkelijker. Het is natuurlijk zo dat meer mensen beschermd kunnen worden en dat is uiteindelijk het doel waar we al tijden over spreken. Kan de minister daar wat meer op ingaan? In de laatste alinea van de brief van vanmiddag schrijft de minister dat de kaders meegenomen zullen worden voor de in interdepartementaal verband nader uit te werken ontwerpbegroting, het uitstippelen van beleid voor de komende periode. Terugkijkend waren we incidenteel bezig en gaan we nu structureel bezig zijn. Kan de minister behalve de brief die al is toegezegd over de structurele opbouw van het beleid, wat verder reageren op dit punt? Het is namelijk van het grootste belang dat we weten waar we met zijn allen naartoe gaan.
Ik sluit me aan bij het punt van collega Hachchi. Kan de minister uitleggen wat het verschil is tussen piraten en zeerovers?
We zeggen vaak dat bij het bestrijden van piraterij ook iets moet gebeuren op het land. Deze regering heeft echter besloten om een aantal landen niet te steunen met ontwikkelingssamenwerking. Het moet duidelijk worden waar we al dan niet naartoe gaan, ook in internationaal verband met andere landen. Dat is niet onbelangrijk.
Dit zijn mijn belangrijkste punten. Ik zie uit naar de brief die nog komt, te betrekken bij een volgend overleg. Ook zie ik uit naar het beleidskader waarin structureel een notitie wordt neergelegd die uitgaat van al die onderwerpen die de collega's ook hebben genoemd. Dan zetten we echt stappen voorwaarts.
Over de reservisten heb ik niet veel nieuws gehoord. Gezien de dubbelkerigheid van werkgevers en reservisten – mensen moeten het zelf willen – zijn we, denk ik, nog lang niet toe aan de inzet van reservisten.
Als ik de minister goed beluister, zegt hij dat het niet uitmaakt wat de aanvragen zijn. Hij heeft voldoende mensen opgeleid die direct kunnen worden ingezet. Misschien is er nog een bevestiging nodig van zijn kant op dit punt.
De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Er is al veel gevraagd. Mijn fractie benadrukt dat op het punt van geïntegreerd of coherent beleid de ene bewindspersoon vaak verwijst naar de andere. Dit zal ook volgende week in het debat aan de orde komen. Vaak kiest men eerder voor het bestrijden van symptomen dan voor een geïntegreerde benadering waarmee je zowel de symptomen aanpakt als aandacht hebt voor de structurele oplossing. De minister verwijst voor de structurele oplossing naar de heer Knapen en naar een beetje ontwikkelingssamenwerking. Dat is dus geen coherent beleid, dat is geen geïntegreerde visie hoe je dit probleem structureel aanpakt, niet alleen als Nederland maar ook Europees en internationaal. Daarover volgende week meer.
Dan de informatievoorziening. Natuurlijk hoort bij dit soort zaken dat de Kamer goed geïnformeerd blijft. Het mag echt geen bezwaar zijn; we hebben hier immers al vaker gesproken over informatievoorziening. Zelfs de heer Hernandez zal het met mij eens zijn dat de informatievoorziening gewoon op orde moet zijn. Uiteraard zal uiteindelijk ook een grondige evaluatie moeten plaatsvinden, zoals collega Hernandez ook heeft gezegd. Wij zijn het daar van harte mee eens.
Minister Hillen: Voorzitter. Dank aan de Tweede Kamer voor de tweede termijn.
De heer Hernandez heeft een vraag over Shell. Hij wil weten of de inzet van autonome VPD's mogelijk is. Het antwoord is ja. Militaire opslagpunten, zodat je hier en daar voorraden hebt, waren vroeger in de goede oude VOC-tijd de gewoonte, door lokale forten. Die kunnen we nu nog bewonderen. Ze zouden nu te duur en onhandig zijn. Bovendien moet je dan met plaatselijke overheden organiseren dat er vreemde militairen op hun terrein gevestigd zijn en dat die echt alleen maar aanwezig zijn om op schepen te stappen. Dat is ingewikkeld. Dat zie ik dus niet als mogelijkheid. Autonome VPD's kunnen echter wel. Overigens zullen wij proberen, ook voor Shell, om te leveren wat kan, maar het is natuurlijk ook zo dat de spanning van de termijnmarkt wel heel erg veel flexibiliteit veronderstelt. We zullen echter voortdurend kijken wat we kunnen doen.
De heer Hernandez (PVV): Die VOC-mentaliteit spreekt me wel aan. Ik heb zojuist ook nog een vraag gesteld over de werkdagen, specifiek in dit kader.
Minister Hillen: Terwijl de leden aan het stemmen waren, heb ik geprobeerd om wat wijzer te worden over de werkdagen. Het gaat om een gemiddelde van tien dagen; het kunnen er dus ook minder of meer zijn. Dit heeft niet zozeer te maken met de bureaucratie hier op het Plein, maar met de bureaucratie ter plekke. Er zijn islamitische feestdagen waarop niet wordt gewerkt, er zijn andere feestdagen of weekends waarop niet wordt gewerkt etc. Soms kun je hier iets niet voor elkaar krijgen en soms daar, maar gemiddeld is het tien dagen. Het kan korter zijn maar het kan ook veertien dagen zijn. We hebben daarom een gemiddelde van tien dagen in onze presentatie opgenomen.
De heer Hernandez (PVV): De minister verwijst in zijn brief naar specifieke gevallen, maar het is niet verbijzonderd. Laat ik de vraag anders stellen: in wat voor gevallen kan het korter? Het kan immers blijkbaar soms korter.
Minister Hillen: Als ze bijvoorbeeld kunnen overstappen van het ene transport op het andere. Als een schip aankomt in de haven van Mumbai of ergens in Singapore en er gaat een ander transport de volgende dag weg, kun je leveren in één dag. Dat komt voor en dan is de periode opeens heel kort. Mariniers aanvliegen kan ook binnen een dag, dat is geen probleem. Wapens aanvliegen kan iets langer duren, maar als er een regionale wapenopslagplaats is, kan het op korte termijn gebeuren. Voor de rest heeft het bijvoorbeeld te maken met het moment waarop de aanvraag wordt gedaan en het overleg wat daarover plaatsvindt. Ik denk dat er hierover tussen de reders en ons geen grote verschillen van mening bestaan. De problemen die de reders hebben, hebben niet te maken met onze bureaucratie maar komen doordat de flexibiliteit van de markt en het snel moeten kunnen beslissen, erg hoge eisen stellen aan eenieder met wie zij te maken hebben. Op dat punt groeien we erg naar elkaar toe. We zijn begonnen met, naar ik meen, een termijn van zes weken. U ziet dus wat een voortgang we al hebben geboekt. Ik hoop dat we elkaar onder druk kunnen houden op dit punt. Wij zijn bereid om naar die druk te luisteren.
De heren Knops en Dijkhoff en mevrouw Hachchi hebben vragen gesteld over West-Afrika en het verschil tussen zeeroverij en piraterij. What's in a name ... Ik bedoelde het volgende. Aan de oostkust proberen de criminelen om schepen te veroveren om die vervolgens met bemanning en al te gijzelen en daar een losprijs voor te bedingen. Aan de westkust daarentegen roven de criminelen het schip leeg. Zij zijn daar dus in principe niet geïnteresseerd in gijzelaars. Dat er pas wel gijzelaars zijn genomen, is een uitzondering. Ik heb overigens zojuist gehoord dat die gijzelaars inmiddels zijn vrijgelaten. Over het algemeen echter probeert men aan de westkust de lading te confisceren. Het is bovendien vrij specifiek. Nigeria is een olieland, het gaat vaak om oliehandel. Omdat het om specifieke handel gaat, kunnen de schepen vaak niet omvaren. De handel is vaak op Nigeria gericht en het probleem doet zich met name voor in de kustwateren bij Nigeria. Andere routes kiezen is in dit geval dus niet aan de orde. Het probleem heeft de aandacht, met name van de landen die er het meeste last van hebben. In dit geval is dat niet Nederland. Ik voorzie dat er vroeger of later internationaal actie zal worden ondernomen op dit punt. Ik heb nog niet gehoord dat er al een plan voorhanden is, maar ik sluit het zeker niet uit.
De heer Knops wijst op het debat van volgende week, over de hardere aanpak van piraten. We hebben al succes geboekt met deze hardere aanpak, want het aantal gegijzelde schepen is beduidend lager dan een of twee jaar geleden. Je ziet dus dat er wel degelijk een zekere ontwikkeling in zit. Die is wellicht niet alleen aan ons toe te rekenen, maar deels waarschijnlijk wel. Echter, dan nog zullen we voorlopig moeten doen wat we moeten doen. De onveiligheid is namelijk nog groot en de criminelen opereren niet meer alleen in de kustwateren maar veel breder. Ook als er op een gegeven moment nog maar één schip gegijzeld zou zijn, is dat voor mij nog geen reden om af te zien van VPD's.
