Gepubliceerd: 27 december 2010
Indiener(s): Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD)
Onderwerpen: beroepsonderwijs hoger onderwijs onderwijs en wetenschap overige vormen van onderwijs voortgezet onderwijs
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32587-3.html
ID: 32587-3

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

1. Inleiding

1.1. Kern van het wetsvoorstel

Kern van het wetsvoorstel is het instellen van een centraal, landelijk diplomaregister dat digitaal diplomagegevens ontsluit die al door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) worden bewaard. Het gaat om hoger onderwijs, beroeponderwijs en volwasseneneducatie, voortgezet onderwijs, Nederlands als tweede taal en inburgering.

Het voornemen is om een diplomaregister te ontwikkelen dat betrouwbare diplomagegevens waarborgt en zorgt voor de efficiënte verstrekking daarvan. Het diplomaregister heeft drie doelen. Ten eerste draagt het bij aan fraudebestrijding en biedt het helderheid over wat erkende diploma’s zijn. Ten tweede leidt het tot lastenverlichting voor (toekomstige) diplomabezitters, onderwijsinstellingen, potentiële werkgevers en overheidsinstanties. Ten derde dient het diplomaregister als een voorziening voor de diplomabezitter (bewijs behaald diploma) in geval van verlies of diefstal van een diploma.

De overheid neemt verantwoordelijkheid voor de centrale ontsluiting van het diplomaregister. Voor alle gegevens in het diplomaregister geldt dat de hoogst mogelijke graad van betrouwbaarheid moet worden gegarandeerd. De cumulatie van controles op de gegevens van het bekostigde onderwijs waarover DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) beschikt, biedt op dit moment die hoogste graad van betrouwbaarheid. Daarom worden deze gegevens in principe in het diplomaregister opgenomen. Het register omvat niet de diplomagegevens van ál het bekostigde onderwijs. Zo zijn er bepaalde masteropleidingen van de Wageningen Universiteit waarvoor een diploma is behaald vóór de invoering van de bachelor-masterstructuur in 2002 en die niet in het Centraal register inschrijvingen hoger onderwijs (CRIHO) zijn opgenomen. De desbetreffende diploma’s zijn echter wel van overheidswege erkend en bekostigd.

Bij niet bekostigd onderwijs zijn de diplomagegevens niet, of sporadisch aanwezig bij DUO, aangezien de desbetreffende instellingen niet verplicht zijn deze gegevens te leveren. Voor zover deze gegevens wel aanwezig zijn bij DUO geldt, dat de hoogst mogelijke graad van betrouwbaarheid (nog) niet is bereikt. Kortom, de gegevens van niet-bekostigd onderwijs voldoen niet aan twee belangrijke criteria om in deze fase van het diplomaregister te worden opgenomen, te weten: beschikbaarheid (of de gegevens al bij DUO aanwezig zijn) en betrouwbaarheid (of de hoogst mogelijke graad van betrouwbaarheid wordt gegarandeerd). Het is echter nadrukkelijk de wens en ambitie om de gegevens van niet-bekostigd onderwijs in de toekomst wel te verstrekken via het diplomaregister. Het diplomaregister wordt daarom gefaseerd ingesteld. Het onderhavige wetsvoorstel ontsluit diplomagegevens van het bekostigde onderwijs. Het is de bedoeling om in een volgende fase de diplomagegevens van het erkende, niet bekostigde, onderwijs te ontsluiten. Daarvoor is opnieuw een wetswijziging nodig.

Naast de gegevens van het bekostigde onderwijs stelt het diplomaregister de gegevens van de staatsexamens voortgezet onderwijs (VO) en Nederlands als tweede taal (NT2) en van de inburgeringsexamens beschikbaar. Deze gegevens voldoen ook aan de gestelde criteria voor de hoogst mogelijke graad van betrouwbaarheid.

Deze memorie van toelichting wordt mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie ondertekend.

1.2. Aanleiding

De regering hecht sterk aan de kwaliteitsborging van het onderwijsbestel. Bij een goed en betrouwbaar onderwijssysteem horen betrouwbare diploma’s. In de huidige situatie leidt het controleren van diplomagegevens op juistheid over het algemeen tot een behoorlijke last. Daarnaast is de wijze waarop de aanvraag voor een dergelijke controle plaatsvindt niet eenduidig, maar verschilt zij per instelling. Eén digitaal loket leidt tot duidelijkheid, toegankelijkheid, betrouwbaarheid en efficiëntie.

Diplomafraude is een probleem. Dat het voorkomt, is bekend. Hoe vaak het voorkomt is niet bekend. Aangenomen wordt dat werkgevers niet vaak controleren of een diploma daadwerkelijk is behaald. Dit blijkt ook uit het onderzoeksrapport van de onderzoeks- en adviesorganisatie ECORYS van mei 2006 dat in opdracht van het Ministerie van OCW tot stand is gekomen. Het betreft een verkennend onderzoek naar Diploma Mills, getiteld: «Het gebruik van nepdiploma’s op de Nederlandse arbeidsmarkt». Diploma Mills is een inmiddels internationaal in gebruik geraakte verzamelnaam voor instanties en personen die zich bezighouden met de verkoop van diploma's en academische graden. Een Diploma Mill is een bedrijf dat diploma’s verkoopt zonder onderwijs aan te bieden. Op deze manier kan, zonder dat voldaan is aan de eisen die in een reguliere situatie worden gesteld, een diploma verkregen worden. Uit het onderzoek blijkt dat diploma’s zelden worden gescreend op echtheid en dat diplomafraude waarschijnlijk nauwelijks wordt opgemerkt. Zoals eerder opgemerkt is dat een probleem voor de betrouwbaarheid van diplomagegevens en daarmee de betrouwbaarheid van het Nederlandse onderwijsbestel. Om diplomafraude te voorkomen en te bestrijden is het nodig dat er gemakkelijk zekerheid kan worden verkregen of een diploma echt is. De Inspectie van het Onderwijs pleit voor het diplomaregister om de betrouwbaarheid van diploma’s te bewaken en om fraude te bestrijden.

Tot slot kan verlies of diefstal van een diploma nu tot ernstige problemen voor de diplomabezitter leiden. Het diplomaregister biedt de oplossing voor deze problemen, door digitaal de relevante diplomagegevens snel, veilig en efficiënt te verstrekken.

Het diplomaregister is regelmatig ter sprake gekomen in de Tweede Kamer, bijvoorbeeld in kamervragen. Zo heeft het lid J.J. van Dijk (CDA) op 22 juni 2009 geïnformeerd naar de stand van zaken. In oktober 2009 heb ik, mede namens de Minister van OCW, aangegeven dat het diplomaregister niet later dan 1 januari 2012 operationeel zou moeten zijn (Kamerstukken II 2009/10, 31 289 en 31 288, nr. 71). Om dat te realiseren moeten de noodzakelijke wetswijzigingen tijdig worden doorgevoerd.

Het centrale diplomaregister maakt gebruik van diplomagegevens die al staan geregistreerd in diverse databases van DUO. Er wordt efficiënt en economisch gebruik gemaakt van de reeds aanwezige gegevens. Het gaat dus niet om het verzamelen van de diplomagegevens, maar om het beheer en het beschikbaar stellen daarvan. Het diplomaregister zorgt ervoor dat de echtheid van diplomagegevens op een betrouwbare, duidelijke en efficiënte wijze kan worden gecontroleerd.

1.3. Waarom is een regeling nodig?

Het bestaande wettelijke stelsel (Wetboek van Strafrecht; Archiefwet 1995) voorziet onvoldoende in de gestelde problematiek. In het bestaande wettelijke stelsel kan namelijk de echtheid van een diploma weliswaar worden getoetst bij de instantie die het diploma heeft afgegeven maar dit heeft ten minste een drietal nadelen. Ten eerste is er is niet één loket waar betrouwbaar en snel de juistheid van diplomagegevens kan worden getoetst. Ten tweede is de huidige procedure niet efficiënt en leidt deze tot lasten bij burgers, instellingen, bedrijven en overheid. En tot slot is er geen centraal back-upsysteem, dus wanneer er een archief verdwijnt door bijvoorbeeld brand, is er geen mogelijkheid meer om een diploma te toetsen op echtheid. Ook bij verlies of diefstal kan dan niet worden aangetoond dat een diploma is behaald. Overigens regelt de Archiefwet 1995 de verplichting voor instellingen om de archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren en hebben de instellingen de plicht om de zelf opgemaakte bescheiden duurzaam te bewaren. Zo worden wel maatregelen genomen ter bescherming van de archiefbescheiden tegen allerlei calamiteiten om het risico hierop te minimaliseren.

1.4. Ervaringen in andere landen

Naar aanleiding van het Bologna protocol is enige jaren geleden in Rome de Rome Student Systems and Standard Group (RS3G) opgericht met de volgende missie:

an established group of software implementers and stakeholders in the European Higher Education domain which is focused on contributing to the definition and adoption of standards and procedures for the exchange of data to facilitate student mobility and lifelong learning.

Eén van de doelstellingen van de RS3G is om op basis van landelijke diplomaregisters de internationale mobiliteit van studenten administratief te faciliteren. De groep streeft ernaar om binnen Europa een standaardisatie op dat gebied te bewerkstelligen, zodat het eenvoudig wordt om onderling gegevens uit te wisselen. DUO heeft een zetel in de RS3G en kan daardoor o.a. lering trekken uit voorbeelden en good practices in het buitenland.

Er zijn meerdere voorbeelden van good practices in het buitenland bekend. In Zuid Afrika heeft SAQA (de South African Qualifications Authority) een diplomaregister ontwikkeld dat inmiddels 10 jaar bestaat: de NLRD (National Learners’ Records Database). In de VS loopt Stanford University voorop: zij heeft een digitaal diplomaregister operationeel en biedt haar alumni de gelegenheid om een digitaal beveiligd document op te vragen met de diplomagegevens, het diplomasupplement en de mogelijkheid om «door te klikken» naar onderliggende documenten zoals scripties. Ook Europa kent verschillende initiatieven. Het meest uitgewerkte systeem is op dit moment het Italiaanse Alma Laurea die 75% van de Italiaanse universiteiten bedient en momenteel de afstudeerdata van 1,3 miljoen alumni beheert. In Australië coördineert Qualsearch de uitwisseling van diplomagegevens tussen de onderwijsinstellingen. Nieuw Zeeland kent een diplomaregister dat in opzet overeenkomsten vertoont met wat DUO voor ogen staat; dit systeem wordt onderhouden door de New Zealand Qualifications Authority (NZQA). China kent al geruime tijd het China Higher Education Student Information and Career Center. Dit is in het Engels raadpleegbaar en bevat de studentengegevens van alle Chinese afgestudeerden vanaf eind jaren 90, inmiddels al data van meer dan 31 miljoen alumni.

2. Het diplomaregister

2.1. Doelen en functies

Een centraal, landelijk diplomaregister ontsluit digitaal de diplomagegevens in het hoger onderwijs, het beroepsonderwijs en het voorgezet (algemeen volwassenen)onderwijs (voorlopig alleen voor zover bekostigd door het Rijk). Daarnaast worden de diplomagegevens van staatsexamens VO en NT2 en inburgeringsexamens in het diplomaregister ontsloten. Het diplomaregister is geen nieuw gegevensbestand; het ontsluit de al aanwezige gegevens uit databases van het Ministerie van OCW. Deze worden gebruikt voor de doelen en functies van het diplomaregister, zonder dat daarvoor nieuwe gegevens worden opgevraagd.

Het diplomaregister heeft een aantal doelen. Het heeft als doel om fraude te bestrijden en helderheid te bieden over de echtheid van diploma’s. Daarnaast leidt het diplomaregister tot lastenverlichting voor (toekomstige) diplomabezitters, onderwijsinstellingen, potentiële werkgevers en overige overheidsinstanties.

Het diplomaregister heeft ook een aantal belangrijke functies. Ten eerste worden via het register diplomagegevens verstrekt aan de bezitter van een diploma of ander waardedocument. De betrokkene kan zijn geregistreerde diplomagegevens inzien en deze digitaal verstrekken aan derden. Aan dit laatste kan bijvoorbeeld worden vormgegeven door betrokkene de mogelijkheid te bieden om bij DUO een beveiligd digitaal document op te vragen dat naar derden kan worden gemaild. Een en ander is bijvoorbeeld van belang bij sollicitaties of bij andere redenen waarbij de echtheid van diplomagegevens gecontroleerd moet worden of waarbij dit wenselijk is. Ten tweede kunnen via het diplomaregister gegevens worden verstrekt aan (bekostigde) onderwijsinstellingen en het College voor examens, ten behoeve van de aanmelding, inschrijving of examinering van de betrokkene. Ten derde kunnen in de wet genoemde overheidsorganen, zoals de Minister van OCW (daaronder valt ook DUO) en de Minister van VWS (ten behoeve van het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg), zonder instemming van de diplomabezitter, gebruikmaken van het diplomaregister, met het oog op het adequaat uitvoeren van hun wettelijke taken. Dit leidt tot een lastenverlichting bij de betreffende overheidsorganen, die dankzij het diplomaregister eenvoudig en snel beschikken over de juiste gegevens, waarbij de betrouwbaarheid en echtheid van de diplomagegevens is gegarandeerd.

Het voornemen is om het diplomaregister zo in te richten dat het in de toekomst (na een nieuwe wetswijziging) zou kunnen functioneren als basisregistratie. Een basisregistratie is een registratie van de overheid waarin authentieke gegevens zijn benoemd, die verplicht moeten worden hergebruikt binnen de overheid. Nu al wordt, als onderdeel van het kwaliteitssysteem rondom het register, een correctie op verzoek van betrokkene mogelijk gemaakt.

2.2. Welke gegevens bevat het diplomaregister?

Het diplomaregister omvat persoonsgegevens en diplomagegevens. De persoonsgegevens zijn voor alle sectoren gelijk en worden voor personen met een burgerservicenummer (BSN) vanuit de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) geleverd c.q. gecontroleerd. De persoonsgegevens betreffen: het persoonsgebonden nummer in het onderwijs (PGN), de geslachtsnaam, de voornamen, het geslacht en de geboortedatum van de diplomabezitter. Er is voor gekozen om het persoonsgebonden nummer in het onderwijs als identificatienummer te gebruiken omdat iedereen die is ingeschreven bij een bekostigde onderwijsinstelling hierover beschikt.

De diplomagegevens verschillen per onderwijssector en zijn afhankelijk van de eisen die daarvoor zijn gesteld in de sectorale wetgeving. Vooralsnog zullen uitsluitend de gegevens worden ontsloten die in het kader van een wettelijke verplichting nu al geleverd worden aan de overheid. Er is voor gekozen om vooralsnog uitsluitend de al aanwezige gegevens te ontsluiten, die op grond van een wettelijke verplichting aan de overheid zijn geleverd. Het diplomaregister kan namelijk op deze wijze met relatief weinig inspanning en zonder toename van administratieve lasten, redelijk snel, doeltreffend en efficiënt worden ontwikkeld. In de onderstaande tabel is per sector aangegeven welke diplomagegevens in het te ontwikkelen diplomaregister worden opgenomen.

Tabel 1: Welke diplomagegevens gaat het diplomaregister bevatten (per sector)

sector

School/instelling

Opleiding

Soort waardedocument

datum

vakken

cijfers

kwalificatie

VO

x

x

Diploma

x

   

Cijferlijst

x

x

x

MBO

x

x

Diploma

x

X

HO

x

x

Diploma

x

VAVO

x

x

Diploma

x

   

Certificaat

x

x

x

   

Cijferlijst

x

x

x

Staatsexamens VO

x

x

Diploma

x

   

Certificaat

x

x

x

   

Cijferlijst

x

x

x

Staats-examens NT2

x

x

Diploma

x

x

x (programma I of II)

Inburgering

x

x

Diploma

x

x

x (profiel)

3. Bescherming persoonsgegevens

De bescherming van persoonsgegevens is altijd een belangrijk onderwerp. Welke persoonsgegevens mag de overheid bewaren, wie heeft toegang tot de gegevens, waarvoor worden ze gebruikt en hoe goed zijn die gegevens beveiligd? Die vragen zijn belangrijk en maatschappelijk relevant. In paragraaf 2 is reeds ingegaan op de eerste drie vragen. Wat de laatste vraag betreft, kan het volgende worden opgemerkt.

De gegevens worden beveiligd door DUO. DUO heeft haar beveiliging georganiseerd conform het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR). Het voorschrift is bindend voor de ministeries en de daaronder ressorterende «diensten, bedrijven en instellingen». Het voorschrift definieert informatiebeveiliging als «het proces van vaststellen van de vereiste betrouwbaarheid van informatiesystemen in termen van vertrouwelijkheid, beschikbaarheid en integriteit alsmede het treffen, onderhouden en controleren van een samenhangend pakket van bijbehorende maatregelen.» Beveiliging valt uiteen in een aantal aspecten: «inbraakbeveiliging» tegen hackers, beveiliging van verbindingen met klanten en toezicht op privacy.

Op dit moment beveiligt DUO de gegevens in BRON en CRIHO als volgt. De gegevens worden met een firewall beschermd tegen hackers. De verbinding met betrokkenen en individuele derden wordt beschermd door de verbinding te versleutelen en de toegang te beveiligen door het gebruik van bijvoorbeeld DiGiD. De internetverbinding met onderwijs- en overheidsorganisaties verloopt via een beveiligde site, voorzien van protocollen en certificaten. Toezicht op het naleven van de privacywetgeving gebeurt door een onafhankelijke functionaris gegevensbescherming. Alle beveiligingsvoorzieningen komen nadrukkelijk aan de orde in de uitvoeringstoets van DUO.

Gezien de doelstelling van het diplomaregister ten aanzien van fraudebestrijding, is het een vereiste dat de gegevens in het register betrouwbaar zijn. Er worden verschillende controles gedaan op de examen- en diplomagegevens. De cumulatie van controles op de bestanden van bekostigde onderwijsinstellingen die op basis van een wettelijke verplichting gegevens aan DUO leveren, biedt op dit moment de hoogste graad van betrouwbaarheid. Die controles beginnen bij de wettelijke verplichte jaarlijkse accountantscontrole, gevolgd door een controle van de persoonsgegevens, waarbij DUO de persoonsgegevens controleert via de GBA. Vervolgens is er een controle op de juistheid van examen- en diplomagegevens door DUO, op basis van Programma’s van Eisen. Ter completering van de betrouwbaarheidseisen van het diplomaregister krijgt de diplomabezitter de mogelijkheid om aan te geven of zijn gegevens onjuist zijn en moeten worden gecorrigeerd.

4. Uitvoeringsgevolgen

Het wetsvoorstel is voor een uitvoeringstoets voorgelegd aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). DUO geeft aan dat het uitvoerbaar is om het diplomaregister op 1 januari 2012 operationeel te laten zijn (antwoord voormalig minister Plasterk op vragen van het kamerlid Van Dijk, Aanhangsel Handelingen II 2009/10, nr. 29 en brief staatssecretaris Van Bijsterveldt, Kamerstukken II 2009/10, 31 289, nr. 71). Dit is mogelijk door de bouw van het diplomaregister te realiseren in twee stappen: fase 1a en fase 1b.

DUO zal gebruik maken van de gegevens die reeds door DUO worden verzameld en beheerd. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van bestaande middelen en processen om de diensten van het diplomaregister te kunnen leveren. Het betreft dan het ontsluiten van de vier registers CRIHO, BRON, EOS en ISI. De gegevens uit die registers zijn vanaf verschillende begindata te gebruiken voor het diplomaregister.

In fase 1a bouwt DUO het diplomaregister. De particuliere klant (dit zijn – voormalig – onderwijsdeelnemers) kan het diplomaregister digitaal benaderen via Mijn Gegevens (voorheen Mijn IB-Groep) met behulp van DigiD. Voor de zakelijke klanten (dit zijn scholen, onderwijsinstellingen en overheidsorganen) staat het Zakelijk Portaal ter beschikking of de Onderwijs Service Poort, die op hetzelfde niveau zijn beveiligd als Mijn Gegevens. De afhandeling geschiedt volledig digitaal. De werkprocessen binnen DUO verlopen echter nog voor een deel handmatig. Na fase 1a is het diplomaregister operationeel, uiterlijk op 1 januari 2012.

In fase 1b zullen deze processen worden geautomatiseerd. Fase 1b zal bestaan uit het verder automatiseren van de huidige handmatige processen. Deze processen betreffen: Verklaring Afgelegd Examen; legalisatieverklaring; statusverklaring; verklaring onderwijsbevoegdheid; en

registreren van correctieverzoeken en het bewaken van de afhandeling. Gezien de tijd is het niet mogelijk om vóór 1 januari 2012 de processen volledig te automatiseren. Op deze wijze is het diplomaregister op de toegezegde tijd operationeel en wordt de automatisering van de processen het laatste jaar, in 2012, afgerond. De ontwikkeling van het diplomaregister zal nauw verbonden zijn aan de overgang naar nieuwe (basis)registers. Dit zal vrijwel geen gevolgen hebben voor het diplomaregister.

In de toekomst is het gewenst om meer en/of andere diplomagegevens aan het diplomaregister toe te voegen. Dit wordt aangeduid met fase 2. Fase 2 maakt het mogelijk dat nieuwe gegevens op basis van toekomstige wettelijke ontwikkelingen worden toegevoegd. Kortom, fase 2 is het eventueel verder uitbouwen van het diplomaregister door het ontsluiten van additionele gegevens, bijvoorbeeld van het niet-bekostigd onderwijs. Daarvoor is echter eerst een wetswijziging vereist. Dit is derhalve niet verder uitgewerkt in de uitvoeringstoets voor dit wetsvoorstel.

5. Financiële gevolgen voor de Rijksbegroting

Uit een uitvoeringstoets van DUO blijkt dat het diplomaregister niet leidt tot structurele meerkosten. Integendeel, uiterlijk per 1 januari 2013 is er sprake van een besparing van minimaal 1,5 FTE. Te zijner tijd treedt DUO in overleg met OCW over de inzet van deze FTE’s.

Wel zijn er incidentele kosten, die blijken uit de uitvoeringstoets en uit de aanvullende uitvoeringstoets. Deze kosten leiden samen tot een totaal van 20 000 uren (€ 1 980 000), met een marge van 25 procent. Dit wordt gedekt binnen de OCW-begroting. Daarnaast zijn er incidentele kosten, te weten 1 500 uren (€ 148 500), met een marge van 25 procent, voor het ontsluiten van inburgeringsexamens (ontsluiting ISI). Deze kosten worden gedekt binnen de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), aangezien daar de verantwoordelijkheid ligt voor inburgeringsdiploma’s.

De incidentele kosten die worden gedekt binnen de OCW-begroting worden verspreid over drie jaren: 5 500 uren (€ 544 500) in 2010, 9 500 uren (€ 940 500) in 2011 en 5 000 uren (€ 495 000) in 2012. De kosten voor BZK komen ten laste van de begroting voor het jaar 2011.

6. Administratieve lasten

De formele definitie van administratieve lasten is: «De kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Het gaat om het verzamelen, bewerken, registreren, bewaren en ter beschikking stellen van informatie aan de overheid». Volgens de formele definitie leidt het diplomaregister niet tot een lastenverzwaring en niet tot een lastenverlichting. Het diplomaregister betreft een faciliteit die de overheid ter beschikking stelt. Er is echter geen sprake van een verplicht gebruik van deze faciliteit en het diplomaregister zorgt ook niet voor een nieuwe informatieverplichting. Dit wetsvoorstel heeft dus geen consequenties voor de administratieve lasten.

Het diplomaregister levert echter op meerdere punten wel degelijk een besparing en lastenverlichting op, zij het dat het een besparing betreft van de afgeleide kosten. Het diplomaregister leidt namelijk tot een efficiëntere gang van zaken voor burgers, werkgevers en instellingen. Deze verwachting is niet gekwantificeerd, aangezien deze wet niet expliciet betrekking heeft op kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, die voortvloeien uit wet- en regelgeving. Wel wordt hieronder onderbouwd waarom de besparingen en lastenverlichtingen die worden toegeschreven aan dit wetsvoorstel, aannemelijk zijn. Het centraal diplomaregister maakt vooralsnog gebruik van diplomagegevens die al zijn geregistreerd in diverse databases van DUO.

Wanneer een werkgever de echtheid van een diploma wil controleren, kan hij via de diplomabezitter beveiligde diplomagegevens ontvangen. Dit is bijvoorbeeld relevant bij sollicitaties. Ook bij het inschrijven voor een (vervolg)studie, is nu soms een gewaarmerkte kopie diploma en gewaarmerkte kopie van de cijferlijst nodig. Het diplomaregister leidt dan tot lastenverlichting bij de burger, aangezien die niet een bewijs (zoals een gewaarmerkte kopie van het diploma) hoeft aan te vragen (of soms zelfs persoonlijk op te halen met het echte diploma als bewijs). Ook voor instellingen levert dit een verlichting van lasten op. Ze worden dan immers nauwelijks nog belast met verzoeken van studenten die moeten aantonen een diploma daadwerkelijk te hebben behaald. Ook de werkgever wordt ontlast doordat een controle op de echtheid van het diploma eenvoudig en efficiënt verloopt. DUO heeft als wettelijke taak om een verklaring afgelegd examen af te geven voor de sector VO. Door het diplomaregister worden deze gegevens efficiënt ontsloten en DUO wordt hierdoor ontlast. Van steeds meer diplomabezitters worden de diplomagegevens ontsloten, omdat de mensen die in de komende jaren hun diploma behalen, allemaal in het diplomaregister worden opgenomen. Dat geldt niet alleen voor de diplomagegevens van het bekostigde VO, BVE en HO, maar ook voor staatsexamens VO en NT2 en inburgeringsexamens. Die gegevens worden namelijk tevens verstrekt door het diplomaregister. Tot slot krijgt een aantal in de wet genoemde overheidsorganisaties zonder instemming van de diplomabezitter toegang, met het oog op het adequaat uitvoeren van wettelijke taken.

Eén centraal landelijk register leidt niet alleen tot een duidelijke digitale plaats waar de echtheid van diplomagegevens betrouwbaar, doeltreffend en efficiënt kan worden getoetst. Het leidt ook tot aanzienlijke verlichting/besparing bij de burger, werkgever, instelling en overheid.

7. Draagvlak

Het diplomaregister is belangrijk voor verschillende doelgroepen. Hieronder staat een korte beschrijving van de visie van belangrijke doelgroepen van het diplomaregister.

De VO-raad is positief over de hoofdfunctie van het diplomaregister. Hij merkt daarbij op dat het duidelijk moet zijn welke overheidsorganen met welk doel gebruik mogen maken van gegevens in het register. Hierin is voorzien in het voorgestelde artikel 24q, zesde en zevende lid.

Verder stelt de raad dat de inspanningsverplichting om aan te tonen dat de diplomabezitter over het juiste diploma beschikt om te worden toegelaten tot een onderwijssoort hoort te liggen bij de diplomabezitter. Op dit punt brengt het wetsvoorstel geen verandering. Het wetsvoorstel maakt het slechts eenvoudiger voor de onderwijsinstellingen om te voldoen aan hun verplichting om alleen leerlingen toe te laten die voldoen aan de vooropleidingseisen.

Tot slot merkt de VO-raad op dat VO-scholen verplicht zijn de geboorteplaats te vermelden op het diploma, terwijl dit gegeven geen onderdeel vormt van het diplomaregister. Naar het oordeel van de raad zou hier moeten worden gekozen voor een uniforme benadering. Het diplomaregister bevat echter niet alle gegevens die op de diploma’s zijn vermeld. Uitgangspunt is om in deze fase enkel de gegevens waarover DUO beschikt, te ontsluiten. Het persoonsgegeven «geboorteplaats» valt daar niet onder en voldoet derhalve niet aan het criterium om in het diplomaregister te worden opgenomen.

De MBO Raad staat positief tegenover het ontsluiten van diplomagegevens op landelijk niveau. De instellingen blijven hierbij eigenaar van de diplomagegevens. Het diplomaregister dient ter verlichting van de administratieve lasten bij het controleren van de juistheid van diploma’s door derden. Het maakt het voor MBO-instellingen mogelijk eenvoudig de hoogste vooropleiding te controleren.

De VSNU en de HBO-raad zijn positief over het diplomaregister en waarderen het dat de autonomie van de instellingen daardoor niet wordt aangetast. Zij wijzen erop dat het opnemen van erkend niet-bekostigd onderwijs de mate van volledigheid van het diplomaregister vergroot. Mocht dat onderwijs in deze fase van het diplomaregister nog niet aan het diplomaregister worden toegevoegd, dan pleiten zij voor een goede communicatie die duidelijk maakt dat de erkende diploma’s van niet-bekostigd onderwijs, die niet in het diplomaregister zijn opgenomen, wel degelijk erkend zijn.

Studentenorganisaties ISO en LSVb staan positief tegenover het diplomaregister, mits de privacy goed gewaarborgd is. Zij vragen aandacht voor goede communicatie over de mogelijkheden en onmogelijkheden van het diplomaregister. Tot slot zien zij in de toekomst graag het diplomasupplement toegevoegd aan het diplomaregister.

MKB-Nederland en VNO-NCW vinden het erg nuttig dat er een diplomaregister komt. Juist omdat deze organisaties de waarde van het diplomaregister hoog achten, zouden ze het positief vinden als erkende diploma’s van niet-bekostigd onderwijs evenals diplomasupplementen van ten minste het hoger onderwijs, zo spoedig mogelijk aan het diplomaregister worden toegevoegd. Dit vergroot de mate van volledigheid en bruikbaarheid van het diplomaregister.

8. Internetconsultatie

Op 17 maart 2010 is de conceptwet diplomaregister voor vier weken opengesteld voor internetconsultatie. Er zijn twee vragen gesteld, met expliciet het verzoek om de geuite mening toe te lichten. Ten eerste is gevraagd hoe het voornemen van de overheid om een diplomaregister in te richten wordt beoordeeld. Ten tweede is gevraagd welke gegevens wenselijk en/of nuttig worden gevonden in het diplomaregister. Er zijn 39 reacties binnengekomen. Het voornemen van de overheid om een diplomaregister in te richten wordt door (vrijwel) alle mensen die hebben gereageerd, positief beoordeeld. Verder zijn voorstellen gedaan met betrekking tot de reikwijdte van het register, de gegevensverstrekking en de bewaarplicht van scholen.

Reikwijdte van het register

Uit de internetconsultatie komt het voorstel om informatie voor buitenlandse werkgevers op te nemen en om aan te geven wat iemand heeft moeten doen om het diploma te behalen. Deze gegevens worden in deze fase niet onder de reikwijdte van het diplomaregister gebracht omdat ze niet zijn opgenomen in de databases van het Ministerie van OCW.

Ongeveer een derde van de respondenten (burgers) acht het opnemen van het diplomasupplement in het hoger onderwijs wenselijk. Eén burger pleit ervoor om tevens diplomasupplementen van andere onderwijssoorten op te nemen. Maar er zijn ook instellingen die juist het tegenovergestelde benadrukken. Een HO-instelling meent dat het opnemen van het diplomasupplement het proces rond registratie nodeloos ingewikkeld maakt. Dit wordt onderschreven in een andere reactie, eveneens van iemand die werkzaam is bij een HO-instelling. Daarin wordt gezegd dat opneming van diploma, instelling en datum voldoende lijkt en dat het toevoegen van supplementen niet uitvoerbaar, niet beheersbaar en overbodig is. Diplomasupplementen behoren momenteel niet tot de gegevens die de instellingen aan het Ministerie van OCW moeten leveren. In deze fase van het diplomaregister worden alleen gegevens via het diplomaregister verstrekt als ze al bij DUO aanwezig zijn. Het diplomasupplement is niet bij DUO aanwezig en wordt derhalve niet door middel van het diplomaregister verstrekt. Omdat denkbaar was dat er wel een behoefte zou zijn aan opneming van het diplomasupplement, is hier expliciet naar gevraagd bij de internetconsultatie. De ontvangen reacties hebben geleid tot een bevestiging van de eerder uitgezette lijn. Ook gelet op voorgaande bezwaren van instellingen, wil de regering in deze fase niet overgaan tot toevoeging van het diplomasupplement aan de gegevensset en het diplomaregister. Mogelijkerwijs worden in een volgende fase van het diplomaregister wel diplomasupplementen toegevoegd, maar dit vergt een nieuwe afweging en een nieuw wetsvoorstel.

Daarnaast is voorgesteld om diploma’s van niet-bekostigd geaccrediteerd onderwijs op te nemen. Bij niet bekostigd onderwijs is er nog geen wettelijke verplichting om de diplomagegevens te registreren in databases van het Ministerie van OCW en waar dat incidenteel wel gebeurt, is de hoogst mogelijke graad van betrouwbaarheid (nog) niet bereikt. Daarom worden zij in deze fase nog niet opgenomen in het diplomaregister.

Verder is er gevraagd of voorbeelden van diploma’s in het diplomaregister opgenomen kunnen worden. DUO heeft al een diplomabank ontwikkeld, waarin gegevens zijn opgeslagen over de uiterlijke verschijningsvorm (o.a. de beveiligingsmaatregelen) van diploma's. Via de diplomabank controleert DUO of diploma's echt zijn. DUO houdt zich bezig met de ontwikkeling van de diplomabank. Elk specimen van een diploma dat een onderwijsinstelling aan DUO stuurt, wordt opgenomen in de database. Tot nu toe zijn vooral diploma’s van buitenlandse instellingen opgenomen. De Nederlandse instellingen nodig ik (nogmaals) uit om specimina naar DUO te sturen. Er is dus al voorzien in een diplomabank. Het voorstel om de bevoegdheid die wordt verleend bij het behalen van een bepaald diploma, en de geldigheidsduur van die bevoegdheid, op te nemen in het diplomaregister, wordt niet gevolgd, want dit is al op een andere manier geregeld, namelijk door middel van beroepsregisters zoals het BIG.

Vanuit de Open Universiteit is aandacht gevraagd voor de getuigschriften van die instelling. Op grond van artikel 24n, eerste lid, onderdeel a, van het wetsvoorstel worden in het diplomaregister getuigschriften opgenomen van bekostigde opleidingen van instellingen als bedoeld in artikel 1.8 WHW; dit artikel verwijst naar de onderdelen a tot en met i van de bijlage bij de WHW; daaronder valt ook de Open Universiteit. De getuigschriften van de Open Universiteit zijn niet in CRIHO opgenomen, maar zullen wel in Bron worden opgenomen. Zodra de getuigschriften in Bron zijn opgenomen (naar verwachting vanaf 2012 of 2013), kunnen zij via het diplomaregister worden ontsloten. Het desbetreffende tijdstip wordt vastgesteld in een koninklijk besluit op grond van artikel 24n, eerste lid, onderdeel a.

Iemand van een ROC stelt voor om de examenresultaten mbo op te nemen. Deze zijn echter niet in BRON opgenomen, zodat opneming in het diplomaregister niet aan de orde is. Voorgesteld is ook, om het niveau van het vmbo op te nemen. Als met «het niveau» de leerweg wordt bedoeld (basisberoepsgericht, beroepsgericht, theoretisch of gemengd), dan wordt het al opgenomen op grond van het oorspronkelijke wetsvoorstel (24o, tweede lid, onder f, juncto artikel 103b, tweede lid, onder d, WVO).

Gegevensverstrekking

Gevraagd is om notificatie van de diplomabezitter bij raadpleging register door derde. Mede naar aanleiding hiervan is een nieuw artikel 24t WOT opgenomen waarin de informatie over de gegevensverstrekking aan derden wordt geregeld. Op grond hiervan wordt betrokkene geïnformeerd over verstrekkingen van hem betreffende diplomagegevens die in de voorgaande 20 jaren hebben plaatsgevonden.

Voorgesteld is om mogelijk te maken dat op verzoek van de diplomabezitter een gewaarmerkt document naar een derde (bv. werkgever) wordt gestuurd. In plaats daarvan wordt op grond van artikel 24q, achtste lid, aan betrokkene een elektronisch document met diplomagegevens verstrekt, dat is beveiligd tegen wijzigingen en waarvan kan worden vastgesteld dat het is afgegeven door DUO. Betrokkene kan dit document zelf naar derden sturen.

Iemand heeft voorgesteld om diplomagegevens te verstrekken tegen betaling per aanvraag, zoals bij het Kadaster. Op grond van het wetsvoorstel is de elektronische gegevensverstrekking aan betrokkene, onderwijsinstellingen, de Minister van OCW en de onderwijsinspectie gratis en kan voor de overige verstrekkingen bij ministeriële regeling worden bepaald dat een vergoeding verschuldigd is. Vooralsnog is het de bedoeling om alleen een vergoeding in rekening te brengen voor de schriftelijke gegevensverstrekking.

Voorgesteld is om de diplomabezitter zelf te laten bepalen welke gegevens aan derden kunnen worden verstrekt. Bij de gegevensverstrekking op grond van het voorgestelde artikel 24q, achtste de lid, heeft betrokkene de mogelijkheid om aan te geven van welk diploma of certificaat gegevens moeten worden verstrekt. Van dat diploma of certificaat zullen dan wel alle gegevens worden verstrekt (dus bij een vo-diploma of een vavo-certificaat ook de vakken en de cijfers; dit is analoog aan de zogenaamde verklaring afgegeven diploma op grond van artikel 54, tweede lid, Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.).

Iemand heeft verzocht om in de wet te bepalen welke gegevens de verschillende partijen te zien krijgen (werkgevers optie a, overheid optie b, onderwijsinstellingen optie c).

Voor onderwijsinstellingen is in een nieuw vijfde lid van artikel 24q bepaald welke gegevens zij kunnen ontvangen. Voor de overheidsinstanties geldt, dat in onderling overleg met hen zal worden bepaald welke gegevens zij nodig hebben voor de uitvoering van hun wettelijke taken. Technische voorzieningen zullen ervoor zorgen, dat elke instantie alleen de gegevens krijgt die zij nodig heeft. Welke gegevens een werkgever te zien krijgt, wordt bepaald door de betrokkene.

Bewaarplicht van scholen

Iemand die werkzaam is bij een VO-school vraagt of de komst van het diplomaregister ertoe gaat leiden dat scholen de diploma- en vrijstellingsgegevens van hun voormalige leerlingen niet meer hoeven te bewaren.

Het diplomaregister kan niet leiden tot het vervallen van de bewaarplicht met betrekking tot diploma- en vrijstellingsgegevens ingevolge de Archiefwet 1995. De onderwijsinstellingen beschikken over de meest oorspronkelijke en volledige gegevens (afgezien van de originele waardedocumenten die aan de betrokkene zijn uitgereikt). Het diplomaregister bevat afgeleide gegevens. Voor de correctie op verzoek (zie het voorgestelde artikel 24p en de toelichting daarop) is het nodig dat de oorspronkelijke gegevens zo lang mogelijk beschikbaar blijven. Verder worden niet alle examenresultaten in het diplomaregister opgenomen.

De Archiefwet 1995 is van toepassing op overheidsorganen. Bijzondere onderwijsinstellingen vallen daar ook onder voor zover het betreft het afgeven van diploma's. Onderwijsinstellingen mogen in verband hiermee diploma's en eindexamenresultaten alleen vernietigen op basis van een geldige selectielijst. De selectielijsten worden vastgesteld door de Minister van OCW, op voorstel van degene die belast is met de zorg voor de archiefbescheiden (zie artikel 5 van de Archiefwet 1995). Met betrekking tot onderwijsresultaten zijn 2 selectielijsten van kracht.

  • 1. Selectielijst archiefbescheiden van (inter)gemeentelijke organen opgemaakt of ontvangen vanaf 1996 (Staatscourant 2005, 247): onbeperkte bewaartermijn voor openbare vo-scholen (zie hoofdstuk 3.15).

  • 2. Selectielijst neerslag handelingen BVE-instellingen beleidsterrein Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie vanaf 1996 (Staatscourant 2006, 196): bewaartermijn van 30 jaar voor bijzondere bve-instellingen (zie «Handeling: Het afnemen van examens» en «Handeling: Het afnemen van een toets in het kader van de Wet Inburgering Nieuwkomers»).

9. Advies College bescherming persoonsgegevens

Het wetsvoorstel is op 15 maart 2010 voor advies voorgelegd aan het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP). Het CBP heeft op 17 mei 2010 geadviseerd het wetsvoorstel niet naar de Raad van State te zenden dan nadat met zijn opmerkingen rekening zal zijn gehouden. Hierna wordt op alle opmerkingen van het CBP ingegaan.

Verstrekken

Het CBP wijst erop dat voor het verstrekken van gegevens een grondslag als bedoeld in artikel 8 Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) nodig is en dat daarnaast rekening moet worden gehouden met artikel 9 WBP en met het proportionaliteitsbeginsel. Dit laatste betekent dat niet meer gegevens worden verstrekt dan strikt noodzakelijk voor het concrete geval.

Het vereiste van een grondslag als bedoeld in artikel 8 WBP is neergelegd in het voorgestelde artikel 24q. Op grond van artikel 9 WBP mogen persoonsgegevens niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen. De instanties die diplomagegevens ontvangen, dienen zich natuurlijk aan dit voorschrift te houden. Artikel 24q, tweede lid, tweede volzin, derde lid, tweede volzin, en vijfde lid, voorkomt, dat aan onderwijsinstellingen meer gegevens worden verstrekt dan nodig is voor de vervulling van hun wettelijke taken. Met de overheidsinstanties waaraan diplomagegevens kunnen worden verstrekt, zal overleg worden gevoerd om te bepalen welke gegevens zij nodig hebben voor de uitvoering van hun wettelijke taken. Technische voorzieningen zullen ervoor zorgen dat alleen deze gegevens aan hen kunnen worden verstrekt. Op deze wijze wordt het proportionaliteitsbeginsel gewaarborgd.

Het CBP merkt ook op dat de minister rekening dient te houden met hoofdstuk 11 van de WBP, dat bijzondere eisen stelt aan verstrekking naar landen buiten de Europese Unie.

De bepaling in het voorgestelde artikel 24q, achtste lid, dat gegevens kunnen worden verstrekt aan derden (waaronder zich ook personen in landen buiten de Europese Unie kunnen bevinden) is vervangen door een bepaling dat gegevens met een beveiligingscode kunnen worden verstrekt aan de diplomabezitter. Deze kan dan zelf bepalen of hij de gegevens wil doorzenden naar een land buiten de Europese Unie (bijvoorbeeld als hij wenst dat een organisatie buiten de Europese Unie ten behoeve van een sollicitatie zijn diplomagegevens ontvangt). Dit betekent dat artikel 77, eerste lid, onder a, van de WBP, dat gaat over de doorgifte van gegevens, niet van toepassing is.

Ontvangers

Het CBP adviseert om «derden» in artikel 24m, onderdeel f, te vervangen door «overige derden», omdat de in artikel 24m, eerste lid, onder b tot en met e, genoemde ontvangers ook derden zijn in de zin van artikel 1, sub g, van de WBP.

Dit advies is opgevolgd. Een persoon of instantie die behoort tot de categorie «overige derden» kan alleen diplomagegevens ontvangen via de betrokkene (artikel 24q, achtste lid).

Proportionaliteit

Om te kunnen voldoen aan de eis van proportionaliteit dient te minister telkens te bezien welke van de in het register opgenomen gegevens kunnen worden verstrekt aan elk der derden. In dit verband adviseert het CBP om te verduidelijken wat in de toelichting bij artikel 24q wordt bedoeld met de «onbeperkte toegang tot de diplomagegevens» van betrokkene en van bepaalde onderwijsinstellingen. Naar het oordeel van het CBP wordt rechtmatige gegevensverwerking door de minister zeer bemoeilijkt als betrokkene en bepaalde onderwijsinstellingen rechtstreeks het diplomaregister kunnen raadplegen.

Naar aanleiding van het CBP-advies is het woord «onbeperkte» uit de hiervoor aangehaalde zinsnede geschrapt en zijn aan artikel 24q bepalingen toegevoegd waarin precies is aangegeven tot welke diplomagegevens de verschillende soorten onderwijsinstellingen toegang krijgen (artikel 24q, tweede lid, tweede volzin, derde lid, tweede volzin, en vijfde lid). Op deze wijze is verzekerd dat onderwijsinstellingen alleen toegang krijgen tot de diplomagegevens die voor hen van belang zijn voor de vervulling van hun wettelijke taken. Technische voorzieningen zullen ervoor zorgen dat de gegevens op een veilige manier worden verstrekt.

Wijze van verstrekken

Het advies van het CBP om zoals dat is gebeurd in het vierde en zevende lid van artikel 24q, ook in het eerste, tweede en zesde lid, van dat artikel «desgevraagd» op te nemen, is opgevolgd. Ook in artikel 24q, derde lid, is «desgevraagd» ingevoegd.

Toestemming

Het CBP wijst erop dat de bewijslast van de toestemming, bedoeld in het voorgestelde artikel 24q, achtste lid, bij de minister ligt.

Inmiddels is artikel 24q, achtste lid, gewijzigd. De verstrekking aan overige derden met toestemming van betrokkene is vervangen door verstrekking aan betrokkene van een beveiligd document. De betrokkene bepaalt zelf of hij dat wil doorsturen naar een derde.

Betrouwbaarheid

Het CBP merkt op dat uit de toelichting niet blijkt op welke wijze de minister zekerheid krijgt over de identiteit van degene aan wie de gegevens worden verstrekt, over het feit dat gegevens kunnen worden verstrekt en over de omvang van de gegevensset.

Deze zekerheid wordt bij de gegevensverstrekking op grond van artikel 24q, tweede tot en met zevende lid, bereikt door de onder de kopjes «Verstrekken» en «Proportionaliteit» bedoelde technische voorzieningen. Zekerheid over de identiteit van de diplomabezitter wordt bij een elektronische opdracht verkregen door het gebruik van DigiD.

Burgerservicenummer

Naar het oordeel van het CBP kan er op grond van het voorgestelde artikel 24q WOT niet zonder meer van worden uitgegaan dat ontvangers gerechtigd zijn om het burgerservicenummer uit het diplomaregister te ontvangen. Het CBP wijst in dit verband op het niet denkbeeldige risico dat het burgerservicenummer onrechtmatig verwerkt wordt (door de ontvangers) en stilaan verwordt tot een algemeen persoonsnummer.

Naar aanleiding hiervan is in het wetsvoorstel een nieuw artikel 24u WOT opgenomen, waarin wordt bepaald dat een derde het persoonsgebonden nummer mag gebruiken voor zover dit noodzakelijk is in verband met de verstrekking van gegevens aan hem uit het diplomaregister. Een derde die diplomagegevens ontvangt, mag het persoonsgebonden nummer dus niet voor andere doeleinden gebruiken (tenzij hij dit recht heeft op grond van een andere wettelijke bepaling). Het gebruik van het persoonsgebonden nummer (dit wordt in het voorgestelde artikel 1, onderdeel o, WOT gedefinieerd als het burgerservicenummer of het onderwijsnummer) bij het verstrekken van gegevens uit het diplomaregister is nodig omdat niet op een andere wijze kan worden vastgesteld dat dit waardedocument bij deze persoon behoort.

