Vastgesteld 10 december 2010
De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Snijder-Hazelhoff
Griffier van de commissie,
Sneep
1
Om welke reden is de begroting van het Infrastructuurfonds niet meer in evenwicht?
Het verschil heeft geheel betrekking op het in de Najaarsnota verwerkte voordelig saldo over 2010. Dit wordt in 2011 weer aan het Infrafonds toegevoegd. Conform de fondsconstructie blijft de begroting van het Infrastructuurfonds over de totale looptijd in evenwicht.
2
Welke verplichtingen zijn niet nagekomen en welke uitgaven zijn niet gedaan die de verlaging met 431 040 000 euro op de post verplichtingen en 1 045 450 000 euro op de post uitgaven van artikel 13 «Spoorwegen» mogelijk maken? Is dit ten koste gegaan van het onderhoud aan het spoor?
De relatief forse bijstellingen moeten in samenhang worden bezien met de eerste suppletoire wet (Voorjaarsnota 2010, Kamerstukken II, 2009–2010, 32 395 A, Stb. 751, 2010). In die wet is de uitkomst 2009 geheel technisch verwerkt op het kasjaar 2010, i.c. de onderuitputting 2009 op het spoorartikel (voornamelijk aanleg) is geheel aan het jaar 2010 toegevoegd. In de Miljoenennota 2011 (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500 A) is dit vervolgens meerjarig gecorrigeerd en verwerkt conform de gewenste programmering van ProRail voor 2010.
In de Najaarsnota heeft vervolgens een bijstelling plaatsgevonden op basis van het recent ontvangen Beheerplan 2011.
De bijstellingen zijn dus in lijn met de programmering van ProRail; er zijn geen zaken niet nagekomen noch is de verlaging van de middelen ten koste van onderhoud gegaan.
Voor de realisatieprojecten aanleg is in de tweede suppletoire begrotingswijziging door middel van projecttabellen apart inzichtelijk gemaakt welke projecten voor welk bedrag in welke begrotingswijziging zijn gemuteerd, inclusief toelichting (zie ook mijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal van 4 november 2009, Kamerstukken II, 2009–2010, 32 123 A, nr. 8).
3
Welke meevallers en vertragingen zijn er bij de megaprojecten niet-Verkeer en Vervoer?
Het betreft een overboeking van € 15 mln. naar het ministerie van LNV ten behoeve van het realiseren van het project hoogwatergeul Well-Aijen. Daarnaast betreft het kasschuiven naar latere jaren om de budgetreeksen meer in overeenstemming te brengen met de uitvoeringsplanning.
Binnen het programma Ruimte voor de Rivier in 2010 is bij enkele maatregelen sprake van enige vertraging; in de voortgangsrapportages van Ruimte voor de Rivier worden deze vertragingen gemeld. De verwachting is wel dat het merendeel van de maatregelen op tijd gereed zal zijn.
Op de Maaswerken is stagnatie ontstaan in de aankoop van gronden voor natuurontwikkeling in de nevengeulen en door een vraaguitval naar zand en grind.
4
Wat zijn de contractuele afspraken over loon- en prijsindexatie in de Brede Doeluitkering (hierna: BDU) voor de periode 2011–2015?
De toelichting op de wet en regelgeving Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer geeft aan dat de BDU uitkering in het voorafgaande jaar wordt beschikt. Voor de indexering naar het nieuwe jaar wordt hierbij een forfaitaire index gehanteerd, omdat op het moment van beschikken de index voor het komende jaar nog niet bekend is. Eventuele verschillen tussen de forfaitaire index en de werkelijke index in een lopend beschikkingsjaar worden niet verrekend. De definitieve index wordt niet met terugwerkende kracht toegepast op de BDU voor dat jaar, maar wel gebruikt om het basisbudget BDU voor de daarop volgende jaren vast te stellen; dit onder begrotingsvoorbehoud. Op dat basisbudget wordt vervolgens de forfaitaire index voor dat nieuwe jaar toegepast. Deze bestendige gedragslijn wordt voortgezet voor de periode 2011–2015.
5
Blijft de loon- en prijsindexatie in de BDU gehandhaafd in de periode 2011–2015?
Er is vooralsnog geen reden om de bestaande afspraken te herzien.
6
Wat betekent het afboeken van de loon- en prijsindexatie BDU via artikel 14 «Regionaal, lokale infrastructuur» voor de projecten die vanuit dit budget gefinancierd zouden worden, zoals diverse lightrail projecten in Nederland?
Eventuele verschillen tussen de forfaitaire en daadwerkelijke index in een jaar (zowel positief als negatief) worden binnen het budget voor regionale/lokale infrastructuur verrekend. Het totale meerjarige budget voor BDU en reg/lok tezamen blijft dus gelijk.
7
Wat is de oorzaak van de vertraging die het planstudieproject Quick Scan Decentraal Spoor Gelderland heeft opgelopen?
Dit project bestaat uit meerdere maatregelen waarvoor geldt dat het merendeel niet vertraagd is.
De maatregelen op de lijn Arnhem–Doetinchem–Winsterswijk en de maatregelen bij Barneveld verlopen volgens planning. De planstudie is voor beiden gestart.
Daarnaast is er een extra maatregel, de verlenging van diverse perrons tussen Arnhem en Winterswijk. Deze bevindt zich nog in de verkennende fase.
De provincie Gelderland heeft het besluit over de maatregelen op de lijn Zutphen–Winterswijk uitgesteld tot 2011, zodat de nieuwe Staten zich hierover kunnen uitspreken.
8
Kunt u voor de in de Najaarsnota genoemde aanlegprojecten voor hoofdwegen en railwegen uiteenzetten of de hogere casu quo lagere uitgaven voortvloeien uit vertragingen of versnellingen dan wel met overschrijdingen of meevallers?
In het wetsvoorstel tot wijziging van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2010 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota), Kamerstukken II, 2010–2011, 32 565 A, zijn onder de artikelen projecttabellen opgenomen voor de realisatieprojecten. Hierin is aangegeven of de bijstelling gevolgen heeft voor het MIRT-budget: dus of het bij de financiële mutatie gaat om een verschuiving in het projectbudget (vertraging of versnelling) of een bijstelling (duurder of goedkoper).