Ontvangen 27 januari 2014
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, worden aan artikel 3, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
g. de griffier, bedoeld in artikel 100, eerste lid, van de Gemeentewet en in artikel 97, eerste lid, van de Provinciewet, alsmede de op de griffie werkzame ambtenaren, bedoeld in artikel 107e, tweede lid, van de Gemeentewet en in artikel 104e, tweede lid, van de Provinciewet;
h. de griffiers en de overige ambtenaren, bedoeld in artikel 61, tweede lid, van de Grondwet.
Dit amendement regelt dat gemeentelijke en provinciale griffiers en hun medewerkers, alsmede de griffiers van de Tweede en Eerste Kamer en de overige ambtenaren van de Kamers, eveneens worden uitgezonderd van de wet en dat hun publiekrechtelijke rechtspositie gehandhaafd blijft. De indiener meent dat dit voor de hand ligt omdat ook mensen in deze functies een belangrijke ondersteunende rol vervullen bij het democratisch proces en dat het daarom van belang is dat hun integriteit en onafhankelijkheid gewaarborgd blijft. Tevens biedt dit amendement een oplossing voor de problematiek zoals die zich voordoet in het wetsvoorstel in de huidige vorm dat de invulling van het werkgeverschap door de gemeenteraden en de provinciale staten afhankelijk wordt van de colleges in gemeenten en provincies en dat de gemeenteraden en de provinciale staten niet langer bevoegd zijn om met hun griffiers en de overige medewerkers van de griffie een arbeidsovereenkomst aan te gaan. Dit acht de indiener onwenselijk en ook daarom worden gemeentelijke en provinciale griffiers en hun medewerkers met dit amendement uitgezonderd van deze wet.
Kerstens