Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 april 2011
Bij de behandeling van de Aanpassingswet BES 2-B op 15 november 2010 (Kamerstuk 32 368/32 419/32 428, nr. 15) heb ik u toegezegd dat ik voor de nieuwe bijzondere gemeenten van ons land, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, een onderwijsagenda zou opstellen. Deze agenda treft u hierbij aan.1
In de week van 20 tot en met 25 maart heb ik een bezoek gebracht aan Caribisch Nederland. Ik heb op de eilanden scholen bezocht en gesproken met de besturen van de openbare lichamen. Directe aanleiding voor mijn bezoek was de gezamenlijke onderwijsconferentie van mijn ministerie en de drie eilanden op 25 maart te Bonaire. Tijdens deze conferentie is de onderwijsagenda besproken en vastgesteld.
Bij al mijn gesprekken werd ik getroffen door de inzet van allen die bij het onderwijs betrokken zijn. Ik heb ook geconstateerd dat er brede steun is voor de aanpak van de verdere verbetering van de kwaliteit van het onderwijs zoals die is neergelegd in de onderwijsagenda, maar dat er ook vragen en zorgpunten zijn. De zorg heeft in de eerste plaats betrekking op het tempo van het verbeteringstraject. Hoewel de ambities worden gedeeld, is van verschillende kanten benadrukt dat rekening moet worden gehouden met de beginsituatie en dat gedurende het proces goed de vinger aan de pols moet worden gehouden om te waarborgen dat de gestelde doelen en het tijdpad ook realistisch zijn. Ik heb afgesproken dat dit een punt van aandacht zal zijn tijdens de jaarlijkse evaluatie.
In veel gesprekken werd aandacht gevraagd voor de financiële positie van de scholen. De hoogte van de huidige bekostiging is gebaseerd op gegevens over de bekostiging in het jaar 2009 die mijn ministerie en de scholen ter beschikking stonden. Ik heb onder meer geconstateerd dat in de grondslag voor de uitgaven van de scholen per 1 januari jl. veranderingen zijn opgetreden. Mijn uitgangspunt ten aanzien van de bekostiging van de scholen, ook in Caribisch Nederland, is dat deze sober, maar toereikend moet zijn. Ik heb daarom opdracht gegeven tot het laten uitvoeren van een aanvullend onderzoek naar de adequate hoogte van de bekostiging en streef ernaar de scholen nog voor de aanvang van het komend schooljaar te informeren over de conclusies die ik aan de uitkomsten van dat onderzoek verbind. De scholen moeten in staat zijn, ook budgettair, om hun reguliere onderwijstaken goed te kunnen uitvoeren. Ook heb ik toegezegd dat ik passende maatregelen zal treffen zodat scholen niet in liquiditeitsproblemen zullen komen.
In de onderwijsagenda is aangegeven dat rekening moet worden gehouden met de bijzondere context van de eilanden. Dit is in veel van de gesprekken benadrukt. Eén van de opbrengsten van mijn bezoek is dat deze specifieke context mij veel duidelijker is geworden. Die context wordt niet alleen bepaald door de verschillende cultuur en de geschiedenis, ook van de eilanden onderling, maar ook door de grote geografische afstand van Europees Nederland. Dit laatste alleen al maakt dat de wijze waarop ondersteuning van scholen plaatsvindt, zal moeten verschillen van de wijze waarop dit voor min of meer vergelijkbare scholen in Europees Nederland zou plaatsvinden.
In de gesprekken is ook benadrukt dat scholing, werving en behoud van leerkrachten een belangrijk thema voor het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs is. Daarom werkt mijn ministerie samen met de scholen aan een plan van aanpak voor het lerarenbeleid. De uitgangspunten hiervoor zijn tijdens de onderwijsconferentie verkend.
Mede naar aanleiding van het debat met uw Kamer heb ik in mijn gesprekken op de eilanden zeer nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de problematiek van de zwangere tienermeisjes. Mijn gesprekspartners onderkennen allen de noodzaak om voor deze groep tot een passende aanpak te komen waarbij afronding van de schoolloopbaan een belangrijk element is.
De onderwijsagenda is door alle schoolbesturen van de eilanden en door de besturen van de openbare lichamen ondertekend. Het nieuw aangetreden bestuur van het openbaar lichaam van Sint-Eustatius heeft mij een white paper overhandigd dat is opgesteld naar aanleiding van een gezamenlijke bijeenkomst met de schoolbesturen op het eiland. Hierin wordt onder meer aandacht gevraagd voor de rol die het eilandsbestuur kan vervullen op het terrein van het onderwijs. Ik heb benadrukt dat de school verantwoordelijk is voor de kwaliteit van het onderwijs, maar dat het openbaar lichaam een ondersteunende rol kan vervullen. Ik zal ook via videoconferencing regelmatig bestuurlijk overleg met de eilandbestuurders voeren.
De vele gesprekken die ik heb gevoerd en de inbreng tijdens de onderwijsconferentie geven mij het vertrouwen dat de uitvoering van de onderwijsagenda in goede samenwerking zal worden opgepakt en zal bijdragen aan het gezamenlijke doel: het realiseren van goed onderwijs voor alle kinderen in Caribisch Nederland.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
Sinds 10 oktober 2010 zijn Bonaire, Sint-Eustatius en Saba openbare lichamen die als «bijzondere gemeenten» functioneren binnen het land Nederland. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is verantwoordelijk voor het onderwijsbeleid op de eilanden. Dat betekent dat de scholen in Caribisch Nederland onderdeel zijn van het onderwijssysteem van Nederland. Leerlingen krijgen de kans om een diploma te behalen dat gelijkwaardig is aan een diploma dat in Europees Nederland is afgegeven.
Het doel is dat in 2016 de onderwijskwaliteit van de scholen in Caribisch Nederland op een naar Nederlandse en Caribische maatstaven aanvaardbaar niveau is. Bij de inspanningen om dit doel te realiseren moet worden bedacht dat de uitgangssituatie heel verschillend is. De drie eilanden verschillen van elkaar en van Europees Nederland. Ieder eiland heeft een eigen cultuur, een eigen geschiedenis en een eigen identiteit. Op alle drie de eilanden is voor veel leerlingen het Nederlands niet de moedertaal. Ook vanwege de schaal en de afstand is het niet mogelijk om het onderwijs op exact dezelfde manier te organiseren als in Europees Nederland. Om die redenen is voor het onderwijs in Caribisch Nederland een eigen onderwijsagenda voor de komende periode opgesteld. In deze agenda doen we geen concessies aan de ambities voor de kwaliteit van het onderwijs. Dit vergt van schoolbesturen, schoolleidingen en leraren de nodige inspanningen. Maar ook de betrokkenheid van ouders en leerlingen is daar voor nodig. Het ministerie van OCW en de openbare lichamen steunen hen zo veel mogelijk.
De onderwijsagenda op macro- en op micro-niveau
Deze onderwijsagenda is een agenda voor de toekomst. Het geeft de grote lijnen aan en spreekt de ambitie uit waar we met het onderwijs naar toe willen. Het doel van deze onderwijsagenda is om afspraken vast te leggen over het versterken van de kwaliteit van het onderwijs in alle scholen op de eilanden (onderwijsagenda op macro-niveau).
Het vastleggen van de ambities is belangrijk, maar nog slechts een eerste stap. De uitvoering zal nu moeten worden opgepakt. In de eerste plaats is dat natuurlijk een zaak van de school zelf, maar waar mogelijk en wenselijk gebeurt dat mede in samenspraak met het ministerie van OCW, de openbare lichamen en andere betrokkenen. Tot de laatsten behoren natuurlijk in ieder geval leraren en leerlingen en hun ouders.
Schoolbesturen en schoolleiding zullen de afspraken die in de onderwijsagenda en tijdens de onderwijsconferentie op 25 en 26 maart 2011 zijn gemaakt uitwerken in hun schoolonderwijsverbeterplannen. Iedere school bepaalt in dat plan, voortbouwend op de reeds ingezette verbetering van de kwaliteit van het onderwijs, zijn eigen onderwijsagenda waarbij uitgegaan wordt van de specifieke situatie van de school (onderwijsagenda op micro-niveau). De school bepaalt hoe de uitvoering van de onderwijsagenda plaatsvindt.
Elke leerling telt!
Een leerling in Caribisch Nederland verdient dezelfde kwaliteit onderwijs als een leerling in Europees Nederland. Daarbij is het van groot belang om rekening te houden met de Caribische context. Om leerlingen en hun ouders te overtuigen van het belang van onderwijs, moet worden aangesloten bij de leefwereld van de leerlingen. Dat vergt samenwerking met alle betrokken instellingen ter plaatse, zoals die op het terrein van jeugd en gezin. Het ministerie van OCW zal hen daarbij steun bieden onder meer door het mogelijk maken van een onderzoek dat inzicht geeft in de houding van ouders en leerlingen ten opzichte van de veranderingen in het onderwijs.
De school centraal
Kenmerk van het Nederlandse onderwijs is dat de eigen verantwoordelijkheid van de school centraal staat. De schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs op hun scholen. Het onderwijspersoneel zal deze kwaliteit moeten leveren.
De schoolbesturen en het personeel kunnen dit echter niet alleen. Daarom zal de minister van OCW de voorwaarden scheppen en steun bieden. Ook de openbare lichamen hebben een taak en verantwoordelijkheid in het mogelijk maken van goed onderwijs.
Voortgang onderwijsagenda
Deze onderwijsagenda is besproken met de schoolbesturen, schoolleiders en openbare lichamen. Opmerkingen uit deze gesprekken zijn zoveel mogelijk meegenomen in de onderwijsagenda. Over de uitvoering van de agenda zal regelmatig overleg moeten plaatsvinden tussen alle partijen. Jaarlijks zullen de betrokkenen de voortgang van acties uit de onderwijsagenda evalueren en zo nodig bijstellen. De onderwijsinspectie houdt toezicht op de kwaliteit van het onderwijs. De rapportages van haar bevindingen zullen worden betrokken bij de evaluatie van de voortgang. De Eerste en Tweede Kamer zullen hierover op hoofdlijnen worden geïnformeerd.
We benoemen een aantal prioriteiten, die de komende jaren van belang zijn voor de verbetering van de (basis)kwaliteit van het onderwijs. De komende jaren zullen we ons primair op deze prioriteiten richten. Werken aan de kwaliteit van onderwijs vergt immers realistische doelstellingen en dwingt tot het maken van keuzes. Niet alles is tegelijk mogelijk. In paragraaf 3 worden de prioriteiten verder uitgewerkt.
De kwaliteit omhoog
– Elke school voert zijn schoolonderwijsverbeterplan uit. De school krijgt hierbij, desgewenst, hulp van een schoolcoach.
– Scholen besteden extra aandacht aan taal(beleid) en rekenen.
– Leer- en kwalificatieplicht zijn speerpunten van de scholen en het openbaar lichaam. Doel is dat elke jongere minimaal een startkwalificatie haalt en dat voortijdig schoolverlaten wordt teruggedrongen.
Versterken van de kwaliteit van leraren, schoolleiding en schoolbesturen
– Leraren zijn bevoegd en bekwaam en hebben voldoende pedagogisch-didactische vaardigheden. Ondersteunende activiteiten hiervoor worden opgenomen in een plan van aanpak lerarenbeleid voor Caribisch Nederland.
– Schoolleiders en schoolbesturen zijn zich bewust van hun nieuwe rol en nieuwe verantwoordelijkheden. Ze krijgen steun van de schoolcoach en het administratiekantoor.
Onderwijszorg op maat
– Schoolbesturen en het bestuur van de Sociale Kanstrajecten Jongeren (SKJ)-instantie werken met elkaar en met deskundigen om elke leerling die dat nodig heeft onderwijszorg te bieden.
– Elke school stelt haar leraren in staat een cursus leer- en gedragsproblemen te volgen.
– Leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte worden gesignaleerd. Hun onderwijszorgbehoefte wordt door de leraar in kaart gebracht in een handelingsplan met hulp van de intern begeleider of zorgcoördinator.
– Iedere school voor voortgezet onderwijs maakt een plan van aanpak voor het invoeren van praktijkonderwijs.
– De Sociale Vormingsplicht (SVP) wordt door het openbaar lichaam omgevormd naar Sociale Kanstrajecten Jongeren (SKJ).
Aantrekkelijk beroepsonderwijs
– Scholen zetten in op het versterken van de kwaliteit en het imago van het beroepsonderwijs, zowel in het vmbo als in het mbo.
– Aanbieding van mbo-1 niveau op Sint-Eustatius en Saba en bezien van mogelijkheden om leerlingen van deze eilanden een mbo-2 opleiding te laten volgen.
– Het ministerie van OCW streeft naar samenwerking binnen het Koninkrijk met de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten om meer keuzemogelijkheden voor leerlingen te realiseren.
Randvoorwaarden op orde
– Alle betrokken partijen krijgen tijdig de juiste informatie over de gevolgen van de overgang naar het op Europees-Nederlandse leest geschoeide onderwijsstelsel.
– De openbare lichamen, het ministerie van OCW en de schoolbesturen werken samen aan de uitvoering van een plan voor onderwijshuisvesting.
– Het ministerie van OCW, de openbare lichamen en de schoolbesturen maken heldere afspraken over hoe beleidsontwikkeling en wetswijzigingen in Europees Nederland doorwerken in Caribisch Nederland. Uitgangspunt is een eenvoudig en stabiel stelsel en voldoende tijd voor het invoeren, rekening houdend met de verschillende uitgangssituatie van Caribisch Nederland.
– Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor een rechtmatige en doelmatige besteding van middelen. Zij krijgen daarvoor in 2011 en 2012 steun van het administratiekantoor.
De prioriteiten uit paragraaf 2 worden hier verder uitgewerkt. Daarbij wordt aangegeven wie wat doet, welke ondersteuning verwacht mag worden, wanneer dit gebeurt en tot welk resultaat dat leidt.
Schoolbesturen en schoolleiding zullen de afspraken die in de onderwijsagenda en tijdens de onderwijsconferentie zijn gemaakt uitwerken in hun schoolonderwijsverbeterplannen. Ook de leraren, ouders en, waar mogelijk, de leerlingen zullen hierbij betrokken worden.
Jaarlijks zullen de betrokkenen de voortgang van acties uit de onderwijsagenda evalueren en zo nodig bijstellen. De Eerste en Tweede Kamer zullen hierover op hoofdlijnen worden geïnformeerd.
De afgelopen jaren hebben scholen hard gewerkt aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Leerlingen zijn meerdere malen getoetst. Leerprestaties zijn, zeker in het Funderend Onderwijs, over het algemeen verbeterd. Veel scholen zijn bewust bezig met de veranderingen en verbeteringen. Met de financiële ondersteuning van het ministerie van OCW zijn verschillende randvoorwaarden verbeterd binnen de scholen zoals meubilair en leermiddelen. Er is een start gemaakt met het verbeteren van de huisvesting. Intern begeleiders en zorgcoördinatoren zijn opgeleid om binnen de scholen de zorgvraag in kaart te brengen. Vanaf schooljaar 2011–2012 wordt op Bonaire en Sint-Eustatius in het voortgezet onderwijs toegewerkt naar de Nederlandse examens. Op Saba doen de leerlingen naast de Caribische CXC- en TVET-examens ook een aanvullend schoolexamen.
Het schoolbestuur is verantwoordelijk voor het realiseren van verbeteringen in de onderwijskwaliteit. Het bestuur legt in het schoolonderwijsverbeterplan vast hoe het denkt binnen 5 jaar op aanvaardbaar niveau te komen.
Beoogd resultaat en tijdpad:
– Het onderwijs in Caribisch Nederland voldoet binnen vijf jaar tijd (uiterlijk 01 augustus 2016) aan de basiseisen voor kwaliteit.
– Eind schooljaar 2011–2012 zijn op iedere school aantoonbaar stappen voorwaarts gemaakt op de aspecten: leeropbrengsten, leerstofaanbod, onderwijstijd, schoolklimaat, pedagogisch-didactisch handelen, zorg en begeleiding.
– Eind schooljaar 2011–2012 hebben alle betrokken scholen concrete stappen gezet naar een systematische kwaliteitszorg.
– Het schoolbestuur wordt zodanig ondersteund dat het vanaf 2013 zelfstandig in staat is te werken aan de benodigde kwaliteitsverbetering.
Verantwoordelijke partij:
– Het schoolbestuur.
Beschikbare ondersteuning:
– Het ministerie van OCW maakt in de periode maart 2011 tot en met december 2012 de inzet mogelijk van twee schoolcoaches voor het primair onderwijs en één schoolcoach voor het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs.
– De schoolcoach helpt de schoolbesturen bij het opstellen van een schoolonderwijsverbeterplan per school, het invoeren en zo nodig de bijstelling hiervan.
– Scholen kunnen lid worden van de PO-Raad, VO-Raad en MBO-Raad en kunnen bij hen steun vragen.
Taal- en rekenvaardigheden zijn essentieel voor een succesvolle (onderwijs)loopbaan van jongeren. Daarom is het verbeteren van taal- en rekenvaardigheden in alle onderwijssectoren een prioriteit. Ook de aansluiting tussen de verschillende onderwijssectoren op deze terreinen dient verbeterd te worden.
Het regeerakkoord van het huidige kabinet benadrukt dat de kerntaak van scholen in het primair onderwijs ligt bij taal (Papiaments, Engels en Nederlands) en rekenen. Bijkomende uitdaging voor Caribisch Nederland is dat de instructietaal in het voortgezet onderwijs op Bonaire en Sint-Eustatius Nederlands is en dat de eindexamens in het Nederlands worden afgenomen. Op Saba blijft de instructietaal Engels, maar is Nederlands een verplicht eindexamenvak en zullen leerlingen ook in staat gesteld moeten worden om het Nederlands staatsexamen af te kunnen leggen wanneer zij dit wensen. Scholen in het primair- en het voortgezet onderwijs worden dan ook gestimuleerd om extra uren te besteden aan taal en rekenen. Ook in het middelbaar beroepsonderwijs dient ingezet te worden op een goede beheersing van taal en rekenen.
Beoogd resultaat en tijdpad:
– Taal (Papiaments, Engels en Nederlands) en rekenen zijn op peil. De schoolbesturen op elk eiland maken afspraken over taal(beleid) en de bijbehorende doorlopende leerlijnen. Dat voorkomt dat de overgang naar Nederlandstalig voortgezet onderwijs op Bonaire en Sint-Eustatius en de overgang naar het middelbaar beroepsonderwijs of het hoger onderwijs een struikelblok wordt voor leerlingen van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.
– Leraren maken vanaf schooljaar 2011–2012 gebruik van een leerlingvolgsysteem om de resultaten van hun leerlingen te volgen en om bijtijds bij te sturen op achterstanden in taal en rekenen. Leerlingen worden regelmatig getoetst.
– Schoolbesturen stimuleren het geven van extra uren taal en rekenen in het curriculum. Voor het voortgezet onderwijs kan dit in de vrije ruimte, waar mogelijk bijvoorbeeld in combinatie met praktijkgerichte vakken die ook in de vrije ruimte worden gegeven.
– Voor 2013 zullen leraren die dat nodig hebben bijscholing hebben gehad in Nederlandse taal en rekenen.
– Vanaf 2014 zullen de scholen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs gaan werken met referentieniveaus voor taal en rekenen. Scholen zullen steun krijgen bij het werken met de referentieniveaus.
– Uiterlijk 2016 zal de rekentoets ingevoerd worden in het voortgezet onderwijs.
Verantwoordelijke partij:
– Schoolbesturen, schoolleiding, leraren.
– Het ministerie van OCW stelt kerndoelen en eindtermen wettelijk vast.
Beschikbare ondersteuning:
– Het ministerie van OCW laat onderzoeken of de leermiddelen die in Caribisch Nederland beschikbaar zijn, aansluiten bij de kerndoelen.
– Het ministerie van OCW laat toetsen aanpassen aan de lokale context en vertalen en zorgt ervoor dat scholen hulp kunnen krijgen bij de interpretatie van de toetsresultaten.
– Het ministerie van OCW investeert in 2011 en 2012 in de ontwikkeling van een leerlingvolgsysteem dat is aangepast aan de taal in Caribisch Nederland en aan de lokale context.
– Het ministerie van OCW stelt leraren in staat om zich bij te scholen in pedagogisch-didactische vaardigheden en in Nederlands. Het ministerie van OCW biedt scholen steun bij het werken met de referentieniveaus.
– De openbare lichamen ondersteunen de oprichting van een werkgroep Taal op ieder eiland die zich bezig houdt met samenwerking en afstemming van taalbeleid tussen de scholen en instellingen op het eiland.
Het beste uit leerlingen halen is de kern van onderwijs. Leerlingen moeten terechtkomen op het bij hun passende kwalificatieniveau. Voortijdig schoolverlaten moet worden voorkomen en leerlingen moeten in principe minimaal een startkwalificatie behalen.
Beoogd resultaat en tijdpad:
– Eind schooljaar 2011–2012 is het verzuim op scholen in kaart gebracht door de leerplichtambtenaar. Die heeft goed inzicht in de gegevens van de leer- en kwalificatieplichtige leerlingen en van de voortijdig schoolverlaters.
– Uiterlijk eind schooljaar 2012–2013 kan de leerplichtambtenaar, op basis van beter inzicht in de gegevens, de leerplicht strenger controleren en handhaven.
– Een goede overdracht van informatie tussen sectoren is eind 2011–2012 gerealiseerd. De doorstroming tussen scholen in het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs verloopt goed.
– Scholen spreken ouders aan op het verzuim van hun kinderen.
Verantwoordelijke partij:
– Scholen hebben hun schooladministratie op orde en rapporteren aan de leerplichtambtenaar.
– Het openbaar lichaam is verantwoordelijk voor het aanstellen van de leerplichtambtenaar en voor de registratie van voortijdig schoolverlaten.
– Het openbaar lichaam ziet toe op de naleving van de leerplichtwet door de leerplichtambtenaar.
Beschikbare ondersteuning:
– Het ministerie van OCW communiceert (met het openbaar lichaam) over de regelgeving rondom leer- en kwalificatieplicht en de rol en verantwoordelijkheid van elke betrokkene daarbij.
– De leerplichtambtenaar kan, tegen betaling, een beroep doen op Ingrado, de landelijke brancheorganisatie voor leerplicht en voortijdig schoolverlaten (RMC-functie).
– Het openbaar lichaam kan een beroep doen op de Verenging van Nederlandse Gemeenten (VNG) voor ondersteuning bij zijn rol op dat terrein.
Voor goed onderwijs is het noodzakelijk dat er voldoende gekwalificeerde leraren zijn. Een extra uitdaging in Caribisch Nederland is dat op een aantal scholen de samenstelling van het lerarenbestand veel sneller verandert dan in Europees Nederland het geval is.
Leraren die voor 10 oktober 2010 bevoegd waren naar Nederlands-Antilliaans recht blijven bevoegd. Leraren die niet in het bezit zijn van een bevoegdheid volgens de Nederlands-Antilliaanse regelgeving moeten binnen 5 jaar over een bevoegdheid beschikken.
Behalve de dependance van de lerarenopleiding van de Universiteit van Curaçao op Bonaire ontbreken scholingsfaciliteiten voor leraren in Caribisch Nederland. Het ministerie van OCW werkt daarom aan een plan van aanpak lerarenbeleid.
Goed schoolleiderschap is onmisbaar om leraren hun werk te laten doen en de kwaliteit van het onderwijs op een hoger plan te brengen. Kortom, goed onderwijs staat of valt met de kwaliteit van de leraar, de schoolleider en het schoolbestuur.
Beoogd resultaat:
– Een integraal plan van aanpak lerarenbeleid:
– Dat zich richt op het opleiden van onbevoegde leraren tot een bevoegdheid.
– Dat leraren scholing aanbiedt gericht op pedagogische en (vak)didactische vaardigheden.
– Dat leraren scholing aanbiedt gericht op (herkenning van) leer- en gedragsproblemen.
– Bovenal is het de bedoeling dat de aanbieders van deze scholing gezamenlijk met de vragende partij bepalen welke inhoud de scholing zal krijgen. Binnen het plan van aanpak zal vooral in het eerste half jaar tijd en energie worden gestoken in de formulering van de onderwijsvraag en het opbouwen van een vruchtbare samenwerking met leraren, schoolleiders en schoolbesturen.
– In 2011 zal het plan van aanpak gericht zijn op:
– Een concreet programmaplan met helder omschreven producten voor de gehele periode van 2011–2015.
– Samenwerkingsovereenkomsten sluiten met lokale partners (bijvoorbeeld met opleidingen binnen het Koninkrijk).
– Instellen van een lokale klankbordgroep per eiland met vertegenwoordigers van schoolbesturen, schoolleiding en leraren zodat zij hun inbreng kunnen geven bij het opzetten van de benodigde scholing en het in kaart brengen van scholingsbehoeften van leraren.
– Verzamelen van scholingsplannen van alle scholen.
– Inventarisatie scholingsbehoefte (van aanbodgestuurd naar vraaggestuurd, en zowel bevoegdheid als bekwaamheid) mede gestimuleerd door schoolbestuur en schoolleiding.
– Start met het opleiden van onbevoegde leraren.
– Start met het opleiden van leraren in de herkenning van leer- en gedragsproblematiek.
– Scholing zal uiterlijk starten aan het begin van schooljaar 2011–2012.
– Een nul-meting van de huidige stand van zaken van de bekwaamheid in Caribisch Nederland.
Verantwoordelijke partij:
– Voor de oplevering van het plan van aanpak zullen aanbieders worden benaderd door het ministerie van OCW.
– De gekozen aanbieders zijn verantwoordelijk voor de invoering van het plan. Schoolleiding en schoolbesturen dragen tevens een verantwoordelijkheid, zij zullen, indien gewenst, met hulp van de schoolcoaches meedenken en meewerken.
– Het ministerie van OCW ziet toe op de voortgang van de invoering van het plan.
Beschikbare ondersteuning:
– Het ministerie van OCW biedt ondersteuning aan de uitvoerders van het plan van aanpak en stelt financiële middelen beschikbaar.
Tijdpad:
– Een voorstel voor het plan van aanpak wordt in het tweede kwartaal van 2011 gepresenteerd (na bespreking van de uitgangspunten tijdens de onderwijsconferentie).
Beoogd resultaat en tijdpad:
– Eind schooljaar 2011–2012 zijn op alle scholen concrete stappen gezet op het gebied van de kwaliteit van de schoolleiding en het schoolbestuur. Zij zijn zich bewust van hun nieuwe taak, rol en functie en zijn in staat deze goed te vervullen.
– Schoolleiders en schoolbesturen ondersteunen en versterken elkaar. Zij zijn zich bewust van hun verschillende rollen en handelen daarnaar.
– Schoolleiding en schoolbestuur maken een plan voor een adequaat scholings- en opleidingsbeleid en voor kwaliteit en diversiteit van het personeelsbeleid.
– Schoolbesturen en schoolleiding geven leraren de ruimte om zelf te besluiten hoe zij hun onderwijs vormgeven.
Verantwoordelijke partij:
– Schoolleiding en schoolbestuur.
Beschikbare ondersteuning:
– Het ministerie van OCW maakt aanstelling mogelijk voor de periode maart 2011 tot en met december 2012 van 2 schoolcoaches voor het primair onderwijs en 1 schoolcoach voor het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs (zie op pagina 4 onder «De kwaliteit omhoog»).
– Het ministerie van OCW stelt middelen beschikbaar voor training van schoolbestuur en schoolleiding op het gebied van financiën, bekostiging, verantwoording en administratie.
Bij alle scholen in Caribisch Nederland is op dit moment de zorg niet toereikend voor het begeleiden van leerlingen met leer- en gedragsproblemen. Er zijn ook onvoldoende voorzieningen en specialistische expertise om deze leerlingen toereikende zorg te bieden.
Op dit moment wordt hard gewerkt aan een interne en externe zorgstructuur, waarbinnen alle leerlingen op den duur díe zorg in het onderwijs krijgen die ze nodig hebben en verdienen.
Daarnaast wordt voor een specifieke doelgroep leerlingen het praktijkonderwijs op ieder eiland (verder) ontwikkeld.
Een eerste stap om de interne leerlingenzorg in te richten binnen de scholen is gezet door per school minimaal twee medewerkers op te leiden tot intern begeleider (primair onderwijs)/zorgcoördinator (voortgezet onderwijs).
Sinds 1 augustus 2010 ondersteunt een procesbegeleider onderwijszorg de schoolbesturen bij het inrichten van het samenwerkingsverband en het expertisecentrum onderwijszorg en bij het schrijven van het eilandelijk zorgplan.
Beoogd resultaat en tijdpad:
– 1 mei 2011: samenwerkingsverband functioneert.
– 1 mei 2011: schoolbesturen stellen gezamenlijk het eilandelijk zorgplan vast.
– 1 augustus 2011: iedere school heeft een operationele interne zorgstructuur.
– 1 augustus 2011: Expertisecentrum Onderwijszorg (EOZ) is opgericht en operationeel.
– 1 augustus 2011: elke school voor voortgezet onderwijs heeft een plan van aanpak voor de invoering van het praktijkonderwijs.
– 31 december 2011: er is een begin gemaakt met de scholing van alle leraren op het terrein van het herkennen en omgaan met leer- en gedragsproblemen.
Verantwoordelijke partij:
– De schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor het inrichten van het samenwerkingsverband, het vaststellen van het eilandelijk zorgplan en de inrichting van het EOZ.
– De schoolleiding is verantwoordelijk voor het inrichten van de interne zorgstructuur.
– Het ministerie van OCW is verantwoordelijk voor het faciliteren van het scholingsaanbod voor alle leraren op het terrein van het herkennen en omgaan met leer- en gedragsproblemen van leerlingen.
– De schoolleiding draagt er zorg voor dat alle leraren in de gelegenheid worden gesteld om scholing op het terrein van leer- en gedragsproblemen te volgen.
Beschikbare ondersteuning:
– Het ministerie van OCW faciliteert sinds 1 augustus 2010 per eiland de aanstelling van een procesbegeleider onderwijszorg. Deze procesbegeleider heeft als taak om tot 1 augustus 2011 voorbereidende en ondersteunende werkzaamheden te treffen voor de inrichting van een samenwerkingsverband tussen de scholen en om het EOZ in te richten.
– Het ministerie van OCW heeft aan PROBES Nederland een subsidie ter beschikking gesteld om de drie scholen voor voortgezet onderwijs in Caribisch Nederland te ondersteunen bij het opstellen van een plan van aanpak voor de invoering van het praktijkonderwijs. Daarnaast heeft het ministerie van OCW per schoolbestuur een subsidie ter beschikking gesteld opdat twee medewerkers per school een werkbezoek aan het Europese gedeelte van Nederland konden brengen om o.a. een aantal praktijkscholen te bezoeken.
– Het ministerie van OCW houdt nauwgezet een vinger aan de pols of de aanpak functioneert.
Beoogd resultaat:
– Jongeren van 18 tot en met 24 jaar die hiervoor in aanmerking komen, zijn gestimuleerd deel te nemen aan een sociaal kanstraject dat hun kansen vergroot om alsnog een startkwalificatie te behalen of werk te vinden.
– De uitvoeringsorganisaties hebben een vloeiende overgang gemaakt van SVP naar SKJ, waarbij inzichtelijk is welke jongeren een «oud» traject afronden en welke jongeren met een nieuw traject zijn gestart.
– Het projectbureau richt een SKJ-registratie in van het aantal jongeren:
– in de leeftijd van 18 tot en met 24 jaar zonder startkwalificatie
– die met een sociaal kanstraject zijn gestart
– die dit traject succesvol hebben afgerond of voortijdig zijn gestopt.
– Samenwerking met de scholen voor middelbaar beroepsonderwijs wordt gerealiseerd.
– De onderwijsinspectie rapporteert over de uitkomsten in het hoofdstuk over Caribisch Nederland van het jaarlijkse Onderwijsverslag.
Verantwoordelijke partij:
– Uitvoering: projectbureau en uitvoeringsorganisatie SKJ.
Beschikbare ondersteuning:
– Het ministerie van OCW informeert de betrokken partijen over de inhoud van de wet- en regelgeving.
– Het ministerie van OCW biedt via de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) ondersteuning aan bij de overgang van SVP naar SKJ.
Tijdpad:
– Invoering per 1 januari 2011, jongeren die vóór 1 januari 2011 met een SVP-traject waren gestart mogen dit traject onder de oude voorwaarden afronden.
Het beroepsonderwijs is een belangrijke leverancier van vakmensen voor de arbeidsmarkt en daarom is het belangrijk dat het onderwijs aansluit op de wensen en behoeften van de arbeidsmarkt. Aantrekkelijk beroepsonderwijs is daarvoor een vereiste. De overgang van het vmbo naar het mbo is voor veel studenten een belangrijk moment. De verschillende sectoren dienen daarom goed samen te werken, ook met bedrijven en openbare lichamen om leerlingen in het beroepsonderwijs zo goed mogelijk voor te bereiden op hun plaats op de arbeidsmarkt.
Beoogd resultaat:
– De nieuwe opzet van het beroepsonderwijs gaat vanaf 1 augustus 2011 van start. Het aanbod bestaat uit de bestaande opleidingen (aan de Scholengemeenschap Bonaire – SGB) nu eventueel ook mbo niveau 1 aan te bieden) en nieuwe opleidingen. Voorwaarde is wel dat de nieuwe opleidingen zijn erkend door de minister van OCW.
– De Raad Onderwijs Arbeidsmarkt (ROA) is per 1 augustus 2011 operationeel.
– Aanbieding van opleidingen op mbo-1 niveau op Sint-Eustatius en Saba, tevens zijn voor aanvang van het schooljaar 2011–2012 de mogelijkheden bezien om leerlingen van deze eilanden een mbo-2 opleiding te laten volgen.
– Samenwerking tussen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba op het gebied van middelbaar beroepsonderwijs (bijvoorbeeld uitwisselen van expertise).
– Samenwerking binnen het Koninkrijk met de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten om een groter opleidingsaanbod te realiseren.
Verantwoordelijke partij:
– Schoolbestuur (en wat betreft de uitvoering, de schoolleiding)
– ROA
– Ministerie van OCW
Beschikbare ondersteuning:
– Het ministerie van OCW informeert de betrokken partijen over de inhoud van de wet- en regelgeving.
– Het ministerie van OCW biedt via het RCN ondersteuning aan bij de uitvoering van het beleid.
– De consulenten van het ROA (vanaf 1 augustus 2011).
– Schoolcoaches (indien gewenst door de schoolleiding en schoolbestuur).
Tijdpad:
– Hierbij wordt een groeimodel gevolgd. Over de invulling van dat model vindt nog dit schooljaar overleg plaats met de betrokkenen op de eilanden.
– In 2011 sluit de minister van OCW samenwerkingsovereenkomsten (protocollen) af binnen het Koninkrijk met de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
– De schoolbesturen, schoolleiding en leraren worden geïnformeerd over de veranderingen door de inwerkingtreding van de wetgeving voor Caribisch Nederland. Dit gebeurt door middel van folders en andere communicatiemiddelen waarin informatie wordt gegeven over de structuur van de wetgeving, de eisen die de wetgeving stelt aan de doelen van het onderwijs (kerndoelen en eindtermen) en zaken als examens, medezeggenschap, schoolvakanties, arbeidsvoorwaarden.
– In maart 2011 informeert de Inspectie van het Onderwijs de scholen over het toezichts- en normeringskader dat gericht is op de te realiseren basiskwaliteit.
– In het tweede kwartaal van 2011 is op het RCN een frontdesk operationeel voor vragen over onderwijs.
– De plannen worden uitgevoerd in de periode 2011–2015.
– Het ministerie van OCW verstrekt een bijzondere uitkering voor onderwijshuisvesting. Openbare lichamen investeren ook in de onderwijshuisvesting.
– Het openbaar lichaam is verantwoordelijk voor de onderwijshuisvesting en het groot onderhoud.
– Het ministerie van OCW zal bij beleidsontwikkelingen en voorgenomen wetgeving voor Europees Nederland telkens bezien of de wijzigingen ook in Caribisch Nederland zullen moeten gelden. Zo nodig en mogelijk zal met de openbare lichamen of de schoolbesturen vooraf overleg worden gepleegd. Daarbij zal ook aan de orde komen op welke termijn de wijzigingen in Caribisch Nederland redelijkerwijs doorgevoerd kunnen worden. Uitgangspunt daarbij is een eenvoudig en stabiel stelsel en voldoende tijd voor invoering ervan.
– De openbare lichamen richten een eilandelijk onderwijsoverleg in voor uitwisseling van ervaringen en afstemming van gezamenlijke activiteiten.
– Het ministerie van OCW informeert de eilanden over wetswijzigingen die invloed hebben op de onderwijswetgeving voor Caribisch Nederland.
– Het ministerie van OCW verschaft extra middelen voor de inzet van het Administratiekantoor (per 1januari 2011 operationeel).
– In 2011 laat het ministerie van OCW een onderzoek doen naar de hoogte van de bekostiging.
– De schoolbesturen schaffen voor 1 augustus 2011 een leerling-administratiesysteem aan. Het ministerie van OCW ondersteunt de aanschaf financieel.