Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2011
Tijdens het Algemeen Overleg van de Vaste commissie voor onderwijs, cultuur en wetenschap op 31 maart 2011 over thuisonderwijs (Kamerstuk 32 500 VIII, nr. 165), heb ik toegezegd u nader te informeren over collectief thuisonderwijs. Dit naar aanleiding van mijn antwoord op de eerste van de aanvullende vragen (met kenmerk 2011D08305)1.
Graag geef ik hierbij daaraan gevolg.
Vrijstelling leerplicht/(collectief) thuisonderwijs
Voor ouders die zich op grond van artikel 5, onder b, van de Leerplichtwet 1969 kunnen beroepen op vrijstelling voor hun kind van de leerplicht, geldt niet (meer) de verplichting hun kind in te schrijven op een school in de zin van de Leerplichtwet. Leerplicht en dus naar een school gaan is niet aan de orde voor kinderen waarvan de ouders zijn vrijgesteld op grond van genoemd artikelonderdeel.
Hoe deze van de leerplicht vrijgestelde ouders hun kind voorzien van onderwijs staat hen vrij. Thuisonderwijs kan een manier zijn. Waar het thuisonderwijs plaatsvindt, wie dat geeft en aan hoeveel kinderen of collectief, is ook vrij naar keuze. Er is immers geen sprake van leerplicht en schoolplicht, maar van een vrijstelling.
Een voorziening waar alleen niet-leerplichtige kinderen gezamenlijk iets van onderwijs krijgen, wordt niet door de inspectie beoordeeld op de vraag of dat een school is waar de leerplicht kan worden vervuld, want de leerplicht wordt er niet vervuld en behoeft ook niet te worden vervuld.
Combinatie collectief thuisonderwijs/leerplichtige leerling
Wanneer zich bij het «collectieve thuisonderwijs» een leerplichtige leerling voegt ter vervulling van de leerplicht, zal door burgemeester en wethouders van de gemeente waar de ouders staan ingeschreven bezien moeten worden of deze leerplichtige is ingeschreven op een school in de zin van de wet. In de Leerplichtwet zijn criteria geformuleerd waaraan een particuliere school (een zogenoemde B3-school) moet voldoen om daar de leerplicht te kunnen vervullen. Burgemeester en wethouders volgen bij hun oordeel een door de inspectie van het onderwijs gegeven advies of de onderwijsvoorziening een school is in de zin van de wet. De inspectie houdt toezicht op de kwaliteit van dat onderwijs als er sprake is van een school in de zin van de wet.
Gesteld, dat het «collectieve thuisonderwijs» waaraan een leerplichtige leerling deelneemt, is te beschouwen als een school in de zin van de Leerplichtwet, dan kan daar de leerplicht worden vervuld.
Als het «collectieve thuisonderwijs» geen school in de zin van de wet betreft, dan zal een leerplichtig kind moeten worden ingeschreven op een school in de zin van de Leerplichtwet. Indien daaraan geen gevolg wordt gegeven, zal de leerplichtambtenaar proces-verbaal opmaken en kan strafrechtelijke vervolging aan de orde zijn.
Kinderen van ouders die zijn vrijgesteld zijn niet leerplichtig en kunnen dus wel op het «collectieve thuisonderwijs» verblijven.
Collectief (thuis)onderwijs/oprichting particuliere school
Het bovenstaande is ook aan de orde als het «collectieve thuisonderwijs» beschouwd wil worden als een particuliere (b3) school in de zin van de wet, zich als zodanig opricht en daarvan melding doet aan het ministerie.
Slot
In de eerste vraag van de (schriftelijke) aanvullende vragen, ging het om het aanbieden van collectief onderwijs in een buurtcentrum in de plaats van thuisonderwijs. Dit heb ik opgevat als het aanbieden van onbekostigd onderwijs aan leerplichtige kinderen.
De eerste zin van mijn antwoord op de tweede vraag luidt: «Thuisonderwijs is geen vorm van onderwijs in de zin van de Leerplichtwet, ook niet als het collectief plaatsvindt.»
Het doet mij deugd u te kunnen berichten dat het erop lijkt dat het overgrote deel van de ICA-leerlingen in Amsterdam met ingang van het nieuwe schooljaar niet zal kiezen voor thuisonderwijs. Ik blijf de ontwikkelingen volgen.
Ik heb uw Kamer toegezegd naar aanleiding van de recente ontwikkelingen het thuisonderwijs nader te verkennen. Vóór 1 december 2011 bericht ik u over de bevindingen.
Ik vertrouw erop u hiermede een verduidelijking te hebben gegeven.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart