Vastgesteld 14 mei 2018
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben op 12 april 2018 overleg gevoerd met de heer Blok, Minister van Buitenlandse Zaken, over:
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 9 april 2018 met het overzicht van de actuele politieke en humanitaire situatie in Jemen en de Nederlandse inzet terzake (Kamerstuk 32 623, nr. 215);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 21 februari 2018 met de reactie op het verzoek commissie inzake een appreciatie van het rapport van het Panel of Experts van het VN-sanctiecomité voor Jemen (Kamerstuk 32 623, nr. 198).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Pia Dijkstra
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor
Voorzitter: Pia Dijkstra
Griffier: Van Toor
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Becker, Pia Dijkstra, Van Helvert, Karabulut, Kuzu, Van Ojik, Van Rooijen en Sjoerdsma,
en de heer Blok, Minister van Buitenlandse Zaken.
Aanvang 10.02 uur.
De voorzitter:
Welkom bij dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. We hebben het over Jemen met de Minister van Buitenlandse Zaken, die ik dan ook van harte welkom heet, evenals zijn ondersteunende ambtenaren. We hebben vijf minuten spreektijd afgesproken. Daar kan niet overheen gegaan worden. Ik roep u op om de interrupties te beperken tot vragen en om ook de antwoorden daarop te beperken, zodat we alles binnen de tijd kunnen doen. Ik heet uiteraard ook de collega's van harte welkom: mevrouw Karabulut namens de SP, de heer Van Rooijen namens 50PLUS, de heer Sjoerdsma namens D66, de heer Van Ojik namens GroenLinks en de heer Kuzu namens DENK.
Als u het niet erg vindt, mevrouw Karabulut, geef ik als eerste het woord aan de heer Van Rooijen, die weer eerder weg moet. Ja, alweer! Hij heeft dat keurig aangekondigd. Het is een kleine fractie, dus we leven mee. Er zijn heel veel zaken die tegelijkertijd moeten gebeuren. Meneer Van Rooijen, ik geef u graag het woord.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter, dank, ook voor uw toelichting. De Duitse onderminister voor Europa komt om 11.00 uur op bezoek. Ja, dat is ook belangrijk. En vanmiddag de Franse voorzitter van de senaat nog. Het gaat maar door.
Voorzitter. In de eerste plaats dank aan de Minister voor de uitvoerige brief van 9 april naar aanleiding van het verzoek van mijn fractie tijdens het overleg met mevrouw Kaag, toen de Minister, van 22 februari.
Bij het voorbereiden van een debat als dit krijg ik altijd weer een gevoel van machteloosheid. Want wat moet je met een land waar 22 miljoen van de 27 miljoen inwoners dringend humanitaire hulp nodig hebben? Waar 1 miljoen mensen is getroffen door een cholera-epidemie. Waar 2 miljoen kinderen niet naar school kunnen. Waar bijna 6.000 mensen zijn gedood en meer dan 9.000 gewond door geweld. Volgens het kabinet, blijkens de brief, is hier sprake – dan schieten woorden toch eigenlijk tekort – van de grootste humanitaire ramp ter wereld wat betreft de aantallen mensen die hulp nodig hebben. Een ramp die voorlopig alleen maar slechter en gecompliceerder wordt.
Misschien is de term «geweld» hier wel wat te mild. Want volgens internationale hulporganisaties maken alle partijen die elkaar in Jemen bevechten zich schuldig aan het schenden van mensenrechten en van internationaal humanitair recht, waaronder oorlogsmisdaden. Evenals Syrië is Jemen een land geworden waar een nationaal conflict zich heeft ontwikkeld tot een onoverzichtelijk strijdtoneel met allerlei internationale vertakkingen. Een land zonder hoofdstad en zonder centraal bestuur, waarvan de president zijn toevlucht heeft gezocht in het buitenland. Ik citeer uit het rapport van het Panel of Experts dat het sanctiecomité van de Verenigde Naties voor Jemen assisteert: «Na een conflict van al drie jaar is de staat Jemen nauwelijks nog een realiteit: het land wordt gedomineerd door strijdende partijen zonder dat een enkele partij in staat is om het land te herenigen of de strijd te winnen.»
Hulporganisaties doen hun uiterste best, de Verenigde Naties doen hun best en we begrijpen uit de recente brief van de Minister dat Nederland zijn best doet als lid van de Veiligheidsraad om maximale aandacht voor dit humanitaire drama te vragen. Ik verwijs kortheidshalve naar de zogenoemde voorzittersverklaring. Maar je best doen is in dit geval niet genoeg. Hier is echt een grote gecoördineerde hulpactie nodig. Mijn vraag aan de Minister is of hij er straks in zijn beantwoording op in wil gaan hoe hij daartegen aankijkt. Om dat te realiseren is maximale druk nodig op alle betrokken partijen om daaraan mee te werken. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan – vandaar mijn vraag aan de Minister – maar niets doen is absoluut geen optie. In de brief van maandag lezen we dat de houthi's daarvoor voor het eerst voorstellen hebben gedaan. Maar voor een daadwerkelijke effectieve hulpactie is medewerking van alle partijen nodig.
Bij een recente donorconferentie van de VN in Genève is er 2 miljard toegezegd voor hulp aan Jemen. De helft daarvan komt van Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten. Maar hoe wrang is het dat een dag voor de conferentie in de havenplaats Hodeida ten minste zeven onschuldige kinderen het slachtoffer werden van bombardementen, uitgevoerd door de coalitie tegen de houthi-rebellen? Een coalitie die, zoals we allemaal weten, wordt geleid door en vanuit Saudi-Arabië. En wat zegt dan secretaris-generaal Guterres van de Verenigde Naties over de positie van dat land: «Je moet de humanitaire en militaire acties gescheiden beoordelen.» Is de Minister het daarmee eens?
Onze fractie mist in de brief van de Minister een duidelijk standpunt over de opstelling van Saudi-Arabië. Er staat een strenge tekst in over raketaanvallen van de houthi's, maar geen woord over het feit dat de al drie jaar durende aanvallen van de door Saudi-Arabië geleide coalitie talloze burgerslachtoffers hebben geëist, vorige week nog een gezin van twaalf mensen in Hodeida. Is mijn indruk juist dat ook Nederland uit geopolitieke overwegingen liever kiest voor harde taal richting Iran, en Saudi-Arabië met tamelijk fluwelen handschoenen tegemoet treedt, terwijl vooral door de acties van dat land er geen voedsel, medicijnen en brandstof kunnen worden aangevoerd?
Daarnaast is ook de infrastructuur, zoals bruggen en lucht- en zeehavens, door de luchtaanvallen beschadigd, wat het transport van cruciale hulp extra belemmert. En die vliegtuigen waren niet van de Iraanse luchtmacht. Is de Minister het eens met Amnesty International, dat het door de coalitie van Saudi-Arabië gepresenteerde hulpplan ziet als een pr-actie om het imago op te vijzelen? Het niet opnemen van de haven van Hodeida in dat plan gaat in elk geval in belangrijke mate ten koste van de effectiviteit.
Het is goed dat de wapenexport vanuit Nederland naar Saudi-Arabië vrijwel stilligt. Maar klopt het dat het land in Jemen clusterbommen gebruikt die in de VS, het Verenigd Koninkrijk en Brazilië gemaakt zijn?
Voorzitter. Tot slot wil 50PLUS zijn waardering en respect uitspreken voor de lokale staf van de ambassade in Sanaa, die onder zeer moeilijke omstandigheden toch zijn werk blijft doen. Onze ambassadeur is er eind maart zowaar in geslaagd om ook daar toch een bezoek af te leggen. Misschien kan de Minister daar nog iets over zeggen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. Het woord is aan de heer Sjoerdsma van D66.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dank, voorzitter. In februari reisde deze commissie naar de VN om daar onder andere enkele sessies van de Veiligheidsraad bij te wonen. Een van de sessies die wij mochten bijwonen, was het afscheid van de oude speciaal vertegenwoordiger van de Verenigde Naties voor Jemen en de binnenkomst van de nieuwe. Ik moet zeggen: de nieuwe, de heer Griffiths, ging er met goede moed in. Maar als je die sessie zo eens beluisterde en hoorde hoe het in Jemen eraan toegaat, zoals de collega van 50PLUS ook allemaal opnoemt, dan kan de moed je eigenlijk alleen maar in de schoenen zinken. Maar toch was er ook een lichtpunt en daar wilde ik het in het begin over hebben. Ik begreep dat de vorige speciaal vertegenwoordiger, Cheikh Ahmed, ondanks diverse aanslagen op zijn eigen leven toch heel dichtbij was om de verschillende strijdende partijen aan tafel te krijgen. Ik zou van deze Minister weleens willen weten of hij daar nog aanknopingspunten ziet waar de nieuwe speciaal vertegenwoordiger mee aan de slag kan. Zit daar niet toch nog ruimte, zeker nu de houthi's hun eigen opstelling binnen zo'n mogelijk vredesproces actiever naar voren schuiven, om toch te kunnen komen tot een gesprek? Ik wacht heel even.
De voorzitter:
Ik zat even te aarzelen, maar ik denk dat het handiger is om heel even te wachten, want de bel voor de plenaire vergadering duurt een minuut.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik sprak afgelopen maandag met diverse Jemenitische humanitaire hulporganisaties. Zij stelden: Jemen is feitelijk één grote openluchtgevangenis, niemand kan eruit en als mensen niet sterven door de bommen, dan sterven ze door honger of door ziekte. Zij hadden drie wensen, allereerst het staakt-het-vuren. Ik denk dat dat cruciaal is. Ik zou van deze Minister willen weten welke mogelijkheden, welke acties er zijn om dat staakt-het-vuren daadwerkelijk te bereiken, hoe ver weg ook. De tweede was de toegang voor de noodhulp. Dat is net al gememoreerd: ongelofelijk gebrekkige toegang voor de noodhulp vanuit Saudi-Arabië. Ik vond het ook meer dan terecht dat Minister Kaag tijdens haar bezoek aan de regio opriep tot een permanente opheffing van de blokkade door Saudi-Arabië. Ik wil aan deze Minister vragen of die blokkade inmiddels geheel is opgeheven en of de zo moeizame import van hulpgoederen is verbeterd.
Ik vraag dat ook omdat ik het alweer met de vorige spreker eens ben dat het terecht is dat wij streng zijn over raketaanvallen van de houthi's, dat het terecht is dat wij streng zijn als blijkt dat in die raketten Iraanse onderdelen zitten die waarschijnlijk na het wapenembargo zijn ingevoerd. Maar waar is die strenge taal ten opzichte van Saudi-Arabië? Ik noem maar gewoon eventjes wat zij hebben gebombardeerd, als het gaat over honger. Ik krijg ook steeds meer het idee dat Saudi-Arabië honger als wapen inzet: 63 voedselopslagen, 70 gezondheidscentra, 195 markten, 250 vissersboten, 456 boerderijen. Is deze Minister het eens dat de internationale gemeenschap zich zeer kritisch ten opzichte van Saudi-Arabië zal moeten opstellen, kritischer dan tot nu toe? En is deze Minister het ook eens dat het mooi is dat Saudi-Arabië met een humanitair hulpplan komt, maar dat ze dan ook stante pede over de brug moeten komen met datgene wat er beloofd is? En zo niet – dat geldt in algemene zin, vind ik – is deze Minister het eens dat er zo snel mogelijk een Europees wapenembargo tegen Saudi-Arabië moet worden ingesteld om dat land te bewegen de schending van het internationaal humanitair oorlogsrecht te stoppen?
Voorzitter. Dan mijn laatste punt. De voorzitterschapsverklaring van Nederland over de humanitaire situatie in Jemen was natuurlijk echt een stap in de goede richting. Tegelijkertijd loopt er ook een onderzoek vanuit de VN-Mensenrechtenraad waarvan de uitkomsten en de bevindingen volgens mij in september dit jaar worden verwacht. Ik zou deze Minister willen vragen of wat in zijn brief staat nog steeds klopt. Wordt volledige medewerking aan deze onderzoekers verleend? Hebben zij overal toegang? En kunnen wij nog steeds die uitkomsten in september verwachten? Want ik vermoed zomaar dat die uitkomsten vernietigend zullen zijn voor diegenen die deelnemen aan de coalitie van Saudi-Arabië.
Dank u wel.
De voorzitter:
Meneer Sjoerdsma, dank u wel. Ik geef graag het woord aan de heer Van Ojik van GroenLinks.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. De collega's Van Rooijen en Sjoerdsma hebben al geschetst hoe somber en soms moedeloos makend de situatie in Jemen op dit moment is. Het lijkt eigenlijk ... Misschien is dat iets waar de Minister ook zijn licht eens over kan laten schijnen. We spreken nog over Jemen alsof het nog een land is. Maar als je het tot je door laat dringen, dan bestaat het land Jemen zoals wij daarover spreken eigenlijk niet meer. Het is niet eens een falende staat, maar het is een soort non-staat geworden die totaal is uiteengevallen in rivaliserende partijen en die daarmee – dat is misschien ook nog een punt om extra bij stil te staan – een vrijplaats wordt voor, ik noem maar wat, een organisatie als Al Qaida bijvoorbeeld die daar, althans als ik kaartjes die ik zag mag geloven, een zeer substantieel deel van het Jemenitische of het voormalige Jemenitische grondgebied in handen heeft. Ik zou de Minister willen vragen hoe hij die risico's inschat en of het klopt dat op een strategisch zeer belangrijke plek een zeer belangrijk deel van het grondgebied in handen van Al Qaida is. Sommige bronnen spreken ook over IS.
Mevrouw de voorzitter. Het viel mij inderdaad ook op dat de brief die wij het meest recent over Jemen hebben gekregen onevenwichtig is waar het gaat over de raketaanvallen door houthi's op Saudi-Arabië. De brief veroordeelt die zeer terecht – collega's hebben dat ook gezegd – maar zwijgt eigenlijk over de rol van Saudi-Arabië en de coalitie waar het gaat over bijvoorbeeld de bombardementen op burgerdoelen en het maken van burgerslachtoffers. Ik zal niet onmiddellijk denken dat daar een bepaald groot plan of opzet achter zit. Dat weet ik niet. Maar het valt wel onmiddellijk op als je de brief leest. Ik hoop dat de Minister daar een verklaring voor heeft.
Ondertussen gaan natuurlijk – daarom is het des te opvallender – de westerse wapenleveranties aan Saudi-Arabië in een nooit eerder vertoond tempo door. We hebben het allemaal kunnen volgen: het bezoek van de Saudische kroonprins aan Londen, aan Parijs en aan Washington en de nieuwe wapentransacties waartoe dat bezoek heeft geleid. Ik weet dat Nederland, gelukkig, een witte raaf is waar het gaat om het leveren van wapens aan Saudi-Arabië, maar we hebben ook onze bondgenoten en we hebben ook ons gemeenschappelijk Europees wapenexportbeleid. In die zin zou ik toch aan de Minister willen vragen – misschien heeft hij wel meer recht van spreken, juist omdat Nederland terughoudend is – om die bondgenoten in Londen, in Washington en in Parijs als dat nodig is nog eens aan te spreken op de, laat ik zeggen, contraproductieve rol die ze spelen door niet alleen die wapenleveranties in stand te houden, maar ook daar elke keer weer opnieuw een schepje bovenop te doen.
Kort over de humanitaire hulp. Mijn beide collega's hebben daar ook over gesproken. Er is ongeveer 2 miljard toegezegd. Dat is een heel groot bedrag, maar wel ongeveer maar twee derde van wat er kennelijk urgent nodig is. Welke inspanningen kunnen we doen om die kloof tussen wat er is gepledged en wat er nodig is verder te dichten? En aansluitend bij de vragen van collega Sjoerdsma: we weten natuurlijk van allerlei eerdere pledging conferences dat er heel makkelijk heel indrukwekkende bedragen worden toegezegd, een half miljard door Saudi-Arabië, een half miljard door de Verenigde Arabische Emiraten, maar dat het daadwerkelijk beschikbaar stellen van dat geld vaak een totaal andere tak van sport is, om het maar even zo te zeggen. Ik zou willen vragen of er op dit moment een controlemechanisme bestaat dat landen die gepledged hebben ook kan houden aan hun toezeggingen.
Ten slotte mijn laatste opmerking, mede ingegeven door een interview met de Nederlandse ambassadeur na haar bezoek aan Sanaa. Ja, wij zitten daar inderdaad al 40 jaar, een van de langste, een van de meest traditionele donoren zal ik maar zeggen. Er zijn weinig landen, naast het Verenigd Koninkrijk, die daar al zolang zitten als Nederland. Dat brengt wellicht speciale mogelijkheden met zich mee om in het politieke proces een rol te spelen. Ik zou de Minister willen vragen hoe hij denkt die eventuele mogelijkheden te gaan benutten de komende tijd.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Ojik. De heer Kuzu, namens DENK.
De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Ik sluit me aan bij voorgaande sprekers om de ernst van de situatie te onderschrijven. We zien dat 22 miljoen Jemenieten afhankelijk zijn van humanitaire hulp. Dat is ruim 80% van de bevolking. 17 miljoen Jemenieten lijden honger. Een cholera-uitbraak in Jemen heeft ruim 1 miljoen mensen getroffen. Dat is de grootste cholera-uitbraak van de wereld. 8 miljoen Jemenieten in een acute noodsituatie. 2 miljoen mensen die ontheemd zijn. En vandaag de dag kunnen 2 miljoen Jemenitische kinderen niet naar school. Dan vraag je je af: hoe kan het zo zijn dat wij de grootste humanitaire crisis van dit moment in de wereld zo slecht op het netvlies hebben?
De oorlog, die nu al drie jaar duurt, wordt ook wel de «vergeten oorlog» genoemd. Een oorlog waarbij de strijdende partijen geen onderscheid maken tussen burgers en militairen en de Jemenitische bevolking ondraaglijk aan het lijden is. Een oorlog waarbij diverse staten hun economische belangen boven het internationaal Wapenhandelsverdrag stellen. Want volgens het verdrag mogen de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Iran geen wapens leveren als er een groot risico bestaat dat ze gebruikt worden voor ernstige schendingen van het internationaal recht. Ik vraag aan de Minister: hoe staat het met het opschorten van de wapenleveranties in internationaal verband? Gaan wij onze bondgenoten daarop aanspreken?
In het rapport van het Panel of Experts wordt genoemd dat hulporganisaties genoodzaakt zijn om hulpprogramma's te stoppen, omdat zij in hun bewegingsvrijheid worden beperkt. Zowel de houthi's als de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië maken zich schuldig aan illegale blokkades om te voorkomen dat hulppakketten aankomen. Ik vraag aan de Minister: wat is de stand van zaken bij het opschorten van de illegale blokkades?
Dan de humanitaire kant. Tijdens een donorconferentie in Genève heeft Minister Kaag bekendgemaakt dat wij als Nederland 16,8 miljoen euro beschikbaar stellen voor humanitaire hulp aan Jemen. De vraag die nu voorligt is of wij dit genoeg vinden. We stellen per persoon € 0,75 beschikbaar voor de 22,2 miljoen mensen die het ergst lijden onder de aanhoudende strijd sinds 2015. Is dit volgens de Minister niet slechts wisselgeld, gezien de ernst van de situatie? Kan de Minister aangeven of hij € 0,75 per persoon voldoende acht?
Voorzitter. Als daar ook bijkomt dat de toegang tot voedsel, water, humanitaire hulp en medische voorzieningen wordt belemmerd, dan moeten wij ons serieus zorgen gaan maken over de hopeloze situatie waarin miljoenen Jemenieten verkeren. DENK is daarom voor het leveren van meer noodhulp. DENK is het ook eens met de voorzittersverklaring van de Veiligheidsraad dat alle havens moeten worden geopend en dat de luchthaven toegankelijker moet worden. De vraag is wanneer wij de uitvoering hiervan kunnen verwachten. Gaan wij daarop toezien als internationale gemeenschap?
Ook moeten de huidige inspanningen gericht op de bevordering van de dialoog en wederopbouw tussen de strijdende partijen worden geïntensiveerd om ervoor te zorgen dat hulppakketten weer geleverd kunnen worden. Het daadkrachtig leiden van de verdere invoering daarvan zien wij als een van de belangrijkste taken van de nieuwe VN-gezant Martin Griffiths. Is de Minister het daarmee eens? Wil en gaat de Minister zich daarvoor inspannen?
Ik besef heel goed dat wij met alleen geld de Jemenieten niet redden. Er is politieke actie nodig om de vredesopbouw tussen de verschillende groepen in de Jemenitische samenleving te bevorderen. Een stabiel en veilig Jemen is ook van belang voor ons land, want Jemen mag geen broedplaats worden voor extremistische groeperingen. Ook is het van belang dat we voorkomen dat nieuwe vluchtelingenstromen ontstaan.
Vanuit Nederland moet worden ingezet op het voorkomen van verdere escalatie van het conflict en het voorkomen van de ondermijning van het werk van de nieuwe VN-gezant. De kracht van ons ligt in de-escalatie en wederopbouw. Het ondersteunende bezoek van Minister Kaag aan de regio juichen wij ook van harte toe.
Een lichtpuntje is toch wel de actieve opstelling van de houthi's in het vredesproces tot nu toe. Dat biedt kansen om een algeheel staakt-het-vuren door te voeren. Ook de andere partijen hebben hun medewerking toegezegd aan de VN-gezant. Daardoor bestaat de kans dat met sterke diplomatie de rust in Jemen wellicht eindelijk kan wederkeren. Hoe schat de Minister dat in?
Voorzitter. Verschillende hulpverleners in de regio verklaren dat zij alles wel hebben meegemaakt, maar spreken over een situatie in Jemen die niet erger kan. Dan vraag ik nogmaals: hoe kan het zo zijn dat wij de grootste humanitaire crisis in de wereld op dit moment zo slecht op het netvlies hebben?
Voorzitter. Rest ons om de VN-gezant veel sterkte toe te wensen bij zijn opgave om het vredesproces op gang te brengen en hopelijk af te ronden. Wij vragen de internationale gemeenschap om verergering van de humanitaire toestand te voorkomen en alle mogelijke middelen daartoe in te zetten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kuzu. Ik doe het nu verder op volgorde van binnenkomst, dus ik geef het woord graag aan mevrouw Karabulut van de SP.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dank u wel, voorzitter. Iedere tien minuten sterft er onnodig een kind in Jemen. In Jemen lijden 1,1 miljoen vrouwen, zwanger of net bevallen, honger. In Jemen zijn al meer dan 10.000 doden gevallen en 8 miljoen mensen leven op de rand van de hongernood. Meer dan 22 miljoen mensen hebben zeer dringend hulp nodig, maar vanwege de illegale blokkade komt die het land nauwelijks binnen. Een immense cholera-uitbraak ruïneert het leven van nog eens duizenden. Ik had deze week twee Jemenieten op bezoek. Het enige wat zij dan ook willen, is een einde aan de oorlog. Ondanks al deze ellende strijden zij daarvoor.
Voorzitter. We kunnen er lang over praten, we kunnen er kort over praten, maar duidelijk is wat de hoofdoorzaak is van deze terreur tegen de Jemenieten: de bombardementen en de blokkade van de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië. Aan beide moet een einde komen, maar het Westen wil dat niet. Dat is de even harde als treffende conclusie van Midden-Oostenexpert Carolien Roelants vorige maand in NRC Handelsblad. In plaats van het nemen van maatregelen tegen Saudi-Arabië en andere landen zoals de Verenigde Arabische Emiraten en Egypte, wordt juist voor vele, vele, vele miljarden aan wapens geëxporteerd door de VS maar ook door EU-landen als Frankrijk en Groot-Brittannië. De hippe kroonprins is bezig met een charmeoffensief, reist allerlei landen af met zijn volgelingen en deelt de miljarden aan wapendeals uit. Hoe kan dit? Waarom staat hierover geen letter in de brief van de Minister? Die wapens worden namelijk ingezet voor oorlogsmisdaden in Jemen. Woonwijken, moskeeën, havens, alles wordt gebombardeerd. De Amerikanen helpen Saudi-Arabië zelfs bij het bepalen van doelen om te bombarderen. Hoe kan dit? Hoe kan dit geaccepteerd worden door de internationale gemeenschap? Moet de conclusie hier zijn dat het Westen de oren laat hangen naar de miljarden oliedollars uit de Golflanden en mensenrechten, die universeel zouden moeten zijn, maar even terzijde worden geschoven? Ik hoor graag een reactie van de Minister.
Kan de Minister ook ingaan op de export van militair materieel vanuit Nederland? Wat is hier de laatste stand van zaken? Er is geen embargo op uitvoer. Er is wel grote terughoudendheid, ook na aandringen van de Kamer. Is er de afgelopen periode nog materieel geëxporteerd naar Saudi-Arabië of andere landen van de coalitie? Kan de Minister ook ingaan op de levering van SOTAS-communicatieapparatuur in 2016 vanuit Nederland die kennelijk in tanks in Saudi-Arabië terecht is gekomen? Klopt dit? En klopt het dat deze apparatuur niet vergunningplichtig is? Hoe is dat dan mogelijk? En waarom kan dit zomaar in Saudi-Arabië belanden?
Nederland, en elk ander land, mag op geen enkele wijze een bijdrage leveren aan de voortzetting van het zinloze bloedvergieten in Jemen. Er moet een staakt-het-vuren komen in Jemen. Het opvoeren van de druk op alle strijdende partijen is daarvoor onontbeerlijk. Daarom is het ook zo belangrijk dat er geen wapens worden geleverd, door niemand. Kan de Minister aangeven hoe de druk opnieuw verder opgevoerd kan worden, ook in de VN-Veiligheidsraad, waar Nederland nu zitting in heeft?
Voorzitter. Naast de illegale blokkade is het voortdurende geweld een belangrijk obstakel voor humanitaire hulpverlening. De VN-Veiligheidsraad heeft zich onlangs uitgesproken over de humanitaire crisis in Jemen, waarmee een basis is gelegd voor de volledige en permanente toegang voor alle humanitaire en commerciële goederen tot alle havens van Jemen. Maar daar wordt wederom niet naar gehandeld. Saudi-Arabië blijft het land uithongeren – dat is wat er gebeurt – waardoor dodelijke ziekten om zich heen grijpen. Als de Veiligheidsraad eist dat er toegang is, dan moet daar ook naar gehandeld worden als die toegang er niet komt. Welke voorstellen kunnen hiertoe gedaan worden in VN-verband?
Recent deed ook VN-chef Guterres een oproep aan alle landen om 2,4 miljard euro beschikbaar te stellen voor hulpverlening. Nederland reageerde daarop door 17 miljoen euro te doneren. Dat is goed, maar is het genoeg? Vorig jaar werd het hulpverzoek van de VN voor minder dan driekwart gevuld. Betalen wij genoeg? Welke landen laten na om hun steentje bij te dragen? Worden die daarop aangesproken? Ik sluit mij wat dat betreft aan bij de vragen van de heer Van Ojik.
Voorzitter. Hoe staat het met het internationaal onderzoek naar de mensenrechtenschendingen, zoals vorig jaar door de VN-Mensenrechtenraad aangenomen?
Dan heb ik ook nog een vraag over Al Qaida in Jemen. Dat is inderdaad sinds de uitbraak van de oorlog in dat land alleen maar sterker geworden. Er zijn berichten dat Saudi-Arabië zij aan zij strijdt met leden van Al Qaida. Dat past in een patroon, weten we, want er zijn meer plaatsen waar Saudi-Arabië Al Qaida en andere jihadistische clubs steunt. Hoe kijkt de Minister hiernaar? Wordt het land hierop aangesproken?
Als laatste wil ik mijn grote waardering uitspreken voor onze mensen op de diplomatieke posten, voor alle hulpverleners die heel moedig ondanks alle ellende dapper voorwaarts gaan. Ik vroeg mij af of de Minister voornemens is, gezien de staat van dienst van ons land, om zelf ook een bezoek te brengen aan Jemen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Becker namens de VVD.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik doe deze portefeuille nog maar kort, maar heb als woordvoerder Ontwikkelingssamenwerking met de commissie een keer een gesprek gehad met UNICEF over Jemen. Daar werd herhaald wat door veel van de mensen hier vandaag ook gezegd is, namelijk: erger kan het niet. De cijfers zijn al genoemd: de 2 miljoen kinderen die acuut ondervoed zijn, 22 miljoen mensen die humanitaire hulp nodig hebben. Dan voelt het een beetje wanhopig om aan vergadertafels als deze, ver weg van het conflict, daarover te praten en misschien het gevoel te hebben dat wij iets zouden kunnen betekenen. Maar toch moeten we dat blijven doen, niet alleen hier maar ook in de VN-Veiligheidsraad. Terecht is Jemen daar een prioritair onderwerp, want het land verkeert in een ongekende humanitaire crisis. De conclusies van het nieuwe rapport van het sanctiecomité dat we vandaag op de agenda hebben staan, zijn weinig hoopgevend. Zoals de heer Van Ojik al zei: hun conclusie is dat Jemen als staat nauwelijks nog een realiteit is. Partijen blijven strijden, maar geen enkele partij kan het land herenigen of de strijd winnen.
Ik wil graag beginnen over de humanitaire crisis waar ik het net over had. Ik sluit mij aan bij de vragen die al gesteld zijn over de status van de blokkades om hulp het land in te krijgen. De Minister schrijft ook in zijn brief dat humanitaire hulp bemoeilijkt wordt en dat daar ook een rol bij speelt dat controles van schepen en de afgifte van inklaringen moeizaam zijn door gebrek aan capaciteit bij het UN Verification and Inspection Mechanism. Eerder heeft Nederland hier geld aan bijgedragen. De Minister schrijft dat nu in EU-verband over versterking wordt gesproken. Hoeveel geld is er nodig en zijn andere lidstaten ook bereid hun steentje bij te dragen?
Ook wil ik ingaan op, zoals een aantal andere collega's al hebben genoemd, de werkzaamheden van de Nederlandse ambassade en het lokale personeel, dat daar onder ontzettend moeilijke omstandigheden die we ons nauwelijks kunnen voorstellen zijn werk moet doen. In eerdere brieven lazen we dat dit toch nog redelijk effectief gebeurt. Kan de Minister schetsen hoe dat gaat? Is dat nog steeds het geval op dit moment?
We spraken ook over de voorzittersverklaring in de Veiligheidsraad op 15 maart over de humanitaire situatie. Het is inderdaad een stap in de goede richting. Maar wat er uiteindelijk nodig is in Jemen, is dat de strijdende partijen om tafel komen in plaats van elkaar te blijven bestoken ten koste van de burgerbevolking. Het is goed dat Nederland hier in VN-verband op inzet en kennis en expertise beschikbaar stelt. De nieuwe VN-gezant Griffiths zal in de loop van april een eerste werkplan maken, waarvan een eerste stap hopelijk een plan is voor het om tafel krijgen van de partijen voor een staakt-het-vuren. Wij worden graag op de hoogte gehouden van dit werkplan en de eventuele vorderingen.
Dan zou ik het ook nog willen hebben over de conclusies van het sanctiecomité en de rol van Iran. Houthi-strijdkrachten hebben in november 2017 raketten op Saudi-Arabië afgevuurd die volgens de experts consistent zijn met het ontwerp van Iraanse raketten. Met de levering van deze raketten schendt Iran VN-resolutie 2216. Het kabinet heeft dit veroordeeld en roept Iran op nadere informatie te verschaffen. De VVD heeft eerder ook vragen gesteld over de mogelijkheid van sancties in internationaal verband, temeer omdat er ook grote zorgen zijn over het Iraanse ballistische programma. Het kabinet sluit die sancties op basis van dit nieuwe rapport niet uit, schrijft de Minister. Gisteren gaf de Minister al aan dat hij niet in het openbaar wil speculeren over mogelijke sancties, maar hij sluit ze dus ook niet uit. Kan hij dan in elk geval schetsen hoe het proces nu verdergaat? Wanneer wordt over verdere mogelijke sancties besloten? Tot wanneer krijgt Iran de tijd om extra informatie te leveren? Kan de Minister wellicht aangeven of de reis van Minister Kaag iets heeft opgeleverd in die zin? Zij heeft daar Iran opgeroepen om meer informatie te leveren. Zit daar enige beweging in?
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut heeft een vraag voor u.
Mevrouw Karabulut (SP):
Als landen en partijen oorlogsrecht schenden, dan moeten er maatregelen getroffen worden. Geldt dat volgens de VVD ook voor de Saudi's? Is de VVD bijvoorbeeld voor persoonlijke sancties tegen de Saudische kroonprins, die voor miljarden aan wapendeals sluit maar vervolgens weigert de illegale blokkade op te heffen en weigert om geen bommen op Jemen en Jemenitische kinderen te gooien?
Mevrouw Becker (VVD):
Zoals de Minister ook in zijn brief heeft geschreven, moeten de Saudi's erop aangesproken worden als er sprake is van mensenrechtenschendingen aan Saudische kant. Niet voor niets heeft Nederland er in 2017 in de VN-Mensenrechtenraad toe opgeroepen dat de mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht door alle partijen moeten worden geëerbiedigd en niet voor niets is daar onderzoek naar ingesteld. Dus ja, de VVD vindt ook dat Saudi-Arabië daarop moet worden aangesproken als er sprake is van schendingen. Ik sluit mij in die zin aan bij de vragen die daarover gesteld zijn door de heer Sjoerdsma: we moeten eerst dat onderzoek afwachten en ik wil weten hoe het daarmee staat. De heer Sjoerdsma heeft een vraag gesteld. Ik zou willen weten hoe het staat met dat onderzoek en wat daar uitkomt, want als er sprake is van mensenrechtenschendingen, dan geldt hetzelfde voor Saudi-Arabië.
Mevrouw Karabulut (SP):
De VN en ook andere internationale organisaties en mensenrechtenorganisaties zeggen dat 60% van de burgerslachtoffers wordt veroorzaakt door Saudi-Arabië en de coalitie, en dat is een conservatieve schatting. Dus ik ben blij dat de VVD zegt: er moeten ook gerichte sancties tegen Saudi-Arabië genomen worden.
De voorzitter:
Uw vraag?
Mevrouw Karabulut (SP):
Is de VVD ook voor een wapenembargo tegen Saudi-Arabië? Want daar worden echt voor miljarden aan wapens verkocht door de bondgenoten.
Mevrouw Becker (VVD):
De opmerking over de gerichte sancties laat ik even bij mevrouw Karabulut. Zij heeft mijn woorden zo geïnterpreteerd. Over het vraagstuk van een wapenembargo heb ik al vaker met de SP gediscussieerd, ook in AO's over wapenexport. Nederland heeft een van de strengste controleregimes voor wapenexport. Er zijn nauwelijks nog wapens naar Saudi-Arabië gegaan, of in ieder geval alleen nog maar dual-usegoederen. Zelfs voor goederen waarvan je je kunt afvragen of ze echt voor mensenrechtenschendingen worden gebruikt, goederen die door Frankrijk en Duitsland gewoon worden geëxporteerd, geeft Nederland geen vergunning af. We doen dat case by case, in plaats van een algemeen embargo af te kondigen. Dat er geen enkel goed meer naar Saudi-Arabië kan gaan, daar is de VVD tegen. Net zoals voormalig Minister Koenders zei toen we daar een debat over hadden en net zoals dit kabinet ook zegt: je moet case by case toetsen of goederen gebruikt kunnen worden voor mensenrechtenschendingen, ja of nee. Als dat niet het geval is, moet je ze kunnen exporteren. Als dat wel het geval is, moet je geen vergunning afgeven. Dat houden wij graag zo.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dat standpunt ken ik, daarover zijn we het oneens, maar mijn vraag ging over een EU-wapenembargo. Moeten we ons daar niet voor inzetten? Is de VVD daarvoor?
Mevrouw Becker (VVD):
Ik heb volgens mij net antwoord gegeven. Ik vind dat er case by case een toetsing plaats moet vinden, zodat we goederen die niet gebruikt kunnen worden voor mensenrechtenschendingen, maar waarvan de export wel van belang is, ook voor het Nederlandse bedrijfsleven, kunnen blijven exporteren.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er ook nog een vraag van de heer Van Ojik.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Het viel mij op dat mevrouw Becker, toen mevrouw Karabulut zei «fijn dat de VVD ook voor sancties tegen Saudi-Arabië is», zei: «dat laat ik voor rekening van mevrouw Karabulut». Dat geeft bij mij dan weer verwarring over waar de VVD nu precies staat. Mevrouw Becker pleitte in haar bijdrage voor sancties tegen Iran. Kennelijk is dat, laat ik het zo zeggen, afdoende bewezen, in de visie van mevrouw Becker en de VVD. In het geval van Saudi-Arabië zegt ze: «als het wordt bewezen». Dus klopt het nou dat zij eigenlijk zegt: «van Iran weten we dat het oorlogsrecht schendt in Jemen, maar van Saudi-Arabië moet dat nog maar bewezen worden»? Dan weten we een beetje waar de VVD staat.
Mevrouw Becker (VVD):
De VN hebben niet voor niets een Panel of Experts ingesteld om vast te stellen of er sprake is geweest van een schending van het wapenembargo door Iran. Op basis van het rapport dat wij vandaag op de agenda hebben staan, blijkt dat het geval te zijn. Daar heb ik een vraag over gesteld. Het is dus niet zo dat ik dat ongefundeerd zelf concludeer. En ten aanzien van Saudi-Arabië heeft Nederland in het sanctiecomité gezegd dat er sprake moet zijn van vrije humanitaire toegang. Daartoe heeft het alle partijen opgeroepen. Nederland heeft ook gezegd: schendingen van de mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht door welke partij dan ook zijn onacceptabel. Daar heeft Nederland zich voor ingezet in de VN-Mensenrechtenraad. Als uit het onderzoek dat daarnaar plaatsvindt, blijkt dat Saudi-Arabië zich daar niet aan houdt, dan moeten we ook een gesprek voeren over wat er in de richting van Saudi-Arabië moet gebeuren. Maar eerst wil ik van de Minister weten waar dat onderzoek staat.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dat wil ik ook heel graag van de Minister weten, maar we gebruiken dit debat ook om van elkaar duidelijk te krijgen waar we staan. Klopt het nou, vraag ik dan toch nog een keer aan mevrouw Becker, dat de VVD zegt: in het geval van Iran vinden wij dat er voldoende grond is voor nieuwe sancties, vanwege de raketten die zijn afgevuurd door houthi-rebellen, en in het geval van Saudi-Arabië weten we eigenlijk niet hoe het land zich gedraagt; daarvoor moeten we eerst afwachten wat er uit die onderzoeken komt en dan kunnen we eventueel een gesprek voeren? Want het woord «sancties» neemt zij niet in de mond. Ze zegt: dan kunnen we een gesprek voeren. Dus dat klinkt toch wel als meten met twee maten.
De voorzitter:
Mevrouw Becker gaat antwoord geven.
Mevrouw Becker (VVD):
Het gaat niet over wat ik vind. Het gaat er niet over of ik vind dat er sprake is van een schending van een resolutie waardoor er sancties aan de orde zijn. Het gaat erover dat dat in internationaal verband is vastgesteld door een sanctiecomité dat we via een VN-resolutie met elkaar hebben ingesteld. Dat pad zou ik ook willen bewandelen ten aanzien van Saudi-Arabië, dus het is niet meten met twee maten. We hebben met elkaar afgesproken in de VN-Mensenrechtenraad dat schendingen van mensenrechten en van humanitair oorlogsrecht – ik herhaal dat nog een keer – door alle partijen niet acceptabel zijn en dat we willen onderzoeken in hoeverre daar sprake van is, ook door Saudi-Arabië. Dat is mijn antwoord. Dus niet meten met twee maten, maar eerst internationaal met elkaar vaststellen wat er aan de hand is, voordat je over sancties kunt spreken.
De voorzitter:
Mevrouw Becker, bent u klaar met uw betoog? Dat is het geval. Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Helvert namens het CDA.
De heer Van Helvert (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Collega's voor mij spraken al over de dramatische humanitaire situatie daar en het humanitaire drama, met getallen die voor ons allemaal verschrikkelijk zijn. Elke dag sterven er 150 kinderen onnodig. Dat had niet gehoeven. Meer dan de helft van de gemiddelde basisschool in Nederland sterft daar elke dag. Dat soort cijfers. Mevrouw Karabulut noemde er ook een aantal. Dat is natuurlijk verschrikkelijk. Nederland draagt in 2018 17 miljoen of 16,8 miljoen bij aan de humanitaire hulp, naast de bilaterale hulp van 15 miljoen en het CDA steunt de door Minister Kaag toegezegde bijdrage tijdens de pledging conference in Genève. In hoeverre draagt Nederland ook bij aan het voorkomen van een nieuwe cholera-uitbraak? Ik had Jemenieten op bezoek vorige week en zij vroegen mij specifiek of Nederland of de internationale gemeenschap daar een rol in kon spelen, want de kans op een nieuwe cholera-uitbraak is enorm als er nu niet op grote schaal maatregelen worden genomen om water en sanitaire voorzieningen te herstellen.
Alle betrokken partijen verergeren de humanitaire situatie, onder andere door het blokkeren en tegenhouden van hulp en commerciële goederen, importrestricties en toegangsbeperkingen. Grote hoeveelheden levensreddende hulpmiddelen van bijvoorbeeld de Verenigde Naties, onder andere vaccinaties, medicijnen en voedsel, worden teruggestuurd vanuit gebieden waar een hongersnood dreigt uit te breken. In januari 2018 heeft Saudi-Arabië een eigen humanitair initiatief gelanceerd om de dringende noden in Jemen te adresseren. Als onderdeel van dat plan heeft Saudi-Arabië onder andere toegezegd te investeren in de wederopbouw van de infrastructuur van Jemen, maar er is nog heel veel onduidelijk en dat mag ook geen rechtvaardiging zijn om de havens te blijven blokkeren. Graag een reactie van de Minister daarop, want dit lijkt een beetje op een pr-stunt. Volgens mij zei collega Sjoerdsma daar ook al iets over.
Gelukkig laat de VN-Veiligheidsraad zich gelden op dit punt. In een voorzittersverklaring riep de Veiligheidsraad op tot volledige en continue openstelling van alle havens voor humanitaire en commerciële goederen, voornamelijk om de import van voedsel, brandstoffen en medicijnen mogelijk te maken. Het vliegveld moet worden geopend voor commerciële vluchten en in de tussentijd moeten in ieder geval medische vluchten worden toegelaten voor ernstig zieke en gewonde patiënten. De verklaring noemt niet de vele aanvallen uitgevoerd door de Saudische coalitie, terwijl de schendingen door de houthi's wel meerdere keren worden vermeld en scherp worden veroordeeld. Toch is het van groot belang dat de voorzittersverklaring volledig en zonder verdere vertraging wordt geïmplementeerd. Saudi-Arabië zal hier als leider van de coalitie stevig op aangesproken moeten worden. Ook zal er een soort reporting mechanism moeten worden afgesproken aan de hand waarvan kan worden beoordeeld in hoeverre de voorzittersverklaring wordt geïmplementeerd. Zal de regering zich hiervoor willen inzetten?
Van belang is ook het onafhankelijk onderzoek van de VN-Mensenrechtenraad dat er dankzij Nederland is gekomen. Het CDA is benieuwd naar de bevindingen van de group of eminent experts. Het is goed om te lezen dat de experts vooralsnog overal toegang en medewerking krijgen. De VN zal proactief moeten inzetten op een duurzame vrede. Hierin speelt de VN-gezant een belangrijke rol: hij zal de dialoog tussen de strijdende partijen moeten herstellen. Gesprekken als de vergadering voor een nieuwe constitutie in 2013 zijn essentieel voor het bouwen aan een land. Het rapport van Chatham House beaamt dat ook. Dit rapport betoogt dat een inclusief politiek proces zou moeten plaatsvinden, waarin alle Jemenitische groeperingen participeren. Om uit dit conflict te geraken, is het voor de Jemenieten vitaal om een nieuwe staat te bouwen. De Special Envoy verdient daartoe alle steun. Heeft de Minister een idee hoe de VN een dergelijk proces zal initiëren, ook gezien de zeer beperkte internationale presentie in Jemen? In de chaos van nu gedijen terroristische organisaties. Het kabinet zegt: terroristische groeperingen als Al Qaida mogen geen vrij spel krijgen. Dat lijkt nu wel het geval te zijn. In hoeverre heeft ISIS daar ook voet aan de grond?
Als ik nog kort iets mag zeggen over Iran als steunpilaar van het regime van Assad: ongestraft lapte Teheran diverse resoluties aan zijn laars. Het bewapent ook op grote schaal terreurbeweging Hezbollah en in Libanon zou het bezig zijn met ondergrondse raketfabrieken. In eigen land timmert Iran stevig aan een ballistischeraketprogramma. De Minister zei: ik maak me zorgen. Het beroep dat diverse Europese landen op Iran doen om hiermee te stoppen, lijkt vergeefs. De Iraanse revolutionaire garde kondigt zelfs doodleuk aan, de productie te verdrievoudigen. Diezelfde raketten worden door houthi's in Jemen gelanceerd op Saudi-Arabië, waarmee er nog een resolutie, volgens mij 2216, wordt geschonden. Nederland veroordeelt deze schending, maar wat doen we nu eigenlijk verder? Wat doet de EU? Want gisteravond vloog er weer een raket op Riyad af vanuit Jemen en de Minister sluit sancties niet uit, maar waarom sluiten wij ons niet aan bij het initiatief van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland? Is daar een bepaalde reden voor? De VS hebben een duidelijk signaal gegeven. Afrondend, mevrouw de voorzitter: misschien kan de Minister daarop reageren; dat vat mijn vragen een beetje samen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is er nog een vraag van mevrouw Karabulut voor u.
Mevrouw Karabulut (SP):
Het VN-panel concludeert, mocht u daarvan nog niet overtuigd zijn zoals mevrouw Becker, dat alle partijen, dus ook de Saudi's, verantwoordelijk zijn voor de schending van het humanitaire oorlogsrecht. Ook Human Rights Watch heeft meermaals geconcludeerd dat kinderen worden gedood door de aanvallen van de Saudi's. Kinderen worden gedood! Bent u voorstander van net zo'n harde aanpak, van sancties en net zo'n wapenembargo voor Saudi-Arabië en de betrokken landen als waar u de Minister toe oproept in de richting van Iran?
De heer Van Helvert (CDA):
De mensenrechtenschendingen moeten zeker veroordeeld worden. Dat moet ook vastgesteld worden door de Mensenrechtenraad. Van alle sancties die wij instellen, welke het dan ook mogen zijn, vind ik het van groot belang dat wij ze niet als Nederland alleen instellen, maar dat de Minister probeert er een breder draagvlak voor te krijgen. In die zin is mijn vraag – volgens mij heb ik die net ook gesteld aan de Minister – wat de Nederlandse positie hierin is, wat het kabinet haalbaar vindt in dezen en wat de Minister als beste uitgangspositie ziet om een zo goed mogelijk resultaat te krijgen. Dus niet de beste krantenkop voor de volksvertegenwoordigers in Nederland, maar het beste resultaat voor de mensen daar op de grond.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut in tweede instantie.
Mevrouw Karabulut (SP):
Het spijt mij zeer, maar deze dubbelhartige houding irriteert mij mateloos. Eerst zeggen hoe erg het is dat er miljoenen Jemenieten honger lijden, dat er honderden kinderen gedood worden, dat zwangere vrouwen honger lijden, wetende dat de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië, waar bondgenoten voor miljarden wapens aan leveren, allerlei rechten schendt en grove mensenrechtenschendingen begaat, en dan vervolgens zeggen: ik kan mij er niet alleen over uitspreken of er wel of niet sancties moeten komen. Waarom deze dubbele maat?
De heer Van Helvert (CDA):
Ik denk dat hier niemand het alleenrecht heeft op het erg vinden van dingen. Dat wij het willen stoppen, vinden we allemaal. Waar we van mening over verschillen, is hoe we het snelst komen tot zo'n stop. Daar mogen we over van mening verschillen. Elkaar lafhartige reacties nazeggen, vind ik dan niet op zijn plek. Ik probeer de Minister in de positie te brengen dat hij een zo groot mogelijk resultaat kan behalen. Het nadeel is dat het niet als een soort frietkraam werkt – ik wilde dat het dat wel deed – waarbij je, als je een frikandel bestelt, die binnen twee minuten op je bord hebt. Maar dat is niet zo, zeg ik via u, voorzitter, tegen mevrouw Karabulut. Het werkt niet zo in buitenlandse zaken dat wij hier in deze commissie kunnen bestellen bij de Minister wat wij graag zouden willen hebben. Dat ga ik dus ook niet doen. Ik zeg tegen de Minister: dit is wat ik zou willen. Ik wil dat het stopt. Ik doe wat handreikingen en ik vraag de Minister daarbij wat naar zijn beoordeling de beste weg is om te volgen.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik schors de vergadering voor tien minuten, waarna we verdergaan met de antwoorden van de Minister.
De vergadering wordt van 10.49 uur tot 11.00 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de Minister voor zijn beantwoording in eerste termijn.
Minister Blok:
Dank u wel, voorzitter. Ik zal antwoorden in volgorde van de gestelde vragen, maar ik leg de heer Van Rooijen maar weer even onderop, omdat hij net als gisteren een buitenlandse Minister aan het ontvangen is met wie ik daarna ga eten. Die werkverdeling bevalt mij best goed eigenlijk.
De voorzitter:
Hebt u één moment? Er is een procedurele vraag.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ja, een puntje van orde. Ik weet niet hoe de collega's erover denken, maar ik zou het zelf prettiger vinden, ook voor het debat, als de Minister bereid zou zijn om de beantwoording per onderwerp te doen. Als dat deze keer wat lastig is, dan misschien een volgende keer. Gisteren ging het ook een beetje lastig.
De voorzitter:
Het is een verzoek aan de Minister.
Minister Blok:
Ik ben als was in uw handen. Ik doe het al vijf jaar zo, tot grote tevredenheid van andere Kamerleden. Ik heb het nu dus op deze volgorde liggen. Als deze commissie het graag per onderwerp wil, kan ik dat de volgende keer doen. Dan worden de mapjes anders ingedeeld.
Mevrouw Karabulut (SP):
Prima.
De voorzitter:
Dan gaat het nu zoals u het hebt voorbereid. Dat lijkt me logisch.
Minister Blok:
Inderdaad heb ik nu het «mapje Sjoerdsma» voor mij.
De voorzitter:
Opletten, meneer Sjoerdsma!
Minister Blok:
Dat is al een onderwerp op zich!
Het is natuurlijk goed om ook de humorvolle kant van het leven in te zien, maar we zijn hier bij elkaar voor een onderwerp waarvan alle sprekers terecht aangeven dat het mensonterend is. De heer Sjoerdsma sprak over «een open gevangenis», de heer Kuzu over «het vergeten conflict». De volle inzet van Nederland is om ervoor te zorgen dat het niet vergeten is, maar ik herken wel wat u zegt over de publieke opinie. Ook ik herken het gevoel van machteloosheid, terwijl ook hier weer niet geldt dat we ons er vervolgens maar bij moeten neerleggen.
De heer Sjoerdsma vroeg naar de eerste stappen van de heer Griffiths. Hij is gestart met een aantal gesprekken en zal binnenkort een bezoek brengen aan Aden. Hij verwacht op 17 april verslag te doen aan de Veiligheidsraad. De heer Sjoerdsma vroeg naar de aansluiting bij de stappen die zijn gezet door zijn voorganger. Anders dan zijn voorganger zal Griffiths ook de zuidelijke separatisten in het proces betrekken, een partij die nogal in kracht is toegenomen de afgelopen tijd. Het doel van zijn missie is natuurlijk een staakt-het-vuren, omdat dat een voorwaarde is voor alle andere noodzakelijke stappen. Op weg daarheen zal hij een aantal stappen zetten om het vertrouwen weer te versterken. Dat moet neerslaan in concrete maatregelen, zoals de opening van de luchthaven van Sanaa en de uitwisseling van gevangenen. Het spreekt vanzelf dat de heer Griffiths daarbij de volle steun heeft van de Nederlandse regering. Dat blijkt niet alleen uit woorden, maar zal ook blijken uit een financiële bijdrage van 1 miljoen voor dit jaar. De heer Sjoerdsma en anderen vroegen daarnaar.
De heer Sjoerdsma was de eerste die inging op het wapenembargo. Volgens mij vroeg hij ook of er in de brief niet meer over de positie van Saudi-Arabië gezegd had moeten worden. Als ik die brief zo met een schuin oog doorlees, kan ik me wel iets bij die vraag voorstellen, maar niet omdat Nederland zo terughoudend geweest zou zijn. Ik zal zo ingaan op onze rol in de wapenexport, maar het was op Nederlands initiatief dat de Mensenrechtenraad de fact-finding mission gestart is waarop ik straks nog verder zal ingaan. In Saudi-Arabië is dat zeer goed opgemerkt, en niet met applaus richting Nederland. Gezien uw reactie was het verstandig geweest als dat punt nog eens benadrukt was in de brief.
Als het gaat om het wapenexportbeleid, is Nederland uiterst terughoudend met wapenexport naar Saudi-Arabië vanwege het conflict in Jemen. De afgelopen tijd, sinds de interventie van Saudi-Arabië in Jemen, zijn er 32 aanvragen voor wapenexport naar Saudi-Arabië afgewezen. Daarmee gaan we echt veel verder dan andere Europese landen, terwijl de gedachte achter het wapenexportbeleid is dat we dat in Europa afstemmen. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben de afgelopen jaren zo'n 90% van het totaalaantal vergunningen dat is aangevraagd voor Saudi-Arabië, toegekend. Het is ook absoluut zo dat de Nederlandse regering, deze maar ook de vorige, de andere EU-landen aanspreekt op het exportbeleid naar Saudi-Arabië. Vorig jaar heeft dat ook tot een succes geleid. Er zijn toen EU-Raadsconclusies over Jemen vastgesteld, waarin nogmaals benadrukt werd dat het gemeenschappelijk wapenexportbeleid richting Saudi-Arabië in verband met het conflict met Jemen strikt moest worden toegepast. Tegelijkertijd is de realiteit dat er bij andere Europese landen geen enkel draagvlak bestaat voor verdergaande stappen, laat staan een embargo. Voor dat laatste werd door een aantal sprekers op verschillende wijze gepleit. Een Nederlandse alleengang zou om meerdere redenen contraproductief zijn. Andere landen zullen blijven leveren. We zien ook al het enorme verschil in bereidheid om te leveren. Een geïsoleerde opstelling zal altijd andersom worden uitgelegd: «Zie je wel, Nederland roept wel hard, maar andere landen steunen het niet, dus wij hebben gelijk». In die positie wil ik niet komen. Dat helpt de mensen in Jemen ook echt absoluut niet.
De heer Sjoerdsma vroeg als eerste naar de stand van zaken rond de blokkade. Daar is het beeld gemengd. Het goede nieuws is dat de Verenigde Naties rapporteren dat sinds het opheffen van de blokkade er inderdaad humanitaire goederen, maar ook wel commerciële stromen, worden toegelaten en dat dus echt sprake is van een verbetering. Tegelijkertijd is die stroom onvoldoende, gezien de zeer beperkte voorraden en de verschrikkelijke situaties wat betreft voedsel, honger en medische voorzieningen. Het verschilt een beetje per product, maar als het bijvoorbeeld om brandstof gaat, is maar een kwart van de benodigde hoeveelheid binnengekomen. Daarnaast – ook mevrouw Becker vroeg daarnaar – worden er waarschijnlijk bewust vertragingen en bureaucratische belemmeringen opgeworpen. Het inklaren van een schip, dat in Rotterdam al gebeurt als het nog onderweg is, duurt hier gemiddeld 36 dagen. Verschrikkelijk. Er is geen enkele praktische reden te bedenken waarom dat 36 dagen moet duren. Ook hier zien we dat de verschillende oorlogvoerende partijen hun eigen instrumenten inzetten. Ook de houthi's werpen eigen bureaucratische belemmeringen op. Het hoofddoel is natuurlijk een volledige wapenstilstand, maar ook hier moet de eerste inzet van Griffiths en de politiek van Nederland zijn om de toegang weer op gang te krijgen, allereerst voor hulpgoederen maar daarnaast ook voor levensmiddelen en brandstof. Die blokkade draagt natuurlijk enorm bij aan de enorm schrijnende situatie.
De heer Sjoerdsma vroeg of het expertpanel namens de Mensenrechtenraad, dat er op Nederlands initiatief is gekomen, goed functioneert en of we kunnen verwachten dat zij hun bevindingen in september kunnen doen. Het panel heeft inderdaad recent bezoeken kunnen brengen, in Jemen zelf maar ook in Saudi-Arabië en de Verenigde Emiraten. Op dit moment krijgen ze overal toegang en medewerking. Ze zijn van plan op korte termijn zowel naar Jemen als naar landen in de regio af te reizen, dus ik heb geen reden om aan te nemen dat ze niet, zoals gepland, in september hun verslag kunnen uitbrengen.
De voorzitter:
Daarover heeft de heer Sjoerdsma een vraag.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik denk dat de opmerking van Minister Blok aan het begin terecht is dat het in Saudi-Arabië ongetwijfeld niet onopgemerkt is gebleven dat het Nederland was dat ervoor heeft gepleit en ook tot stand heeft gekregen dat er een onafhankelijk onderzoek komt naar datgene wat Saudi-Arabië in Jemen heeft gedaan. Daarmee complimenteer ik het kabinet en ook het vorige kabinet van harte. Maar de discrepantie die ik zie, zit niet zozeer in datgene wat we op dat vlak doen, maar in de consequenties die we trekken uit deze zaken. In de brief over het sanctiepanel zie ik een zinnetje staan dat additionele maatregelen en sancties tegenover Iran niet worden uitgesloten. Dat kan ik me ook best voorstellen. Maar als het gaat over Saudi-Arabië, waar er inzet is van clustermunitie, door Saudi-Arabië zelf toegegeven, waarvan we kunnen constateren dat ze humanitaire hulp actief hebben tegengehouden – dat geven ze niet toe maar ik denk dat dat wel feitelijk vast te stellen is – en waar er op een dusdanige manier is gebombardeerd, ook feitelijk vastgesteld door diverse organisaties, dat er ziekenhuizen, scholen en huizen zijn geraakt, vraag ik me af waarom daaraan niet ook dergelijke consequenties kunnen worden verbonden. Met andere woorden, waarom zo hard op Iran en eigenlijk zo consequentieloos op Saudi-Arabië?
Minister Blok:
De overeenkomst tussen Iran en Saudi-Arabië is dat beide direct of indirect betrokken zijn bij verschrikkelijke daden. Daar heeft de heer Sjoerdsma gelijk in. Op Iran zal ik dadelijk verder ingaan, maar Nederland laat dat naar beide ook blijken. Naar beide verbinden we daar ook consequenties aan. Die consequenties doen we steeds als lid van een grotere internationale gemeenschap. Over sancties in de vorm van een wapenembargo heb ik net uitgebreid toegelicht dat Nederland zelf wel degelijk echt veel scherper is dan andere Europese landen en daarnaast in EU-verband met enig succes – er is een verklaring geweest maar geen echte beleidswijziging – steeds heeft gepleit en zal blijven pleiten voor het echt restrictief toepassen van het wapenleverantiebeleid. Maar ook als het gaat om Iran zijn we voortdurend in gesprek over typen maatregelen en de coalities die je daarvoor kunt vormen, altijd tegen de achtergrond van het feit dat je maatregelen effectief moeten zijn en dat je daarvoor voldoende grote coalities moet bouwen.
De voorzitter:
Meneer Sjoerdsma in tweede instantie.
De heer Sjoerdsma (D66):
Uiteraard moet je coalities bouwen. Het is ook meer dan terecht dat Nederland in Europees verband wijst op de Europese spelregels die we gezamenlijk hebben afgesproken over wapenexport en het feit dat landen als het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk en een deelstaat als Wallonië die regels simpelweg met voeten treden. Dat moeten we ook blijven doen; dat lijkt me ook belangrijk. Maar mijn vraag ging meer over het volgende. Ik zie gewoon sancties staan. Misschien moet ik vragen welke sancties dan in overweging worden genomen als het gaat over Iran. Zijn dat persoonsgerichte sancties, sectorale sancties? Waar praten we over? Ik zie datzelfde niet terugkomen, noch in VN-verband noch in EU-verband noch in bilateraal verband, als het gaat over Saudi-Arabië. Ik ben het dus eens over de coalitie, maar vraag me dan wel af waarom er zo'n sterke coalitie is om sancties tegen Iran in te stellen en dat diezelfde coalitie ontbreekt bij dit soort misstanden die Saudi-Arabië begaat.
Minister Blok:
De mogelijkheid om een coalitie te vormen, is altijd deels afhankelijk van de geopolitieke inschattingen die andere landen maken, maar, heel plat, ook van de commerciële belangen die ze hebben. Die inschatting is inderdaad voor Iran heel anders dan voor Saudi-Arabië, waarvoor een aantal Europese landen zeer zichtbaar zowel de commerciële belangen als het geopolitieke karakter van de relatie toch anders inschat dan in de verhouding met Iran. Dat maakt het mogelijk om bij Iran wat verdergaande stappen te nemen dan bij Saudi-Arabië. Nogmaals, dat betekent niet dat Nederland niet scherp wil zijn naar beide landen, maar ik kan sowieso niets veranderen aan de commerciële belangen van andere landen. Geopolitieke inschattingen bespreken we natuurlijk regelmatig met elkaar in EU-verband, maar landen zijn uiteindelijk natuurlijk wel autonoom in de bepaling van naar welke kant de balans wat hen betreft doorslaat.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Als de analyse van de Minister van de commerciële belangen klopt – en ik denk dat die klopt – dan wordt er toch met twee maten gemeten? Het feit dat je wapens kunt verkopen aan Saudi-Arabië betekent dan toch dat je soms liever even de andere kant op kijkt, en dat in het geval van Iran niet doet en onmiddellijk – waar de heer Sjoerdsma terecht op wijst – over sancties spreekt? Nederland, dat zichzelf er graag op laat voorstaan dat het terughoudend is en niet meedoet aan dat commerciële spel, zou toch misschien kunnen kijken of die coalitie samen met anderen wel te bouwen is?
Minister Blok:
Maar de heer Van Ojik heeft mij ook niet horen zeggen dat ik dat niet wil blijven doen. En de heer Van Ojik en ik hebben gemeen dat wij geen genoegen nemen met de wereld zoals die is, maar de ambitie hebben om die beter te maken. De heer Sjoerdsma noemde het voorbeeld van Wallonië, een gebied met een traditioneel heel hoge werkloosheid en met al heel lang een wapenindustrie. Daar is zo'n politiek debat echt anders dan in een, gelukkig, zeer welvarend land als Nederland, dat wel regionale werkloosheidsverschillen heeft maar niet een al decennialang vastgelopen economie. Dat is dan een realiteit. Nederland heeft op specifieke punten een zeer vooraanstaande wapenindustrie, maar toch niet van de schaal die landen als Engeland en Frankrijk hebben. Het is een tijd geleden dat het laatste Nederlandse vliegtuig van de band rolde. Die combinatie van commerciële belangen en vaak ook werkgelegenheidsbelangen in het gebied waar die industrie staat, maar ook geopolitieke inschattingen, leidt ertoe dat het ons niet altijd lukt om de bondgenootschappen te sluiten die we zouden willen sluiten, ook niet in Europa.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik snap dat er grote verschillen zijn tussen de landen, maar we hebben één ding met elkaar gemeen: dat we allemaal onze handtekening hebben gezet onder het restrictieve Europese wapenexportbeleid. Dat zou ons er eigenlijk toe moeten brengen om geen wapens te exporteren naar conflictregio's. Als ik goed ben geïnformeerd, heeft bijvoorbeeld een land als Duitsland inderdaad in januari gezegd dat het alle wapenexporten naar die regio opschort. Ik heb een oproep voor de Minister. We kunnen wel zeggen dat we Realpolitiker zijn en dat Wallonië nu eenmaal wat anders is dan Twente, maar we zijn ook allemaal onderdeel van dezelfde internationale gemeenschap die een handtekening zette onder bepaalde afspraken. En Nederland staat niet alleen, er zijn meer landen. Misschien kan de Minister dat bevestigen. Ook in het Amerikaans Congres gaan steeds meer stemmen op van senatoren die zeggen dat we dit niet zouden moeten doen. Je kunt ook coalities bouwen, als ze er nog niet zijn. Dat is mijn oproep.
Minister Blok:
Ik ben het eens met het bouwen van coalities; dat is ook de inzet. Het beeld van Duitsland zit een beetje in between. Duitsland heeft een case-by-casebenadering aangekondigd. Als je het zou proberen te schematiseren, kom je een beetje uit op het gewogen gemiddelde van de economische positie van een land of een regio en de eigen inschatting van het geopolitieke effect. Duitsland is economisch een zeer sterk land. Het is daar binnenlands wat makkelijker te verkopen dat er minder wapens geleverd gaan worden dan in Wallonië, om dat voorbeeld maar weer te noemen. Er zijn natuurlijk meer terreinen waar we Duitsland weer wat dichter bij ons zien staan. We hadden het gisteren over de uitspraak over Afrin; ook daarbij zien we Duitsland wat dichter staan bij de Nederlandse positie dan andere landen. Dat is hoopgevend en een reden om door te gaan, maar helaas nog niet het einde van het verhaal.
Mevrouw Karabulut (SP):
Even op dit punt. De Minister is ontluisterend eerlijk.
Minister Blok:
O. Die steek ik dan maar weer in mijn zak.
Mevrouw Karabulut (SP):
Het is best wel schokkend dat bondgenoten als de VS, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk bereid zijn om bij grote mensenrechtenschendingen en schendingen van het internationale humanitaire recht, sommige landen aan te spreken en sancties te treffen, wat binnen de internationale rechtsorde moet, maar wegkijken bij andere landen, zoals Saudi-Arabië, waarmee grote economische belangen zijn gemoeid. Ik vraag de Minister het volgende. In de appreciatie van Nederland en ook in de communicatie naar onze Kamer mis ik veroordelend vermogen, maar ook het toekomstperspectief op mogelijke sancties voor Saudi-Arabië. Waarom wordt dat niet genoemd in de appreciatie van de Minister? En ik sluit me natuurlijk aan bij de heer Van Ojik: zowel in EU-verband als in de VN...
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, u hebt al één vraag gesteld.
Mevrouw Karabulut (SP):
... moeten wij op zoek naar nieuwe mogelijkheden voor stappen in de richting van Saudi-Arabië. Welke mogelijkheden ziet de Minister daartoe?
Minister Blok:
Nou, op dit moment beperkte. Zoals ik richting de heer Van Ojik heb aangeven, leidt dat niet tot de conclusie dat we de inzet gaan veranderen. Dat betekent dat ik in Europees verband, in de Veiligheidsraad zodra Jemen op de agenda staat, en in internationale contacten steeds zal blijven benadrukken dat ik vind dat landen moeten worden aangesproken op wandaden die gepleegd worden en dat het wapenexportbeleid in Europa daarvoor veel strikter uitgelegd moet worden. Maar de mate waarin dat tot een resultaat leidt, wat kennelijk het onderdeel was waarvoor ik het compliment «onthutsend eerlijk» kreeg, is afhankelijk van interne afwegingen van landen. Daarbij wordt natuurlijk altijd de diplomatieke druk meegewogen die wij uitoefenen en de vraag hoe andere landen bewegen, maar er is geen gegarandeerd goede uitkomst. Er is wel een gegarandeerde Nederlandse inzet.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dan zou ik graag van de Minister willen terughoren welke concrete acties hij op dit punt de komende tijd in de EU en in VN-verband gaat nemen. Nu mijn vervolgvraag. In de brief van 9 april lees ik «De aanvallen vanuit Jemen op Saudi-Arabië gaan vooralsnog door. Ook worden de VAE door de houthi's met raketaanvallen bedreigd», en dat Nederland dat veroordeelt. Maar waarom ontbreekt een soortgelijke veroordeling van Saudi-Arabië en van de coalitie die burgerdoelen en kinderen in Jemen bombardeert?
Minister Blok:
Nederland heeft herhaaldelijk aangegeven, en dat doe ik nu ook, dat het de schendingen van alle partijen onacceptabel vindt. En Nederland was de initiatiefnemer voor die onderzoeksmissie, wat in Saudi-Arabië helemaal niet is gewaardeerd. Ik begrijp dus niet zo goed welk belang ermee is gediend om de Nederlandse inzet kleiner te maken dan hij is.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Blok:
Ik kom bij de heer Van Ojik. De heer Van Ojik was de eerste – maar anderen volgden hem daarin – die complimenten uitsprak in de richting van onze mensen op de ambassade, de lokale medewerkers die inderdaad onder heel moeilijke omstandigheden hun moeilijke werk blijven doen. Ik zal dat compliment van de Kamer graag overbrengen. De heer Van Ojik wees in dat verband ook op het feit dat Nederland, meer dan bijna enig ander land, al heel lang een intensieve relatie met Jemen onderhoudt. Hij vroeg of ons dat nu nog een bijzondere positie oplevert. Mijn antwoord daarop is: ja, en dat proberen wij ook te vertalen in de initiatieven die we nemen, zoals de actie rond de Mensenrechtenraad die ik net noemde. Zonder deze geschiedenis zou Nederland waarschijnlijk een van die andere landen zijn die hoogst verontrust zijn maar geen prominente rol spelen. Nu doen we dat naar vermogen echt wel.
De heer Van Ojik vroeg ook naar de in het kader van de hulp aan Jemen toegezegde bedragen. Helaas is het, ook bij andere grote hulpoperaties, een beetje de praktijk dat er een verschil zit tussen de toezeggingen en wat er ook echt binnenkomt. In dit geval is het niet veel slechter dan in andere gevallen. Op dit moment is twee derde van het beloofde bedrag ook echt binnengekomen. De heer Van Ojik vroeg wie dat controleert. De VN-organisatie die daarvoor verantwoordelijk is, OCHA, spreekt landen aan op toegezegde bedragen en houdt dat bij. Dit wordt ook openbaar gemaakt. Er is dus wel degelijk controle en druk om dat geld ook echt binnen te krijgen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik wilde graag nog iets vragen. Maar voordat ik dat doe, moet ik eerst nog even zeggen dat ik vandaag ook spreek namens de fractie van de Partij van de Arbeid; want anders krijg ik op mijn kop, ook bij deze interruptie, zo zeg ik tegen de heer Sjoerdsma. Dus alles wat ik zeg vandaag, zeg ik ook namens de Partij van de Arbeid.
Ik wou nog even terugkomen op het eerste punt: dat van de langdurige, langjarige aanwezigheid en de bijzondere positie die Nederland daar heeft. Een van de interessante dingen, waarop in de laatste brief ook werd ingegaan, is dat Nederland die Track II-initiatieven doet en de dialoog probeert te bevorderen. Dat lijkt mij op dit moment een ingewikkelde klus. Zou dit misschien nog iets kunnen zijn waar we best wat meer aan zouden kunnen doen? Misschien zouden we andere landen, die het misschien ook interessant vinden om daaraan mee te doen, daarbij kunnen betrekken. Zouden we de Nederlandse aanwezigheid op dat vlak kunnen gebruiken om zaken – om het maar zo te zeggen – op te schalen?
Minister Blok:
Nederland probeert in Jemen een aantal speerpunten te hanteren. Dit is er een van. Daarnaast zijn dat de positie van vrouwen en meisjes, en ontmijning. In zijn algemeenheid geldt natuurlijk dat het verstandig is om bij hulpprojecten tegelijkertijd te zoeken naar belangrijke onderdelen die te weinig aandacht krijgen. De positie van vrouwen en meisjes is typisch iets waar Nederland zich vanouds op inzet, evenals de maatschappelijke dialoog. We proberen andere landen daarin mee te krijgen. Op dit moment zijn er niet zo veel landen met een echt stevige aanwezigheid in Jemen, wat waarschijnlijk de aanleiding was tot deze vraag. Ik gaf eerder het belang van coalitievorming aan, toen het ging om de harde kant van sancties. Maar ik ben het volstrekt eens met de heer Van Ojik dat ook bij het verlenen van financiële of inhoudelijke ondersteuning het van groot belang is om dat in internationale coalities te doen. Dat is dus ook hier de inzet.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Mijn vraag was eigenlijk anders. Ik kan eerlijk gezegd niet goed beoordelen of dat op dit moment een substantiële activiteit is. De Minister kan dat wel zeggen, maar ik weet dat gewoon niet. Wel zou je je kunnen voorstellen dat je het groter probeert te maken, als dat kansrijk lijkt. Dat kan Nederland doen in zijn bilaterale programma, maar misschien kunnen daar ook andere spelers bij worden betrokken. Eigenlijk vraag ik de Minister of hij kans ziet of bereid is om op dat vlak, meer dan nu, concrete initiatieven te nemen en dit soort activiteiten te gaan doen.
Minister Blok:
Ik heb op dit moment onvoldoende op het netvlies wat de concrete kansen zijn om dat groter te doen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Precies.
Minister Blok:
Dan kom ik daar graag separaat op terug, of in een aparte brief of gecombineerd met verdere rapporten over Jemen. Uw punt is helder. Ik denk ook niet dat er hier enig verschil van mening zal zijn, maar ik wil u dan ook echt gefundeerd antwoord kunnen geven.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Blok:
De heer Kuzu. Een aantal vragen heb ik behandeld in de eerdere beantwoording. Hij vroeg ook heel specifiek, als het gaat om de financiële bijdrage, of de Nederlandse bijdrage voldoende is. Het antwoord daarop is vrees ik dat in dit soort humanitaire situaties de optelsom van de bijdragen van de landen natuurlijk niet genoeg is, maar het relatieve aandeel van Nederland daarin geeft ons geen enkele reden om ons te schamen. Ik verwijs naar het punt van de heer Van Ojik: Nederland is al 40 jaar aanwezig in het land. Dat is echt uniek onder de westerse landen. Ook hier spelen we zowel financieel als via de acties die we internationaal nemen, een prominente rol. Ik begrijp de grote zorgen van de Kamer en de wil om nog meer te doen, maar ik vind het toch echt wel van belang dat we ons op Jemen niet kleiner maken dan nodig is. Het zal grote moeite kosten om in Europa een ander land te vinden dat zich hier zo op inzet.
De heer Kuzu (DENK):
Ik zal er een aantal noemen. Ik zie het Verenigd Koninkrijk: bijna 240 miljoen dollar. Ik noem even Duitsland: 40 miljoen dollar. We zijn altijd koploper geweest. Ik vind dat de bijdrage van Nederland, ook als we die relateren aan de ernst van de situatie in Syrië, het aantal mensen dat daar in nood is en, zeg maar, het gemiddelde bedrag per persoon, best wel wat hoger kan, zodat we er nog trotser op kunnen zijn.
Minister Blok:
In vergelijking met twee landen met een veel grotere bevolking en een veel grotere economie vind ik de Nederlandse bijdrage niet vreemd. Verder is er ieder jaar een begrotingsbehandeling waar ieder Kamerlid zijn voorstellen kan doen om geld van het ene doel naar het andere te verplaatsen. Maar wat mij betreft is dat hier niet aan de orde omdat de Nederlandse inzet onvoldoende zou zijn.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Blok:
Ik kom bij mevrouw Karabulut, die mij vroeg in te gaan op de rol van Al Qaida. De heer Van Helvert voegde daar later ook IS aan toe. In zijn algemeenheid weten we dat terrorisme gedijt in gebieden waar zeer zwak bestuur is en mensen vatbaar zijn voor extremisme. Dus een reden te meer om bezorgd te zijn over Jemen is het feit dat het een uitvalsbasis is geweest, maar ook in de toekomst weer kan worden, voor deze organisaties.
Mevrouw Karabulut ging zeer nadrukkelijk in op het wapenexportbeleid. Ik hoop dat in de vorm van de verschillende interrupties toegelicht te hebben.
Dan vraagt mevrouw Karabulut of ik van plan ben Jemen te bezoeken.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut heeft volgens mij nog iets over het voorgaande.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ja, klopt. Ik had heel specifiek gevraagd of de Minister kon ingaan op de levering van SOTAS-communicatieapparatuur in 2006 door Nederland, die in Saudische tanks terechtgekomen zou zijn.
Minister Blok:
Ja. Dat was ik niet vergeten, maar ik zal het nu beantwoorden. SOTAS is een communicatiesysteem van vrij verkrijgbare technologie. Het valt ook niet onder de criteria voor wapenexport.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, in tweede instantie.
Mevrouw Karabulut (SP):
De Minister erkent dat communicatieapparatuur inderdaad terecht is gekomen in Saudische tanks. Dat is ook onderzocht door een onderzoekscollectief. Het is ook uitgebreid in de media geweest. De Minister zegt dat dit niet onder wapenexport valt. Inderdaad, dat klopt. Dan zou mijn vraag zijn aan de Minister: deelt u de mening dat dit wel vergunningsplichtig moet worden en deelt u de mening dat dit niet in Jemen had mogen belanden?
Minister Blok:
Ik heb geen eigen informatie over de vraag of het in Saudische tanks aanwezig is. Ik heb wel informatie over de vraag of het vergunningsplichtig is. Dat is nee. Dus als het geleverd is door Nederlandse bedrijven en nu in Saudische tanks gemonteerd is, dan is er geen Nederlands bedrijf in overtreding. Zou het onder dat wapenexportbeleid gebracht moeten worden? Dat vind ik niet logisch voor een communicatiesysteem, dat op heel veel plaatsen gebruikt kan worden.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ja, maar hoe denkt de Minister dat men een oorlog uitvoert? Door te communiceren.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, interrupties in tweeën. Dit is het laatste deel. De Minister.
Minister Blok:
Ik vrees dat er heel veel goederen gebruikt worden bij oorlogsvoering, van eten en drinken tot de meest gruwelijke wapens. Er wordt een zo scherp mogelijke lijn getrokken tussen wapens of dual-usegoederen en andere goederen. Je zult altijd heel, heel veel goederen hebben, of diensten, die zowel militair als vreedzaam ingezet kunnen worden.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Blok:
De vraag of ik Jemen ga bezoeken. De afweging of ik of een collega Jemen gaat bezoeken is sowieso sterk ingekaderd door de vraag of de VN-gezant dat ondersteunend vindt. Als dat zo is, dan ben ik of collega Kaag zonder meer bereid daarheen te gaan. Maar ik heb op dit moment geen concrete plannen.
Mevrouw Becker ging in op de positie van Iran en de Nederlandse reactie op de conclusie van het expertpanel dat er niet overeenkomstig resolutie 2216 is gehandeld. Dat panel heeft geconstateerd dat niet duidelijk is wie de onderdelen voor die raketten heeft geleverd, maar wel dat Iran niet heeft voorkomen dat raketonderdelen aan houthi-strijdkrachten geleverd zijn. Minister Kaag heeft bij haar recente bezoek inderdaad opgeroepen om daar nadere informatie over te verschaffen. We constateren dat Iran dat nog niet voldoende gedaan heeft. We hebben nog geen duidelijkheid.
Ook hier was er de sanctievraag, waarover ook een interruptiedebatje gevoerd werd. Omdat het hier over een expertpanel gaat van de VN, is het ook aan de VN-Veiligheidsraad om voorstellen te doen over het instellen van sancties. Daarnaast hebben we het gister ook al gehad over een discussie die in de EU plaatsvindt, onder leiding van de E3, over het eventueel uitbreiden van het sanctieregime. Ik heb daarvan ook gisteren gezegd dat wij die discussie natuurlijk van nabij volgen, maar dat ik niet in het openbaar kan gaan speculeren over wat er precies gedaan kan worden.
Ook mevrouw Becker ging in op de vraag hoe effectief de Nederlandse ambassade nog kan optreden. Op de specifiek Nederlandse terreinen die ik net richting de heer Van Ojik noemde, is het gelukkig nog steeds mogelijk om betekenisvolle acties te ondernemen. Juist in deze tijd van heel grote humanitaire nood is dat een belangrijke bijdrage die we leveren aan die verschrikkelijke situatie.
Dan vroeg mevrouw Becker naar de effectiviteit van de UNVIM-missie. Helaas stelt de Saudische coalitie de missie ter discussie en blijft ze die ook bemoeilijken. Dat betekent dat wat hen betreft de coalitie en niet de VN bepaalt welke schepen toegelaten kunnen worden. Er is nog geen overeenkomst gesloten om die situatie op te lossen. Er worden wel pogingen toe gedaan. In EU-verband proberen we ook een duidelijker EU-profiel, niet alleen financieel maar ook ondersteunend, aan de UNVIM-missie te bieden.
Dan vroeg mevrouw Becker specifiek hoeveel geld daarbij nodig is. De VN geven aan dat er nog 6 miljoen dollar extra nodig is.
De heer Van Helvert ging in op de Iraanse activiteiten en specifiek op het ballistischeraketprogramma. Dat is het onderdeel waar ik net op inging. Onder leiding van de drie grote Europese landen wordt gekeken naar aanvullende maatregelen.
De heer Van Helvert vroeg naar de inzet tegen cholera. Nederland geeft zo veel mogelijk ongeoormerkt geld aan de Verenigde Naties. Dat heeft over het algemeen ook de voorkeur, omdat de Verenigde Naties dan kunnen kijken waar dat het meest effectief wordt ingezet. Maar binnen die afweging van de Verenigde Naties speelt natuurlijk de choleraepidemie een grote rol.
De heer Van Rooijen is helaas nog niet terug.
De voorzitter:
Maar er zal ongetwijfeld meegeluisterd worden door zijn medewerkers.
Minister Blok:
Zeker, zeker. Hij heeft vragen gesteld die ook door anderen gesteld werden. Bijvoorbeeld door de heer Van Helvert over een beoordeling van het humanitaire plan van Saudi-Arabië. Een aantal sprekers zei ook dat het een beetje wrang is om een rol te spelen in het voortduren van het verschrikkelijke conflict en tegelijkertijd geld beschikbaar te stellen. Ik denk dat we dan ook niet anders kunnen dan hier heel pragmatisch naar te kijken. Per saldo komt er een heel fors bedrag aan hulpgeld beschikbaar, 1,5 miljoen dollar, die in deze verschrikkelijke situatie goed in te zetten is. Het is overigens niet alleen geld van Saudi-Arabië, maar ook van de Emiraten, ook een land dat een eigen rol speelt in het conflict. Dus ik vrees dat het niet anders is dan dat we het geld moeten inzetten voor de vele noden die daar nu zijn.
Dan vroeg de heer Van Rooijen wat het bezoek van de Nederlandse chef de poste aan Sanaa heeft opgeleverd. Heel belangrijk daarbij was onze zorgen, de zorgen die we ook vandaag bespreken over mensenrechtenschendingen, rechtstreeks over te brengen aan de partijen. Dat wordt ook gedaan bij de houthi's. Dat is ook een voorbeeld van een gelegenheid waar Nederland vooroploopt om die grote zorg, die grote wens om tot een oplossing te komen, in Jemen over te brengen.
De heer Van Rooijen was de eerste die vroeg naar de inzet van clustermunitie. Daar hadden ook anderen naar gevraagd. Het gaat op dit moment om onbevestigde berichten, maar als het gaat om de inzet van clustermunitie, heeft Nederland al herhaaldelijk grote zorgen uitgesproken en betrokken landen opgeroepen om helderheid te verschaffen. Als deze berichten blijven aanhouden, zal dat ook onze lijn blijven.
Voorzitter, hiermee hoop ik de vragen in eerste termijn beantwoord te hebben.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de collega's. Mevrouw Karabulut, is er een vraag blijven liggen?
Mevrouw Karabulut (SP):
Ja, ik had ook nog gevraagd, omdat er geen embargo is op export van militair materieel naar de coalitielanden, of dat de afgelopen maanden, het afgelopen jaar wel is gebeurd. Volgens mijn informatie wel namelijk.
Minister Blok:
Een embargo van wie?
Mevrouw Karabulut (SP):
Er is geen wapenembargo tegen Saudi-Arabië en de landen die ermee samenwerken om Jemen te bombarderen. Er is terughoudendheid. Mijn vraag is of er de afgelopen maanden of het afgelopen jaar wel militair materieel is geëxporteerd naar een van deze landen. Volgens mijn informatie wel.
Minister Blok:
Dat lijkt mij zeer waarschijnlijk. Niet door Nederland, maar door andere landen.
Mevrouw Karabulut (SP):
Via andere landen, maar door Nederland.
Minister Blok:
Andere Europese landen zullen de afgelopen tijd geleverd hebben, ja.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dan is de vraag natuurlijk: wat vindt de Minister daarvan?
Minister Blok:
Ik meen dat ik daar uitgebreid op ingegaan ben. Ik heb een uitgebreide schets gegeven van de Nederlandse inzet. Wat ons betreft moet er uiterste terughoudendheid betracht worden. Ik heb uitgebreid geschetst hoe die afwegingen in verschillende landen en zelfs regio's gemaakt worden. Dat is wel een verklaring, maar wat mij betreft geen reden om niet te blijven inzetten op een veel terughoudender actie. Dat was een groot deel van het debat.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dit gaat om wapenexportvergunningen die wij zelf hebben afgeleverd. Is de Minister dan niet van mening dat dit niet had mogen gebeuren? Op basis van mijn informatie, die komt uit een tabelletje van het ministerie zelf, is er de afgelopen maanden geëxporteerd naar Saudi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten, en via Frankrijk naar Egypte. Hoe kijkt de Minister daartegen aan?
Minister Blok:
Dat is langs een andere route vragen of er de afgelopen periode een volledig embargo had moeten zijn. Ik heb aangegeven dat Nederland extreem terughoudend is. Dat is ook echt aantoonbaar. Maar ik heb niet gezegd dat Nederland een eigen embargo hanteert of dat zou willen. Het is dus niet vreemd dat u constateert dat wij geen embargo toepassen. We zijn wel extreem terughoudend, en vragen dat ook aan andere landen, maar tot nu toe zonder succes.
De voorzitter:
Goed. Daarmee zijn we aan het einde van de beantwoording van de Minister in eerste termijn. Ik kijk even of er behoefte is aan een tweede termijn. Dat is het geval. Ik stel maximaal twee minuten spreektijd voor. De heer Sjoerdsma.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording in eerste termijn. Nu het conflict in Jemen zijn tragische derde verjaardag heeft gevierd, zien we in dit debat vooral dat beide zijden, de Kamer en het kabinet, op zoek zijn naar manieren om daar iets te kunnen betekenen en iets van het leed te kunnen verzachten, maar dat het onwaarschijnlijk moeilijk en ook onwaarschijnlijk is dat er op korte termijn daadwerkelijk iets zal verbeteren.
Ik had een paar vragen gesteld waar ik toch nog op terug wil komen. Een daarvan betreft het humanitaire plan van Saudi-Arabië zelf. Er is toch heel veel geld toegezegd, en er is ook toegezegd om humanitaire corridors te openen in Jemen. Ik ben benieuwd of dat geld er al is. Ik ben ook benieuwd wat er gedaan is om die humanitaire corridors tot stand te brengen. Ik zou het liefste zien dat Saudi-Arabië, als het zo veel geld toezegt, dat vervolgens uitgeeft op een manier die door de Verenigde Naties controleerbaar is. Dat lijkt me ook het meest logisch. Ik vroeg me af of daar duidelijkheid over was.
Mijn laatste vraag is ook een vraag uit de eerste termijn. Mij bekruipt het gevoel dat Saudi-Arabië honger als wapen inzet. Ik noemde daarbij de voorbeelden waarin Saudi-Arabië grote aantallen boerderijen, vissersboten, markten en voedselopslagen heeft gebombardeerd. Ik zou van de Minister een appreciatie willen vragen. Deelt hij dat idee? En ligt dat ook besloten in het mandaat van het onafhankelijk onderzoek dat er nog moet komen in september?
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Van Ojik.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Minister. Collega Sjoerdsma heeft goede vragen gesteld over de humanitaire hulp. Ik zou daaraan willen toevoegen dat de vraag die hij stelt over Saudi-Arabië ook heel goed over de Verenigde Arabische Emiraten zou kunnen worden gesteld, want zij hebben ook 500 miljoen toegezegd. Dat is een gigantisch bedrag. Dat over de humanitaire kant.
Ik ben blij met de toezegging van de Minister dat hij toch nog eens even zal kijken naar de programma's die we nog hebben in Jemen en wat we daar eventueel nog aan zouden kunnen toevoegen. Ik heb de zogenoemde Track II-dialoog als voorbeeld genoemd, maar het geldt natuurlijk ook voor bijvoorbeeld het programma over seksuele en reproductieve rechten dat we daar nog steeds hebben. Tenminste, dat zou juist in zo'n situatie als we nu hebben weleens extra urgent kunnen zijn. Ik ben dus heel benieuwd om daar meer over te horen.
Ten slotte de wapens. Dat kan natuurlijk niet uitblijven. De Minister zegt: wij zijn extreem terughoudend, en het heeft eigenlijk geen zin om heel ver voor de troepen uit te lopen. Misschien zou hij toch kunnen zeggen of hij nou eigenlijk wel vindt dat er een wapenembargo zou moeten komen. Dan kun je vervolgens gaan praten over de vraag hoe je dat eventueel in internationaal verband kunt doen, want ik geloof dat we het er allemaal wel over eens zijn dat dat veel beter is dan als we het alleen als Nederland doen. Maar vindt hij eigenlijk wel dat de ontwikkeling in Jemen en in de regio aanleiding zou moeten geven tot een wapenembargo tegen Saudi-Arabië en misschien een aantal andere bij de coalitie betrokken staten? Dat zou ik graag van hem horen.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Kuzu.
De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Ook ik dank de Minister voor zijn antwoorden in eerste termijn. Ik vind het echter jammer dat de Minister onze bondgenoten de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk in onvoldoende scherpe taal wil aanspreken op het leveren van wapens aan het conflictgebied. Dat zou in ieder geval goed zijn, want van onze bondgenoten zou je ook mogen verwachten dat ze de boel niet verder laten escaleren, maar er juist een dempend effect op hebben, zoals wij dat ook doen. De Minister sprak over wapenvergunningen die niet worden geleverd.
Voorzitter. Een laatste punt is dat wij vinden dat Nederland op humanitair gebied meer kan doen. Er gebeurt al veel. De Minister heeft aangegeven dat hij wil kijken naar de verschillende programma's. Maar wat ons betreft kunnen wij vanuit onze verantwoordelijkheid best meer doen in financieel opzicht. Daar laat ik het bij.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Karabulut.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dank u wel, voorzitter. De Minister was inderdaad ontluisterend eerlijk. Hij bevestigde wat we allemaal weten, namelijk dat het Verenigd Koninkrijk recent nog een wapendeal voor 4,6 miljard heeft getekend met Saudi-Arabië, Frankrijk voor 9 miljard, en de Verenigde Staten wederom voor 110 miljard, bovenop de eerdere deal van meer dan 100 miljard. Het is supercynisch. Het verklaart ook dat heel veel partijen, ook sommige partijen hier aan tafel, hoewel ze al dan niet terecht aandringen op sancties en gerichte maatregelen jegens Iran omdat het de houthi-rebellen raketten zou leveren, zwijgen over de misdaden van Saudi-Arabië. Dat is natuurlijk onacceptabel. Dat is superwrang, want het gaat om kinderen die dagelijks sterven. Ik zei het al: iedere tien minuten sterft er een kind in Jemen. Het is niet zo dat ik de inzet van Nederland kleiner maak, zoals de Minister vertelt – integendeel, ik heb mijn waardering uitgesproken voor die inzet. Maar de politieke appreciatie moet ook terechtkomen in onze eigen brieven. Ik ben blij dat de Minister heeft toegezegd dat hij in internationaal verband steun gaat zoeken om ook de verantwoordelijken in Saudi-Arabië aan te spreken en te bestraffen op basis van de feiten. Ik vraag hem wel direct om dat ook te bevestigen.
Het tweede punt is dat we nog steeds apparatuur leveren die in de oorlog door Saudi-Arabië wordt gebruikt, zoals die SOTAS-communicatieapparatuur. De Minister zegt dat hij dat niet weet. Ik zou graag willen dat de Minister dat dan gaat onderzoeken en dat ook van andere export op het lijstje onderzocht wordt of die inderdaad gebruikt wordt in de oorlog in Jemen. Dat zou niet moeten.
Voorzitter. Tot slot wil ik graag een VAO aanvragen om de Kamer om wat uitspraken te vragen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dat is genoteerd. We zijn nog niet helemaal door de tweede termijn heen, Minister. Mevrouw Becker en meneer Van Helvert hebben nog een tekst. Dan kunnen we even kijken hoelang we schorsen. Mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Het is altijd wat lastig als andere partijen je inbreng in een debat samenvatten als «zwijgen over misdaden». De VVD zwijgt niet over misdaden aan welke kant dan ook. Ik heb in mijn inbreng aangegeven dat mensenrechtenschendingen, als daar sprake van is, onderzocht en aangepakt moeten worden. Dat wilde ik gezegd hebben.
Ik dank de Minister voor zijn antwoorden over de UNVIM-missie en het tekort van 6 miljoen dollar dat daar bestaat, zoals hij aangeeft. Ik wil hem vragen of hij andere lidstaten kan aanspreken en aansporen om daar ook hun bijdrage aan te leveren, aangezien Nederland zelf ook al een flinke duit in het zakje heeft gedaan.
Ik dank de Minister ook voor zijn antwoorden op mijn vragen over mogelijke sancties tegen Iran. Terwijl we dit debat voerden, kwam zojuist op ANP het bericht binnen dat de EU zou hebben besloten tot een verlenging van de sancties tegen Iran met een jaar. Ik kan me voorstellen dat de Minister daar staande dit debat niet uitgebreid op in kan gaan, maar ik zou hem willen vragen of hij daarover een brief naar de Kamer zou willen sturen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Helvert.
De heer Van Helvert (CDA):
Dank u wel, voorzitter. De laatste vraag kan ik ondersteunen, want ik denk dat dat inderdaad heel erg belangrijk is voor de algehele veiligheid daar en ook voor de reactie van de Verenigde Staten op de atoomdeal. In die zin is dat voor de hele regio en voor de wereld van groot belang.
Dank voor de beantwoording van de Minister. Het is daar natuurlijk letterlijk verschrikkelijk gevaarlijk, maar politiek-diplomatiek gezien is het ook verschrikkelijk lastig om hier de doelen te bereiken. Ik zie dat de Minister daarvoor wel alles in het werk wil stellen, en dat hij zelf ook voorop wil lopen als een soort tambour-maître, maar niet de harmonie achter hem, de rest van de wereld, wil verliezen. Dat vind ik lovenswaardig. Ik ben er ook heel blij mee dat de Minister zegt dat het ongeoormerkte geld ook zeker ingezet kan worden voor cholerabestrijding. Ik wil toch nog eens benadrukken dat dat heel belangrijk is, want naast de geopolitiek, die natuurlijk heel lastig is, moeten we ook blijven kijken wat we direct voor de mensen op de grond kunnen doen. De sterfte onder mensen en kinderen is natuurlijk ook zo groot door onder andere die cholera. Als we ons daar dus echt voor in kunnen zetten op de grond, dan heel erg graag. Dank daarvoor.
De voorzitter:
Dank u wel. De Minister geeft aan geen schorsing nodig te hebben. Hij heeft inmiddels alles op volgorde liggen.
Minister Blok:
Mijn ambtenaren kunnen zo snel met mij meedenken dat ik inmiddels weer helemaal voorzien ben.
De voorzitter:
Heel goed. Dan geef ik graag het woord aan de Minister voor zijn beantwoording in tweede termijn.
Minister Blok:
Ja. De heer Sjoerdsma vroeg of er inmiddels humanitaire corridors geopend kunnen worden. Volgens onze informatie helaas niet. Dat blijft wel de volle inzet. De heer Sjoerdsma vroeg ook of wij Saudi-Arabië aanspreken op de inzet van honger als wapen. Ja, wij spreken alle partijen aan op alle schendingen van humanitair recht die wij zien, dus ook Saudi-Arabië. Zowel de heer Sjoerdsma als de heer Van Ojik vroegen of het geld van Saudi-Arabië en de Emiraten via de VN loopt. Volgens onze informatie gebeurt dat inderdaad.
De heer Kuzu wil toch meer geld. Daarvoor moet ik hem toch naar de begrotingsbehandeling verwijzen.
Mevrouw Karabulut had het over zwijgen over Saudi-Arabië. Ik kan me daar echt niets bij voorstellen. Het beeld in Saudi-Arabië is in ieder geval niet dat Nederland zwijgt, en het beeld in de rest van de wereld overigens ook niet. De heer Van Ojik had ook nog de vraag gesteld of ik vind dat er een wapenembargo tegen de coalitie zou moeten zijn. Die vraag komt hier terug. Dat vind ik toch te ver gaan. Ik vind niet dat je een algemeen wapenembargo zou moeten afkondigen tegenover landen die ook een legitiem recht kunnen hebben om zichzelf te verdedigen. Ik bestrijd niet dat daar hier geen sprake van is, maar dat zouden ze wel kunnen hebben. Ik vind wel dat andere Europese landen gezien de situatie in Jemen ook veel terughoudender zouden moeten zijn met wapenleveranties, maar dat heb ik uitgebreid toegelicht.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Een hele korte vraag. Misschien kunnen we zeggen: laten we het opschorten, gezien de huidige situatie in Jemen? Een wapenembargo zou je nog kunnen zien als iets definitiefs, maar een tijdelijk opschorten van de leveringen zou een heel goede tussenvorm kunnen zijn waar Nederland misschien de boer mee op zou kunnen.
Minister Blok:
Ik heb uitgebreid geschetst hoe andere landen aankijken tegen de relatie met zeker Saudi-Arabië, maar ook wel de Emiraten, en welke afwegingen daarbij gemaakt worden. Een opschorting voor de loop van het conflict, waarvan we helaas niet weten hoelang het duurt, acht ik gewoon niet kansrijk. Ik wil ook geen luchtkastelen bouwen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Mijn vraag in tweede termijn ging inderdaad niet zozeer over wat kansrijk is, want je kunt kansen soms ook scheppen. Mijn vraag ging over wat wenselijk is. Vindt de Minister het eigenlijk wenselijk? Vervolgens kun je nog spreken over de vraag of het zin heeft om hier energie in te stoppen. Maar is opschorten wenselijk?
Minister Blok:
Ik heb in algemene zin aangegeven dat ik een algeheel wapenembargo niet logisch vind. De tussenvorm van de heer Van Ojik, een tijdelijk algemeen wapenembargo, vind ik langs dezelfde redeneerlijn niet logisch. We blijven te maken hebben met het feit dat landen een legitieme reden kunnen hebben om wapens te gebruiken, en al helemaal in deze regio. Nee, ik vrees dat ik de heer Van Ojik hierin niet tegemoet kan komen. U weet, als het kan, dan doe ik het.
Ik was bij mevrouw Karabulut. Ik kwam ook op dit punt omdat zij daar uitgebreid naar vroeg. Zij vroeg of ik onderzoek wil doen naar het SOTAS-systeem. Nee, want dat is een systeem dat onder geen exportregeling valt. Ik vind het niet logisch om een onderzoek te gaan doen naar dat soort artikelen. Nogmaals, het kan variëren van voedsel tot plakband tot SOTAS-systemen. Die kunnen allemaal in militaire toepassingen worden gebruikt; daarin is gewoon geen goede knip te maken.
Mevrouw Karabulut (SP):
Misschien dan nog een poging. Thales verkoopt dit in zijn brochures namelijk wel degelijk als militaire apparatuur voor communicatie. Dit wordt ook echt gebruikt in het communicatiesysteem van de Saoedische tanks. Dat zou mogelijk betekenen dat ze ook worden ingezet in de oorlog in Jemen, en er zouden als gevolg daarvan dus ook slachtoffers kunnen vallen. Verandert dat de zaak voor de Minister? Hij wil dat toch wel weten?
Minister Blok:
Nee, want dit is een vraag over het toevoegen van goederen die niet een specifiek militair doel hebben, maar daar wel voor gebruikt kunnen worden. Ik gaf aan dat dat zo'n enorme lijst goederen is, dat ik dat niet wenselijk vind, en ook niet controleerbaar.
De voorzitter:
Uw laatste opmerking, mevrouw Karabulut.
Mevrouw Karabulut (SP):
Maar ze worden in Saudische tanks gebruikt. Wil de Minister dan niet weten of dit in de oorlog in Jemen wordt ingezet? Wil hij dat gewoon niet weten omdat het niet valt onder militair exportgoed?
Minister Blok:
Ik heb al aangegeven dat er ongelooflijk veel goederen door militairen worden ingezet in oorlogen, waaronder communicatieapparatuur en nog heel veel andere goederen. Het voegt niets toe om na te gaan welke van dat type goederen wel of niet door het leger worden gebruikt. Zoiets vraagt een enorme uitzoek- en controleoperatie, die geen enkel doel dient. Daarom wil ik die actie niet aangaan.
Ik kom bij mevrouw Becker, die vroeg welke andere landen bijdragen aan UNVIM. Dat zijn op dit moment in ieder geval het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Zweden. Het bericht dat net binnenkwam over de EU en Iran heb ik inderdaad nog niet kunnen beoordelen. Ik moet daar echt even naar kunnen kijken om te bezien op welk moment ik daarover in een brief helderheid aan de Kamer kan geven.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik vroeg iets anders. Ik hoor nu van een beperkt aantal lidstaten. Mijn vraag was: als er een aanvulling voor UNVIM nodig is – wat UNVIM zelf aangeeft – kunnen we andere lidstaten, bijvoorbeeld Duitsland, dan gaan aanspreken op hun bijdrage? Ten tweede vraag ik de Minister of hij wel kan toezeggen dat hij in een brief gaat toelichten hoe het met de verlengde sancties staat. Het lijkt me namelijk prettig om van het kabinet ook een appreciatie daarvan te krijgen.
Minister Blok:
Wat de eerste vraag betreft: ik gaf aan dat de EU als geheel een prominente rol wil spelen bij de ondersteuning van UNVIM. Zodra er een extra financiële vraag komt, bespreken we dat dus in de EU. Dus: ja, dat komt daar op de agenda. En het Iranbericht is heel pril. Ik ben altijd graag bereid de Kamer te informeren, maar ik tast echt even in het duister of het daarvoor nu precies het moment is of net ietsje later. Maar de Kamer weet dat ze mij op ieder moment om iedere brief kan vragen. Alleen tast ik nu echt even in het duister.
Ik had net in de richting van mevrouw Karabulut ook al een beetje proberen aan te geven hoeveel brieven een Minister zo gemiddeld op een dag zelf leest en tekent. Als andere mensen ook nog brieven gaan sturen, dan wordt het onoverzichtelijk. Dus hoe minder dat gebeurt, hoe liever. Maar ik ga deze lezen.
De voorzitter:
Dank u wel, maar nu toch even dit voor de duidelijkheid. De Kamer vraagt om een brief hierover. U zegt: ik kan er nog geen oordeel over geven. Dat begrijpen we allemaal. We hebben ook niet om een tijdstip gevraagd. De vraag is wel of u op enig moment die appreciatie in een brief kunt geven.
Minister Blok:
Als u het zo formuleert, zeker. Ik moet alleen even kijken wat erin staat en dan beoordelen of dit het moment is, of dat ik eerst nog andere landen moet spreken en puzzelstukjes moet toevoegen.
De voorzitter:
Dat laten we graag aan u over. Maar we rekenen erop dat er een brief komt.
Hartelijk dank. Ik dank de Minister voor zijn antwoorden, en ik dank de collega's voor hun aanwezigheid.
We gaan nog even kijken naar de toezeggingen.
– We hadden het net over deze brief over de verlenging door de EU van de sancties tegen Iran. De Minister komt daar op enig moment op terug in een brief.
– De Minister heeft ook toegezegd om de Kamer een aparte brief te sturen over de Nederlandse inzet bij Track II-activiteiten en andere OS-activiteiten. Wij rekenen daarop. Ik zie een vraagteken, maar u hebt het paraat?
Minister Blok:
Dat was een verzoek van de heer Van Ojik?
De voorzitter:
Precies, het was een verzoek van de heer Van Ojik.
Er zal een VAO worden gehouden, met mevrouw Karabulut als eerste spreker. Dat geven we door aan de Griffie Plenair.
Hiermee zijn we gekomen aan het einde van dit algemeen overleg over de situatie in Jemen. Ik dank u allen. Ik dank ook de mensen op de publieke tribune voor hun belangstelling, evenals degenen die op een andere manier hebben geluisterd.
Sluiting 12.07 uur.