Voorgesteld 3 november 2011
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat de minister van plan is om de zomervakantie in het voortgezet onderwijs met een week te verkorten;
overwegende, dat niet vaststaat dat deze maatregel helpt om de werkdruk van leraren te verminderen;
overwegende, dat niet vaststaat dat deze maatregel bijdraagt aan een betere invulling van de onderwijstijd;
overwegende, dat leraren deze maatregel beschouwen als een verslechtering van hun arbeidsvoorwaarden en zij zich er daarom tegen verzetten;
overwegende, dat het nut van nieuw onderwijsbeleid bij voorkeur empirisch wordt onderbouwd;
verzoekt de regering eerst een proef te doen met de inkorting van de zomervakantie en deze te evalueren, voordat deze maatregel voor het gehele voortgezet onderwijs wordt doorgevoerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Klaver