Ontvangen 5 november 2010
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
a. Na onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa. Artikel 2.14, vierde lid, eerste volzin, vervalt.
b. Na onderdeel F wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Fa. Artikel 5.21, tweede volzin, vervalt.
2
Artikel II wordt als volgt gewijzigd:
a. Vóór onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
0A. In artikel 11a, eerste lid, tweede volzin, wordt «onder 20» vervangen door: onder 2°.
b. Onderdeel A komt te luiden:
A. Artikel 11b, onderdeel b, komt te luiden:
b. een bij ministeriële regeling, zonodig onder het stellen van voorwaarden, aan te wijzen premie die naar aard en strekking overeenkomt met een premie als bedoeld in onderdeel a.
3
Artikel III komt te luiden:
Artikel III
De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 14, eerste lid, onderdeel a, vervalt «en mede ondertekend door het bestuur van het desbetreffende kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven».
B. In artikel 15 wordt «een goede uitvoering van dit hoofdstuk en artikel 40» vervangen door: een goede uitvoering van dit hoofdstuk.
C. De artikelen 40 en 41 vervallen.
4
In het in artikel IX opgenomen artikel 5 van de Wet belastingen op milieugrondslag wordt de punt aan het slot van het tweede lid, onderdeel b, vervangen door een puntkomma.
5
In het in artikel XX, onderdeel B, opgenomen artikel 16 van de Invorderingswet 1990 wordt «Indien beslag is gelegd» vervangen door: Indien executoriaal beslag is gelegd.
6
In het in artikel XXII, onderdeel C, opgenomen artikel 22, zevende lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt «Indien beslag is gelegd» vervangen door: Indien executoriaal beslag is gelegd.
7
Na artikel XXIV wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel XXIVA
In de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen wordt in artikel 4g «Wet identificatie bij dienstverlening» vervangen door: Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
8
Na artikel XXVII wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel XXVIIA
Indien het bij koninklijke boodschap van 29 oktober 2009 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van de Wet Belastingwet BES (Belastingwet BES) (32 189), tot wet is of wordt verheven en in werking is getreden of treedt, wordt aan artikel 4.4 van die wet, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
k. onroerende zaken, waarvan de waarde uitsluitend of nagenoeg uitsluitend wordt bepaald door de waarde van de daarvan deel uitmakende braakliggende grond, voor zover degene of degenen die het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft of hebben inwoner is of zijn van de BES eilanden.
9
In artikel XXVIII wordt na het eerste lid, onder vernummering van het tweede tot en met achtste lid tot derde tot en met negende lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. Artikel XXIVA werkt terug tot en met 1 augustus 2008.
Ingevolge deze nota van wijziging wordt aan de vrijstellingen van de vastgoedbelasting, die met ingang van 1 januari 2011 op de BES eilanden moet gaan gelden, een vrijstelling voor braakliggende grond («dormant properties») toegevoegd. Daarmee wordt buiten kijf gesteld dat dergelijke onroerende zaken niet met vastgoedbelasting belast worden, mits voldaan wordt aan de overige voorwaarden.
Voorts bevat deze nota van wijziging een aantal wijzigingen van technische aard. Voor zover noodzakelijk worden deze hierna in het onderdeelsgewijze deel van deze toelichting nader toegelicht.
Deze nota van wijziging heeft geen budgettaire gevolgen en heeft evenmin gevolgen voor de administratieve lastendruk. Deze nota van wijziging bevat geen EU-aspecten.
Onderdeel 1
Artikel I, onderdelen Aa en Fa (artikelen 2.14 en 5.21 van de Wet inkomstenbelasting 2001)
In het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2010 wordt voorgesteld om ook in situaties van belastingplicht die in de loop van het jaar aanvangt voor de vermogensrendementsheffing uit te gaan van de rendementsgrondslag aan het begin van het jaar. Nu in deze situaties niet langer een andere peildatum geldt dan in de situatie dat het gehele jaar sprake is van belastingplicht, kunnen artikel 2.14, vierde lid, eerste volzin, en artikel 5.21, tweede volzin, van de Wet IB 2001, zoals deze volzin per 1 januari 2011 zou komen te luiden, vervallen.
Onderdeel 2
Artikel II, onderdeel 0A (artikel 11a van de Wet op de loonbelasting 1964)
Met de wijziging van artikel 11a, eerste lid, tweede volzin, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) wordt een drukfout hersteld.
Artikel II, onderdeel A (artikel 11b van de Wet op de loonbelasting 1964)
Op grond van de huidige tekst van artikel 11b, onderdeel b, van de Wet LB 1964 wordt een vergoeding als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel k, van de Wet werk en bijstand (WBB) niet tot het loon gerekend. Onder vergoeding als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel k, van de WWB wordt verstaan een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk van ten hoogste een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag. Deze tekst is echter achterhaald door het bepaalde in artikel 2, zesde lid, van de Wet LB 1964. Uit die bepaling – de vrijwilligersregeling – vloeit reeds voort dat dergelijke kostenvergoedingen niet aan loonheffing zijn onderworpen. De huidige tekst van artikel 11b, onderdeel b, van de Wet LB 1964 kan derhalve vervallen. In dat geval kan de in het voorstel van wet aanvankelijk als artikel IIb, onderdeel c, van de Wet LB 1964 opgenomen bepaling, voor zover deze betrekking had op een premie als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel j, van de WWB, worden opgenomen in artikel 11b, onderdeel b, van de Wet LB 1964. Met de onderhavige wijziging wordt dit bewerkstelligd.
Onderdeel 3
Artikelen III, onderdelen B en C (artikelen 15, 40 en 41 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen)
In het ingevolge deze nota van wijziging in te voegen artikel III, onderdeel C, wordt voorgesteld de artikelen 40 en 41 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) te doen vervallen. Deze bepalingen bevatten overgangsrecht dat inmiddels zijn uitwerking heeft verloren. Artikel 40 van de WVA ziet op bepaalde opleidingsvormen die respectievelijk per 1 januari 1996 (onderdelen a en b) en 31 december 2004 (onderdeel c) vervallen zijn (waarbij het in dit laatste geval gaat om start van de opleiding vóór 31 augustus 1997). Deze opleidingsvormen doen zich thans in de praktijk niet meer voor. Artikel 41 van de WVA ziet op het in bepaalde gevallen niet gelden van de eis van het toetsloon voor toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs. Deze bepaling was uiterlijk tot en met 31 december 1997 van toepassing en heeft inmiddels dus haar belang verloren.
Indien artikel 40 van de WVA vervalt, kan ook de verwijzing in artikel 15 van de WVA naar genoemd artikel 40 vervallen. Hiertoe strekt de in artikel III, onderdeel B, opgenomen wijziging.
De ingevolge deze nota van wijziging in onderdeel artikel III, onderdeel A, op te nemen wijziging was reeds opgenomen in het voorstel van wet.
Onderdelen 5 en 6
Artikelen XX, onderdeel B, en XXII, onderdeel C (artikelen 16 van de Invorderingswet 1990 en 22 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)
Met het ingevolge artikel XX, onderdeel B, in de Invorderingswet 1990 in te voegen artikel 16 wordt geregeld dat onder omstandigheden het beslag dat door een derde is gelegd op een voorlopige aanslag inkomstenbelasting (VT) kan doorlopen naar een volgend jaar. Met de in artikel XXII, onderdeel C, opgenomen toevoeging van een zevende lid aan artikel 22 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt hetzelfde geregeld voor een beslag op een voorschot op een toeslag.
Met de in de onderhavige nota voorgestelde wijzigingen wordt bewerkstelligd dat dit beslag alleen kan doorlopen indien het een executoriaal beslag betreft. Indien conservatoir beslag is gelegd, moet opnieuw beslag worden gelegd op de VT respectievelijk het voorschot op een toeslag over een volgend jaar.
Onderdelen 7 en 9
Artikelen XXIVA en XXVIII (artikel 4g van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en inwerkingtredingsbepaling)
Abusievelijk wordt in artikel 4g, eerste lid, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen nog verwezen naar de Wet identificatie bij dienstverlening. De Wet identificatie bij dienstverlening is met ingang van 1 augustus 2008 samen met de Wet melding ongebruikelijke transacties vervangen door de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Met de onderhavige nota van wijziging wordt de genoemde verwijzing alsnog aangepast. Deze wijziging werkt terug tot en met 1 augustus 2008, de datum waarop de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme in werking is getreden.
Onderdeel 8
Artikel XXVIIA (artikel 4.4 van de Belastingwet BES)
In het bij koninklijke boodschap van 29 oktober 2009 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van de Wet Belastingwet BES (Belastingwet BES) (32 189) is een vrijstelling opgenomen voor onroerende zaken, voor zover degene of degenen die het genot krachtens eigendom, bezit, of beperkt recht heeft of hebben inwoner is of zijn van de BES eilanden en de waarde van de onroerende zaak niet meer bedraagt dan USD 50 000. Daarmee is beoogd onder meer braakliggende grond («dormant properties») van de vastgoedbelasting vrij te stellen, zoals mijn ambtsvoorganger heeft toegezegd in een overleg op 26 oktober 2009 met delegaties van Sint Eustatius en Saba. Inmiddels blijkt twijfel te bestaan of deze vrijstelling voor braakliggende grond toereikend is. Daarom wordt nu alsnog een niet naar de waarde beperkte vrijstelling voor braakliggende grond opgenomen. Daarbij is gekozen voor een ruime formulering, zodat een eventueel gebouwd eigendom op die grond niet direct aan toepassing van de vrijstelling in de weg staat. Zolang de waarde van de braakliggende grond ten minste 90 percent bedraagt van de totale waarde van de onroerende zaak, is de gehele onroerende zaak, dus ook het gebouwd eigendom en de daaronder liggende grond, van de vastgoedbelasting vrijgesteld. Evenals de al opgenomen vrijstelling geldt deze vrijstelling alleen voor inwoners van de BES eilanden. Met het gebruik van de term «inwoner» wordt tevens tot uitdrukking gebracht dat het moet gaan om natuurlijke personen; braakliggende land in eigendom van lichamen wordt dus niet vrijgesteld. De voorgestelde vrijstelling is opgenomen in het onderhavige wetsvoorstel, om het mogelijk te maken dat deze vrijstelling op 1 januari 2011, tegelijkertijd met de Belastingwet BES, in werking kan treden.
De Staatssecretaris van Financiën,
F. H. H. Weekers