Bewaartermijn

Het CBP constateert een gebrek in de onderbouwing van de noodzaak van zowel de lengte van de bewaartermijn (60 jaar na het laatst behaalde waardedocument) als de noodzaak van de omvang van de te bewaren gegevensset. In dit verband vraagt het CBP, welke noodzaak er is voor bijvoorbeeld een potentiële werkgever om van een 74-jarige sollicitant het vo-diploma te controleren. Naar aanleiding van deze opmerkingen van het CBP is de toelichting op artikel 24r WOT aangevuld.

Basisregister

Het CBP merkt op dat dit wetsvoorstel niet voldoet aan de door de rijksoverheid geformuleerde twaalf uitgangspunten voor een basisregistratie en wijst er in dit verband op dat geen sprake is van een verplicht gebruik van het diplomaregister.

Inderdaad is het diplomaregister zoals geregeld in het wetsvoorstel geen basisregistratie. Omdat niet uit te sluiten is, dat het in de toekomst wel een basisregistratie wordt, is aan DUO gevraagd om bij de technische uitwerking daar alvast rekening mee te houden. Voor de «aanwijzing» als basisregistratie is een nieuwe wetswijziging nodig.

Redactionele opmerkingen

De eerste redactionele opmerking (aanduiding «artikel A» schrappen omdat artikel B ontbreekt) is verwerkt. Naar aanleiding van de tweede redactionele opmerking (artikel 24q, zesde lid, bevat een tegenstrijdigheid betreffende de verstrekking aan de inspectie) is in de tweede volzin van dat lid, de zinsnede «of het gebruik door de inspectie» geschrapt. Dit is in overeenstemming met het bestaande artikel 24e WOT, op grond waarvan de inspectie niet geanonimiseerde persoonsgegevens uit Bron kan ontvangen.

10. Advies Onderwijsraad

Op 15 maart 2010 is het wetsvoorstel ook voor advies voorgelegd aan de Onderwijsraad. Op verzoek van die raad is op 23 juni 2010 een aan de internetconsultatie en het CBP-advies aangepaste versie naar de raad gemaild. De raad heeft op die versie gereageerd. De Onderwijsraad geeft in overweging de indiening van het wetsvoorstel te bevorderen, met inachtneming van zijn opmerkingen.

Centraal, landelijk register

De raad staat positief tegenover het voornemen te komen tot een centraal, landelijk diplomaregister dat digitaal diplomagegevens ontsluit. Dit laat naar het oordeel van de raad onverlet dat de scholen en instellingen eigenaar blijven van de diplomagegevens en het recht behouden zelf diplomagegevens te verstrekken. Voorstelbaar is volgens de raad dat wettelijk wordt geregeld dat scholen of instellingen alleen gegevens mogen verschaffen op basis van een intern reglement dat ten minste regels bevat die overeenkomen met de regels voor het centrale register.

Terecht merkt de raad op dat de scholen en instellingen eigenaar blijven van de diplomagegevens. Laatstgenoemden hebben het recht zelf diplomagegevens te verstrekken tenzij in een wettelijke regeling anders is bepaald. Dit laatste is het geval voor het voortgezet onderwijs en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs. Scholen en instellingen mogen bij dit onderwijs op grond van artikel 54 Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. geen duplicaten afgeven van diploma’s, certificaten, bewijzen van ontheffing en cijferlijsten. Voor het overige zijn scholen en instellingen inderdaad vrij om zelf decentrale registers te ontwikkelen. Verwacht wordt echter dat dit niet of nauwelijks zal gebeuren, omdat het diplomaregister juist een service is voor de scholen en instellingen, waar ze iets aan hebben en wat hen ontlast. Voor zover toch decentrale registers worden ingesteld, zijn scholen en instellingen zelf verantwoordelijk voor de naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens.

Doelstellingen

Met genoegen constateert de regering dat de raad zich ook kan vinden in de doelstelingen zoals deze zijn geformuleerd in de memorie van toelichting. De raad wijst erop dat deze doelen reeds zijn aandacht hebben in het kader van de voorbereiding van zijn advies over de waarde van diploma’s, dat hij in de tweede helft van 2010 zal uitbrengen naar aanleiding van een adviesvraag van de Tweede Kamer.

Specifieke diplomagegevens

Het voorgestelde artikel 24o lid 2 bevat de specifieke diplomagegevens die in het register zullen worden opgenomen. De raad vindt het van belang dat de gegevens van dien aard zijn dat ze geschikt zijn voor onderzoeksdoeleinden. Hij suggereert dit aspect bij de nadere overwegingen over dit wetsvoorstel te betrekken.

Doel van het diplomaregister is fraudebestrijding (dus helderheid bieden over wat echte diplomagegevens zijn), lastenverlichting en het bieden van een voorziening bij verlies of diefstal van een diploma. Het diplomaregister is nadrukkelijk niet bedoeld voor onderzoeksdoeleinden. Daarvoor kunnen andere registers worden gebruikt. Het diplomaregister verstrekt enkel de gegevens die al in andere registers bij DUO aanwezig zijn. Het diplomaregister zorgt als afgeleid register als het ware voor een «inkijkje» in de al aanwezige gegevens. Kortom, als gegevens niet al bij DUO aanwezig zijn, worden ze niet door het diplomaregister verstrekt en het diplomaregister is niet bedoeld voor onderzoeksdoeleinden, want daarvoor worden andere registers gebruikt.

De Onderwijsraad is positief over het voornemen om de naam van de school of instelling op te nemen (zie de memorie van toelichting), maar ziet dit gegeven niet terug in de opsomming van diplomagegevens in artikel 24o.

Overeenkomstig het advies van de raad is artikel 24o, eerste lid, onder b, op dit punt verduidelijkt door toevoeging van de zinsnede «de naam van».

Voor het hoger onderwijs is volgens de raad een verdere aanvulling van gegevens mogelijk omdat daar sprake is van een gevestigd accreditatiesysteem. De raad stelt voor om het oordeel van de NVAO dat sprake is van een opleiding van «bijzondere kwaliteit» wat betreft enig facet te vermelden bij het desbetreffende getuigschrift.

Het diplomaregister wordt gefaseerd ingevoerd. Bij de realisatie van het diplomaregister worden alleen gegevens verstrekt via het diplomaregister als deze gegevens beschikbaar zijn bij DUO en de hoogst mogelijke betrouwbaarheid kan worden gegarandeerd. Kortom, het diplomaregister stelt alleen aanwezige gegevens beschikbaar, maar voegt geen nieuwe informatie toe aan het register. Een kenmerk van «bijzondere kwaliteit» voldoet niet aan dat criterium. Gezien de doelen en functies van het diplomaregister is het overigens ook niet nodig om dit gegeven toe te voegen. Doel van het diplomaregister is fraudebestrijding (dus helderheid bieden over wat echte diplomagegevens zijn), lastenverlichting en het bieden van een voorziening bij verlies of diefstal van een diploma. De diplomagegevens in het diplomaregister zijn van erkende opleidingen, dus de basiskwaliteit van deze opleidingen is gegarandeerd. Deze informatie is voldoende voor de doelen en functies van het diplomaregister. Een toevoeging als «bijzondere kwaliteit» zou aanzienlijk meer lasten opleveren en niet of nauwelijks meerwaarde hebben.

Urgentie

De raad is zich bewust van de urgentie. De bestaande wetgeving biedt onvoldoende waarborgen voor een betrouwbare en snelle procedure voor het toetsen van de juistheid van diplomagegevens. Hij is dan ook van mening dat er snel een voorziening moet worden getroffen en heeft er daarom begrip voor dat, mede gezien de noodzaak van ontwikkeling van een sluitende methode om de hoogst mogelijke graad van betrouwbaarheid te garanderen, voorrang wordt gegeven aan de ontsluiting van diplomagegevens van het bekostigde onderwijs. De raad verzoekt wel om de opmerking in de memorie van toelichting dat bij het door de overheid erkende of aangewezen onderwijs «de hoogst mogelijke graad van betrouwbaarheid (nog) niet is bereikt» te onderbouwen.

Naar aanleiding hiervan is de vierde alinea van de memorie van toelichting verduidelijkt.

Volgens de Onderwijsraad neemt de informatiewaarde van het diplomaregister aanzienlijk toe als het gestandaardiseerde diplomasupplement in dat register wordt opgenomen. Dat geldt niet alleen voor het hoger onderwijs, maar ook voor het middelbaar beroepsonderwijs en het voortgezet onderwijs (zodra het diplomasupplement in deze sectoren is geoperationaliseerd). De raad heeft er begrip voor dat in deze fase niet wordt overgegaan tot opneming van een diplomasupplement, maar is teleurgesteld over de defensieve toonzetting van de desbetreffende passage in de paragraaf over internetconsultatie. Weliswaar kan daaruit een positief oordeel over de gedachte van een diplomasupplement worden afgeleid. De raad zou echter liever zien dat een expliciete uitspraak wordt gedaan.

Naar aanleiding van deze opmerkingen van de Onderwijsraad is de passage over het diplomasupplement in de paragraaf over internetconsultatie aangepast. Aangegeven is, waarom bij de internetconsultatie is gevraagd of het diplomasupplement in het hoger onderwijs zou moeten worden opgenomen, terwijl van tevoren bekend was dat opneming in deze fase niet kan worden gerealiseerd. Het voordeel hiervan is, dat meer inzicht is verkregen in de argumenten voor en tegen opneming van dit supplement. Deze argumenten zullen in een volgende fase nader worden bekeken en tegen elkaar worden afgewogen. Het is nu nog te vroeg om een expliciete uitspraak te doen over de uitkomst van die afweging. Wel onderschrijft de regering het oordeel van de raad dat de informatiewaarde van het diplomaregister aanzienlijk toeneemt door opneming van een diplomasupplement.

Complexe operatie

De beoogde centrale, landelijke aanpak betekent naar het oordeel van de Onderwijsraad een ingewikkelde en omvangrijke operatie, zeker gelet op de enorme variatie aan diploma’s, getuigschriften, certificaten en cijferlijsten. De zwaarte van een correcte en eenduidige verwerking van de gegevens moet volgens de raad niet worden onderschat. Het verdient aanbeveling, aldus de raad, om ten behoeve van de implementatie te rade te gaan bij vergelijkbare organisaties in andere landen. De memorie van toelichting maakt kort melding van ervaringen in andere landen. De raad vraagt, of het doel hiervan is om te vermelden dat in andere landen eveneens aan dit thema wordt gewerkt of om er lering uit te trekken.De raad zou voorstander zijn van het laatste en merkt op dat het zou goed zijn als de memorie van toelichting een korte evaluatie van de buitenlandse ervaringen bevat in relatie tot de keuzen die in het wetsvoorstel worden gemaakt.

In bepaalde andere landen wordt inderdaad ook gewerkt aan het realiseren van diplomaregisters of is een dergelijk register al gerealiseerd. Het is goed om te weten dat internationaal, in verschillende landen, het belang en de urgentie van een diplomaregister wordt gevoeld en dat dit resulteert in het opstarten van een diplomaregister. DUO heeft een zetel in de Rome Student Systems and Standard Group (RS3G) en kan daardoor o.a. lering trekken uit voorbeelden en good practices in het buitenland. Door in gesprek te blijven, stimuleren de verschillende landen elkaar het beste uit zichzelf en uit hun registers te halen en van elkaar te leren.

Conclusie

De raad vertrouwt erop dat complexiteit van deze operatie in al haar facetten is overwogen bij de vastlegging van het streven de gehele wet in werking te laten treden op 1 januari 2012.

Uit de uitvoeringstoets van DUO blijkt dat het diplomaregister zoals beschreven in het voorliggende wetsvoorstel op 1 januari 2012 operationeel kan zijn. Dat houdt in dat het voor alle gebruikers mogelijk is het diplomaregister te gebruiken op de wijze die in het wetsvoorstel is beschreven. Voor bepaalde gebruikers (scholen, instellingen en de overheidsinstanties, bedoeld in artikel 24, zevende lid, WOT) geldt hierbij wel de voorwaarde dat het overleg over de aansluiting op het register voorspoedig verloopt. DUO heeft aangegeven dat het uitvoerbaar is om aan het streven van voormalig minister Plasterk en voormalig staatssecretaris Van Bijsterveldt (zie paragraaf 4, eerste alinea, van deze toelichting) te voldoen en uiterlijk 1 januari 2012 het diplomaregister «in de lucht» te hebben. Desalniettemin zal achter de schermen doorgewerkt worden tot uiterlijk 1 januari 2013 om het diplomaregister volledig te automatiseren. Gezien de tijd en de complexiteit is het niet mogelijk om vóór 1 januari 2012 alles volledig te hebben geautomatiseerd. De gebruiker van het diplomaregister merkt hier overigens niets van. 1 januari 2012 is het diplomaregister operationeel en kan het gewoon worden gebruikt.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I. Wijziging Wet op het onderwijstoezicht

Onderdelen A en B

De begripsbepaling van persoonsgebonden nummer is verplaatst van artikel 24a, onderdeel c, naar artikel 1, onderdeel o, van de WOT. De reden van de verplaatsing is, dat het begrip persoonsgebonden nummer na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel in verschillende hoofdstukken van de WOT voorkomt.

Onderdeel C

Artikel 24l. Begripsbepalingen

Voor het begrip diplomaregister (onderdeel a) wordt verwezen naar artikel 24m, waarin doel en functie van het diplomaregister zijn opgenomen.

Voor het begrip diplomagegevens (onderdeel b) wordt verwezen naar artikel 24o, waarin deze gegevens limitatief zijn opgesomd.

De betrokkene (onderdeel c) is gedefinieerd als degene op wie een diplomagegeven betrekking heeft. Dit is vergelijkbaar met artikel 1, onderdeel f, van de WBP, waarin betrokkene is gedefinieerd als degene op wie een persoonsgegeven betrekking heeft.

Het begrip derde (onderdeel d) is gerelateerd aan artikel 1, onderdeel g, van de WBP. Daarin is derde gedefinieerd als ieder, niet zijnde de betrokkene, de verantwoordelijke, de bewerker, of enig persoon die onder rechtstreeks gezag van de verantwoordelijke of de bewerker gemachtigd is om persoonsgegevens te verwerken.

De term waardedocument (onderdeel e) wordt in dit wetsvoorstel gehanteerd als verzamelbegrip voor de documenten waarop het diplomaregister betrekking heeft (getuigschrift, diploma, cijferlijst of certificaat). Een vergelijkbare begripsbepaling is opgenomen in artikel 1, onderdeel j, van de Regeling modellen diploma’s v.w.o.-h.a.v.o-v.m.b.o., met dien verstande dat daarin de cijferlijst ontbreekt. Uit artikel 24n en artikel 24o, tweede lid, blijkt welke waardedocumenten onder de reikwijdte van het diplomaregister vallen. Wat de certificaten betreft, gaat het alleen om de certificaten van een opleiding vavo, het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en staatsexamens voortgezet onderwijs. Certificaten van beroepsopleidingen worden vooralsnog niet in het diplomaregister opgenomen.

Met het College voor examens (onderdeel f) wordt het college bedoeld waarvoor een regeling is getroffen in de Wet college voor examens, of één van diens rechtsvoorgangers op het gebied van staatsexamens. Deze rechtsvoorgangers zijn: de staatsexamencommissie, bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de WVO zoals luidend voor 1 oktober 2009 en de commissie, bedoeld in artikel 1 van het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal, zoals luidend voor die datum.

Het begrip «afsluitend examen» (onderdeel g) omvat examens van bachelor- en masteropleidingen als bedoeld in de WHW, examens van opleidingen van de Open Universiteit die daarmee gelijk zijn gesteld en examens van geaccrediteerde Associate-degreeprogramma’s. Het begrip komt ongeveer overeen met het begrip afsluitend examen dat in de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) voor het hoger onderwijs wordt gehanteerd (zie artikelen 1.1 en artikel 5.7, derde en vierde lid, WSF 2000). Het begrip «afsluitend examen» komt terug in het voorgestelde artikel 24n, eerste lid, onder a, van de WOT. Dat artikelonderdeel stelt als aanvullende eis voor opneming van het getuigschrift in het diplomaregister dat het een uit ’s Rijks kas bekostigde opleiding betreft. Bovendien bepaalt dat artikelonderdeel dat getuigschriften van het propedeutische examens van bekostigde hbo-opleidingen in het diplomaregister worden opgenomen.

Artikel 24m. Het diplomaregister; doel en functie

In artikel 24m wordt het doel van het diplomaregister vastgelegd. Dat is: het verstrekken van diplomagegevens aan betrokkene, instellingen en scholen waarbij betrokkene wordt, is of was ingeschreven, organisaties waarbij betrokkene een waardedocument heeft behaald, overheidsorganisaties en overige derden.

In het tweede lid is bepaald dat Onze Minister (in casu de Minister van OCW) de verantwoordelijke is in de zin van artikel 1, onderdeel d, van de WBP. Dit betekent de Minister van OCW het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt.

Artikel 24n. Reikwijdte diplomaregister

In het eerste lid zijn waardedocumenten vermeld waarvan de gegevens via het diplomaregister aan betrokkene en derden kunnen worden verstrekt. Het gaat om waardedocumenten van scholen en instellingen die door het Rijk worden bekostigd (alleen bekostigd onderwijs), het College voor examens en de organisatie die het inburgeringsexamen afneemt.

Voor alle sectoren met uitzondering van de inburgering wordt bij koninklijk besluit bepaald, vanaf welke datum de waardedocumenten in het diplomaregister worden opgenomen. Op grond van het tweede lid kan die datum ook binnen de sectoren verschillen voor de verschillende soorten instellingen en examens.

Bij het vaststellen van de data in het koninklijk besluit of de koninklijke besluiten zal worden gekeken naar de beschikbaarheid en de betrouwbaarheid van de gegevens in de onderscheiden sectoren en voor de verschillende soorten instellingen en examens. Wat betreft de beschikbaarheid van de gegevens geldt het volgende:

  • 1. wetenschappelijk onderwijs (onderdeel a): in CRIHO opgenomen vanaf 1988, met uitzondering van getuigschriften van de Open Universiteit en van levenbeschouwelijke universiteiten en faculteiten en getuigschriften van Associate-degreeprogramma’s.

  • 2. Open universiteit (onderdeel a): in BRON met ingang van de inwerkingtreding van BRON voor het hoger onderwijs (naar verwachting 1-1-2012 of 1-1-2013).

  • 3. levensbeschouwelijke universiteiten en faculteiten (onderdeel a): in CRIHO opgenomen vanaf 1-1-2012.

  • 4. Associate-degreeprogramma’s: in CRIHO opgenomen vanaf augustus 2007.

  • 5. hoger beroepsonderwijs (onderdeel a): in CRIHO opgenomen vanaf 1990.

  • 6. beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (onderdelen b en c): in BRON opgenomen vanaf 2007.

  • 7. staatsexamens NT2 (onderdeel d): in EOS (Examen Organisatie Systeem) opgenomen vanaf 1994.

  • 8. inburgeringsexamen (onderdeel e): in Informatiesysteem Inburgering opgenomen vanaf 2007.

  • 9. voortgezet onderwijs (leerlingen die aan de desbetreffende school waren ingeschreven; onderdeel f): in BRON opgenomen vanaf 2006.

  • 10. voortgezet onderwijs (leerlingen die waren ingeschreven aan een school of afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs; onderdeel g): de gegevens zijn beschikbaar vanaf het moment dat ze in BRON worden opgenomen.

  • 11. staatsexamens VO: in EOS opgenomen vanaf 2004.

Voor al deze opleidingen behalve de inburgering wordt nagegaan, vanaf welk jaar de beschikbare gegevens voldoende betrouwbaar zijn om te worden ontsloten via het diplomaregister. Voor het inburgeringsexamen worden de gegevens ontsloten vanaf het eerste jaar waarin diploma’s voor dit examen zijn afgegeven en in het Informatiesysteem inburgering zijn opgenomen (2007).

Artikel 24o. Diplomagegevens

Dit artikel bevat een limitatieve opsomming van diplomagegevens die via het diplomaregister kunnen worden geleverd. Het eerste lid noemt de gegevens die op alle waardedocumenten in het diplomaregister van toepassing zijn.

Onderdeel a van het eerste lid vermeldt de gegevens waarmee de persoon kan worden geïdentificeerd (persoonsgebonden nummer, geslachtsnaam, voornamen, geslacht en geboortedatum). Als betrokkene een burgerservicenummer heeft, worden de overige gegevens (geslachtsnaam, voornamen, geslacht en geboortedatum ) uit het GBA gehaald. Als betrokkene een onderwijsnummer heeft, worden de gegevens die het bevoegd gezag bij het aanvragen daarvan aan DUO (voorheen IBG) heeft verstrekt aan het onderwijsnummer toegevoegd.

Onderdeel b van het eerste lid vermeldt het soort document en de uitreikende instantie.

In het tweede lid worden de gegevens genoemd die verschillen per soort opleiding, soort waardedocument en uitreikende instantie.

Bij getuigschriften in het hoger onderwijs (onderdeel a) gaat het om de volgende gegevens: de opleiding, het jaar, de maand en de aard (hbo-propedeuse, bachelor, master, Associate-degree) van het examen als bedoeld in de WHW. Deze gegevens zijn opgenomen in het CRIHO, waarvoor de instellingen voor hoger onderwijs de gegevens leveren.

Bij diploma’s van opleidingen beroepsonderwijs (onderdeel b) wordt de kwalificatie opgenomen, alsmede de gegevens die de onderwijsinstellingen aan DUO leveren op grond van artikel 2.5.5a, tweede lid, onder h van de WEB. Dit zijn de volgende gegevens: het behaalde diploma en de datum waarop het diploma is behaald. In artikel 2.5.5a, tweede lid, onder h, is ook het uitstroomniveau vermeld. Dat is het niveau, bedoeld in artikel 7.2.2 WEB.

Bij een door een onderwijsinstelling afgegeven diploma, cijferlijst of certificaat van een opleiding vavo (onderdeel c) worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3.6a, tweede lid, onder f en g, van de WEB opgenomen. Dit zijn de volgende gegevens: de behaalde certificaten, de data waarop de certificaten zijn behaald (zie de wijziging van artikel 2.3.6a in artikel III), de vakken waarin examen is afgelegd, de cijfers van het schoolexamen en het centraal examen, de eindcijfers en de uitslag van het eindexamen of het deeleindexamen, het behaalde diploma en de datum waarop het diploma is behaald. De ook in artikel 2.3.6a, tweede lid, onder g, genoemde onderwerpen uitstroomniveau en startniveau zijn niet van toepassing op vavo-opleidingen.

De staatsexamens NT2 worden afgenomen door het College voor examens. Dit college kan hiervoor diploma’s en certificaten afgeven (onderdeel d). Deze diploma’s en certificaten, het programma (I of II) en de datum van afgifte worden in het diplomaregister opgenomen.

Deze gegevens worden betrokken uit het Examen Organisatie Systeem (EOS). Programma I van het staatsexamen NT2 omvat een onderzoek naar de beheersing van de Nederlandse taal met het oog op het volgen van opleidingen of de uitoefening van functies op het niveau van een vakopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs door hen voor wie het Nederlands niet de moedertaal is en die ten minste het niveau van het primair onderwijs hebben bereikt.  Programma II is gericht op personen die een opleidingen in het hoger onderwijs willen volgen of een hogere functie willen uitoefenen, voor wie het Nederlands niet de moederdtaal is en die wat betreft vooropleiding of werkervaring functioneren op ten minste het niveau van het middenkader.

Het inburgeringsexamen wordt georganiseerd door DUO in mandaat namens de Minister van BZK. Het inburgeringsexamen bestaat uit vier onderdelen, het decentraal praktijkexamen, het Elektronisch Praktijkexamen (EPE), de Toets Gesproken Nederlands (TGN) en het examen Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS). Voor elk onderdeel wordt de uitslag uitgedrukt in «geslaagd» of «niet geslaagd». Zowel het decentraal praktijkexamen als het EPE kunnen in verschillende profielen worden afgenomen. Beide onderdelen kunnen tevens voor wat betreft schriftelijke vaardigheden worden afgelegd op niveau A1 of niveau A2 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen. DUO kan diploma’s afgeven voor het inburgeringsexamen. Via het diplomaregister kunnen de volgende gegevens worden verstrekt: het behaalde diploma, het niveau (A1 of A2), het profiel en de datum waarop het diploma is behaald (onderdeel e). Deze gegevens worden betrokken uit het Informatiesysteem Inburgering dat DUO in mandaat namens de Minister van BZK beheert.

Bij een diploma of cijferlijst, afgegeven door een school voor voortgezet onderwijs (onderdeel f) worden de gegevens opgenomen die de school op grond van artikel 103b, tweede lid, onder c, d, f en g, van de WVO aan DUO moet leveren. Dit zijn de volgende gegevens: schoolsoort, leerweg, sector en afdeling of profiel (indien van toepassing), het behaalde diploma, de datum waarop het diploma is behaald, de vakken waarin examen is afgelegd, de cijfers van het schoolexamen en het centraal examen, de eindcijfers en de uitslag van het eindexamen of deeleindexamen. De datum waarop het diploma is behaald, is opgenomen in de Regeling gegevenslevering onderwijsnummer vo. In artikel II van dit wetsvoorstel wordt dit gegeven aan artikel 103b, tweede lid, onder f, WVO toegevoegd.

Een staatsexamen voortgezet onderwijs wordt afgenomen door het College voor examens. Tevens kan dit College een deelexamen afnemen. Het college kan op grond van de artikelen 30 en 31 van het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000 diploma’s, cijferlijsten en certificaten uitreiken. Artikel 34 van voornoemd besluit bepaalt welke gegevens het college aan DUO moet verstrekken in verband met de afgenomen examens. In het onderhavige onderdeel (onderdeel g) is aangegeven dat die gegevens via het diplomaregister aan betrokkene en derden kunnen worden geleverd.

Artikel 24p. Correctie op verzoek

In dit artikel zijn twee correctiemogelijkheden op de gegevens in het diplomaregister opgenomen.

Bij de inwerkingtreding van het wetsvoorstel zal een uitgebreide voorlichtingscampagne worden gevoerd. Daarin zal worden aangegeven welke diploma’s en certificaten (onderwijssoort en jaar van uitreiking) in het diplomaregister worden opgenomen en op welke wijze gegevens kunnen worden gecontroleerd en gecorrigeerd. DUO voorziet de organisaties die de waardedocumenten uitreiken van schriftelijke informatie over het diplomaregister en verzoekt hen om deze informatie bij het diploma of certificaat te voegen. In de informatie wordt aan betrokkene meegedeeld dat zijn diplomagegevens door de organisatie aan DUO worden verstrekt en vervolgens door DUO in het diplomaregister worden opgenomen. In de informatie wordt betrokkene verzocht om te controleren of de gegevens in het diplomaregister overeenkomen met de gegevens op het originele waardedocument en wordt aangegeven hoe hij een correctieverzoek kan indienen.

De correctie op grond van het eerste lid van artikel 24p gaat als volgt. Als de betrokkene constateert dat één of meer gegevens in het diplomaregister onjuist zijn, kan hij DUO verzoeken om de gegevens te verbeteren. Vervolgens vraagt DUO aan de organisatie die het waardedocument heeft uitgereikt of de rechtsopvolger daarvan om de juiste gegevens aan DUO op te geven. Beide verzoeken vinden elektronisch plaats. DUO zal hiervoor een voorziening treffen in het diplomaregister. Als de organisatie constateert dat de diplomagegevens waarover zij beschikt niet overeenkomen met de gegevens in het diplomaregister, verzoekt zij DUO om de gegevens in het diplomaregister te verbeteren. Als het een gegeven betreft dat nog in BRON of een ander register van DUO is opgenomen, wordt de correctie ook in BRON of dat andere register aangebracht. Zie voor de bewaartermijn van de gegevens in BRON artikel 24c, derde lid, van de WOT.

Het tweede lid van artikel 24p biedt een correctiemogelijkheid als de organisatie die het waardedocument heeft uitgereikt of de rechtsopvolger daarvan niet meer over de diplomagegevens van betrokkene beschikt (bv. na afloop van de bewaartermijn op grond van de Archiefwet 1995). De organisatie deelt dit mee aan DUO en DUO stelt betrokkene hiervan in kennis (via het diplomaregister). Betrokkene kan vervolgens op vertoon van het originele exemplaar van het waardedocument aan Onze Minister verzoeken om deze gegevens te verbeteren. Dit verzoek kan niet elektronisch worden ingediend, omdat de medewerkers van DUO het originele document moeten controleren. Als blijkt dat het door betrokkene getoonde document origineel is en de daarin opgenomen diplomagegevens afwijken van de gegevens in het diplomaregister, past DUO laatstgenoemde gegevens aan. Als het een gegeven betreft dat nog in BRON of een ander register van DUO is opgenomen, vindt de correctie plaats in overleg met de school of instelling die de gegevens heeft geleverd en wordt de correctie ook in BRON of dat andere register aangebracht.

Als de organisatie die het waardedocument heeft uitgereikt of de rechtsopvolger daarvan constateert dat de gegevens in het diplomaregister overeenkomen met de gegevens waarover zij beschikt, deelt zij dit ook mee aan DUO en deelt DUO dit mee aan de betrokkene. In dit geval kan betrokkene geen correctieverzoek meer indienen.

In het derde lid is bepaald dat de correctiemogelijkheden niet van toepassing zijn op gegevens die zijn overgenomen uit de GBA. Verbetering van deze gegevens loopt via de gemeente. Betrokkene kan op grond van artikel 82 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens aan burgemeester en wethouders verzoeken om hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.

Artikel 24q. Het verstrekken van diplomagegevens

Dit artikel vermeldt de personen en instanties waaraan gegevens uit het diplomaregister kunnen worden verstrekt. In de eerste plaats is dat natuurlijk de betrokkene zelf (eerste lid). Deze zal onbeperkt toegang krijgen tot al zijn diplomagegevens.

Voorgesteld wordt om de (door het Rijk bekostigde) school of instelling waarbij betrokkene is of was ingeschreven of een waardedocument heeft behaald, ook toegang te verstrekken tot diplomagegevens (tweede en derde lid). De school of instelling kan deze gegevens nodig hebben voor de examinering en de medewerking aan de correctie op grond van artikel 24p. Een school of afdeling voor vso krijgt ook inzage in de gegevens van haar leerlingen (tweede lid). Vso-leerlingen kunnen examen afleggen bij een vo-school (als extraneus) of bij het College voor examens. Het College voor examens krijgt gedurende vijf jaar na de afgifte van een waardedocument inzage in de diplomagegevens van de desbetreffende leerling (derde lid). Het College kan dit nodig hebben voor de medewerking aan de correctie op grond van artikel 24p.

In het vierde lid is bepaald dat diplomagegevens worden verstrekt aan de (door het Rijk bekostigde) school of instelling of het College voor examens ten behoeve van de aanmelding, inschrijving en examinering van betrokkene. Een soortgelijke regeling, maar dan beperkt tot aanmelding en inschrijving bij ho-instellingen, is opgenomen in artikel VI, onderdeel A, punt 3, van de Wet van 29 mei 2006 tot wijziging van diverse wetten in verband met aanpassingen met betrekking tot persoonsgebonden nummers in het onderwijs (Stb. 2006, 288). Dit onderdeel is nog niet in werking getreden en kan ook niet meer in werking treden, omdat de wet die daarin wordt gewijzigd (de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank) inmiddels is vervallen. Het College voor examens kan op grond van dit lid bijvoorbeeld informatie krijgen over eerder door een examenkandidaat behaalde certificaten voortgezet onderwijs. Deze informatie is nodig om te weten of op basis van deze certificaten en het afgelegde examen een diploma kan worden afgegeven.

Op grond van het tweede, derde of vierde lid wordt geen onbeperkte toegang tot de diplomagegevens van betrokkene verleend. De (elektronische) gegevensverstrekking, bedoeld in het tweede, derde en vierde lid, is als volgt beperkt. Op grond van het tweede en derde lid worden alleen gegevens verstrekt van waardedocumenten die hetzij betrekking hebben op het onderwijs in de school of instelling hetzij zijn afgegeven door de desbetreffende school of instelling of het desbetreffende college. Voor de gegevensverstrekking ten behoeve van aanmelding, inschrijving of examinering van betrokkene (vierde lid) geldt de volgende beperking:

  • a. Instellingen voor hoger onderwijs krijgen inzage in alle diplomagegevens van betrokkene, met uitzondering van de gegevens van het inburgeringsexamen.

  • b. Instellingen die middelbaar beroepsonderwijs verzorgen, krijgen inzage in alle diplomagegevens van betrokkene, met uitzondering van de gegevens van het hoger onderwijs, het inburgeringsexamen en NT2.

  • c. Instellingen die vavo verzorgen, scholen voor voortgezet onderwijs en scholen en afdelingen voor voortgezet speciaal onderwijs krijgen alleen inzage in diplomagegevens van vavo, voortgezet onderwijs en staatsexamens vo.

  • d. Het College voor examens krijgt inzage in diplomagegevens van NT2, vavo, voortgezet onderwijs en staatsexamens vo.

Op grond van het zesde lid kunnen aan de Ministers van OCW en EL&I en de onderwijsinspectie diplomagegevens worden verstrekt voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening van hun wettelijke taken. Dit is vergelijkbaar met de regeling die in artikel 24e van de WOT is opgenomen met betrekking tot het basisregister onderwijs.

In het zevende lid is bepaald dat desgevraagd diplomagegevens worden verstrekt aan de Minister van VWS (als beheerder van het register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register), de Minister van BZK (als beheerder van het Informatiesysteem Inburgering) en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, in alle gevallen ter uitvoering van wettelijke taken.

Ten slotte kan op grond van het achtste lid aan betrokkene een document met diplomagegevens worden verstrekt, dat betrokkene naar derden kan sturen (bijvoorbeeld de toekomstige werkgever van betrokkene). Betrokkene kan hiertoe een elektronisch verzoek indienen bij DUO. DUO verstrekt een elektronisch, tegen wijzigingen beveiligd, document aan betrokkene. Derden naar wie document wordt doorgezonden, kunnen nagaan of het document inderdaad door DUO is afgegeven. DUO zal hiervoor een procedure ontwikkelen. Te denken valt aan verstrekking van een document met een unieke beveiligingscode, waarmee op de site van DUO kan worden nagegaan of het document inderdaad door DUO is afgegeven.

In het negende lid is bepaald dat alle vormen van gegevensverstrekking digitaal plaatsvinden. Op grond van het tiende lid kan de gegevensverstrekking aan betrokkene (ten behoeve van betrokkene of een derde) tevens schriftelijk plaatsvinden. Op grond van het elfde lid kan de Minister van OCW regels stellen over een eventuele vergoeding voor de schriftelijke gegevensverstrekking, alsmede voor de elektronische gegevensverstrekking aan de overheidsorganisaties, bedoeld in het zevende lid, en de verstrekking van beveiligde gegevens, bedoeld in het achtste lid.

Artikel 24r. Bewaartermijn diplomagegevens

De maximale bewaartermijn van gegevens in het diplomaregister is bepaald op 60 jaar na de maand van afgifte van het laatst behaalde waardedocument. Met deze termijn is redelijkerwijs zeker gesteld dat de gegevens worden bewaard in een vorm die het mogelijk maakt betrokkene te identificeren totdat deze de pensioengerechtigde leeftijd heeft behaald (zelfs als die leeftijd nog verder zou worden verhoogd). Als de betrokkene binnen de periode van 60 jaar overlijdt, worden de gegevens tot dat overlijden bewaard in een vorm die het mogelijk maakt betrokkene te identificeren.

De lange bewaartermijn is in het voordeel van de diplomabezitter. Deze kan tot op hoge leeftijd zijn diplomagegevens inzien. Het recht op inzage van diplomagegevens eindigt voor onderwijsinstellingen zodra zij deze gegevens niet meer nodig hebben voor aanmelding, inschrijving of examinering (met uitzondering van de door henzelf verstrekte gegevens) en voor overheidsinstanties zodra de gegevens niet meer nodig zijn voor de uitoefening van hun wettelijke taken. Na een bepaald tijdstip zijn de gegevens dus alleen nog toegankelijk voor de diplomabezitter zelf en degenen aan wie hij deze wil toezenden. Diplomagegevens blijven voor de diplomabezitter zelf gedurende zijn werkzame leven, wellicht zelfs gedurende zijn hele leven, van belang.

De bewaartermijn van 60 jaar geldt voor alle in het diplomaregister opgenomen gegevens. Voor het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs gaat het om een beperkte gegevensset (naast de identificerende gegevens: waardedocument, datum en opleiding).

Voor het voortgezet onderwijs gaat het tevens om vakken en cijfers. De reden om deze gegevens zo lang mogelijk te bewaren is gelegen in de – niet in tijd begrensde – verplichting van de minister op grond van artikel 54 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. desgevraagd een «verklaring afgelegd examen» af te geven. Deze verklaring heeft betrekking op diploma’s, certificaten, bewijzen van ontheffing en cijferlijsten in het voortgezet onderwijs. In verband met voornoemde verplichting van de minister is ook nog een ander wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II 2010/11, 32 558) ingediend. Daarin wordt de bewaartermijn van de gegevens van het voortgezet onderwijs in Bron verlengd tot 50 jaar na beëindiging van de laatste inschrijving (wijziging artikel 24c, derde lid, WOT; de termijn van 50 jaar sluit aan bij de reeds in dat artikel opgenomen bewaartermijn van gegevens van het hoger onderwijs). In artikel IX van dit wetsvoorstel is geregeld dat deze wijziging vervalt na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel diplomaregister en de daarin opgenomen algemene bewaartermijn van 60 jaar.

Artikel 24s. Autorisatie voor en toezicht op het diplomaregister

De inhoud van dit artikel komt overeen met de regeling die in de artikelen 24g en 24j WOT is getroffen voor het basisregister onderwijs en het meldingsregister relatief verzuim. Bepaald is dat de minister regels stelt voor de autorisatie van personen die belast zijn met de verwerking van de gegevens in het diplomaregister en dat hij een functionaris gegevensbescherming benoemt die toeziet op die verwerking.

Artikel 24t. Informatie over gegevensverstrekking

DUO houdt gedurende 20 jaar aantekening van elke gegevensverstrekking aan een overheidsorgaan, een onderwijsinstelling of een andere derde. Deze termijn is ontleend aan de overeenkomstige regeling in artikel 3.11, eerste lid, van het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel basisregistratie personen. In dat wetsvoorstel is gekozen voor een termijn van 20 jaar in verband met de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 7 mei 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State-Nederland) inzake College van burgemeester en wethouders van Rotterdam/M.E.E. Rijkeboer (zaak C-553/07). Aan betrokkene wordt meegedeeld wanneer zijn diplomagegevens in de afgelopen 20 jaar aan derden zijn verstrekt en welke gegevens en welke derde het betrof.

Artikel 24u. Gebruik persoonsgebonden nummer door derde

Een derde is slechts gerechtigd om het burgerservicenummer te verwerken voor zover daartoe een wettelijke grondslag bestaat (zie artikel 24 WBP). Het onderhavige artikel biedt derden een grondslag voor een beperkt gebruik van het burgerservicenummer, namelijk voor zover dit nodig is voor het verstrekken van gegevens aan hem uit het diplomaregister. Deze bepaling laat onverlet dat er voor een derde andere wettelijke regelingen kunnen zijn die het gebruik van het burgerservicenummer mogelijk maken of tot dit gebruik verplichten.

Artikel II. Wijziging Wet op het voortgezet onderwijs

Aan de gegevens die een vo-school op grond van artikel 103b WVO aan de minister moet verstrekken, wordt toegevoegd: de datum waarop deze uitslag is bepaald. Het gaat hierbij om de uitslag van het examen of deelexamen. Dit is een technische wijziging. De datum waarop de uitslag is bepaald, maakt reeds deel uit van de gegevensverstrekking op basis van de Regeling gegevensverstrekking vo. Door het gegeven op te nemen in artikel 103b, tweede lid, onder g, WVO en daarnaar te verwijzen in artikel 24o, onder f, van de WOT wordt duidelijker dat het tevens onderdeel is van het diplomaregister. Op grond hiervan kan een regionaal opleidingscentrum of het College voor examens bepalen of mede op grond van het desbetreffende deelexamen een diploma voortgezet onderwijs kan worden uitgereikt. Bepalend daarvoor is, of betrokkene minder dan 10 jaar geleden voor het deelexamen is geslaagd.

Artikel III. Wijziging Wet educatie en beroepsonderwijs

Aan de gegevens die een regionaal opleidingscentrum op grond van artikel 2.3.6a WEB aan de minister moet verstrekken, wordt toegevoegd: de data waarop de certificaten zijn behaald. Door deze uitbreiding en de verwijzing daarnaar in artikel 24o, onder c, van de WOT wordt de datum waarop een certificaat is behaald onderdeel van het diplomaregister. Bepalend is de datum waarop de uitslag van het desbetreffende examen wordt bepaald. Laatstgenoemde datum is al opgenomen in de Regeling gegevensverstrekking persoonsgebonden nummer bve 2009. De wijziging in dit artikel is dus ook puur technisch van aard (evenals de wijziging in artikel II).

Artikel IV. Wijziging Wet inburgering

Het is van belang om ook de gegevens van het inburgeringsdiploma via het diplomaregister toegankelijk te maken. Betrokkene wordt op deze wijze een zo volledig mogelijk inzicht verschaft in de diplomagegevens die bij DUO berusten. Betrokkene kan hiermee tevens zelf op eenvoudige en betrouwbare wijze bij de gemeente, de cursusinstelling of de IND aantonen te beschikken over een diploma dat vrijstelt van de inburgeringsplicht op grond van de Wet inburgering of het inburgeringsvereiste op grond van de Vreemdelingenwet 2000 of de Rijkswet op het Nederlanderschap. Aanpassing van artikel 47, tweede lid, van de Wet inburgering is noodzakelijk om de verstrekking van de gegevens van het inburgeringsdiploma via het diplomaregister van een formele basis te voorzien.

Artikel V. Wijziging Leerplichtwet 1969

Deze technische wijziging is nodig omdat de begripsbepaling waarnaar wordt verwezen, wordt verplaatst.

Artikel VI. Overgangsbepaling CRIHO, BRON, EOS en Informatiesysteem Inburgering

De reeds bij DUO beschikbare diplomagegevens worden via het diplomaregister ontsloten (eerste lid). Voor de gegevens uit het Centraal register inschrijving hoger onderwijs betekent dit, dat het nummer dat in dat register aan de student is toegekend, moet worden vervangen door het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het onderwijsnummer van de student (tweede lid). Ook getuigschriften van hbo-propedeuses en kandidaats- en doctoraalexamens op grond van de WHW zoals luidend voor de inwerkingtreding van de bachelor-masterstructuur worden ontsloten (derde en vierde lid).

Artikel VII. Samenloop met Wet invoering persoonsgebonden nummers in het onderwijs (Stb. 2001, 681)

Op grond van onderdeel A van dit artikel wordt de opsomming van gegevens in artikel 24o, tweede lid, onderdeel a, van de WOT na de inwerkingtreding van artikel V, onderdeel D, van de Wet invoering persoonsgebonden nummers in het onderwijs (Stb. 2001, 681) vervangen door een verwijzing naar artikel 7.52, tweede lid, onder e en m, van de WHW.

Op grond van voornoemd artikel V, onderdeel D, juncto artikel V, onderdeel E, van Stb. 2006, 288, luidt artikel 7.52, tweede lid, onder m, van de WHW na inwerkingtreding van het onderwijsnummer «m. het jaar en de maand van het afsluitend examen van een bacheloropleiding en, indien van toepassing, het afsluitend examen van een masteropleiding; en». Onderdeel B wijzigt dit in «m. het jaar, de maand en de aard van het examen op grond van deze wet; en». In de ministeriële regeling op grond van artikel 7.52, derde lid, WHW zoals luidend na inwerkingtreding van het onderwijsnummer zal worden gespecificeerd van welke examens gegevens moeten worden verstrekt. Deze specificatie zal de examens omvatten die leiden tot een getuigschrift waarvan de gegevens in het diplomaregister worden opgenomen (hbo-propedeuse, bachelor, master, Associate degree). De gegevens met betrekking tot deze examens worden nu al aan het CRIHO geleverd, zodat de wijziging van artikel 7.52, tweede lid, onder m, niet leidt tot een lastenverzwaring voor de instellingen.

Artikel VIII. Samenloop met wetsvoorstel geïntegreerd toezicht (Kamerstukken II 2009/10, 32 193)

Deze samenloopbepaling is nodig in verband met de verlettering van artikel 1, onderdeel n, van de WOT in het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht en enige andere wetten in verband met de invoering van geïntegreerd toezicht en de gewijzigde rol van de Inspectie van het onderwijs bij het toezichtproces (Kamerstukken II 2009/10, 32 193).

Artikel IX. Samenloop met wetsvoorstel afschaffen verblijfsduurbeperking, bewaken examenkwaliteit en uitbreiding staatsexamenmogelijkheden (Kamerstukken II 2010/11, 32 558)

In dit artikel wordt de samenloop geregeld met een op 16 november 2010 bij de Tweede Kamer ingediend wetsvoorstel. In dat wetsvoorstel wordt de bewaartermijn in BRON voor diplomagegevens voortgezet onderwijs verlengd tot 50 jaar, met het oog op de «verklaring afgelegd examen» op grond van artikel 54 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o-m.a.v.o.-v.b.o.. Het voorliggende wetsvoorstel regelt dat diplomagegevens van onder meer het voortgezet onderwijs gedurende 60 jaar in het diplomaregister worden bewaard. Dit betekent dat de «verklaring afgelegd examen» gedurende 60 jaar op basis van het diplomaregister kan worden afgegeven. In verband daarmee wordt in dit artikel de verlenging van de bewaartermijn voor diplomagegevens voortgezet onderwijs in BRON geschrapt.

Onderdeel A voorziet in het geval dat het op 16 november 2010 bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel eerder dan of tegelijk met het wetsvoorstel diplomaregister in werking treedt. Onderdeel B regelt de samenloop in het geval dat het wetsvoorstel diplomaregister het eerst in werking treedt.

Artikel X. Inwerkingtreding

De wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen van de wet verschillend kan worden vastgesteld. Het streven is, om de gehele wet in werking te laten treden op 1 januari 2012.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra