Kamerstuk 32609-V-3

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake de incidentele suppletoire begrotingen Buitenlandse Zaken (V)

Dossier: Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2011 (wijziging samenhangende met de incidentele suppletoire begrotingen)

Gepubliceerd: 24 maart 2011
Indiener(s): Nebahat Albayrak (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32609-V-3.html
ID: 32609-V-3

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 24 maart 2011

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

Met vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Albayrak

De griffier van de commissie,

Van Toor

1 en 2

Kunt u per amendement beleidsinhoudelijk aangeven welke gevolgen deze hebben op de uit te voeren programma’s?

Kunt u een cijfermatig overzicht geven van de amendementen die naar aanleiding van de basisbrief Ontwikkelingssamenwerking zijn aangenomen, waarbij zowel de intensiveringen als de dekkingen worden weergegeven?

Nr. amendement

Indiener

Intensivering

Dekking

32 500 V, nr. 17

Hachchi, El Fassed

EUR 5 mln aan gender

Verlaging noodhulpbudget

32 500 V, nr. 22

Dijkhoff, Irrgang

EUR 5,5 mln aan HIV/AIDS (UNAIDS en GFATM)

Korting programma Logo South

32 500 V, nr. 55

Ferrier, Dijkhoff

EUR 20 mln aan HIV/AIDS

EUR 10 mln extra korting begrotingssteun

EUR 10 mln extra kasschuif IDA

32 500 V, nr. 65

Ormel

EUR 2 mln aan Westelijke Jordaanoever

Verschuiving binnen fondsen voor regionale stabiliteit en crisisbeheersing

32 500 V, nr. 68

El Fassed

EUR 5 mln aan mensenrechten

Uit reservering voor draagvlak Nederlands buitenlands beleid

32 500 V, nr. 74

Ormel cs

EUR 7 mln aan Matra

EUR 3,5 mln ODA

EUR 3,5 mln stabiliteitsfonds en OVSE

32 500 V, nr. 116

Van der Staaij, Voordewind

EUR 10 mln aan MFS

Inter-temporale kasschuif binnen klimaatmiddelen

32 500 V, nr. 17

Het amendement van de leden Hachchi en El Fassed zorgt ervoor dat artikel 5 «Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling» wordt verhoogd met EUR 5 mln. Deze fondsen zullen met name worden gebruikt ten behoeve van het MDG3 fonds dat activiteiten financiert op het gebied van het verbeteren van eigendoms- en erfrecht voor vrouwen, het bevorderen van de werkgelegenheid en gelijke kansen op de arbeidsmarkt, het vergroten van de deelname aan politiek en bestuur en de aanpak van geweld tegen vrouwen en meisjes. De bestaande 45 projecten binnen het MDG3 fonds zullen de mogelijkheid worden geboden om de activiteiten die zij op deze gebieden ontplooien, te continueren in 2011. Daarnaast zal er in 2011 een nieuwe tender worden uitgeschreven voor de tweede fase van het MDG3 fonds.

32 500 V, nr. 22

Het amendement van de leden Dijkhoff en Irrgang beoogt een verhoging van de bijdrage aan UNAIDS en het GFATM met EUR 5,5 mln. Deze wordt gedekt door een verlaging van de subsidie aan de VNG voor het LOGO South programma

De invulling van de amendementen 22 en 55 is in samenhang bekeken met de motie Hachchi (32 500 V, nr. 37) en resulteert in een beperking van de bezuinigingen op HIV/AIDS met EUR 25.5 mln (zie ook beantwoording vragen 14, 15 en 16).

32 500 V, nr. 55

Het amendement van de leden Ferrier en Dijkhoff beoogt een verhoging van de uitgaven voor HIV/Aids met EUR 20 mln met als dekking een IDA kasschuif (EUR 10 mln) en een extra korting op begrotingssteun (EUR 10 mln). Deze bezuiniging op begrotingssteun is reeds meegenomen bij de keuze van partnerlanden die in 2011 algemene begrotingssteun krijgen (zie Kamerbrief inzake toezeggingen Wetgevingsoverleg 6 december 2010 van 13 december 2010) en is niet te herleiden naar specifieke algemene begrotingssteunactiviteiten of -landen.

De invulling van de amendementen 22 en 55 is in samenhang bekeken met de motie Hachchi (32 500 V, nr. 37) en resulteert in een beperking van de bezuinigingen op HIV/ Aids met EUR 25.5 mln (zie beantwoording vragen 14, 15 en 16).

32 500 V, nr. 65

Het amendement van Ormel beoogt een verhoging van de uitgaven met 2 mln aan programma’s op de Westelijke Jordaanoever. Deze wordt gedekt door een herallocatie van middelen binnen subartikel 2.5.

Inzet is dit bedrag te gebruiken om de training van de civiele politie te ondersteunen, waarbij de EU Police Mission in the Palestinian Territories (EUPOL COPPS) als adviserende en UNOPS als uitvoerende partner optreedt. Het project is gericht op capaciteitsopbouw (infrastructuur en training), het vergroten van transparantie, het bevorderen van civiel toezicht op het veiligheidsapparaat evenals het vergroten van het vertrouwen van de bevolking in de politie.

Het project is een interessante en duidelijk omschreven aanvulling op het Nederlandse rechtsstaatontwikkelingsprogramma. Binnen deze sector richt Nederland zich op de gehele strafrechtketen; van het moment van arrestatie van een verdachte tot re-integratie van ex-gedetineerden. Het gaat hierbij om een tweeledige benadering: opbouw van capaciteit gaat gepaard met het vergroten van transparantie, toerekenbaarheid en maatschappelijk toezicht. Daarom is het Nederlandse programma gericht op het professionaliseren van de politie, de rechterlijke macht, het Openbaar Ministerie, het ministerie van Justitie en het gevangeniswezen met als doorkruisend thema mensenrechten.

32 500 V, nr. 68

In de Basisbrief Ontwikkelingssamenwerking was aangegeven dat het fonds met EUR 5 mln zou worden verlaagd. Met het aangenomen amendement van El Fassed is deze korting weer teruggedraaid. De dekking wordt geleverd door verlaging van het budget voor de NCDO en de Subsidiefaciliteit voor Burgerschap en Ontwikkelingssamenwerking (SBOS).

32 500 V, nr. 74

Het amendement kent een bedrag van EUR 7 mln toe aan het MATRA-programma door een verschuiving van budget binnen operationele doelstelling 2.7 en verlaging van het budget voor operationele doelstelling 2.5 met EUR 3,5 mln (3 mln stabiliteitsfonds en 0,5 mln voor het OVSE-budget).

De gevolgen van dit amendement voor het MATRA-programma zijn dat dit jaar substantiële budgetten kunnen worden toegekend aan de Nederlandse ambassades in de doellanden van MATRA voor het financieren van kleine activiteiten van lokale maatschappelijke organisaties, dat het MATRA Politieke Partijen Programma in 2011 onverkort kan worden voortgezet en dat korte trainingen van ambtenaren en jonge diplomaten uit MATRA-landen kunnen worden georganiseerd.

Voor het stabiliteitsfonds, dat een vraaggestuurd karakter heeft, betekent dit amendement dat er in 2011 minder geld is om activiteiten in de non-ODA sfeer te financieren. Bij de OVSE zal nu minder budget beschikbaar zijn voor de detachering van Nederlanders. Concreet betekent dit dat een aantal lopende contracten met detachanten niet zal worden verlengd.

De budgetverschuiving binnen operationele doelstelling 2.7 heeft als gevolg dat er minder budget beschikbaar zal zijn voor de landenprogramma’s op het gebied van goed bestuur.

32 500 V, nr. 116

De EUR 10 mln uit het amendement Van der Staaij/ Voordewind wordt in mindering gebracht op de korting van EUR 50 mln op MFS II per jaar zoals de Minister van Buitenlandse Zaken heeft aangekondigd in de basisbrief 32 500 V, nr. 15 van 26 november 2010.

De korting is naar rato verdeeld over de MFS II-allianties.

3

In paragraaf 4.3 «Ondernemersklimaat ontwikkelingssamenwerking» geeft u aan dat «het resterende bedrag [... ad 2 miljoen euro op vrijwillige bijdragen ...] bij eerste suppletoire wet verwerkt [wordt] op de begroting van andere ministeries». Waarom worden de taakstellingen niet in één keer in deze incidentele suppletoire wet verwerkt?

Naar aanleiding van de verwerking van de taakstellingen uit het Regeerakkoord, is bij de Nota van Wijziging gesteld dat bezuinigingen op de HGIS, die zijn bestemd voor andere departementen, bij de Voorjaarsnota worden verwerkt.

4 en 5

Kunt u een overzicht geven – zowel voor het jaar 2011 als meerjarig – van de bezuinigingen uit het Regeerakkoord die al zijn ingevuld, en van de bezuinigingen die nog moeten worden ingevuld?

Kunt u een schets geven van hoe u de resterende taakstellingen denkt in te vullen? Heeft u al zicht op de invulling van de nog openstaande meerjarige bezuinigingen?

De bezuinigingen uit het Regeerakkoord die reeds ingevuld zijn voor het jaar 2011, zijn terug te vinden in de incidentele suppletoire begrotingswet. Bij de –ontwerp-begroting 2012 wordt u geïnformeerd over de invulling van de resterende openstaande meerjarige bezuinigingen.

6

In deze suppletoire begrotingswet worden de mutaties als gevolg van de basisbrief Ontwikkelingssamenwerking en de daarop aangenomen amendementen verwerkt. Door de veelheid aan mutaties is het moeilijk zicht te krijgen op de keuzes die zijn gemaakt. Kunt u bevestigen dat in deze suppletoire begrotingswet alleen mutaties zijn verwerkt die reeds met de Kamer besproken zijn? Zo nee, kunt u een overzicht geven van het nader ingevulde beleid?

Alleen mutaties die reeds met de Kamer zijn besproken zijn verwerkt in deze suppletoire begrotingswet.

7

Kunt u een nieuw actueel overzicht van landenprogramma's geven, niet alleen voor artikel 2.7 goed bestuur, maar voor alle beleidsartikelen?

De specifieke (programmatische) invulling van de OS-basisbrief en de Focusbrief is een meerjarig proces dat tijdens deze kabinetsperiode nader vorm krijgt. De Tweede Kamer zal hierover in detail worden geïnformeerd tijdens de begrotingsbehandeling van 2012 en verder.

8

Kunt u een overzicht bieden van de intensivering per genoemd deelterrein/programma binnen de private sectorontwikkeling?

In totaal is per saldo een verhoging voorzien van EUR 40 mln in 2011 van het beleidsartikel 4.3 ten behoeve van extra inspanningen op het gebied van voedselzekerheid en private sectorontwikkeling via bilaterale programma’s. Naast het uittrekken van additionele middelen vindt ook binnen het beleidsartikel een herallocatie plaats naar deze prioritaire thema’s. In de antwoorden op vraag 9 (publiek private partnerschappen), vraag 24 (financiële sectorontwikkeling en innovatieve financieringsinstrumenten), vraag 25 (onderzoek en innovatie op het gebied van landbouw en voedselzekerheid) en vraag 26 (bilaterale ambassadeprogramma’s) is een nadere toelichting gegeven op de invulling van deze deelterreinen door benutting van de ruimte en prioritering binnen beleidsartikel 4.3.

9

Welke andere publiek private partnerschappen dan het Initiatief Duurzame Handel (IDH) vallen onder de voorgenomen uitbreiding?

Uitbreiding van publiek private partnerschappen (PPP’s) loopt via twee lijnen. In de eerste plaats wordt gekeken welke bestaande PPP’s opgeschaald kunnen worden. Een inventarisatie heeft laten zien dat een tiental PPP’s hiervoor mogelijk in aanmerking komen, op de terreinen landbouw, financiële sector, water en SRGR/HIV-Aids. Concretisering vindt momenteel plaats.

Daarnaast zal uitbreiding worden gerealiseerd via het aangaan van nieuwe PPP’s op de prioritaire thema’s. Identificatie van deze PPP’s komt voort uit een consultatie die gaande is met de posten, andere ministeries en relevante Nederlandse sectoren. In totaal is hiervoor in 2011 een bedrag van EUR 5 mln gereserveerd.

10

Welke bilaterale ambassadeprogramma’s zullen worden geïntensiveerd en welke landen betreft het?

Op basis van het besluit over de vermindering van het aantal partnerlanden, dat verwoord is in de Focusbrief die u 18 maart jl. toeging, wordt de beslissing genomen over mogelijke intensiveringen van bilaterale ambassadeprogramma’s. De Tweede Kamer zal hierover in detail worden geïnformeerd tijdens de begrotingsbehandeling van 2012 en verder.

11

Wat is het Wereldbank Partnerschapsprogramma? Van welke Wereldbank-tak maakt dit onderdeel uit (bijv. IDA)? Wat houdt dit programma in en in welke landen vindt het plaats?

Het Partnerschapsprogramma met de Wereldbank staat bekend als het Bank Netherlands Partnership Programme (BNPP). Bij de Wereldbank is dit ondergebracht bij de afdeling Global Partnerships. Dit programma beoogt de samenwerking met de Wereldbank specifiek op de voor Nederland strategische beleidsterreinen te intensiveren. De kern van het BNPP betreft kennisontwikkeling gebaseerd op praktijkervaringen op thema’s als seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), fragiele staten beleid, gender en private sector ontwikkeling. Het BNPP richt zich vooral op landen in Sub-sahara Afrika, maar kent ook relevante ervaringen in Zuidoost Azië en Latijns-Amerika. De bevindingen van het BNPP worden door de Wereldbank breed verspreid en ondermeer gebruikt voor samenwerking op landenniveau, ook binnen IDA. Tenslotte vormt het BNPP het administratieve kanaal voor een aantal door Nederland gesteunde Multi-Donor Trust Funds, om zodoende de versnippering in de samenwerking met de Wereldbank te beperken.

12

Kunt u concreter aangeven welke programma's op het gebied van schuldverlichting en speciale multilaterale activiteiten worden gekort? In welke landen gebeurt dit bijvoorbeeld? Gaat het hier om multilaterale schuldverlichting of bilaterale schuldverlichting? Welke programma's worden nog meer gekort?

Er wordt niet gekort op het kwijtschelden van bilaterale of multilaterale schulden als zodanig omdat Nederland gecommitteerd is aan internationale schuldverlichtingsinitiatieven. Wel worden programma’s ter versterking van schuldenmanagement van o.a. Wereldbank en UNCTAD in verschillende Afrikaanse landen over een langere periode uitgesmeerd, hetgeen tot een de facto korting op jaarbasis leidt.

13

Waar bestonden de speciale programma's van de Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO) uit die nu worden gekort?

Er wordt niet gekort op speciale programma's van de FMO die met ODA-middelen worden gefinancierd. De jaarlijkse non-ODA bijdrage van EUR 12,5 mln aan het The Currency Exchange Fund (TCX) liep in 2010 af. TCX is een innovatief financieringsinstrument om wisselkoersrisico’s voor ondernemers in ontwikkelingslanden af te dekken en is mede op initiatief van de FMO opgericht. In de periode 2011–2013 is een jaarlijkse bijdrage van EUR 4,5 mln voorzien voor innovatieve non-ODA financieringen.

14 t/m16

Kunt u aangeven wanneer u de Kamer zult informeren over de invulling van het amendement Dijkhoff/Irrgang (32 500 V, nr. 22)?

Kunt u aangeven wanneer u de Kamer zult informeren over de invulling van het amendement Dijkhoff/Ferrier (32 500 V, nr. 55)?

Wanneer er wordt gesteld dat over de invulling van de amendementen Dijkhoff/Irrgang (22) en Ferrier/Dijkhoff (55) de Tweede Kamer nog nader zal worden geïnformeerd, wordt dan gedoeld op de verdeling van de gelden tussen UNAIDS en het Global Fund of wordt er ergens anders op gedoeld? Indien het laatste het geval is, aan wat voor soort invulling moeten we dan denken? Waarom zijn deze amendementen nog niet ingevuld door het ministerie? Bestaat er soms onduidelijkheid over de toelichting?

Beide amendementen betekenen een beperking van de bezuinigingen op HIV/Aids met in totaal EUR 25,5 mln. De invulling van de amendementen is in samenhang bekeken met de motie Hachchi (32 500 V, nr. 37) en zal als volgt plaatsvinden.

  • EUR 14,5 mln wordt toegekend aan het Global Fund on AIDS, TB and Malaria (GFATM). Dat betekent dat het fonds gekort wordt met EUR 25,5 mln in 2011 in plaats van EUR 40 mln.

  • EUR 3 mln gaat naar UNAIDS. Dat betekent dat UNAIDS wordt gekort met EUR 7 mln in plaats van met EUR 10 mln. Daarmee komt de bijdrage van EUR 25 mln in 2011.

  • EUR 1 mln gaat naar de WHO. Dat betekent dat de korting op de WHO EUR 3 mln bedraagt, in plaats van EUR 4 mln. Daarmee komt de bijdrage aan het Partnerschap met de WHO op EUR 10 mln in 2011. De WHO speelt een zeer belangrijke rol in het opstellen van normen en standaarden, ook voor HIV/Aids. Hiervan getuigt de recent opgestelde nieuwe HIV/Aids strategie die in nauwe samenwerking met UNAIDS tot stand is gekomen.

  • De resterende EUR 7 mln zal worden besteed aan een subsidieprogramma onder het standaardsubsidiekader ten behoeve van Nederlandse NGO’s die zich inzetten voor aidsbestrijding bij «key populations» (harm reduction van IDU, seksuele minderheden, sekswerkers). Dit initiatief is eveneens in lijn met de motie Hachchi (32 500 V, nr. 37) over behoud van de unieke Nederlandse aanpak bij aidsbestrijding onder kwetsbare groepen.

17

Kunt u een cijfermatig overzicht geven van de subsidieverlagingen binnen het budget van MFS II in 2011?

In bijgevoegd overzicht treft u per MFS II-alliantie de subsidietoekenning voor 2011 – 2015 aan na verwerking van de korting. Tevens treft u de subsidieverlaging aan van in totaal EUR 240 mln over vijf jaar ten opzichte van de oorspronkelijk onder begrotingsvoorbehoud toegekende MFS II-subsidie. De subsidieverlaging is naar rato verdeeld over de subsidieperiode 2011–2015.

Overzicht totale toekenning (2011–2015) voor en na korting

Penvoerder alliantie

Totale oorspronkelijk toegekende subsidie

Totale toekenning na korting 11,29412% (EUR)

Verlaging t.o.v. de oorspronkelijk toegekende subsidie

IKV PAX CHRISTI

50 657 255

44 935 967

5 721 288

SPARK

24 065 596

21 347 600

2 717 996

OXFAM NOVIB

421 265 160

373 686 970

47 578 190

CORDAID

402 374 345

356 929 707

45 444 638

SIMAVI

51 247 463

45 459 515

5 787 948

HIVOS

308 171 872

273 366 574

34 805 298

ZOA

71 467 577

63 395 946

8 071 631

WPF

50 681 531

44 957 500

5 724 031

ICCO

382 538 991

339 334 580

43 204 411

IICD

46 288 717

41 060 817

5 227 900

WARCHILD

23 726 590

21 046 883

2 679 707

WOORD EN DAAD

37 957 888

33 670 880

4 287 008

INTERNATIONAL CHILD SUPPORT

52 289 963

46 384 275

5 905 688

PLAN NL

58 725 985

52 093 404

6 632 581

MEDISCH COM NL-VT

9 126 529

8 095 771

1 030 758

IUCN

44 796 302

39 736 957

5 059 345

NEDERLANDS RODE KRUIS

40 227 115

35 683 819

4 543 296

FREE VOICE

21 816 220

19 352 275

2 463 945

BOTH ENDS

27 574 901

24 460 560

3 114 341

    

Totaal

2 125 000 000

1 885 000 000

240 000 000

18

Met welk bedrag wordt de bijdrage aan het Mensenrechtenfonds verlaagd?

Het Mensenrechtenfonds wordt niet verlaagd. In de Basisbrief Ontwikkelingssamenwerking was aangegeven dat het fonds met EUR 5 mln zou worden verlaagd. Met het aangenomen amendement van El Fassed (32 500 V, nr. 68) is deze korting weer teruggedraaid.

19

Op welke manier zullen de EUR 2 mln uit het amendement Ormel (nr. 65) worden ingezet?

Zie antwoord op vraag 1.

20

Kunt u per land uitsplitsen hoeveel het budget voor goed bestuur (beleidsartikel 2.7) verlaagd is?

De verlaging van het budget voor goed bestuur gebeurt aan de hand van het besluit over de vermindering van het aantal partnerlanden. Over deze laatste keuze bent u in de Focusbrief die u 18 maart jl. toeging geïnformeerd. De Tweede Kamer zal hierover in detail worden geïnformeerd tijdens de begrotingsbehandeling van 2012 en verder.

21

Kunt u aangeven welke activiteiten gestaakt worden door de korting op de bijdrage aan LOGO South?

In overleg met VNG International wordt momenteel gekeken hoe het LOGO South programma in 2011 afgewikkeld wordt.

22

Kunt u per partnerland aangeven wat de verlagingen van het bilaterale programma op beleidsartikel 4.2 armoedevermindering voor gevolgen hebben? Welke programma's worden verminderd dan wel gestopt, met welke organisaties wordt de samenwerking gestopt dan wel gedeïntensiveerd?

Op basis van het besluit over de vermindering van het aantal partnerlanden wordt de verlaging op beleidsartikel 4.2 doorgevoerd. De Tweede Kamer zal hierover in detail worden geïnformeerd tijdens de begrotingsbehandeling van 2012 en verder.

23

Welke publiek private partnerschappen vallen onder de uitbreiding, en hoe groot is de intensivering voor ppp's?

Zie antwoord op vraag 9.

24

Hoe groot is de intensivering bij de financiële sectorontwikkeling?

In 2011 wordt EUR 30 mln extra aan financiële sectorontwikkeling uitgegeven. Dit bedrag is een resultaat van een benutting van ruimte binnen beleidsartikel 4.3. Uitgaven betreffen onder andere een extra bijdrage via de speciale programma's van de Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) ten gunste van het fonds MASSIF (20 mln), alsmede financiering van programma’s van winnaars van de G-20 SME Challenge (mln 10) in ontwikkelingslanden. Tevens wordt een innovatief financieringsmechanisme ontwikkeld.

25

Hoe groot is de intensivering bij Onderzoek en innovatie op het gebied van landbouw en voedselzekerheid, en welke organisaties of programma’s krijgen extra middelen?

De nieuwe uitgaven in 2011 betreft onder meer steun aan de Alliance for a Green Revolution in Africa (EUR 1 mln), de Global Crop Diversity Trust (EUR 1 mln) en het ondersteuningsprogramma van IFPRI (International Food Policy Research Institute) voor sector analyses en beleidsplanning in het kader van het Comprehesive Africa Agriculture Development Programme (CAADP) (EUR 2 mln). Aan Global Compact NL is tevens een bijdrage van EUR 100 000 toegekend.

26

Kunt u aangeven aan wat voor soort bilaterale ambassadeprogramma's gedacht moet worden als het gaat om de intensivering van de gelden voor ondernemingsklimaat ontwikkelingslanden? Kunt u uitleggen hoe u kunt garanderen dat dit vraaggestuurd gebeurt en niet aanbodgestuurd?

Programma’s zullen gericht zijn op bevordering van investeringen, marktontwikkeling en verhoging van landbouwproductiviteit. Voor bilaterale programma’s worden gedelegeerde fondsen ingezet waarmee de ambassade de vraaggestuurdheid kan bevorderen, via nauw overleg met lokale overheidsinstanties en maatschappelijke organisaties. Contacten met het lokale bedrijfsleven maar ook het ter plekke aanwezige Nederlandse bedrijfsleven zijn hierbij instrumenteel om zowel knelpunten als oplossingsrichtingen in het ondernemingsklimaat goed in te schatten en te kunnen oppakken.

27

Kunt u aangeven welke algemene ODA-activiteiten worden bedoeld onder 4.4?

Het budget voor algemene ODA-activiteiten wordt ingezet voor incidentele kortlopende activiteiten, zoals bijvoorbeeld voor de samenwerking tussen de Nederlandse en Rwandese nationale ombudsman

28

Wat zijn de overige programma's waarop EUR 2 mln gekort wordt onder 5.1?

De korting van EUR 2 mln vindt plaats op de budgetten voor subsidies aan Nederlandse en internationale NGO’s actief op het terrein van onderwijs.

29

Welke onderzoeksprogramma's worden concreet gekort?

Er wordt EUR 5 mln gekort op het Programma Onderzoek en Innovatie. Dit programma ondersteunt regionale en mondiale onderzoeksinstituten, waaronder instellingen als ECDPM, CGIAR, NWO/WOTRO, UNU-MERIT en AERC.

30

Gelden de kortingen onder 5.2 primair voor onderwijsinstituten in Nederland of in ontwikkelingslanden.

Deze kortingen betreffen zowel onderwijsinstituten in Nederland als in ontwikkelingslanden. De korting op het budget van het internationaal onderwijsprogramma betreft de door Nuffic gecoördineerde programma’s Netherlands Initiative for Capacity Development in Higher Education (NICHE) en het Netherlands Fellowship Programme (NFP). De korting op het budget van de internationale onderwijsinstituten betreft het Koninklijk Instituut voor de Tropen.

31

Op welke wijze zal de EUR 10 mln uit het amendement Van der Staaij/Voordewind (nr. 116) worden verdeeld binnen artikel 5.6.?

Zie antwoord op vraag 1.

32 en 33

Aan wat voor activiteiten wordt de extra EUR 50 000 onder 8.1 besteed?

Aan wat voor activiteiten wordt de extra EUR 229 000 onder 8.2 besteed?

Er is onder 8.1 en 8.2 geen sprake van een extra budget. In deze suppletoire begroting worden de pro rata toegepaste verlaging uit de Nota van Wijzigingen voor artikel 8.1 en 8.2 teruggedraaid, daar in de Basisbrief Ontwikkelingssamenwerking beide subartikelen zijn uitgezonderd van kortingen.