Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2010
Hierbij stuur ik u mijn reactie op de motie van het lid Dijkstra c.s., voorgesteld tijdens het Wetgevingsoverleg van 29 november 2010 (Kamerstuk 32 500 XVI, nr. 96), van VWS, waarmee de regering wordt verzocht alle studenten op de pabo te verplichten het vak bewegingsonderwijs te volgen.
Aangezien het onderwerp in mijn portefeuille zit, zal ik en niet de minister van VWS op de motie reageren.
Tijdens de begrotingsbehandeling van 11 november jl. heeft het lid Dijkgraaf een soortgelijke motie ingediend (Kamerstuknummer 32 500 VIII, nr. 38). Het verzoek was toen de keuze voor een gespecialiseerde vakleerkracht bewegingsonderwijs bij de school te leggen en binnen het reguliere curriculum van de pabo te voorzien in een algemene bevoegdheid voor het geven van bewegingsonderwijs.
Ik heb vervolgens aangegeven dat het een specifieke wens van de Kamer was om van het bewegingsonderwijs een gespecificeerde leergang te maken. Dit was een kwalitatieve overweging gebaseerd op een evaluatie van het bewegingsonderwijs op basisscholen. Ik heb de toezegging gedaan om vinger aan de pols te houden bij de vraag of de in gang gezette ontwikkeling tot ongewenste neveneffecten leidt. De effecten van de gespecificeerde leergang bewegingsonderwijs zullen worden gemonitord en de Kamer zal op de hoogte worden gesteld van de uitkomsten. Daarbij zal ook goed worden gekeken naar scholen die in de knel komen met deze verplichting. De motie Dijkgraaf is vervolgens ingetrokken (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2010–2011, nr. 21, begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap).
Ik houd vast aan deze toezegging en ontraad de motie van het lid Dijkstra c.s. Voor de zomer van 2012 kan de Kamer de uitkomsten van de monitor tegemoet zien.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
H. Zijlstra