Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 april 2011
Vanuit het regeerakkoord is € 140 miljoen taakstelling opgenomen via een maximale omzetting van specifieke regelingen in de lumpsum. Dit bedrag loopt in 2015 en volgende jaren af naar € 130 miljoen. Daarnaast is een efficiencykorting van € 20 miljoen op raden en instituten via de bijdrage van instellingen opgenomen. Tenslotte moet er € 83 miljoen resterende problematiek uit de begroting 2011 worden ingevuld. In totaal bedraagt de taakstelling dus € 243 miljoen voor de jaren 2012 tot en met 2014 en € 233 miljoen vanaf 2015. Deze brief beschrijft hoe we die taakstelling realiseren en daarbij tegelijk de bestuurlijke drukte en bureaucratie in het onderwijs verminderen.
Met deze brief komen we de toezegging na tijdens de begrotingsbehandeling op 10 november 2009 om te komen met een actieplan om de subsidie te stroomlijnen.Tevens voldoen we aan uw verzoek1 om inzicht te geven in de effectmeting van subsidies. De belangrijkste conclusies daarvan vindt u in bijlage 3
Hoofdlijn van de invulling van de taakstelling
Door het aantal subsidiestromen en uitvoeringsorganisaties terug te dringen, kan de aandacht en energie van instellingen, uitvoeringsorganisaties en OCW beter worden gefocust op de primaire taak van het onderwijs. Leren moet centraal staan. Overheidsgeld dat bestemd is voor onderwijs moet met zo min mogelijk bureaucratie naar de scholen, die worden ondersteund door een effectieve en efficiënte (dus kleinere) ondersteuningsstructuur. Het beëindigen of korten van subsidies is daarmee niet alleen een vraag naar wat er weg kan, maar net zo goed een vraag naar wat er overblijft. Vandaar dat we deze brief in drie delen hebben opgebouwd, waarbij elk deel erop gericht is duidelijk te maken wat we wel blijven doen en wat we beëindigen of beter gaan doen:
1. Focus op de kerntaken van het stelsel: er is een aantal organisaties dat (structureel) taken vervult die van belang zijn voor het stelsel. Deze organisaties moeten zich ook (kunnen) focussen op die kerntaken. Taken die afbreuk doen aan de uitvoering van die kerntaken worden geschrapt. Daarnaast wordt bureaucratie in de uitvoering van die kerntaken verminderd.
2. Vermindering in beleidsprioriteiten: «oude» beleidsprioriteiten die niet in het regeerakkoord zijn opgenomen worden geschrapt en/of versneld afgebouwd. Beleidsprioriteiten die passen binnen het regeerakkoord worden waar mogelijk met verhoogde effectiviteit en efficiëntie uitgevoerd. Beleid ten behoeve van nieuwe beleidsprioriteiten zal in lijn met de uitgangspunten van deze brief worden vormgegeven.
3. Vereenvoudiging bekostiging: op een aantal punten worden reeds specifieke aanvullende bekostigingsregelingen geschrapt of gekort. Daarnaast gaan we kijken naar mogelijkheden voor verdere vereenvoudiging van de bekostiging, vanuit het uitgangspunt dat financiële stromen naar onderwijsinstellingen via een lastenarme lumpsum verlopen.
De maatregelen in deze brief dragen bij aan een vermindering van de bureaucratie en bestuurlijke drukte in het onderwijs. We beëindigen of korten subsidies aan organisaties in de ondersteuningsstructuur en verminderen specifieke geldstromen naar de scholen. Dat past ook bij het beleid dat de afgelopen jaren is gevoerd. Een subsidie aan scholen wordt tijdelijk verstrekt om een ontwikkeling op gang te brengen, maar vervolgens landt deze in de lumpsum van de scholen. Soms in de vorm van een prestatiebox, maar wel met een lastenarme verantwoording via het jaarverslag. Op deze wijze worden bijvoorbeeld de budgetten voor rekenen en taal in de lumpsum opgenomen.
Rondom de scholen moet een krachtig stelsel staan dat er aan bijdraagt dat de scholen zich maximaal (kunnen) richten op het primaire proces. De organisaties binnen dat stelsel verzorgen een viertal essentiële taken:
1. leerplan- en toetsontwikkeling, toetsing en normering,
2. het systeem van checks and balances,
3. de kennisketen en
4. de ICT-infrastructuur.
