Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2010
Media spelen in onze informatiemaatschappij een centrale rol. Ze zijn de schakel tussen de instituties en de burgers. Ze functioneren als waakhonden van de democratie en helpen de burger om de grote hoeveelheid informatie om hem heen te selecteren, organiseren en interpreteren. De overheid erkent deze centrale rol en wil met het mediabeleid allereerst stimuleren dat er een onafhankelijk, pluriform en kwalitatief hoogwaardig aanbod beschikbaar is van radio, televisie, kranten, tijdschriften en nieuwe media. Dat aanbod moet bovendien toegankelijk, betaalbaar en bereikbaar zijn voor alle lagen van de bevolking.
De Mediabegroting die nu voor u ligt, is de financiële vertaling van dit beleid. Het is de concrete uitwerking van artikel 15 (media) uit de rijksbegroting OCW. De brief is nodig om het budget voor 2011 vast te stellen van de media-instellingen en de taken die in de Mediawet 2008 zijn vastgelegd. Het grootste gedeelte van het mediabudget is bestemd voor de landelijke publieke omroep.
Recent heeft het kabinet in het Regeerakkoord zijn plannen voor de periode tot en met 2015 gepresenteerd. Het heeft daarin laten weten vanaf 2013 een korting door te willen voeren op het mediabudget, die oploopt tot 200 miljoen euro in 2015. Samen met de instellingen uit de mediabegroting, heb ik de opdracht deze bezuinigingen vorm te geven. De aard van de korting is zodanig, dat een nauwkeurige en zorgvuldige uitwerking noodzakelijk is. Daarvoor komt deze brief te vroeg. Ik zal u apart informeren over de wijze waarop ik het Regeerakkoord ga uitwerken in deze kabinetsperiode. De voorgenomen bezuinigingen uit het Regeerakkoord zijn ook al op hoofdlijnen verwerkt in een aparte tabel op pagina 4 van deze brief.
In het licht van het Regeerakkoord heb ik de begrotingsbrief die nu voor u ligt, toegespitst op alléén het jaar 2011, waarin nog geen bezuinigingen worden gerealiseerd en waarin voornamelijk staand beleid wordt uitgevoerd en afgerond. Dit bekent dat deze begrotingsbrief vooral technisch van aard is. Op enkele punten bleek het echter niet mogelijk om in de vaststelling van het beleid voor 2011 de al geschetste horizon voor 2015 te negeren. In deze gevallen is dat zo kort en feitelijk mogelijk gedaan.
De brief is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 1 bevat het financiële kader voor de periode 2011–2015. Ook bevat dit hoofdstuk enkele onderwerpen die een direct gevolg hebben voor de begroting van 2011. In hoofdstuk 2 vindt u de resultaten van de publieke omroep in 2009 en een doorkijk naar de verwachtingen en doelstellingen van de publieke omroep voor 2011. In hoofdstuk 3 tot slot komen nog enkele andere instellingen en onderwerpen aan bod die in relatie staan tot de mediabegroting.
Onderliggende stukken
De Nederlandse Publieke Omroep (NPO) heeft mij op 14 september 2010 zijn meerjarenbegroting 2011–2015 en Financiële terugblik 2009 (zie bijlage 1)1 toegezonden. Op 29 april 2010 heb ikde Terugblik 2009 (incl. rapportage Prestatieovereenkomst) NPO ontvangen (bijlage 2).1 Over de meerjarenbegroting 2011–2015 en de Terugblikken 2009 heeft het Commissariaat voor de Media mij op 21 oktober 2010 zijn opmerkingen toegezonden (bijlage 3)1, evenals op 18 oktober 2010 de Raad voor cultuur (bijlage 4)1 over de programmatische aspecten. Bij brief van 14 september 2010 ontving ik de begroting 2011 van Radio Nederland Wereldomroep en op 15 oktober de herziene begroting 2011 (bijlage 5).1 De opmerkingen van het Commissariaat voor de Media hierover heb ik op 14 oktober 2010 ontvangen (bijlage 6).1
In onderstaand overzicht treft u de bedragen aan zoals die zijn opgenomen in de rijksbegroting 2011, met daarnaast het beschikbare budget media op basis van de meest recente inzichten in de wettelijke indexering en reclameontvangsten. De voorgestelde bezuinigingen uit het Regeerakkoord7 zijn op hoofdlijnen in een aparte tabel conform de startnota8 verwerkt. De mutaties ten opzichte van de ingediende rijksbegroting 2011 en de voorgestelde bezuinigingen zullen nader worden verwerkt in de eerste suppletoire wet 2011 die volgend voorjaar aan de Kamer zal worden aangeboden.
Bedragen in € 1 000 | 2011 | 2011 | |
---|---|---|---|
Ontvangsten | Rijksbegroting | Mutaties | Mediabudget |
Rijksbijdragen media | 700 925 | 10 514 | 711 439 |
Inkomsten van de Stichting Etherreclame | 200 000 | – 10 000 | 190 000 |
Rente op algemene omroepreserve | 2 000 | – 1 500 | 500 |
Beschikbaar budget media | 902 925 | – 986 | 901 939 |
Budget Jonge Journalisten | 500 | 0 | 500 |
Beschikbaar budget media incl. Jonge Journalisten | 903 425 | – 986 | 902 439 |
Ter bepaling van het reële uitgavenkader 2011–2015 ziet het meerjarenbeeld van het beschikbare budget voor media er als volgt uit:
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Rijksbijdrage | ||||||
Rijksbegroting | 688 644 | 700 925 | 705 500 | 710 195 | 714 997 | 719 903 |
Indexering | 6 886 | 10 514 | 14 181 | 21 520 | 29 032 | 36 722 |
Rijksbijdrage media (geïndexeerd) | 695 530 | 711 439 | 719 681 | 731 715 | 744 029 | 756 625 |
Inkomsten van de Stichting Etherreclame | ||||||
Rijksbegroting | 197 000 | 200 000 | 200 000 | 200 000 | 200 000 | 200 000 |
Mutatie raming Publieke Omroep en Ster | 0 | – 10 000 | – 3 000 | – 10 000 | – 3 000 | – 10 000 |
Inkomsten van de Stichting Etherreclame | 197 000 | 190 000 | 197 000 | 190 000 | 197 000 | 190 000 |
Rente op algemene mediareserve | ||||||
Rijksbegroting | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 |
Mutatie raming rente | – 1 500 | – 1 500 | – 1 500 | – 1 500 | – 1 500 | |
Rente op algemene mediareserve | 2 000 | 500 | 500 | 500 | 500 | 500 |
Subtotaal beschikbaar budget media | 894 530 | 901 939 | 917 181 | 922 215 | 941 529 | 947 125 |
Budget Switch-over | 2 000 | |||||
Budget Jonge Journalisten | 1 000 | 500 | ||||
Totaal beschikbaar budget media | 897 530 | 902 439 | 917 181 | 922 215 | 941 529 | 947 125 |
In het Regeerakkoord is voor media de volgende bezuinigingsreeks opgenomen:
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Takenpakket publieke omroep | 0 | 0 | 0 | – 50 000 | – 100 000 | – 200 000 |
De Rijksbijdrage
Vanaf 2008 is de rijksbijdrage structureel verhoogd met € 50 miljoen. De voorgenomen verhoging van indicatief € 50 miljoen in 2011, die was voorzien in het regeerakkoord van het kabinet Balkenende-IV, is niet doorgevoerd vanwege de bezuinigingsmaatregelen die hetzelfde kabinet in 2009 en 2010 heeft genomen.
De rijksbijdrage wordt jaarlijks geïndexeerd volgens de systematiek van de Mediawet. Dit betekent dat voor deze begroting wordt gerekend met de huishoudensprognose 2011 (CBS) en de consumenten-prijsindex (cpi) voor 2011 (CPB). Ook wordt volgens deze systematiek eerst de taakstelling verwerkt alvorens genoemde indexeringen toe te passen. De prijsstijgingen zijn geraamd op basis van de cpi van 1,5% in 2011. Ik volg daarmee de ramingen van het CPB zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning 2011 van 21 september 2010. Voor 2012 tot en met 2015 wordt voorzichtigheidshalve uitgegaan van een cpi van 1,0%.
Inkomsten van de Stichting Etherreclame (Ster)
De reclamemarkt is zich goed aan het herstellen. Aan het eind van 2010 is de televisiereclamemarkt weer vrijwel op het niveau van voor de recessie terecht gekomen. Het is echter niet de verwachting dat de Ster-reclameontvangsten weer op hetzelfde hoge niveau zullen terugkeren als in het evenementenjaar 2008 het geval was. Ster profiteert minder dan de commerciële omroepen van het aantrekken van de reclamemarkt, vanwege het wettelijk striktere reclameregime. Dat blijkt ook uit het onderzoek naar de ontwikkeling van de reclamebestedingen over de laatste twintig jaar dat aan uw Kamer is toegezonden9.
Op basis van de programmering heeft Ster, met gebruik van de meest recente kijk- en luistergegevens van de publieke omroep, een prognose gemaakt van de verwachte Steropbrengst voor 2011. Aangezien 2011 geen grote evenementenuitzendingen (EK,WK of Olympische Spelen) kent, blijft de geraamde opbrengst voor komend jaar achter op die van 2010. Ik volg de raming van Ster en heb een bedrag van € 190 miljoen voor het jaar 2011 opgenomen in deze mediabegroting.
De verwachte rentebaten op de algemene mediareserve
Voor het jaar 2011 worden de rentebaten op de algemene mediareserve geraamd op € 0,5 miljoen. Daarbij wordt € 0,5 miljoen toegevoegd uit het overschot op de renteopbrengsten over de periode 2006 – 2009. Daarmee komt de totaal beschikbare renteopbrengst op € 1,0 miljoen. Dit is € 1,0 miljoen lager dan vorig jaar werd geraamd. De rentebaten staan onder druk als gevolg van de lage rentestand en de lage stand van de omroepreserve. De renteopbrengsten worden ingezet als bijdragen mediabeleid ten behoeve van incidentele activiteiten en tijdelijke projecten. Omdat er nu nog geen duidelijkheid kan worden gegeven over de ontwikkeling van de algemene mediareserve en de renteontwikkeling vanaf 2012, wordt voorlopig aangenomen dat de renteopbrengst de komende jaren circa € 0,5 miljoen zal zijn.
De uitgaven uit het mediabudget dalen ten opzichte van 2010. Dit is onder meer het gevolg van lagere uitgaven aan de landelijke omroep vanwege het ontbreken van grote sportevenementen in 2011. De uitgaven zijn als volgt:
2010 | 2011 | |
---|---|---|
Uitgaven | ||
Dotaties, bijdragen e.d. | ||
Commissariaat voor de Media | 4 069 | 4 110 |
OLON | 506 | 508 |
Kabelraden | 386 | 389 |
Bijdragen mediabeleid | 2 000 | 1 000 |
Mediawijsheid-expertise centrum | 2 000 | 2 000 |
Dotatie Stimuleringsfonds voor de Pers | 4 300 | 3 300 |
Dotatie Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties | 17 657 | 17 922 |
Dotatie Filmfonds van de Omroep en Telefilm (CoBO) | 7 307 | 7 416 |
38 225 | 36 645 | |
Vergoeding beheertaken | ||
Muziekcentrum van de Omroep | 31 057 | 30 627 |
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid | 19 656 | 19 584 |
NOB uitzendgereed maken & uitzenden | 23 736 | 23 973 |
74 449 | 74 184 | |
Vergoeding omroepinstellingen | ||
Budget landelijke omroep | 757 925 | 747 448 |
Bijdrage Wereldomroep | 45 867 | 46 289 |
Bijdrage minderhedenprogrammering | 4 059 | 4 045 |
807 851 | 797 782 | |
Subtotaal uitgaven | 920 525 | 908 611 |
Mutatie algemene mediareserve | – 22 995 | – 6 172 |
Totaal | 897 530 | 902 439 |
Commissariaat voor de Media en OLON
De uitgaven aan het Commissariaat voor de Media en de OLON stijgen in 2011 ten opzichte van 2010 met het accres 2011 van 1,5%.
Kabelraden.nl
Het landelijk steunpunt Kabelraden.nl is enkele jaren geleden opgericht ter professionalisering en ondersteuning van de programmaraden. Het steunpunt wordt gefinancierd uit de mediabegroting. Op 15 oktober 2009 heb ik u een brief toegezonden met een voorstel voor een nieuw model van consumenteninvloed op het analoge en digitale programma-aanbod van kabelexploitanten.10 Op dit moment wordt het voorstel in wetgeving omgezet. Als het nieuwe model wordt ingevoerd, verdwijnen de programmaraden en zit ook voor Kabelraden.nl het werk erop. In 2011 blijft alles in ieder geval nog bij het oude voor Kabelraden.nl. De bijdrage voor 2011 is berekend op basis van de werkelijke bijdrage in 2010, vermeerderd met het accres 2011 van 1,5%.
Bijdragen mediabeleid
De renteopbrengst op de algemene mediareserve is bestemd voor bijdragen aan incidentele activiteiten en tijdelijke projecten. Aangezien de opbrengsten 2011 in vergelijking met de verwachte opbrengsten 2010 fors gedaald zijn, ben ik gedwongen de bijdragen te verlagen. Deze projecten beoordeel ik jaarlijks per aanvraag (zie bijlage 7, onder Bijdragen mediabeleid). De beschikbare renteopbrengst is naar verwachting € 1,0 miljoen (zie paragraaf De verwachte rentebaten op de algemene mediareserve).
Mediawijsheid expertisecentrum
Mediawijzer.net, het Mediawijsheid Expertisecentrum dat bestaat sinds 2009, heeft als doel het bevorderen van een bewuste, kritische en actieve houding van burgers en instellingen in de gemedialiseerde samenleving. Het Expertisecentrum doet dit door alle activiteiten van organisaties voor jeugd en media te bundelen en inzichtelijk te maken, zowel voor het brede publiek als voor de betrokken organisaties. Hierdoor ontstaat een netwerk waar ouders, opvoeders, docenten, jongeren, mediaprofessionals en alle andere doelgroepen terecht kunnen voor informatie en advies. Ook is er een publieksloket Mediawijsheid in het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.
Mediawijzer.net is inmiddels een netwerkorganisatie met ruim 350 aangesloten partijen uit onderwijs- media- en maatschappelijke organisaties. Mediawijzer.net onderneemt diverse activiteiten, waaronder het voeren van publiekscampagnes, het doen van onderzoek, het organiseren van bijeenkomsten voor het netwerk en het geven van voorlichting. Het programma, dat is gestart vanuit OCW, loopt tot 2014. De ministeries van VWS en EL&I, het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken, ECP-EPN, de publieke omroep, Kennisnet en het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid zijn erbij betrokken.
Het budget voor het expertisecentrum is € 2,0 miljoen in 2011. Dit budget wordt besteed aan het Mediawijsheid Expertisecentrum, de stimuleringsregeling innovatieve projecten en de centrale loketfunctie.
Dotatie Stimuleringsfonds voor de Pers
Het Stimuleringsfonds voor de Pers verleent tijdelijke steun aan noodlijdende persorganen en stimuleert onderzoek dat de persbedrijfstak ten goede komt. Ook kan het fonds steun bieden aan journalistieke producten die via het internet worden aangeboden. Naast de reguliere dotatie van € 2,3 miljoen zijn in de kabinetsreactie11 op het rapport van de Tijdelijke Commissie Innovatie en Toekomst Pers onder leiding van de heer Brinkman extra middelen toegezegd om de problemen in de perssector aan te pakken. Zo is inmiddels € 8 miljoen toegekend voor het stimuleren van innovatie in de sector en zal in totaal € 4 miljoen voor de Regeling jonge journalisten worden uitgetrokken.12 De laatste tranche van € 1 miljoen voor de regeling zal in 2011 worden uitgegeven. Hiervan is € 0,5 miljoen afkomstig uit het budget «jonge journalisten» (zie paragraaf 1.1 Mediabudget) en wordt € 0,5 miljoen onttrokken aan de algemene mediareserve.
Dotatie Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds)
De reguliere bijdrage aan het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties wordt verhoogd met het accres 2011 van 1,5%. De extra bijdrage van € 2 miljoen voor de regionale publieke omroepdie het vorige kabinet naar aanleiding van de motie Atsma-Remkes13 voornemens was toe te voegen aan het budget van het fonds, komt niet beschikbaar. Het schrappen van deze verhoging maakt deel uit van de bezuinigingen van het vorige kabinet. De verhoging van de rijksbijdrage aan het omroepbudget met indicatief € 25 miljoen in 2011 gaat niet door. Hierdoor kan ik de genoemde motie niet uitvoeren. Het budget 2011 voor de regionale publieke omroep is afgerond € 1,7 miljoen.
In 2011 stijgt het totaalbudget van het fonds met het accres van 1,5% tot € 17,9 miljoen.
Dotatie Filmfonds van de Omroep en Telefilm / Teledocs (CoBO)
De reguliere bijdrage aan het Filmfonds van de Omroep wordt verhoogd met het accres 2011 van 1,5%. Via het CoBO (Coproductiefonds Binnenlandse Omroep) ondersteun ik de documentairesector. In zijn filmbrief van 13 juli 2010 aan het ministerie van OCW heeft de landelijke publieke omroep afgelopen zomer zijn filmbeleid voor de komende vijf jaar opgeschreven, waarbij de eerder voorgenomen investeringen – onder voorbehoud van veranderende financiële omstandigheden – gecontinueerd worden. Deze brief treft u in bijlage 8 aan.
Muziekcentrum van de Omroep
Het budget voor het Muziekcentrum van de Omroep (MCO) voor 2011 is gelijk aan de werkelijke bijdrage voor 2010. De werkelijke bijdrage in 2010 was lager dan begroot, omdat de loonbijstelling tranche 2010 niet is uitgekeerd. Het MCO volgt namelijk de jaarlijkse loonindex van gesubsidieerde orkesten. Hierdoor kan ook 2011 afwijken van het begrote bedrag. In 2010 is het advies van de Raad voor cultuur over het orkestenbestel afgerond. Naar aanleiding hiervan is Berenschot gestart met de ontwikkeling van een model waarin de taken en de toekomstige financiering van de orkestensector worden uitgewerkt. Onderdeel daarvan is ook de positionering van het MCO. In het Regeerakkoord zijn eveneens afspraken gemaakt over het MCO. Op een later moment informeer ik u nader, zoals eerder genoemd in deze brief, over de uitwerking van het Regeerakkoord.
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid
De reguliere bijdrage aan het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid stijgt in 2011 ten opzichte van 2010 met het accres van 1,5%. Tegenover de stijging staat een daling van € 0,4 miljoen vanwege de incidentele bijdrage voor een pilot naar de digitale archieffunctie voor de regionale omroepen. Verder is het budget lager vanwege de lagere grondslag voor 2011, omdat de werkelijke uitgaven in 2010 lager waren dan begroot.
Ik onderschrijf de analyse van de Raad voor cultuur dat het meerjarenbeleidspan van het NIBG een helder beeld geeft van zijn ambities. Wel zullen de ambities moeten worden beschouwd in relatie tot de aangekondigde bezuinigingen. Ik ga ervan uit dat het instituut zijn ambities nader uitwerkt in de jaarlijkse begroting en het activiteitenplan. Ik heb het NIBG gevraagd om daarbij in het bijzonder aandacht te besteden aan de samenwerkingsrelatie met de filmsector en aan de rol van Beeld en Geluid als audiovisueel kennisinstituut. Tot slot ben ik van mening dat een onderbouwing in deze jaarlijkse plannen voldoende is om de ambities en prioriteiten van Beeld en Geluid over de periode van vijf jaar te toetsen. Mijn reactie op het beleidsplan van het NIBG stuur ik u hierbij toe, zoals door uw Kamer is verzocht (bijlage 9).
NOB uitzendgereed maken & uitzenden
Eind 2009 is het ingeboekte bedrag van € 70,34 miljoen aan opbrengsten uit de verkoop van het Nederlands Omroepproductie Bedrijf (NOB) gerealiseerd. Daarmee heeft de Staat (als enig aandeelhouder) alle bedragen ontvangen die de afgelopen jaren voortkwamen uit de verkoop van het NOB. Eind 2010 worden de voorlopige meeropbrengsten van de verkoop van het NOB voor een bedrag van € 6,5 miljoen via de algemene mediareserve uitgekeerd aan de raad van bestuur van de landelijke publieke omroep ten gunste van het eigen vermogen. Dit is conform de hierover gemaakte afspraken.14
Vergoedingen landelijke omroep en Wereldomroep
In de paragrafen 1.3 en 1.4 worden de bijdragen aan de landelijke omroep respectievelijk de Wereldomroep behandeld.
Media en diversiteit
Begin 2009 is met Amsterdam, Rotterdam en Utrecht de afspraak gemaakt MTNL (Multiculturele Televisie Nederland) te financieren voor een derde termijn van vier jaar (2009–2012). Naast de jaarlijkse bijdrage van OCW uit de omroepmiddelen van circa € 3,0 miljoen, dragen de grote steden circa € 0,9 miljoen bij.
Ook zijn met de vier grote steden – inclusief Den Haag – over FunX convenanten afgesloten voor de periode 2009–2012. De jaarlijkse gezamenlijke bijdrage van de steden aan FunX is € 0,9 miljoen. Vanuit de mediabegroting wordt een zelfde bedrag bijgedragen.
Dotatie algemene mediareserve
Een positief saldo van de ontvangsten en uitgaven op de mediabegroting wordt toegevoegd aan de algemene mediareserve (AMR). Een negatief saldo wordt ten laste gebracht van de AMR. Bijdragen uit de AMR zijn geen automatisme en worden jaarlijks beoordeeld bij de budgetvaststelling. Conform de reguliere jaarlijkse financiering van de publieke omroep, zullen de beschikbare middelen vanuit de AMR betrokken worden bij de toekenning van het jaarbudget 2011.
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal beschikbaar mediabudget | 897 530 | 902 439 | 917 181 | 922 215 | 941 529 | 947 125 |
Totale uitgaven mediabudget | 920 525 | 908 611 | 913 338 | 921 913 | 930 574 | 939 322 |
Exploitatiesaldo (mutatie AMR) | – 22 995 | – 6 172 | 3 843 | 302 | 10 955 | 7 803 |
In 2010 zijn er meerdere mutaties ten laste of ten gunste van de AMR geweest:
2010 | 2011 | |
---|---|---|
Beginstand | 101 717 | 59 722 |
Verwacht exploitatiesaldo lopende jaar | – 22 995 | 0 |
Tegenvaller Ster 2009 | – 19 000 | 0 |
Opbrengst privatisering van het NOB (2009) | 6 454 | 0 |
Uitkering opbrengst NOB aan NPO | – 6 454 | 0 |
Verwacht bijdrage voor reorganisatie NPS/Educom | 0 | PM |
Toevoeging verwacht exploitatiesaldo | 0 | – 6 172 |
Eindstand (prognose) | 59 722 | 53 550 |
2010
Het verwachte exploitatiesaldo voor 2010 kan worden beïnvloed door hogere of lagere reclame-inkomsten (zie paragraaf Inkomsten van de Stichting Etherreclame). Dit wordt duidelijk in het voorjaar van 2011. De tegenvaller van Ster uit 2009 als gevolg van de economische recessie is verwerkt in de prognose van de eindstand 2010. De ontvangsten en uitgaven van de NOB van circa € 6,5 miljoen betreft de uitkering in het verlengde van de vereffening van de NOB Holding in liquidatie (zie paragraaf NOB uitzendgereed maken & uitzenden). Ik verwacht dat de AMR ultimo 2010 eindigt op een bedrag van € 59,7 miljoen.
2011
Kijkend naar de totale uitgaven van de mediabegroting, vindt er in 2011 een onttrekking plaats van circa € 6,2 miljoen aan de AMR, vanwege de verwachte tegenvallende inkomsten van Ster ten opzichte van de raming in de rijksbegroting 2011. Als gevolg van de voorgenomen fusie tussen NPS, RVU en Teleac per 1 januari 2011 zijn uitgaven voor de overgangskosten te verwachten. Hiervoor worden door de betrokken organisaties voorzieningen getroffen. De eigen middelen blijken echter niet toereikend om alle kosten te dekken. Tijdens de behandeling van de mediabegroting vorig jaar heeft mijn ambtsvoorganger u toegezegd om in dat geval de AMR in te zetten.15 Ik kom deze toezegging na. Er zal een regeling worden opgesteld waarin de voorwaarden om in aanmerking te komen nader worden gepreciseerd. Voor de financiering uit de AMR wordt een bedrag van maximaal € 3,5 miljoen voorlopig beschikbaar gehouden. De AMR bereikt ultimo 2011 naar verwachting een stand van € 53,5 miljoen.
De AMR vervult meerdere functies: de financiering van de rekening-courantverhouding met Ster, de opvang van incidenteel sterk teruglopende reclame-inkomsten en de reservefunctie in geval van liquidatiekosten en reorganisatie bij omroepen. De reden dat er een rekening-courantverhouding met Ster wordt aangehouden, is dat opbrengsten pas gedurende het jaar binnenkomen, terwijl uitgaven aan de media-instellingen en de landelijke publieke omroep al bij het begin van het jaar starten.
Voor de AMR ga ik uit van een richtbedrag van € 50 miljoen als ondergrens, op basis van het huidige gebruikelijke betalingsritme en de ervaringsgegevens. Binnen de AMR bestaat dan geen ruimte meer voor de opvang van de dalende reclame-inkomsten, sociale plannen of liquidatierisico’s als gevolg van de komende bezuinigingen. Gelet op de bezuinigingsopgave voor de landelijke publieke omroep de komende jaren en de frictiekosten die daar naar alle waarschijnlijkheid mee gemoeid zullen zijn, is een stijging van de AMR noodzakelijk. Ik zal vanaf 2012 middelen vrijmaken voor het ophogen van de AMR.
Korting ZBO
De rijksbegroting 2008 legt een extra bezuiniging op aan rijksdiensten en ZBO’s. Dit is een structurele bezuiniging die voor de NPO oploopt van € 0,2 miljoen in 2008 tot € 1,6 miljoen in 2011. Deze bezuiniging is verdisconteerd in het totale budget van de publieke omroep door de prijsindex op de extra € 50 miljoen uit 2008 niet uit te keren.
Bijdrage landelijke omroep
De NPO stelt voor om het budget voor de landelijke publieke omroep voor 2011 vast te stellen op € 798,0 miljoen. Binnen het budget is € 24,0 miljoen opgenomen voor de kosten van de beheertaak van de geprivatiseerde NOB en voor de dotatie van € 7,4 miljoen aan het Filmfonds van de Omroep, het Telefilmproject en het project Teledocs.16 Verder is € 1,9 miljoen opgenomen voor de kosten die samenhangen met aanpassingen door het veranderend mediagebruik.
In de meerjarenbegroting van de Publieke Omroep is een additioneel budget van € 23,0 miljoen gevraagd voor investeringen en ambities voor de nieuwe concessieperiode. Het Commissariaat voor de Media ondersteunt deze extra budgetaanvraag en adviseert het totale aangevraagde budget van € 798,0 miljoen toe te kennen. Hiervoor is binnen het beschikbare financiële kader echter geen ruimte. Het kabinet heeft besloten om de gereserveerde post van indicatief € 25 miljoen niet uit te keren (zie paragraaf Rijksbijdrage). Er zijn daarom geen middelen om het gevraagde bedrag van € 23,0 miljoen te honoreren.17 Het beschikbare budget op basis van het kader voor de mediabegroting 2011 is € 778,8 miljoen.
Ik ben daarom genoodzaakt de rijksbijdrage voor de landelijke publieke omroep lager vast te stellen dan de budgetaanvraag.
Op grond van het bovenstaande stel ik het budget voor de landelijke publieke omroep vast op € 778,8 miljoen. De aansluiting tussen het budget 2010 en het budget 2011 is als volgt:
Totaal budget 2010 inclusief NOB en CoBO | 788 968 |
Af: Saldo bijdrage AMR en switch-over | – 21 605 |
Bij: Indexering 1,5% | 11 475 |
Budget landelijke omroep 2011 inclusief NOB en CoBO | 778 838 |
Het budget is circa € 10 miljoen lager dan het budget voor 2010, ondanks de indexering van 1,5% en een incidenteel budget voor Innovatie & Nieuwe Media. In 2010 waren eenmalige bijdragen opgenomen voor de meerkosten van grote sportevenementen (€ 18,5 miljoen), maatschappelijke documentaire (€ 1,5 miljoen) en de vernieuwing van de programmering (€ 1,5 miljoen). Bovendien is de termijn geëindigd waarover het kabinet jaarlijks € 2,0 miljoen beschikbaar heeft gesteld aan de landelijke publieke omroep voor de omschakeling van de analoge naar digitale ethertelevisie (switch-over).
Financieel jaarverslag LPO 2009
De landelijke publieke omroep (LPO) heeft in de Financiële terugblik 2009 het financieel jaarverslag opgenomen. De NPO stelt op basis van de financiële verantwoordingen van de individuele omroepinstellingen het financieel jaarverslag samen. Uit het jaarverslag blijkt dat de publieke omroep als geheel in 2009 een positief exploitatieresultaat behaalde van € 3,8 miljoen. Dit resultaat bestaat uit het positieve resultaat bij de omroepen van € 0,1 miljoen en bij de NPO van € 3,7 miljoen. De resultaten zijn toegevoegd aan het eigen vermogen. Het Commissariaat voor de Media merkt op dat de landelijke publieke omroep de eigen inkomsten voorzichtig raamt, waardoor de werkelijke baten € 24 miljoen meer bedragen dan begroot. Daartegenover staat dat de kosten ook met die omvang hoger zijn dan begroot.
Transparantie meerjarenbegroting
De afgelopen jaren heeft het Commissariaat voor de Media in zijn adviezen over de meerjarenbegrotingen opgemerkt dat de transparantie van de begroting verbeterd kan worden. Het Commissariaat voor de Media merkt naar aanleiding van de meerjarenbegroting 2011 op dat er nog steeds verbeteringen mogelijk zijn bij het financieel verwerken van de beleidsvoornemens. Ik ga met de NPO en het Commissariaat voor de Media overleggen hoe de transparantie van de meerjarenbegrotingen nog verder verbeterd kan worden.
Maximering reservevorming landelijke publieke omroep totaal
Op grond van de afspraken met de Europese Commissie over staatssteun is de reservevorming van de Nederlandse publieke omroep aan een maximum gebonden. Er is een maximum van 10% van het jaarbudget vastgesteld en dit is vastgelegd in de Mediawet 2008. Bij de uiteindelijke goedkeuring van de Europese Commissie van de bestaande steunmaatregelen voor de Nederlandse publieke omroep in 200918 is de 10%-norm verbreed tot het totaal van alle jaarinkomsten, dat wil zeggen, van toepassing op alle programmareserves van de publieke omroep én de stichtingsreserve van de NPO. Deze verbreding zal nog in de Mediawet verwerkt worden. Tot dat moment heeft de Nederlandse overheid toegezegd in lijn met deze afspraak alvast als zodanig de reservevorming te beoordelen en te behandelen bij de vaststelling van de Mediabegroting.
Aan het eind van 2009 heeft de publieke omroep als geheel een totaal aan programmareserves en stichtingsreserve van 9,4% op een totaal batenniveau van € 829 miljoen. Dit blijft onder de toegestane norm. Er hoeft over 2009 daarom geen afroming van de programmareserve plaats te vinden ten gunste van de Algemene Mediareserve.
De verenigingsreserves van de individuele omroepen zijn al sinds 1993 bevroren en kunnen niet meer groeien. Nieuwe omroepen kunnen onder de huidige Mediawet tot een maximum van € 750 000 aan verenigingsvermogen opbouwen. Dit verenigingsvermogen is nodig om enig werk- en weerstandsvermogen te hebben bij veranderingen in de organisatie of tegenvallers.
Overhead bij de publieke omroep
In de motie Van Dijk c.s.19 heeft de Kamer de regering verzocht met voorstellen te komen om de kosten voor overhead bij de publieke omroep te verlagen.
Onder de kosten voor overhead worden de kosten voor activiteiten verstaan die niet direct ten goede komen aan de programmering, maar die tot doel hebben het omroepbestel en zijn organisaties als zodanig goed te laten werken. In de afgelopen jaren zijn deze kosten steeds duidelijker afgezonderd van de programmabudgetten. Mede doordat er vanaf 1 september 2010 sprake is van nieuwe toetreders, en daarmee per saldo van een groter aantal omroepen, heeft de NPO besloten om een andere methode in te stellen voor de toekenning van de vergoeding voor indirecte kosten. Vanaf 1 januari 2011 wordt daarom voor de vergoeding indirecte kosten een lager percentage gehanteerd dan nu het geval is en dat bovendien voor alle omroepen gelijk is, namelijk 6,7%. Diverse omroepen hebben hun organisaties inmiddels aangepast om te kunnen voldoen aan deze nieuwe kostennorm bij de budgettoekenning. De NPO heeft daarnaast een externe programmamanager ingesteld, die onderzoekt hoe de NPO-organisatie zelf efficiënter kan worden ingericht. Deze beide acties bevorderen een doelmatiger inzet van de beschikbare middelen, maar een daadwerkelijke verlaging van de overheadkosten vraagt om nader onderzoek.
De werkelijke overheadkosten zijn grotendeels afhankelijk van de wijze waarop de organisatie en de administratie zijn vormgegeven en hoe deze indirecte kosten al dan niet worden toegerekend aan programma’s of organisatieonderdelen. Om een uitspraak te kunnen doen over de efficiëntie en de mogelijkheden om deze te verhogen door bijvoorbeeld uniformering van systemen, ontdubbeling van functies, verdergaande samenwerking en/of fusie, is een nader onderzoek noodzakelijk over de gehele breedte van de landelijke publieke omroeporganisatie. Het laatste efficiëntieonderzoek met een dergelijke reikwijdte dateert van 2003 en behoeft actualisatie. Ik zal met de raad van bestuur van de publieke omroep in overleg treden om een dergelijk onderzoek op korte termijn te starten. Dit mede in het licht van de geplande ombuigingen uit het Regeerakkoord.
Toename fte’s
Tijdens de behandeling van de mediabegroting vorig jaar heeft mijn ambtsvoorganger u toegezegd de Kamer te informeren over de reden van de toename van het aantal fte’s bij de NPO.
De NPO verricht naast haar wettelijk/bestuurlijke taken ook taken voor de gezamenlijke publieke omroepen, zoals de ondertiteling van alle publieke programma’s voor doven en slechthorenden, de muzieksamenstelling voor radioprogramma’s, het daadwerkelijk technisch uitzenden van alle publieke programma’s (ICT voorzieningen, uitzendstraat, distributie) en rechten en programmering. Het overgrote deel van de kosten van de NPO heeft betrekking op deze taken. De afgelopen jaren is dit pakket gegroeid, waardoor ook het aantal medewerkers is toegenomen. Dit zijn kosten voor diensten die individuele omroepen niet zelf kunnen, willen of mogen maken, en die op de publieke omroep als geheel drukken.
Het bestuurlijke aantal fte’s bij de NPO is al jaren stabiel rond de 15 fte. De raad van bestuur van de NPO laat op dit moment een onderzoek doen naar een efficiëntere inrichting van de organisatie die de nodige kostenbesparing zal opleveren. Dit onderzoek zal, mede in het licht van de aangekondigde bezuinigingen, in een hoog tempo worden uitgevoerd. De eerste resultaten van dit onderzoek zullen al in 2011 beschikbaar zijn.
Naleving wetgeving
Met het indienen van het exploitatieoverzicht 2009–2015 wordt voldaan aan de wettelijke verplichting tot budgettair inzicht in de periode 2012–2015 (artikel 2 147, lid2, onder c). Het Commissariaat voor de Media onthoudt zich echter van een advies over de budgetten 2012–2015, omdat een financiële vertaling van de ambities van de publieke omroep ontbreekt.
De reguliere bijdrage aan de Wereldomroep wordt verhoogd met het accres 2011 van 1,5%. De Wereldomroep heeft voor 2011 een sluitende begroting ingediend en vraagt voor 2011 een budget van € 47,1 miljoen. Het Commissariaat voor de Media adviseert dit budget toe te kennen, maar wijst erop dat de Wereldomroep ervan uitgaat dat het project ten behoeve van Arabische radio-uitzendingen wordt voortgezet, inclusief de beschikbaarstelling van extra middelen uit de mediabegroting, zoals dat voor 2009 en 2010 is geschied. Echter, gezien de beperkingen van het budget zijn geen extra middelen beschikbaar. Ik stel het budget voor 2011 daarom lager vast, op € 46,3 miljoen.
Een verdere toelichting op de activiteiten van de Wereldomroep staat in hoofdstuk 3.3 van deze brief.
De Algemene Rekenkamer heeft in 2008 op verzoek van de Tweede Kamer een onderzoek uitgevoerd naar de financiering en bedrijfsvoering van de publieke omroep en naar de toezicht- en verantwoordingsstructuur. De uitkomsten van het onderzoek zijn vastgelegd in het rapport Publieke Omroep in beeld. Financiering, bedrijfsvoering en toezicht.20Het rapport bevat aanbevelingen op het gebied van financieringsstromen, kostentoerekening, reservevorming bij omroepverenigingen en het toezicht op omroepen. Een van de aanbevelingen is het opstellen van een overzicht van de financieringsstromen en de toelichting op de verschillen tussen de jaarverslagen van OCW, het Commissariaat voor de Media en de landelijke publieke omroep. Daarom wordt een dergelijk overzicht opgenomen in de mediabegrotingsbrief.
In de onderstaande tabel staan de uitgaven volgens het Rijksjaarverslag 2009 van OCW21 (Jaarverslag OCW), de Kerncijfers van OCW 2005–200922 (Kerncijfers OCW), het jaarverslag 2009 van het Commissariaat voor de Media23 (Jaarverslag Commissariaat voor de Media ) en het Financieel jaarverslag 2009 Landelijke Publieke Omroep (Jaarverslag LPO)24:
2009 | Jaarverslag OCW | Kerncijfers OCW | Jaarverslag CvdM | Jaarverslag LPO |
---|---|---|---|---|
Landelijke omroepen | 729,7 | 727,2 | 736,9 | 747,0 |
Wereldomroep | 46,7 | 46,8 | 46,7 | 0,0 |
Overige uitgaven | 111,3 | 128,1 | 79,4 | 0,0 |
– via CvdM | 77,7 | 79,4 | 0,0 | |
– direct OCW | 33,6 | 0,0 | 0,0 | |
887,7 | 902,1 | 863,0 | 747,0 | |
Mutatie AMR | 14,4 | 0,0 | -8,1 | 0,0 |
Uitgaven | 902,1 | 902,1 | 854,9 | 747,0 |
Aansluiting Jaarverslag OCW en Kerncijfers OCW
De uitgaven aan de landelijke omroepen zijn in het Jaarverslag OCW € 2,5 miljoen hoger dan in de Kerncijfers OCW. Dit verschil betreft het budget voor switch-over en de naburige rechten, die in het Jaarverslag OCW verantwoord zijn onder de overige uitgaven. Het verschil van € 0,1 miljoen (€ 46,8 versus € 46,7) bij de Wereldomroep betreft een verrekening die in het Jaarverslag OCW in mindering is gebracht op de uitgaven, omdat het geen OCW-budget is. In de Kerncijfers is de uitgave aan de Wereldomroep wel meegenomen.
De overige uitgaven in de Kerncijfers OCW zijn niet verder uitgesplitst naar uitgaven via het Commissariaat van de Media, uitgaven direct door OCW en mutatie AMR. Het totaalbedrag van de uitgaven (€ 902,1) is gelijk aan dat in het Jaarverslag OCW.
Aansluiting Jaarverslag OCW en Jaarverslag Commissariaat voor de Media
Het Commissariaat voor de Media doet in 2009 namens OCW uitgaven aan de landelijke omroepen (€ 736,9 miljoen), de Wereldomroep (€ 46,7 miljoen) en de overige media-instellingen: MCO, NIBG, NOB, OLON , FunX en MTNL (€ 79,4 miljoen). Naast de bovenstaande uitgaven die het Commissariaat voor de Media namens OCW doet, verzorgt OCW ook direct een aantal betalingen. Deze uitgaven worden daarom niet verantwoord in het Jaarverslag van het Commissariaat voor de Media. Het gaat om de betalingen van bijdragen mediabeleid, de apparaatskosten van het Commissariaat voor de Media, Kabelraden.nl, het Media-expertisecentrum en de dotaties aan de fondsen. In het totaal is dit een bedrag van € 33,6 miljoen.
De uitgaven aan de landelijke publieke omroepen zijn volgens het Jaarverslag Commissariaat voor de Media € 7,2 miljoen hoger dan verantwoord in het Jaarverslag OCW. Dit betreft de dotatie aan het CoBO die in het Jaarverslag OCW verantwoord is onder de overige uitgaven.
De post overige uitgaven via het Commissariaat voor de Media (€ 79,4 miljoen) is volgens het Jaarverslag Commissariaat voor de Media € 1,7 miljoen lager dan verantwoord in het Jaarverslag OCW. Dit verschil bestaat uit de gerealiseerde uitgaven voor en de jaarlijks terugkerende kosten van advies en accountantscontrole van het beheer van de algemene mediareserve door het Commissariaat voor de Media. Deze kosten worden pas achteraf bekend en zijn daarom niet meegenomen in het Jaarverslag OCW. Verder bestaat het verschil uit de eenmalige bijdrage voor de verzelfstandiging van de NOS, en de uitgaven aan NIBG uit andere artikelen.
De onttrekking aan de algemene mediareserve (€ 8,1 miljoen) is volgens het Jaarverslag Commissariaat voor de Media € 22,5 miljoen hoger dan verantwoord in het Jaarverslag OCW waar een dotatie van € 14,4 is. De reden hiervoor is dat de werkelijke reclamegelden (€ 188,5 miljoen in 2009) € 20,5 miljoen lager zijn dan de geraamde reclamegelden volgens het Rijksjaarverslag (€ 209 miljoen). Ook de rente-inkomsten en de bijzondere baten zijn werkelijk € 1,2 miljoen lager dan geraamd. Verder zijn er € 0,8 miljoen meer uitgaven ten laste van de algemene mediareserve (zie boven: Overige uitgaven).
Aansluiting Jaarverslag Commissariaat voor de Media en Jaarverslag LPO
De uitgaven aan de Landelijke omroepen (€ 736,9 miljoen) zijn volgens het Jaarverslag CvdM € 10,1 miljoen lager dan verantwoord in het Jaarverslag LPO (€ 747,0 miljoen). Het verschil betreft de bijdrage van de overheid aan het NOB voor de beheertaken, die bij het Commissariaat onder de Overige uitgaven staan (LPO opbrengst hoger). Daartegenover staat dat in het Jaarverslag LPO de CoBO-uitgaven en de SVIZ25 niet zijn meegenomen. Tenslotte heeft de NPO een aantal posten niet in de exploitatierekening, maar in de balans opgenomen als overlopende posten.
In het eerste hoofdstuk van de begrotingsbrief heb ik u het financiële kader geschetst waarin het mediabeleid het komende jaar gevoerd zal worden en u de daarbij benodigde toelichtingen gegeven. In de hoofdstukken twee en drie van deze brief vindt u het verhaal achter de cijfers uit het eerste hoofdstuk. In hoofdstuk twee staat de publieke omroep centraal. De basis voor dit hoofdstuk ligt in de meerjarenbegroting 2011–2015. In hoofdstuk drie komen de overige media-instellingen en onderwerpen aan de orde die verwant zijn met de mediabegroting.
Met het begin van het nieuwe televisieseizoen op 1 september 2010, is ook de nieuwe concessieperiode van start gegaan. Het Concessiebeleidsplan van de landelijke publieke omroep bevat de ambities voor deze periode. Dit plan is conform de Mediawet 2008 ingediend voor 1 maart van het jaar waarin de nieuwe concessie van start gaat. Het Concessiebeleidsplan en een afschrift van mijn reactie heb ik de Tweede Kamer toegezonden bij brief van 28 mei 2010.26 De publieke omroep is de nieuwe concessieperiode in veranderde samenstelling begonnen. Alle bestaande omroepen hebben een nieuwe erkenning gekregen. Aspirant-omroep Llink kreeg geen definitieve erkenning en heeft het bestel moeten verlaten. De omroep is daartegen in beroep gegaan. Deze procedure loopt nog. Ook de 2.42-omroepen NMO en de NIO hebben het bestel per 1 september moeten verlaten. De aspiranten Powned en WNL zijn toegetreden tot het bestel. Zij dienen de komende jaren hun toegevoegde waarde voor het bestel in de praktijk te bewijzen. Het eerste jaar van de nieuwe concessie is ook het eerste jaar waarin geld en zendtijd via een nieuwe systematiek worden toegekend. De omroepen krijgen niet langer budget op basis van een A-status en B-status, maar krijgen bovenop een basisbudget een deel van het budget op basis van de ledenaantallen. Dit is een glijdende schaal, waarbij elk lid telt tot een plafond van 400 000 leden.
De meerjarenbegroting 2011–2015 is de eerste uitwerking van het nieuwe Concessiebeleidsplan. De systematiek van de Mediawet 2008 bepaalt dat de NPO in de meerjarenbegroting wijzigingen en aanvullingen op het concessiebeleidsplan kan indienen. De NPO vraagt in deze meerjarenbegroting toestemming voor de ombouw van Radio 5 naar Radio 5 Nostalgia. De Raad voor cultuur en het Commissariaat voor de Media hebben mij reeds over de aanvraag geadviseerd. De adviezen vindt u in de bijlage. De publieke omroep heeft mij inmiddels laten weten dat zij de aanvraag tot nader order wil aanhouden. De publieke omroep neemt met het oog op de bezuinigingen uit het Regeerakkoord de gehele voorgenomen strategie – waaronder dus ook de start van Radio 5 Nostalgia – onder de loep.
De Mediawet bepaalt dat de NPO jaarlijks voor 1 mei in een verslag verantwoording aflegt over de wijze waarop de NPO en de landelijke publieke media-instellingen uitvoering hebben gegeven aan de publieke mediaopdracht. Deze terugblik over 2009 is openbaar (www.publiekeomroep.nl) en vindt u als bijlage 2 bij deze brief. De terugblik bevat ook de rapportage over de afspraken uit de prestatieovereenkomst 2008 – 2010.
Naleving prestatieovereenkomst 2008–2010
Het Commissariaat voor de Media heeft in zijn advies geconstateerd dat de rapportage over de prestatieovereenkomst is gevalideerd. Het Commissariaat heeft geconstateerd dat over 108 van de 109 afspraken is gerapporteerd. Van de 108 afspraken heeft de publieke omroep er 99 volledig nageleefd. In negen gevallen is de doelstelling niet volledig gehaald. Maar het Commissariaat voor de Media maakt daarbij de kanttekening dat de meeste van deze doelstellingen wel grotendeels zijn gehaald, en dat bij een drietal afspraken volledige realisatie hoogst onwaarschijnlijk zou zijn geweest, gezien enkele samenhangende externe factoren. Bij twee afspraken die vorig jaar niet gehaald zijn, met betrekking tot de beschikbaarstelling van het Journaal op Uitzending Gemist en het percentage dat wekelijks luistert naar een van de publieke radiozenders, heeft de publieke omroep goede vooruitgang geboekt ten opzichte van vorig jaar. De totaalrapportage over de prestatieovereenkomst kunt u lezen in het advies van het Commissariaat voor de Media over de Meerjarenbegroting, dat is bijgevoegd bij deze brief.
Concluderend oordeelt het Commissariaat voor de Media dat de landelijke publieke omroep in 2009 de Prestatieovereenkomst goed heeft nageleefd. Kijkend naar de ontwikkeling van de prestaties in 2008 en 2009 valt op te maken dat in sommige gevallen de doelstellingen, met name de afspraken betreffende televisie, zelfs nog ruimer zijn gehaald dan in het voorgaande jaar.
Per 1 september 2010 is de nieuwe prestatieovereenkomst 2010–2015 van kracht. Onder andere de visitatiecommissie Brouwer-Korf stelde dat de prestatieovereenkomst 2008–2010 te omvangrijk en gedetailleerd was en daardoor onnodig veel administratieve lasten met zich meebracht. De prestatieovereenkomst 2010–2015 is daarom kort en krachtig opgesteld, met ruim tachtig doelstellingen minder dan de vorige prestatieovereenkomst.
Het Commissariaat voor de Media adviseert dat de publieke omroep over 2010 dubbel rapporteert; op basis van de oude en de nieuwe overeenkomst.
Dit is conform de Mediawet, en heeft te maken met het feit dat de vorige prestatieovereenkomst liep tot en met 31 augustus 2010, en de landelijke publieke omroep rapporteert over kalenderjaren. Met ingang van de prestatieovereenkomst 2010–2015 is dit rechtgezet. De looptijd van de huidige prestatieovereenkomst eindigt met ingang van 1 januari 2016.
In het licht van de bovengenoemde situatie en om onnodige administratieve lasten te voorkomen, sta ik de landelijke publieke omroep toe over het jaar 2010 alvast alleen te rapporteren op basis van de kortere en scherpere prestatieovereenkomst 2010–2016.
Programmatische terugblik
De publieke omroep is van en voor de gehele bevolking. Het is daarom belangrijk dat de publieke omroep regelmatig de mening van het publiek peilt. In 2009 heeft de publieke omroep een imago-onderzoek uitgevoerd onder een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking van 13 jaar en ouder. Uit het onderzoek blijkt dat ruim driekwart van de bevolking het belangrijk vindt dat de publieke omroep er is en de publieke omroep ook zou missen als hij zou verdwijnen. Sterke punten van de publieke omroep zijn volgens het publiek onder andere de kwaliteit, betrouwbaarheid en onafhankelijkheid van de programmering, het informatieve karakter ervan en het ruime aanbod. Uit het onderzoek blijkt ook dat het publiek de publieke omroep weet te vinden. In 2009 had de publieke omroep op televisie een wekelijks bereik van ruim 85 procent van de Nederlandse bevolking. Op de radio was dit 50,3 procent.
Twee speerpunten in het beleid waren in 2009 expressie en kunst en diversiteit. Uit de samenwerking met de culturele sector kwamen onder meer Toneel op 2 voort, zes registraties van toneelvoorstellingen en de medewerking van de publieke omroep aan een groot aantal culturele manifestaties, waaronder Oerol, North Sea Jazz en IDFA. Om de representatie van de samenleving in het publieke aanbod te vergroten, heeft de publieke omroep in 2009 onder andere het Stimuleringsplan Representatie gemaakt. Omroepen die de representativiteit van hun aanbod wilden vergroten, konden hiervoor extra middelen inzetten. De nadruk lag op brede programma’s, om een zo groot mogelijke impact te bereiken. De gehonoreerde plannen worden vanaf begin 2010 uitgevoerd.
Dat de publieke omroep gewaardeerde radio en televisie maakt, bleek ook weer tijdens de diverse internationale festivals in 2009. Het televisieprogramma The Phone won in New York de meest prestigieuze televisieprijs, de Emmy Award, in de categorie non-scripted entertainment. De film Brief voor de Koning won de prijs voor de beste buitenlandse speelfilm op het Chigaco International Children’s Film Festival. En de documentaire Hoger dan de Kuip werd op het New York International Independent Film& Video Festival uitgeroepen tot de Best International Cultural Documentary.
In mijn reactie op het Concessiebeleidsplan 2010–2016 heb ik uitgebreid mijn visie gegeven op de ambities die de publieke omroep daarin geformuleerd heeft voor de komende jaren. Gezien het feit dat de concessieperiode nog maar net van start gegaan is en mijn reactie daarop dus nog actueel is, wil ik in deze vooruitblik nu volstaan met een korte reactie op de belangrijkste speerpunten in het beleid van de publieke omroep. Deze speerpunten heeft de publieke omroep opgesteld in zijn concessiebeleidsplan en nu, in de MJB 2011–2016, verder uitgewerkt. De ambities uit het concessiebeleidsplan zullen voor de komende jaren wel bezien moeten worden in het licht van de bezuinigingsmaatregelen die zijn aangekondigd in het Regeerakkoord.
Kunst
In 2011 wil de publieke omroep de kunstprogrammering verder versterken. De omroepen hopen in het najaar van 2010 een digitale portal te ontwikkelen, waar al het culturele programma-aanbod van de publieke media-instellingen beschikbaar wordt gesteld, verrijkt met aanvullende informatie en archiefmateriaal. De samenwerking tussen de omroepen die het grootste gedeelte van het kunstaanbod tot hun rekening nemen zal bovendien worden versterkt door een heldere taakverdeling in te voeren, waarbij de verschillende culturele evenementen en instellingen over de omroepen worden verdeeld.
Kwaliteit en programmavernieuwing
In zijn brief van 15 december 200827 heeft mijn voorganger minister Plasterk, naar aanleiding van een amendement van het lid Van Dam,28 een extra bedrag van structureel € 3 miljoen euro in het vooruitzicht gesteld voor programmavernieuwing. Ondanks de beperking van het budget in 2011, heeft de publieke omroep mij gemeld dat voor de programmavernieuwingsstrategie uit het concessiebeleidsplan toch nog € 4,5 miljoen binnen de eigen middelen is gereserveerd en zal worden ingezet.
Diversiteit
In het concessiebeleidsplan is een strategie aangekondigd om de representatie van de publieke omroep te verbeteren. Deze strategie is in de meerjarenbegroting verder uitgewerkt. De publieke omroep gaat door met het Stimuleringsplan Representatie, en geeft daarmee een extra (financiële) impuls aan omroepen die de representativiteit van hun aanbod willen vergroten. Ook zal de publieke omroep komend jaar onderzoeken hoe de representatie van vrouwen en allochtone Nederlanders verbeterd kan worden, door een aanbodanalyse onder een selectie programmatitels en door een groot bereikonderzoek onder de grootste groepen niet-westerse allochtone Nederlanders.
Naast de rapportage over de beleidsmatige speerpunten van de publieke omroep ten opzichte van de programmering, wil ik u voorts informeren over de stand van zaken op het terrein van een aantal overige onderwerpen rond de organisatie en financiering van de publieke omroep, en over de voortgang van een aantal vorig jaar ingediende moties.
Beloningskader Presentatoren Publieke Omroep (BPPO)
Op 1 september 2009 is het beloningskader presentatoren publieke omroep (BPPO) in werking getreden. Het BPPO heeft betrekking op presentatoren, programmamakers, dj’s en vergelijkbare functies die buiten de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst een beloning ontvangen. Onder het BPPO vallen niet alleen personen die in vaste dienst zijn, maar ook freelancers. Het maximaal toegestane normbedrag dat in het BBPO is vastgelegd, is € 181 000. In het BBPO is ook afgesproken dat er maximaal 5 televisiepresentatoren en 3 radiopresentatoren boven het maximaal toegestane normbedrag van € 181 000 mogen worden gehonoreerd.
In september 2010 heb ik u de eerste rapportage over het BBPO toegezonden, zoals toegezegd door mijn ambtsvoorganger.29 Uit de rapportage blijkt dat vergeleken met 2009 het aantal presentatoren dat boven het maximum normbedrag wordt gehonoreerd, in 2010 is afgenomen van 17 naar 15. Vanaf 1 januari 2011 daalt dat aantal verder naar 11, om in 2012 op het afgesproken niveau te zijn. Deze geleidelijke afname wordt verklaard door het aantal nog lopende contracten. Niettemin constateer ik dat de landelijke publieke omroep hard werkt aan het halen van de afspraken in het BBPO. Zo hebben enkele presentatoren hun lopende contracten op vrijwillige basis al aangepast aan het maximum normbedrag. Deze ontwikkelingen juich ik toe.
Uit de rapportage blijkt echter ook dat bij ledengebonden omroepen niet in alle gevallen het bedrag dat uitgaat boven het maximum normbedrag, uit verenigingsmiddelen wordt betaald. Ik zal er voor zorgen dat het BPPO op dit punt wordt aangepast, zodat eenduidig is vastgelegd dat vanaf 2010 in ieder geval de ledengebonden omroepen het meerdere (dat wil zeggen het bedrag dat uitgaat boven € 181 000) in alle gevallen uit verenigingsmiddelen betalen.
Ten slotte heb ik u in deze rapportage, zoals toegezegd, geïnformeerd over de overeenkomsten met management-BV’s. De raad van bestuur van de NPO wil in het BPPO een regeling opnemen die vergelijkbaar is met wat in het wetsvoorstel Normering topinkomens wordt opgenomen. De NPO heeft mij laten weten het BBPO dit jaar te evalueren. Ik zal de Kamer over de resultaten informeren.
Beoordeling visitatiecommissie
Tijdens de behandeling van het voorstel voor de Erkenningswet in de Tweede Kamer, heeft de Kamer het amendement-Van Dam aangenomen, waarin de regering verzocht wordt heldere en toetsbare criteria op te stellen waarmee de visitatiecommissie de omroepen kan beoordelen.30 Hierbij wil ik u informeren over de voortgang. In juni 2010 is een voorhangprocedure Eerste en Tweede Kamer gestart voor Wijziging van het ontwerp mediabesluit. Inmiddels is dit besluit31 geplaatst in het Staatsblad en is hiermee uitvoering gegeven aan het amendement.32
Percentage onafhankelijk product
In de motie Atsma-Voordewind33 heeft de Kamer aandacht gevraagd voor de vaststelling van het percentage van het aanbodbudget van de landelijke publieke omroep dat besteed moet worden bij externe onafhankelijke producenten. De Kamer verzocht om in overleg met de omroepen tot een percentage te komen dat recht doet aan de historische situatie en geen verzwaring van de verplichting inhoudt. Hierover is uitvoerig overleg geweest tussen de raad van bestuur van de NPO en de Vereniging van Onafhankelijke Televisie Producenten (OTP). Dit heeft geleid tot de conclusie dat het percentage per 2011 16,5 wordt. Dit percentage is inmiddels aangepast in het Mediabesluit, in dezelfde Wijziging van het ontwerp mediabesluit als waarin de aanscherping van de criteria voor evaluatie van de omroepen zijn opgenomen.
Bevordering van pluriformiteit binnen het programma-aanbod
Met de motie Voordewind-Atsma34 heeft de Tweede Kamer voormalig minister Plasterk gevraagd zich in te zetten voor een evenwichtig opinieaanbod op de publieke zenders en daarover te rapporteren. De publieke omroep heeft met ingang van het nieuwe televisieseizoen zijn opiniërende programmering aangepast, met duidelijk geprofileerde opiniërende programma’s als Brandpunt en Uitgesproken. Hiermee is er uitvoering gegeven aan de motie. Ook heb ik in de prestatieovereenkomst met de publieke omroep de afspraak opgenomen dat de Nederlandse bevolking het journalistieke aanbod van de publieke omroep als pluriform beschouwt.
Ideële sponsoring
Een andere motie van de leden Voordewind en Atsma35 vroeg mijn voorganger om met het Commissariaat voor de Media in overleg te treden over een ruimere definitie van de zinsnede ideëel belang behartigen. Ik ben met het Commissariaat hierover in overleg, en de betreffende definitie zal verruimd worden. Ik zal uw Kamer hierover op een later moment nader berichten.
Bij de behandeling van de Mediabegrotingsbrief 2010 is aan uw Kamer toegezegd in de mediabegrotingsbrief voortaan ook te rapporteren over de regionale omroep. Financieel maken de regionale omroepen geen deel uit van de mediabegroting: in 2006 is de verantwoordelijkheid daarvoor immers overgedragen aan de provincies (zie voor de bevoegdheidsverdeling de Kamerbrief over de Regionale omroep36). In deze paragraaf wil ik u informeren over de stand van zaken rond de acties die voortgekomen zijn uit de brief over de regionale omroep. Dit zijn de samenwerking met de landelijke omroep en de wijze waarop de regionale omroep kan profiteren van landelijke voorzieningen zoals het archief en Uitzending Gemist. Ook wil ik u in deze paragraaf informeren over enkele specifieke zaken die spelen bij de regionale omroep op het terrein van de financiering en distributie.
Programmatische samenwerking landelijke en regionale omroep
Samenwerking tussen de landelijke en regionale omroep zorgt voor een meerwaarde voor beide partijen. In 2010 is een aantal mogelijkheden gefaciliteerd waardoor de regionale omroep kan aansluiten bij landelijke voorzieningen, zoals Uitzendinggemist.nl en het digitale archief van het Instituut voor Beeld en Geluid. Op verzoek van de Tweede Kamer is met de landelijke publieke omroep gesproken over coproducties tussen landelijke en regionale omroepen. In deze gesprekken kwam naar voren dat er voor verschillende programma’s is samengewerkt in verschillende fasen van het productieproces. Zo is er beeldmateriaal «om niet» met elkaar gedeeld en hebben landelijke en regionale omroepen gezamenlijk materiaal ingehuurd voor de uitzending van evenementen.
In het Regeerakkoord heeft het kabinet laten weten de samenwerking tussen de landelijke en regionale omroepen te willen intensiveren. Concreet stelt het Regeerakkoord dat de landelijke en regionale publieke omroepen meer moeten worden geïntegreerd, bijvoorbeeld door regionale vensters op een landelijk net. Besparingen moeten ten goede komen aan de regionale omroep. Ik zal u in een aparte brief informeren over de wijze waarop ik uitvoering wil geven aan dit onderdeel van het Regeerakkoord.
Financiële situatie kleine regionale omroepen
Al een aantal jaar bestaat er zorg over de financiële situatie van de vier regionale omroepen in de provincies Zeeland, Flevoland, Drenthe en Groningen. De Kamer heeft haar zorg geuit met een oproep om hier onderzoek naar te laten doen.37 Vanwege de verantwoordelijkheidsverdeling hecht ik er veel belang aan dat dit onderzoek in samenspraak met ROOS en IPO uitgevoerd wordt. Momenteel laten wij dit onderzoek dan ook gedrieën uitvoeren. Begin 2011 hoop ik u te kunnen informeren over de resultaten hiervan.
Vindbaarheid regionale omroep op digitale kabel
Tijdens het algemeen overleg over de initiatiefnota Atsma Stemmen uit de regio. Over de regionale publieke omroep op 24 november 200938 heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd met de kabelmaatschappijen te overleggen over de plaatskeuze van de regionale omroep op de digitale zender en u daarover te informeren. In dit overleg, dat in februari 2010 heeft plaatsgevonden, heeft hij een dringend beroep gedaan op de kabelmaatschappijen om de regionale omroepen op kanaalpositie 11 te plaatsen. Inmiddels heeft NLkabel per brief laten weten dat de twee grootste kabelmaatschappijen van Nederland kiezen voor plaatsing van de regionale omroep op kanaalpositie 30. Ik heb daarop bij brief van 11 oktober 2010 een dringend beroep gedaan op NLkabel om te bevorderen dat de verschillende kabelmaatschappijen alsnog kiezen voor een (ver)plaatsing van de regionale omroep naar een hogere kanaalpositie. Bovendien zal ik binnenkort hierover in gesprek gaan met NLkabel. Over de uitkomsten hiervan zal ik u informeren.
De vindbaarheid van de regionale omroep op Digitenne, de digitale ether, geeft geen problemen. Vergeleken met kabelmaatschappijen geeft Digitenne slechts een beperkt aantal digitale zenders (23) door. Met Digitenne is dan ook niet over de plaatskeuze van de regionale omroep gesproken.
Algemeen
In zijn Beleidsplan 2010–2015 heeft de Wereldomroep aangegeven hoe hij invulling wil geven aan zijn wettelijke missie en kerntaken. De begroting 2011 vormt een nadere uitwerking daarvan. Het Commissariaat voor de Media stelt in zijn advies vast dat de begroting 2011 voldoet aan alle vereisten van de Mediawet. Niettemin meent het Commissariaat dat op enkele plaatsen aanvullende informatie wenselijk zou zijn. Ik zal bevorderen dat het overleg hierover tussen Wereldomroep en Commissariaat wordt voortgezet en leidt tot duidelijke afspraken.
Prestatieovereenkomst
Ik heb met de Wereldomroep en het Commissariaat voor de Media een Prestatieovereenkomst 2010–2015 gesloten, waarin afspraken zijn neergelegd over kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor het media-aanbod en het publieksbereik van de Wereldomroep. Deze heb ik de Tweede Kamer op 5 juli 2010 toegezonden.39 De Wereldomroep rapporteert jaarlijks, voor het eerst in 2011, over de realisatie van deze doelstellingen. Dit geschiedt als onderdeel van het jaarverslag dat de Wereldomroep jaarlijks vóór 1 juni vaststelt. Het Commissariaat zendt jaarlijks vóór 1 juli zijn opmerkingen met betrekking tot naleving van deze overeenkomst aan de minister van OCW. Ik zal de Kamer hierover te zijner tijd bij de mediabegroting 2012 nader informeren.
Samenwerking binnen Nederland
Ook in 2011 wordt de samenwerking tussen de Wereldomroep en de landelijke publieke omroep verder geïntensiveerd. Waar mogelijk zal worden gestreefd naar integratie van organisatieonderdelen. In principe vindt deze op alle platforms en werkterreinen plaats, maar de nadruk ligt op (Nederlandstalige) radio en televisie. Het Commissariaat voor de Media onderschrijft het belang van deze nauwe samenwerking en ik sluit me daar graag bij aan. Daarbij wil ik tot slot wel aantekenen dat deze ontwikkelingen moeten worden bezien in het licht van de maatregelen die in het Regeerakkoord zijn aangekondigd over de Wereldomroep.
Arabische radio-uitzendingen
De Wereldomroep is in 2008 gestart met radio-uitzendingen in het Arabisch; dit project heeft een looptijd van twee jaar en is per september 2010 afgerond met een positieve evaluatie. De Wereldomroep wil deze activiteit graag voortzetten omdat deze bijdraagt aan een evenwichtige verslaggeving van actualiteiten in en over de Arabische wereld. De kosten van dit project bedroegen circa € 1 miljoen per jaar, waarvan de Wereldomroep 25% voor zijn rekening nam en 75% werd bekostigd uit het mediabudget van OCW. Nu de Wereldomroep voornemens is om de Arabische radio-uitzendingen te continueren, zal hij dat moeten bekostigen uit zijn reguliere budget.
Bij brief van 8 juli 2010 heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over een aantal toezeggingen die mijn voorganger heeft gedaan tijdens het overleg over zijn reactie op het rapport van de commissie Brinkman.40 Het ging daarbij vooral om de Tijdelijke Subsidieregeling Persinnovatie en de Stimuleringsregeling voor Jonge Journalisten. Vanwege de al eerder genoemde bezuinigingen is er geen ruimte om voor 2011 extra middelen beschikbaar te stellen aan het Stimuleringsfonds voor de Pers voor innovatieve projecten op het terrein van pers en journalistiek.
Van de Stimuleringsregeling voor Jonge Journalisten wordt volop gebruik gemaakt door redacties van kranten, opinieweekbladen en persbureaus. In 2010 zijn hiermee ongeveer 55 arbeidsplaatsen gecreëerd. De regeling zal ook in 2011 worden toegepast.
Onderzoek Persbureaus
Tijdens het AO over het rapport van de commissie Brinkman vorig jaar, heeft mijn voorganger toegezegd een onderzoek te laten uitvoeren naar de toekomstige positie van de persbureaus in Nederland. Recent40 heb ik u laten weten dat dit onderzoek in dit najaar zal worden uitgevoerd.
Onderzoek naar Regionale Media Centra
Het door mijn voorganger toegezegde onderzoek naar Regionale Media Centra – voortvloeiend uit het advies van de commissie-Brinkman – gaat op korte termijn van start. Ik zal de Kamer naar verwachting in het voorjaar informeren over de resultaten van dit onderzoek.
Tijdelijke wet mediaconcentraties (TWM)
Bij brief van 21 juni 201042 heb ik de Kamer geïnformeerd over de Tijdelijke wet mediaconcentraties. In die brief schets ik drie mogelijkheden: de TWM intrekken; het maximum percentage op de dagbladmarkt verhogen van 35% naar 50%; de TWM intrekken onder gelijktijdige uitvaardiging van een Beleidsregel door de minister van Economische Zaken voor de NMa. Een besluit daarover liet ik over aan het nieuwe kabinet. De Kamer vraagt bij brief van 18 november 2010 naar de stand van zaken.43
In overeenstemming met de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) heb ik besloten om de Tijdelijke wet mediaconcentraties zo spoedig mogelijk te beëindigen. Leidend in dat besluit is de motie-Remkes e.a.44, die het toenmalig kabinet een keuze voorlegde: de Tijdelijke wet niet verlengen, dan wel het percentage van 35% verhogen tot 50%.
Ik ben van mening dat verhoging van het maximumpercentage op de dagbladmarkt naar 50% niet aantrekkelijk is. Het oorspronkelijke idee achter de Tijdelijke wet mediaconcentraties is: voorkomen dat teveel opiniemacht in handen van te weinig partijen komt. Een percentage van 50% op de dagbladmarkt vind ik niet in overeenstemming met dat idee. Het heeft geen méérwaarde ten opzichte van het algemene mededingingstoezicht door de NMa; die zal een voorgenomen (media)concentratie die zou leiden tot een marktaandeel van rond de 50% toch al met extra aandacht bezien.45 Daar komt bij dat een verhoging van het percentage een volledig traject van wetgeving moet doorlopen, waarmee ten minste 12 maanden gemoeid zijn. Tot die tijd blijft het huidig percentage van 35% dan van kracht. Dat acht ik onwenselijk.
Zoals ik in mijn brief van 21 juni 2010 al opmerkte, zal een Beleidsregel voor de NMa niet leiden tot een materieel andere toetsing van mediaconcentraties. De NMa let erop dat mediaconcentraties niet zullen leiden tot onredelijke prijsverhogingen, maar ook kijkt zij of er na een fusie voldoende keuzevrijheid voor de consument zal resteren. De voorkeuren van consumenten worden nadrukkelijk door de NMa betrokken in haar analyse van bijvoorbeeld een fusie in de dagbladmarkt. De NMa onderzoekt of de ondernemingen die bij de concentratie zijn betrokken elkaars meest nabije concurrent zijn en in hoeverre andere concurrenten een alternatief vormen. De fusietoets waakt daarbij over de creatie van een te sterke positie van deze betrokken ondernemingen en brengt daardoor met zich mee dat een voldoende pluriform aanbod overblijft. Het reguliere toezicht op mediaconcentraties op basis van de Mededingingswet biedt in die zin dus reeds waarborgen voor pluriformiteit van de media. Om die reden vind ik een Beleidsregel voor de NMa bij mediaconcentraties geen meerwaarde hebben.
Naast het uitvoering geven aan de motie-Remkes e.a. zijn er nog enkele inhoudelijke overwegingen, die hebben bijgedragen aan mijn besluit. Zo lijkt het dat de Tijdelijke wet een belemmering kan vormen voor de multimediale ontwikkeling van met name dagbladondernemingen en dat is uiteraard niet de bedoeling. Het kabinet wil die multimediale ontwikkeling in de perssector juist waar mogelijk bevorderen. De wet zou bovendien – uiteraard onbedoeld en ongewenst – kunnen leiden tot het verdwijnen van dagbladtitels, omdat overnames door een grote(re) onderneming worden geblokkeerd door het maximumpercentage van 35%. Ten slotte heb ik overwogen dat er, naast de dagbladen, een ruim en nog altijd groeiend aanbod is van nieuws en informatie via radio, televisie en het internet.
Op die gronden heb ik het voornemen de Tijdelijke wet mediaconcentraties zo snel mogelijk te beëindigen. Ik kies daarbij voor de kortste route: door bij Koninklijk Besluit de einddatum van de Tijdelijke wet mediaconcentraties, die thans is bepaald op 1 januari 2012, te vervroegen naar 1 januari 2011.
Tijdens de behandeling van de mediabegroting vorig jaar, op 30 november 2009, heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd dat u de wetgeving over de consumenteninvloed op de kabel voor de zomer van 2010 ontvangt. Ook zou u voor de zomer worden geïnformeerd over het overleg over de klantenraden. De zorgvuldige uitwerking van het nieuwe model van consumenteninvloed uit de Mediawet 2008 vergt echter meer tijd dan voorzien. Ik hoop u de desbetreffende wetgeving in het tweede kwartaal van 2011 toe te zenden. U ontvangt dan ook de brief over de klantenraden die met het wetsvoorstel samenhangt.
Het NICAM (Nederlands Instituut voor Classificatie van Audiovisuele Media)is vorig jaar een driejarig pilotproject gestart voor de ontwikkeling van een geschiktheidsinformatiesysteem, als aanvulling op de Kijkwijzer.
Voor 2011 is er een budget beschikbaar van € 214 900. Dit is bestemd voor het project Mediasm@rties, dat in november 2010 van start is gegaan.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende toelichting te hebben gegeven op mijn begroting voor 2011.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart