Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 april 2011
Met de brief van 28 januari jl. (Kamerstuk 32 500 X, nr. 81) heb ik de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van het onderzoek naar de gevolgen van het gebruik van PX-10 bij Defensie. Het eerste deelonderzoek is voltooid en in overeenstemming met het verzoek van de vaste commissie voor Defensie van 1 april jl. (kenmerk 32500-X-89/2011D16955) bied ik u in bijlage een afschrift daarvan aan (RIVM-rapport 609037001/2010)1.
Het RIVM concludeert dat het onderzoek van het ministerie van Defensie naar behoren is uitgevoerd. Wel is het benzeengehalte van PX-10 volgens het RIVM ongeveer een factor 10 lager dan in het rapport is aangenomen. Voorts heeft het RIVM vastgesteld dat na de publicatie van het rapport nieuwe informatie beschikbaar is gekomen met beperkt bewijs dat de blootstelling aan benzeen naast acute myeloide leukemie (AML) ook andere kwaadaardige aandoeningen kan veroorzaken. Het betreft acute lymfatische leukemie (ALL), chronische lymfatische leukemie (CLL), multipel myeloom (MM) en, met een minder sterk verband, non-hodgkin lymfomen (NHL). Ook zijn enkele aanvullende gezondheidsrisico’s van de blootstelling aan tolueen en xyleen benoemd.
De nieuwe informatie die het RIVM naar voren heeft gebracht is voor mij reden de criteria voor ondersteuning of voor een tegemoetkoming te verruimen. In de brief van 11 juni 2009 (Kamerstuk 31 700 X, nr. 120) was gemeld dat voor de aandoeningen acute myeloide leukemie (AML), myeloplastisch syndroom en aplastische anemie een causaal verband wordt aangenomen indien er sprake is geweest van beroepsmatig werken met benzeenhoudend PX-10. Voortaan zal hetzelfde gelden voor de aandoeningen acute lymfatische leukemie (ALL), chronische lymfatische leukemie (CLL), multipel myeloom (MM) en een van de vormen van non-hodgkin lymfoom, te weten folliculair lymfoom.
Om in aanmerking te komen voor een financiële tegemoetkoming of voor ondersteuning moet de (voormalig) defensiemedewerker ook voldoen aan de overige criteria die in de brief van 11 juni 2009 worden genoemd. Deze criteria betreffen risicofunctie, blootstelling aan benzeen en risicoperiode na blootstelling. Het criterium risicofunctie zal ruimhartig worden gehanteerd.
Het RIVM zal het tweede deel van het onderzoek vooral richten op de risicoschatting voor de aandoeningen waarvan het verband met benzeenhoudend PX-10 is vastgesteld. Voor andere gezondheidsrisico’s door blootstelling aan PX-10 wordt in het RIVM-rapport dat als bijlage is gevoegd, uiteengezet dat een kwantitatieve risicobeoordeling waarschijnlijk niet mogelijk is.
De minister van Defensie,
J. S. J. Hillen