Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 april 2011
Op verzoek van de vaste Kamercommissie van Infrastructuur en Milieu ga ik door middel van deze brief in op het bericht «Topambtenaren helpen reder prijs hooghouden» dat op 27 april 2011 verscheen in de Telegraaf.
Naar aanleiding van de berichtgeving in de Telegraaf wil ik u eerst het speelveld schetsen van de veerverbinding tussen Harlingen en Terschelling.
Om de continuïteit van de veerverbindingen naar de Waddeneilanden te borgen zijn openbare-dienstcontracten (ODC) gesloten met de rederijen Doeksen en Wagenborg en de desbetreffende waddengemeenten. Zo wordt geborgd dat eilanders en bezoekers gedurende het hele jaar kunnen rekenen op een betrouwbare dienstverlening tegen een redelijk tarief.
Rederij Doeksen, waarmee het ODC voor de verbinding Harlingen–Terschelling is afgesloten, vaart niet alleen in de winstgevende zomermaanden, maar ook in de verlieslatende wintermaanden. Er is hierbij niet alleen een ODC afgesloten voor de (winstgevende) verbinding naar Terschelling, maar ook voor de minder rendabele verbinding naar Vlieland. Overigens is EVT pas gaan varen, nadat het ODC met rederij Doeksen was afgesloten.
Om de openbare dienst betrouwbaar uit te kunnen voeren heeft rederij Doeksen voorrang bij het gebruik van de rijksaanleginrichtingen. Voor de verbinding tussen Harlingen–Terschelling wordt de rijksaanleginrichting daarnaast gebruikt door rederij EVT, voor zover de resterende capaciteit dat toelaat. Rederij EVT is niet tevreden over de beschikbare restcapaciteit en meent dat de beperkte capaciteit het resultaat is van een samenspanning tussen ambtenaren van dit departement en rederij Doeksen.
Binnen mijn departement vindt steeds een zorgvuldige afweging plaats tussen het algemeen belang enerzijds en de individuele belangen van derden anderzijds. Er is altijd een spanningsveld aanwezig tussen het algemeen belang van de continue dienstverlening op grond van het ODC en het individuele belang van derden, zoals EVT. Dat spanningsveld en de complexiteit van het speelveld maken dat er intern ook de nodige discussie wordt gevoerd. Dat is ook zichtbaar in het intern e-mailverkeer. Doordat de berichtgeving is gebaseerd op een selectie van e-mails die in het bezit van EVT gekomen zijn, ontstaat naar mijn mening een incompleet, en daardoor onjuist beeld.
Voor zover mij bekend zijn de gelekte mails, waarop de berichtgeving in de Telegraaf is gebaseerd, dezelfde als waarover ik reeds eerder met uw Kamer van gedachten heb gewisseld. Ik heb u bij brief van 18 november 20101 reeds een eerste reactie gegeven op de gelekte mails. Vervolgens heb ik dit met uw Kamer besproken tijdens het AO Binnenvaart van 19 januari 2011.
Zoals ik u ook in bovengenoemde brief heb gemeld heb ik een intern onderzoek laten uitvoeren, in het kader van het algemene integriteitbeleid van IenM. Dit onderzoek had als doel om na te gaan hoe informatie bij EVT in het bezit is gekomen en vast te stellen of er hierbij sprake was van bewust handelen en wie er bij het (bewust) handelen betrokken is geweest. In het kader van dit onderzoek zijn de bij het dossier betrokken medewerkers in eerste instantie door een onafhankelijke partij gehoord. In het daarna ingestelde vervolgonderzoek is ook van een digitaal onderzoek gebruik gemaakt. Uit het (vervolg)onderzoek is niet bekend geworden door wie of hoe de informatie vanuit Ien M bij EVT terecht heeft kunnen komen.
Bij bovengenoemd onderzoek is ook gekeken naar integriteit in de bredere zin. Dat onafhankelijke onderzoek heeft geen resultaat opgeleverd. Ik herken mij dus niet in de berichtgeving van de Telegraaf en het is voor mij geen aanleiding mijn standpunt inzake de dienstverlening naar de Waddeneilanden te herzien.
Het onderwerp integriteit krijgt binnen mijn departement veel aandacht. Alle medewerkers van mijn ministerie worden vanaf de introductie(dag) bij het Rijk op de hoogte gebracht van de cultuur met betrekking tot integriteit. Ook is er voor medewerkers een jaarlijks Programma Integriteit, dat elk jaar andere accenten krijgt. Daarnaast is er binnen de betrokken diensten extra aandacht voor de omgang met e-mails.
Tot slot wil ik u nog informeren over de schadeclaim die EVT op 15 april jongstleden bij de Staat heeft ingediend. EVT is van mening dat de Staat onrechtmatig gehandeld heeft. Op basis van de nu bekende gegevens kom ik, na advies van de Landsadvocaat, tot de conclusie dat er van onrechtmatig handelen geen sprake is. Daarom zal ik niet ingaan op het verzoek tot schadevergoeding.
De minister van Infrastructuur en Milieu,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus