Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 september 2010
Hierbij stuur ik u, vooruitlopend op de evaluatie van het BPPO, de rapportage van de raad van bestuur van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) toe over de stand van zaken 2010.
Het BPPO vloeit voort uit artikel 2.3, derde lid, van de Mediawet 2008. Dit artikel verplicht de NPO een beloningskader op te stellen. Kort na inwerkingtreding van deze bepaling heeft de toenmalige minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, na overleg met de Tweede Kamer, goedkeuring verleend aan het door de raad van bestuur van de NPO opgestelde BPPO. Het BPPO is op 1 september 2009 in werking getreden. Het BPPO heeft betrekking op presentatoren, programmamakers, dj’s en vergelijkbare functies die buiten de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst een beloning ontvangen. Onder het BPPO vallen niet alleen personen die in vaste dienst zijn, maar ook freelancers.
Uit de rapportage blijkt dat vergeleken met 2009 het aantal presentatoren dat boven het maximum normbedrag (€ 181 000) van het BBPO wordt gehonoreerd, is afgenomen van 17 naar 15. Vanaf 1 januari 2011 zal dat aantal verder afnemen naar 11. Naar verwachting zal het aantal uitzonderingen in 2012 zijn afgenomen naar 9. Deze geleidelijke afname wordt verklaard door het aantal nog lopende contracten (die niet onder het BPPO vallen). Om zo snel mogelijk te voldoen aan de afspraak om het aantal uitzonderingen te beperken tot maximaal 5 voor televisiepresentatoren en 3 radiopresentatoren, zal men zich inzetten om ook lopende contracten open te breken en aan te passen aan het BPPO. Het is goed na een jaar te kunnen concluderen dat het BPPO in dit opzicht zijn regulerende werk doet.
Volgens de rapportage was er in 2009 sprake van 6 overeenkomsten met BV’s die er toe leiden dat boven het maximum normbedrag werd uitgekomen. Het gaat daarbij om overeenkomsten die reeds eerder waren gesloten. Alhoewel het BPPO geen bepalingen bevat over overeenkomsten met BV’s zijn er na de inwerkingtreding geen nieuwe overeenkomsten met een presentator via een BV aangegaan. De raad van bestuur kondigt verder aan dat men zogenoemde management-BV’s, die als omzeiling van het BPPO zouden kunnen worden gebruikt, naar analogie van het nog in te dienen wetsvoorstel normering topinkomens, wil gaan regelen. In de aangekondigde evaluatie zal men daar op ingaan.
Wat verder in de bijlage1 opvalt is dat nog niet alle omroepen zich houden aan de afspraak om het meerdere, dat wil zeggen het bedrag dat uitgaat boven het maximum normbedrag van € 181 000, uit verenigingsmiddelen betalen. De toelichting bij de bijlage geeft daarvoor wel een verklaring, maar dit is wel een punt voor verbetering.
Ik verwacht van de raad van bestuur dan ook dat er voor de punten die voor verbetering in aanmerking komen in de evaluatie concrete voorstellen worden gedaan. Op grond van de Mediawet 2008 zal de aanpassing van het BPPO opnieuw door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap moeten worden goedgekeurd.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart