Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 oktober 2010
Overeenkomstig het verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 16 september 2010 (2010Z12884/2010D35423) informeer ik u hierbij over de stand van zaken van de juridische procedure bij het Internationale Gerechtshof in de zaak van Australië tegen Japan inzake de walvisvaart.
Op 31 mei jl. heeft Australië bij het Internationaal Gerechtshof een rechtszaak tegen Japan aanhangig gemaakt in verband met de walvisvaart. Australië stelt dat het door Japan vangen van grote aantallen walvissen in strijd is met het Walvisvaartverdrag1, alsook met de CITES-overeenkomst2 en het Biodiversiteitsverdrag3. Japan zou volgens Australië met de implementatie van het onderzoeksprogramma JARPA II (Japanese Whale Research Programme under Special Permit in the Antarctic), onder het voorwendsel van wetenschappelijk onderzoek, op walvissen jagen en walvisvlees op de markt brengen.
Tussen partijen en het Hof is afgesproken dat Australië uiterlijk 9 mei 2011 komt met een memorie ter verdere onderbouwing van de stelling dat Japan in strijd handelt met de genoemde verdragen. Japan heeft tot 9 maart 2012 om te komen met een contra-memorie, houdende een verweer tegen deze stelling. Een uitspraak in deze zaak wordt dus niet binnen afzienbare tijd verwacht.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg