Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 september 2011
Vandaag publiceert de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) Education at a Glance 2011, de nieuwe editie van dit jaarlijkse rapport. Education at a Glance is de meest volledige internationale vergelijking op het terrein van onderwijs. In dit rapport worden de onderwijsstelsels van de 34 landen die lid zijn van de OESO, op basis van een breed scala aan statistische gegevens en indicatoren met elkaar vergeleken.
Ik bied u hierbij de publicatie ter kennisneming aan.1
In deze brief presenteer ik enkele interessante uitkomsten uit Education at a Glance. Net als vorig jaar, wordt een samenvatting van Education at a Glance opgenomen in de publicatie Trends in Beeld 2011. Deze publicatie ontvangt u bij de OCW begroting 2012. Ook zal de website van Trends in Beeld (www.trendsinbeeld.minocw.nl) worden bijgewerkt met de belangrijkste bevindingen uit Education at a Glance 2011. Deze publicatie combineert beschikbare nationale en internationale statistiek, waarmee u een zo goed mogelijk beeld krijgt van het functioneren van het Nederlandse onderwijsstelsel.
Vaardigheden 15-jarigen (OESO; PISA)
Naast Education at a Glance publiceert de OESO onder andere ook driejaarlijks het PISA (Programme for International Student Assesment) onderzoek waarin de prestaties van 15-jarigen in het onderwijs worden gemeten. Op dit onderzoek scoort Nederland in elk van de drie onderzoeksgebieden (lezen, natuurwetenschap en wiskunde) boven het gemiddelde van de OESO-lidstaten. In de gemiddelde scores van zowel Nederlandse leerlingen als leerlingen in vergelijkbare landen zien we een dalende trend.
Enige beelden uit Education at a Glance 2011
Steeds meer jongeren volgen onderwijs
Nederland heeft een hoge onderwijsdeelname van 20–29 jarige jongeren. En dit aandeel neemt nog steeds toe (zie figuur 1). Dit is niet in alle landen het geval. Zo is in de Scandinavische landen tussen 2005 en 2009 juist sprake van een daling in onderwijsdeelname. We zien dat in Nederland, maar ook in andere landen, gemiddeld meer vrouwen dan mannen instromen in het hoger onderwijs.
Figuur 1 Onderwijsdeelname aan regulier onderwijs 20–29 jarigen
Beroepsbevolking is steeds hoger opgeleid
Het opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking wordt steeds hoger, net als in de andere OESO landen. In 2009 heeft 33% van de Nederlandse 25–64 jarigen hoger onderwijs afgerond. Van de jongere generatie 25–34 jarigen heeft zelfs 40% hoger onderwijs afgerond. Hiermee ligt Nederland op een vergelijkbaar niveau als onze belangrijkste vergelijkingslanden. Zoals figuur 2 weergeeft is in alle landen het aandeel ho-opgeleiden hoger in de jongere leeftijdscategorie.
Figuur 2 Opleidingsniveau van de beroepsbevolking, 2009
Aansluiting met de arbeidsmarkt is in internationaal perspectief goed
Nederland valt internationaal gezien op door een relatief hoge werkgelegenheid, ook onder de laagst opgeleiden. Hoe hoger het opleidingsniveau hoe hoger de deelname aan de arbeidsmarkt. Het werkloosheidspercentage onder jongeren in de leeftijd 15 tot en met 29 jaar, die zich niet in het onderwijs bevinden noch een baan hebben, is in Nederland ook in 2009 met 2,2% nog opvallend laag (zie figuur 3). Nederland heeft hiermee de laagste jongerenwerkloosheid binnen de OESO. Het gemiddelde van de OESO landen ligt hier met 6,3% ruim boven. In de groep jongeren met een diploma in het hoger onderwijs is de werkloosheid in Nederland met 1,8% laag te noemen. Het OESO-gemiddelde ligt hier op 6,3%.
Figuur 3 Werkloosheid 15–29 jarigen naar opleidingsniveau (niet in onderwijs), 2009
Ook sociale opbrengsten zijn beter dan gemiddelde van de OESO
Onderwijs leidt tot baten die breder zijn dan het hebben van een baan of ondernemerschap. Education at a Glance laat zien dat mensen die hoger zijn opgeleid ook meer tevreden zijn over hun leven, meer gebruik maken van hun stemrecht en meer vrijwilligerswerk uitvoeren. Nederland scoort op elk van deze drie indicatoren hoger dan het OESO-gemiddelde. Zo geldt bijvoorbeeld dat 93% van de Nederlandse 25–64 jarigen met hoger onderwijs tevreden over zijn of haar leven is, tegenover 76% op OESO gemiddeld niveau. Nederland scoort van alle OESO landen het hoogste op het uitvoeren van vrijwilligerswerk.
Uitgaven aan onderwijs zijn internationaal gemiddeld
Nederland gaf in 2008 5,6% van het bbp uit aan onderwijsinstellingen. Het gaat hier om de publieke en de private uitgaven (exclusief studiefinanciering). Sinds 2006 liggen deze uitgaven op 5,6% van het bbp. Het uitgavenniveau lag OESO-gemiddeld in 2008 op 5,9% en in landen als Zweden, België, Denemarken en de VS boven de 6% van het bbp (figuur 4). De publieke uitgaven aan onderwijs (instellingen èn huishoudens, d.w.z. inclusief studiefinanciering) als percentage van het bbp liggen met 5,5% bbp iets boven het OESO-gemiddelde (5,4% bbp).
Figuur 4 Uitgaven aan onderwijsinstellingen als percentage van het bbp, 2008
Trends in lerarensalarissen
In reële termen zijn de lerarensalarissen tussen 1995 en 2009 in Nederland gestegen, net als in vrijwel alle andere landen. De effecten van de eventuele beleidsmaatregelen naar aanleiding van de crisis zijn hierin overigens nog niet zichtbaar. In de nota Werken in het Onderwijs 2011, die ook bij de OCW-begroting op Prinsjesdag wordt gepresenteerd, volgt een nadere beschrijving van het lerarensalaris in internationaal perspectief.
Autonomie en rekenschap
Succesvolle onderwijsstelsels lijken zich te kenmerken door een combinatie van ruimte voor professionals enerzijds en rekenschap anderzijds: in die combinatie renderen investeringen in onderwijs. Nederland scoort hier positief op. Education at a Glance toont aan dat Nederland zich kenmerkt door een hoge mate van autonomie. Daarnaast komt naar voren dat Nederlandse scholen rekenschap afleggen over de geleverde prestaties. In Education at a Glance is een beschrijving opgenomen van de wijze waarop dat in scholen gebeurt.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart