Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juni 2011
Op 15 december 2010 publiceerde de Onderwijsraad het advies «Uitgebreid Onderwijs». Tot uitgebreid onderwijs rekent de raad extra aanbod van scholen (of andere educatieve partijen) gericht op het bereiken van onderwijsinhouden, het verdiepen van kennis en het verbreden van het perspectief van kinderen. De raad beschrijft de mogelijkheden om te leren buiten de formele schooltijden en geeft aan wat de randvoorwaarden zijn.
Ik heb veel waardering voor het advies van de Onderwijsraad. Het rapport schetst goed hoe uitgebreid onderwijs kan bijdragen aan een ambitieus leerklimaat gericht op de ontplooiing van onze kinderen tot rijke en veelzijdige persoonlijkheden. De hoeveelheid leertijd en de kwaliteit daarvan, zijn daarbij essentiële voorwaarden.
Het kabinet zet op tal van fronten in op versterking van de kwaliteit van het reguliere onderwijs. In de actieplannen, die u onlangs ontving, beschrijf ik de ruimte en verantwoordelijkheid van besturen om zowel aan de kernvakken als aan de bredere vorming een eigen invulling te geven. Hier faciliteert OCW hen ook in. Ik zie daarnaast ook een belangrijke rol voor samenwerkingsrelaties, zowel met partijen van binnen als van buiten het onderwijs. Scholen worden gestimuleerd tot een levendige dialoog met ouders en andere betrokkenen in en rond de school om te komen tot een divers en vitaal aanbod. De lokale samenwerking kan zich richten op vele aspecten, waaronder uitgebreid onderwijs.
Het advies «Uitgebreid onderwijs» illustreert ook dat uitbreiding van leeractiviteiten niet per se afhankelijk is van de rijksoverheid. Extra leeractiviteiten worden nu al regelmatig geïnitieerd door scholen zelf, ouders, partijen in de omgeving van de school of de gemeente. Dat zijn vaak arrangementen waarbij de rijksoverheid juist het best op afstand kan blijven.
In het kader van dit Onderwijsraadadvies, wijs ik graag op initiatieven die gaande zijn rond flexibilisering van de onderwijstijd, pilots onderwijstijdverlenging, schakelklassen en zomerscholen. Deze projecten zijn erop gericht de opbrengst van het onderwijs te vergroten door een ruimere benadering van «onderwijstijd», ofwel «uitgebreid onderwijs».
Uitgebreid onderwijs is belangrijk voor de ontwikkeling van onze kinderen. Kinderen leren immers niet alleen in de reguliere onderwijstijd. Het is mooi dat verschillende partijen in de samenleving deze uitdaging oppakken. Daarmee ontstaat een reservoir aan hulpbronnen die scholen kunnen benutten bij hun complexe en veelomvattende opdracht. Ik hoop dat betrokken partijen hun voordeel zullen doen met het advies van de Onderwijsraad.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart