Vastgesteld 2 november 2010
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de volgende vraag ter beantwoording voorgelegd over de brief d.d. 20 april 2010 met de beleidsreactie op het Onderwijsverslag 2007–2008 van de Inspectie van het Onderwijs (Kamerstuk 32 123 VIII, nr. 122).
De minister heeft deze vraag beantwoord bij brief van 29 oktober 2010. De vraag en het antwoord zijn hieronder afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Albayrak
Adjunct-griffier van de commissie,
Boeve
1
Kan uit uw relativerende reactie op het oordeel van de onderwijsinspectie dat de implementatie van burgerschap stagneert, opgemaakt worden dat de onderwijsinspectie te hoge verwachtingen heeft? Vindt u dat een school aan de wettelijke verplichtingen voldoet wanneer zij het burgerschapsonderwijs invult aan de hand van elementen binnen het bestaande onderwijsprogramma? Is de ontevredenheid van de onderwijsinspectie over een zogenaamde patchworkinvulling terecht?
De inspectie heeft niet te hoge verwachtingen, maar signaleert – conform haar taak als toezichthouder – dat weinig ontwikkeling zichtbaar is. Scholen hebben de ruimte om zelf invulling te geven aan burgerschap. Dat kan ook aan de hand van elementen binnen het bestaande onderwijsprogramma. De inspectie constateert dat vrijwel alle scholen tenminste enig aanbod laten zien en voldoen aan de ondergrens van een onderwijsaanbod voor burgerschap. De inspectie stelt hierbij dat de verdere ontwikkeling van burgerschap aandacht verdient.