Het advies van de Afdeling van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).
Dit voorstel van wet strekt tot implementatie van een deel van richtlijn nr. 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaardproductinformatie van energiegerelateerde producten (PbEU L 153)1 (hierna: Richtlijn nr. 2010/30/EU). Voor het overige zal de implementatie van deze richtlijn plaatsvinden in het Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur.
Op grond van deze richtlijn kunnen voor verschillende soorten producten etiketten worden vastgesteld met betrekking tot het verbruik van energie en andere hulpbronnen als water. Deze richtlijn vervangt de Richtlijn nr. 92/75/EEG van de Raad van 22 september 1992 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaardproductinformatie van huishoudelijke apparaten (PbEG L 297). Laatstgenoemde richtlijn zag uitsluitend op toestellen en installaties, met name van huishoudelijke aard. Richtlijn nr. 2010/30/EU heeft de reikwijdte verbreed tot alle energiegerelateerde producten. Het is daarom noodzakelijk ook de reikwijdte van de Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie te verbreden, zodat deze tevens grondslag biedt om regels te stellen over energiegerelateerde producten, niet zijnde toestellen of installaties. Te denken valt aan vormen van isolatie of waterbesparende douchekoppen.
Onderdeel I van dit wetsvoorstel wijzigt de citeertitel van de Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie. De verwijzing naar EG-richtlijnen is onder het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie niet langer juist, omdat de richtlijnen onder dat verdrag EU-richtlijnen zijn. De nieuwe citeertitel «Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie» omvat zowel EG-richtlijnen als EU-richtlijnen.
Dit wetsvoorstel is voorgelegd aan de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) voor een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets. De VWA acht dit wetsvoorstel uitvoerbaar en handhaafbaar.
Dit wetsvoorstel betreft implementatie van de Richtlijn nr. 2010/30/EU waarvoor de omzettingsdatum voor de regelgeving is vastgesteld op 20 juni 2011. Het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten maakt een uitzondering op de twee vaste inwerkingtredingsmomenten (1 januari en 1 juli) en de publicatietermijn van twee maanden wanneer het gaat om implementatie van Europese regelgeving (uitzonderingsgrond 4).
Dit wetsvoorstel betreft de implementatie van de herziene kaderrichtlijn inzake energie-etikettering in de Nederlandse wetgeving. Richtlijn nr. 2010/30/EU brengt energiegerelateerde producten onder de reikwijdte van de richtlijn. Ter invulling van de kaderrichtlijn zullen gedelegeerde handelingen worden opgesteld. Op dit moment is nog niet bekend voor welke nieuwe energiegerelateerde producten deze gedelegeerde handelingen daadwerkelijk zullen worden opgesteld en welke eisen hierin precies zullen worden gesteld. Het is nu dan ook nog niet mogelijk aan te geven wat in de toekomst de stijging van de administratieve lasten zal zijn die samenhangt met de verbreding van de reikwijdte van de richtlijn. De inwerkingtreding van het nu voorliggende wetsvoorstel leidt niet direct tot administratieve lasten. Pas als een Europees vastgestelde gedelegeerde handeling wordt opgenomen in een algemene maatregel van bestuur kunnen nieuwe verplichtingen voor het bedrijfsleven ontstaan. Nederland heeft bij de onderhandelingen over de herziening van de richtlijn in Brussel erop aangedrongen dat bij het opstellen van de gedelegeerde handelingen de doelmatigheid en lastendruk in het oog dienen te worden gehouden.
Artikel I
Onderdelen A tot en met D en F
Op grond van de Richtlijn nr. 2010/30/EU kunnen gedelegeerde handelingen vastgesteld worden voor energiegerelateerde producten. De aanpassing in de onderdelen A tot en met E en onderdeel G beoogt de delegatiegrondslag in de Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie op gelijke wijze te verbreden. Door aanpassing van het begrippenapparaat is de hele wet in lijn gekomen met de richtlijn.
De definitie van energiegerelateerd product in Richtlijn nr. 2010/30/EU bevat de term «goed» waar in Nederland ook vermogensrechten onder worden verstaan (op grond van artikel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek). Daarom is de definitie op dat deel aangepast en wordt de term «zaak» gebruikt. Inhoudelijk is daar geen onderscheid mee beoogd.
Ten overvloede, onder energiegerelateerde producten worden ook vervoersmiddelen verstaan. Dit is relevant voor de uitvoering van de Richtlijn 1999/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende de beschikbaarheid van consumenteninformatie over het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot bij de verbranding van nieuwe personenauto's (PB 2000, L 12) en het Besluit etikettering energiegebruik personenauto’s.
Onderdeel E
Artikel 31 van de Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie verwijst nog naar het vervallen artikel 18. Deze wijziging herstelt dat.
Onderdeel G
Onderdeel H implementeert de mogelijkheid dat de toezichthoudende ambtenaren verbieden dat producten die niet voldoen aan de gedelegeerde handelingen in de handel worden gebracht of in gebruik genomen worden, dan wel te bevelen dat deze uit de handel worden genomen. Deze bepaling vloeit voort uit artikel 3, tweede lid, van Richtlijn nr. 2010/30/EU.
Onderdeel H
De citeertitel van de Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie wordt aangepast omdat met dit wetsvoorstel tevens een EU-richtlijn (Richtlijn nr. 2010/30/EU) wordt omgezet. De naam van de wet wordt daarom aangepast en duidt niet langer enkel EG-richtlijnen aan maar meer algemeen «EU-richtlijnen». Onder deze benaming worden tevens richtlijnen verstaan die tot stand zijn gekomen voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Bepaling EU-regeling | Bepaling in implementatie-regeling of in bestaande regelgeving; toelichting indien niet geïmplementeerd of uit zijn aard geen implementatie behoeft | Omschrijving beleidsruimte | Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van beleidsruimte |
---|---|---|---|
Artikel 1, eerste lid | Behoeft naar zijn aard geen implementatie | ||
Artikel 1, tweede lid | Behoeft naar zijn aard geen implementatie | ||
Artikel 1, derde lid, onder a | Artikel 2, derde lid, onder a, Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 1, derde lid, onder b | Behoeft geen implementatie, gedelegeerde regeling ziet niet op vervoersmiddelen | Zie toelichting op artikel I, laatste alinea. | |
Artikel 1, derde lid, onder c | Deels geïmplementeerd in artikel 6, derde lid, Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur en wordt verder daarin geïmplementeerd | ||
Artikel 2, onder a | Artikel I, onder A, van dit wetsvoorstel | De term «goed» die in de richtlijn gebruikt wordt, is in deze definitie vervangen door «zaak». | De term «goed» wordt in het Burgerlijk Wetboek tevens gebruikt voor vermogensrechten. Gekozen is dus om de term «zaak» te gebruiken, die enkel slaat op voor menselijke beheersing vatbare objecten. |
Artikel 2, onder b | Artikel 1, eerste lid, onder e, Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 2, onder c, | Artikel 1, eerste lid, onder f, Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 2, onder d | Artikel 1, eerste lid, onder g, Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 2, onder e en f | Wordt geïmplementeerd in het Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 2, onder g | Artikel 1, eerste lid, onder d, Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 2 onder h | Artikel 1, eerste lid, onder c, Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 2 onder i tot en met k | Wordt geïmplementeerd in het Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 3, eerste lid, onder a | Behoeft naar zijn aard geen implementatie | ||
Artikel 3, eerste lid, onder b | Wordt geïmplementeerd in het Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 3, eerste lid, onder c en d | Wordt geïmplementeerd door feitelijk handelen | ||
Artikel 3, tweede lid, | Artikel I, onderdeel G, en wordt verder geïmplementeerd in het Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 3, derde en vierde lid | Behoeft naar zijn aard geen implementatie | ||
Artikel 4, onder a | Systeem van Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 4, onder b | Behoeft naar zijn aard geen implementatie | ||
Artikel 4, onder c | Deels geïmplementeerd in artikel 7 van het Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur en wordt verder daarin geïmplementeerd | ||
Artikel 4, onder d | Deels geïmplementeerd in artikel 7 van het Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur en wordt verder daarin geïmplementeerd | ||
Artikel 5, onder a | Artikel 3, eerste lid, Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 5, onder b | Artikel 5 Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur en bijbehorende regelingen | ||
Artikel 5, onder c, eerste alinea | Artikel 5 Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 5, onder c, tweede alinea | Wordt geïmplementeerd in het Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 5, onder d, eerste alinea | artikel 3, vijfde lid, Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 5, onder d, tweede alinea | Wordt geïmplementeerd in het Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 5, onder e | Artikel 3, eerste lid, Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 5, onder f | Artikel 3, zesde lid, Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 5, onder g en h | Wordt geïmplementeerd in het Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 6 | Wordt geïmplementeerd in het Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 7 | Deels geïmplementeerd in artikel 7 van het Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur en wordt verder daarin geïmplementeerd | ||
Artikel 8 | Wordt geïmplementeerd in het Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | ||
Artikel 9, eerste en tweede lid | Aan deze bepaling wordt uitvoering gegeven door middel van de beleidsregels inzake Duurzaam inkopen | Lidstaten kunnen kiezen om uitsluitend de aankoop van de hoogste categorie toe te staan, of om de toepassing van deze bepaling te laten afhangen van kosteneffectiviteit, economische haalbaarheid, technische geschiktheid en voldoende mededinging. | Bij de uitvoering in beleidsregels zal de mogelijkheid om niet het meest energie-efficiënte product aan te kopen maar een ander product toegestaan worden met het oog op voornoemde omstandigheden. |
Artikel 9, derde en vierde lid | Wordt geïmplementeerd in het Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur | Bij het toekennen van stimulansen kunnen hogere eisen gesteld worden dan die op grond van deze richtlijn. | Per stimuleringsmaatregel zal dat moeten worden bekeken. |
Artikel 10 tot en met 14 | Behoeft naar zijn aard geen implementatie, norm richt zich tot Europese instanties | ||
Artikel 15 | Artikel 33, derde lid, van de Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie (zie Artikel I, onderdeel G) | Lidstaten kunnen passend sanctiestelsel kiezen. | Het bestaande sanctiestelsel op grond van de Wet economische delicten wordt niet gewijzigd in dit wetsvoorstel. |
Artikel 16 tot en met 19 | Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M. J. M. Verhagen