Toen de heer Dijkhoff zag dat de minister van Defensie en Milton Friedman ongeveer dezelfde lijn aanhielden, zei hij dat het ten koste gaat van de belastingbetaler. In zekere zin is dat zo, maar dat geldt natuurlijk voor geheel Defensie. Defensie biedt veiligheid en daar heeft de belastingbetaler geld voor over. Wat mij betreft wat te weinig geld, overigens ... De inzet van VPD's is een vorm van veiligheid die niet direct krijgsgericht is, maar gericht op de particuliere koopvaardij. Juist dat hoort, heel klassiek, bij de Nederlandse krijgsmacht. In een eerder debat heb ik al opgemerkt dat onze marine zelfs is opgericht met dit doel. Ik vind het heel goed dat we in deze tijd weer laten zien dat we dit nog beheersen en dat we het met preferentie doen. Dus, ja, het is misschien duur, maar de belastingbetaler heeft het er, denk ik, graag voor over.
Dan de vraag over het aantal mariniers. Voorlopig heb ik capaciteit voldoende. Als het echt spanningen gaat geven, tref ik maatregelen – je kunt het immers zien aankomen – want de prioriteit is erg hoog. Ik probeer dan om op tijd maatregelen te nemen. Ik kom dan langs bij de leden om uit te leggen waar de spanning precies zit en wat ik wil doen.
Mevrouw Hachchi heeft het erover dat twintig jaar wegkijken dit heeft gebracht. Niet alleen twintig jaar wegkijken; ik denk dat de belangrijkste aanleiding tot de piraterij daar is dat de Somalische visgronden zijn leeggevist door Europese landen. Het was een directe confrontatie om het economisch belang. Maar dan nog. Dat zou zo zijn en daarom zitten wij daar ook echt wel. De heer El Fassed zegt dat het kabinet het niet evenwichtig doet, maar dat weet ik niet. Ik weet wel dat we er op het punt van development, zowel sociaal als economisch, niet op achteruit zijn gegaan en op het punt van piraterij vooruit, dus in die zin is er wellicht een ander evenwicht komen te liggen. We zijn aan de militaire kant gaan intensiveren, ik denk met succes. Zoals ik al zei, begeleiden we ook voedseltransporten. We zullen volgende week verder spreken over dit onderwerp. Als je ziet hoeveel landen er op de wereld zijn die hulp nodig hebben en als je ziet wat wij proberen te doen op het vlak van duurzaam opbouwen in deze failed states voor de oostkust van Afrika, is onze bijdrage toch wel aanzienlijk, ook binnen Europa gezien, waarvan wij deel uitmaken en waaraan wij onze bijdrage leveren.
Alle aanvragen worden niet gehonoreerd maar alle aanvragen worden wel in de werkgroep ingebracht. Vervolgens wordt er gewogen, gekeken of het kan en bezien of het volgens het draaiboek is. Als het volgens het draaiboek is en het klopt, worden de aanvragen gehonoreerd. Dit betekent dat er veel meer aanvragen zullen komen. Ik denk ook dat de nieuwe tariefstelling ertoe zal leiden dat ook kleinere reders mogelijkheden zien. Daar zullen we proberen gevolg aan te geven. Het is dus niet een kwestie van u vraagt, wij draaien; maar een kwestie van, u vraagt, wij toetsen, en daarna draaien wij.
Het gaat om beleid in ontwikkeling. Dat heeft interdepartementale consequenties, bijvoorbeeld op het punt van de begrotingsgelden en de belangen die daarmee gemoeid zijn. Het heeft ook te maken met de ministeries van Justitie en van I en M. We hebben afgesproken dat er een evaluatie komt. De Kamer krijgt daar eerst nog een brief over. Ik vind het nog te vroeg om nu al heel stevig beleid te formuleren; het is beleid in ontwikkeling.
Mevrouw Eijsink heeft gevraagd of er voldoende mariniers inzetbaar zijn. Het antwoord is voorlopig: jazeker. Ik zal mijn uiterste best doen om aan de vraag te voldoen.
De voorzitter: Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd:
– De minister stuurt de Kamer binnen twee weken een brief met nadere informatie over en een toelichting op de berekeningen en de kosten van de inzet van de VPD's, als vervolg op de brief van 19 april 2012.
– De minister stuurt de Kamer een evaluatie van de inzet van VPD's voor de begrotingsbehandeling in het najaar van 2012.