Wel is er bij de uitvoering van deze taken nog winst te behalen. Enerzijds door aanvullende taken, die afleiden van de kerntaken, bij deze organisaties te schrappen. Anderzijds door het verminderen van de bureaucratie in de uitvoering zelf.
Een goede structuur voor leerplan- en toetsontwikkeling, toetsing en normering
De subsidies voor de ontwikkeling van examens en leermiddelen en het toetsen van kwaliteit van examens en opleidingen blijven gehandhaafd. Het zijn immers essentiële onderdelen van het onderwijsstelsel, waarmee de overheid haar taak invult om de kwaliteit van het onderwijs te borgen. Deze taken worden nog extra belangrijk, omdat in het kader van het regeerakkoord wordt toegewerkt naar een kwaliteitsnorm waarbij toegevoegde waarde van de school zwaarder meeweegt. Hiermee samenhangend komen er verplichte leerlingvolgsystemen met uniforme toetsen. Wel zullen wij de structuur voor leerplanontwikkeling, toetsontwikkeling, normering en examinering blijven evalueren om deze ook in de toekomst efficiënt en met zo min mogelijk bureaucratie te laten functioneren.
Het systeem van checks and balances herzien
In een goed functionerend onderwijsstelsel zijn voldoende «checks and balances» ingebouwd, waardoor er niet te veel macht bij één partij komt te liggen. Individuele scholen verantwoorden zich horizontaal aan hun stakeholders zoals ouders en leerlingen. Ook op landelijk niveau is voldoende evenwicht in belangen nodig. In principe moeten belangengroepen zich op eigen kracht organiseren en financieren. Omdat het niet in alle gevallen mogelijk is dat belangengroepen op eigen benen staan ontstaat het risico dat zonder steun van het ministerie het systeem van «checks and balances» niet optimaal kan functioneren. In dat geval kan het zinvol zijn om een subsidie te verstrekken. Dit is uitsluitend het geval bij de belangenbehartiging van leerlingen en ouders.
De kennisketen inzetten voor een eenduidige kennisbasis
Voor de ontwikkeling van de kwaliteit van het onderwijs is het noodzakelijk dat voortdurend nieuwe kennis wordt ontwikkeld en verspreid. De eerste verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij scholen zelf, die binnen hun lumpsum ruimte hebben voor de ontwikkeling van hun onderwijs. Voor de ontwikkeling van schooloverstijgende kennis is het echter noodzakelijk dat er ook een eenduidige, sterke en efficiënt werkende kennisketen is, zoals we die nu niet kennen. Op dit moment is er sprake van versnippering van de budgetten, een veelheid aan spelers, te weinig samenhang in de keten, onvoldoende vraagsturing en een kennisbasis die onvoldoende toegankelijk is voor wetenschap, praktijk en beleid.
Het advies van de commissie Nationaal Plan Toekomst Onderwijswetenschappen heeft ter verbetering van de kennisketen verschillende aanbevelingen gedaan. Zoals aangegeven in mijn reactie op het advies van 10 februari jl. onderschrijven we de richting die de commissie schetst, mede omdat die de bureaucratie kunnen verminderen. Het herordenen van het onderwijsonderzoek om tot één coördinatie- en regieorgaan te komen is, zoals de commissie ook zelf al aangeeft, geen eenvoudige opgave die op korte termijn al volledig kan worden gerealiseerd. Als eerste stap in de richting van een eenduidige, sterke en efficiënt werkende kennisketen zullen de PO-raad en de VO-raad een andere rol krijgen in de kennisketen. Ze zullen een sterke rol krijgen in de programmering, maar niet langer een rol hebben bij de uitvoering. De middelen die via de PO- en VO-Raad worden ingezet (sectorwerking PO en VO) worden daarom beëindigd.
ICT-infrastructuur waarborgen
Wij zien een instellings- en sectoroverstijgende ICT- infrastructuur als randvoorwaardelijk voor goede onderwijskwaliteit, en een goede manier om bureaucratie tussen instellingen terug te dringen. Het gaat hierbij zowel om infrastructuur en standaarden voor de digitale verbindingen tussen scholen, ouders en leerlingen, als om standaarden die de verschillende modules in het digitale lesmateriaal op elkaar laten aansluiten. Dit laatste is noodzakelijk om uiteindelijk tot digitale doorlopende leerlijnen te komen. In principe moeten de onderwijssectoren leidend zijn bij (de financiering van) het beheer en de ontwikkeling van ICT. OCW kan ontwikkelingen tijdelijk ondersteunen, wanneer deze een directe bijdrage leveren aan verbetering van de infrastructuur of de realisatie van bepaalde beleidsdoelstellingen. Op het moment dat de doelstellingen van een dergelijk project gerealiseerd zijn, zijn de onderwijsinstellingen weer aan zet. Daarom beëindigen we een aantal ICT-projecten en het innovatieprogramma van SURF/Kennisnet.
Het beheer van een goede ICT-infrastructuur is idealiter voor alle onderwijssectoren in één organisatie gebundeld, om zodoende schaalvoordelen te benutten en problemen met integratie van verschillende systemen te voorkomen. De Stichting Kennisnet en de organisaties van de stichting SURF (SURFfoundation, SURFnet BV en SURFdiensten BV) werken reeds in meer of mindere mate met elkaar samen. Wij willen in gesprek met deze organisaties om te verkennen op welke wijze deze samenwerking verder geïntensiveerd en geïnstitutionaliseerd kan worden.
In elk Regeerakkoord wordt een aantal beleidsprioriteiten op het gebied van onderwijs opgenomen, dat in de loop van een kabinetsperiode wordt aangevuld met beleid op nieuwe specifieke problemen. Wanneer het voor onderwijsinstellingen nog niet voldoende helder is op welke manier zij nieuwe problemen of uitdagingen kunnen aanpakken, kan specifiek beleid worden ingezet door OCW om hierbij te ondersteunen. Dat specifieke beleid kan op verschillende manieren worden uitgevoerd, bijvoorbeeld met een programma. In een aantal gevallen zijn hier ook subsidies aan gekoppeld. Denk bijvoorbeeld aan de subsidies op het gebied van het lerarenbeleid, de aanpak laaggeletterdheid en het geven van een impuls aan het verbeteren van taal- en rekenvaardigheid.
Specifiek beleid heeft een helder geformuleerd einddoel in lijn met de beleidsprioriteit, is in principe tijdelijk en wordt periodiek geëvalueerd op effectiviteit en doelmatigheid. Bij de uitvoering van subsidieregelingen aan onderwijsinstellingen gaat de voorkeur uit naar uitvoering door OCW of een dienst/agentschap binnen OCW of de rijksoverheid. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) neemt zo veel mogelijk de financiële en administratieve procesafhandeling in de uitvoering voor haar rekening. Voor de inhoudelijke uitvoering en beleidsuitwerking wordt per geval bekeken wat de meest optimale constructie is.
Zowel vanuit het perspectief van de instellingen als vanuit het perspectief van effectieve uitvoering zit er een maximum aan het aantal onderwerpen waar we ons op kunnen concentreren. Daarom focussen we de subsidies op de beleidsprioriteiten die we ons hebben gesteld. We streven naar een onderwijssector die continu werkt aan verbetering van het onderwijs. Daartoe ondersteunen we de ontwikkeling van een doorlopende leerlijn onder meer voor taal en rekenen met toetsen van voldoende kwaliteit, die het meten van leerwinst en daarmee opbrengstgericht werken mogelijk maakt, ondersteuning bij de verdere professionalisering van leraren, excellentie en een goede voorbereiding van leerlingen op een (meer internationale) arbeidsmarkt.
Verminderen prioriteiten
Subsidies die gericht zijn op «oude» beleidsprioriteiten hebben hun functie gehad en kunnen worden beëindigd. Een aantal subsidies loopt in 2012 of in verdere jaren af. Deze worden voor een deel al eerder afgebouwd, of eventuele oplopen en uitbreidingen van de regelingen worden geschrapt. Hierdoor zijn er minder onderwijsprojecten (en dus minder bureaucratie) die de aandacht van scholen vragen. Voorbeelden hiervan zijn het niet verlengen van de pilot onderwijstijd in het primair onderwijs na 2013 en het stoppen met de financiering van het Servicecentrum Scholenbouw.
Ook worden de subsidies voor een aantal onderwerpen gekort. Enerzijds om te bereiken dat de uitvoering ervan met verhoogde efficiëntie wordt gedaan, anderzijds omdat we in lijn met het regeerakkoord de voorkeur geven aan korten op subsidies boven korten op lumpsum van de onderwijsinstellingen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een korting op de subsidie voor de werkplaatsfunctie van de academische ziekenhuizen en de korting op de conciërgeregeling.
Specifiek doelgroepenbeleid beëindigen
In het verleden is gebleken dat een aantal groepen leerlingen en studenten met een specifieke achtergrond aanliep tegen problemen in de studievoortgang. Het uitgangspunt is dat onderwijsinstellingen inmiddels voldoende zijn toegerust en de beschikking hebben over de benodigde kennis om deze problemen vanuit de lumpsum adequaat aan te blijven pakken, zodat extra subsidies gestopt kunnen worden. Zo worden de regelingen LISD en LSEM beëindigd. Deze betreffen specifieke groepen zoals kinderen van woonwagenbewoners, Roma, Sinti, Molukkers, schipperskinderen en nieuwkomers. Ook beëindigen we de subsidies voor Nederlandse studenten met een niet-westerse achtergrond in het HO.
Gegeven het draagvlak in uw Kamer voor een landelijke voorziening voor ondersteuning van de onderwijsinstellingen op het gebied van studeren met een beperking zoals voorgesteld in het advies van de commissie Maatstaf laten wij onderzoeken hoe deze landelijke voorziening het best kan worden vorm gegeven. Een van de onderzoeksvragen daarbij is of de instandhouding van deze landelijke voorziening rechtstreeks door de instellingen kan plaatsvinden.
Reorganisatie internationalisering
De afgelopen periode is stevig ingezet op de internationalisering van het hoger onderwijs. Ook in het regeerakkoord wordt ingezet op het voorbereiden van jongeren op een meer internationale arbeidsmarkt. De sector zelf heeft in eerste instantie de verantwoordelijkheid voor beleid ten behoeve van het aantrekken van buitenlandse studenten en onderzoekers, c.q. het begeleiden van Nederlandse studenten of onderzoekers in het buitenland. De sector is hierin inmiddels ook steeds actiever. Om deze activiteiten te ondersteunen houden we een internationale infrastructuur in stand, zoals de Europese beurzenprogramma’s en de meeneembare studiefinanciering. Wel beëindigen we het Huygens Scholarship programma, mede vanwege het beperkte aantal bursalen. Ook nemen we een aantal maatregelen ter verhoging van de effectiviteit en efficiëntie van de infrastructuur. Zo worden de subsidies verminderd van een aantal organisaties dat zich richt op internationale samenwerking, bilateraal en in Europees verband (zoals Europees Platform, Frans-Nederlandse Academie, Duitsland Instituut Amsterdam, Neth-er).
In het regeerakkoord is een efficiencykorting aangekondigd van € 20 miljoen op raden en instituten om de bureaucratie en bestuurlijke drukte terug te dringen. OCW subsidieert deze organisaties niet rechtstreeks. De raden worden bijvoorbeeld gefinancierd uit bijdragen van onderwijsinstellingen, die dit vanuit hun lumpsum betalen. Daarom korten we € 20 miljoen op de lumpsum van de onderwijsinstellingen. De onderwijsinstellingen kunnen via de hoogte van hun contributiebijdrage aan de sectorraden en koepelorganisaties stimuleren dat de bestuurlijke drukte terug wordt gedrongen en doelmatig met de middelen om wordt gegaan.
De basisfinanciering van de onderwijsinstelling is de lumpsum. Bekostiging via de lumpsum is eenvoudig, lastenarm, maar houdt ook voldoende rekening met de specifieke situatie van een school, zoals de samenstelling van haar leerlingenbestand. Dat geeft scholen de ruimte om naar eigen inzicht goed onderwijs te bieden.
De bekostiging kan mogelijk verder worden vereenvoudigd. De bekostiging bestaat uit verschillende regelingen, waardoor opgeteld per sector tientallen verschillende (deels door de school aan te leveren) gegevens, prijzen en constanten een rol spelen bij de vaststelling. Voor een deel van deze bekostiging moet de instelling een (soms uitgebreide) aanvraagprocedure doorlopen. Vermindering van het aantal regelingen leidt tot minder bureaucratie en verhoogde transparantie van de bekostigingsstromen. Nadeel van het omzetten van specifieke regelingen naar de lumpsum is dat het bedrag niet meer gericht door OCW wordt ingezet op een beleidsdoel. Scholen moeten het dan zelf oppakken en wanneer OCW toch wil bijsturen, moet OCW (alsnog) een ander beleidsinstrument inzetten.
Herziening van de bekostiging is een complexe operatie, waarbij wij van geval tot geval bekijken of het mogelijk is om aanvullende subsidieregelingen in de lumpsum op te nemen, en het aantal variabelen in de bekostiging te reduceren. De noodzaak om herziening weloverwogen te doen is groot, omdat het vereenvoudigen van de bestaande systematiek zal leiden tot herverdeeleffecten. Uw Kamer zal voor Prinsjesdag nader worden geïnformeerd over de stand van zaken van deze operatie.
Onderstaande tabel bevat een globaal beeld van de invulling van de taakstelling via de lijnen die in de vorige hoofdstukken zijn uitgezet.
Totaaloverzicht | per 2015 |
---|---|
Kerntaak stelsel | |
– Checks and Balances | 9 150 |
– ICT | 9 300 |
– Kennisketen | 8 714 |
Verminderen beleidsprioriteiten | |
– Minder beleidsprioriteiten | 143 801 |
– Doelgroepen | 23 676 |
– Internationaal | 13 004 |
Raden en instituties | 20 000 |
Niet onderwijs | 5 900 |
Totaal invulling taakstelling | 233 mln1 |
De subsidietaakstelling bedraagt in de jaren 2012–2014 € 243 miljoen. Om geen tijdelijke, pijnlijke maatregelen te hoeven nemen wordt dit verschil opgevangen door inzet van een meevaller van ca. 10 miljoen in de jaren 2012–2014.
In bijlage 1 is een gedetailleerd financieel totaaloverzicht opgenomen van de herzieningsmaatregelen die in hoofdstuk 2 zijn benoemd. Bijlage 2 geeft een financieel totaaloverzicht van de resterende onderwijssubsidies.
We maken scherpe keuzes. Van de subsidies die OCW in 2010 nog verstrekte, wordt een groot deel beëindigd. Dit leidt tot het overzicht aan subsidies dat resteert, zoals dat in bijlage 2 is opgenomen. Het opnieuw organiseren van de onderwijssubsidies, zowel wat betreft de juridische vormgeving als wat betreft de wijze waarop de subsidie wordt uitgevoerd heeft de nodige voeten in de aarde. Het is een complexe operatie, die zorgvuldig moet worden uitgevoerd. Alle betrokken subsidieontvangers zullen, conform de Algemene wet bestuursrecht, specifieke voornemens ontvangen over de beëindiging of vermindering van subsidie, of ontvangen een aankondiging tot het niet (op dezelfde voet) voortzetten van een meerjarige subsidierelatie. Ten aanzien van subsidiebesluiten zijn de bezwaar- en beroepsmogelijkheden van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Er zullen altijd subsidies nodig zijn om ons onderwijsstelsel te ondersteunen en om ontwikkelingen op gang te brengen. De afgelopen jaren zijn er al belangrijke slagen gemaakt in het effectief en efficiënt inzetten van die subsidies. Met deze brief zetten we deze herziening versterkt voort en realiseren we de gewenste taakstelling.
Mede namens de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
H. Zijlstra
In onderstaande tabel is weergegeven welke subsidies worden gekort of beëindigd. Hierbij is weergegeven in welke sector de korting of beëindiging van de subsidie zijn weerslag heeft. De beëindigde subsidies zijn geclusterd naar de focus op de kerntaken van het stelsel en de focus op de beleidsprioriteiten, zoals deze ook in de brief zijn opgenomen.
Thema | Beëindigde/gekorte subsidies | Sector | Fin belang ombuiging 2015 (€ 1 000) | Korting of beëindigen | Restant na korting 2015 (€ 1 000) |
---|---|---|---|---|---|
Vermindering bureaucratie | |||||
Kerntaak stelsel | |||||
Checks& Balances | Subsidies ouderverenigingen | PO,VO | 200 | Korting | 1 600 |
Ouderinformatiepunt | PO,VO | 1 000 | Beëindigen | 0 | |
Intensivering moeilijk bereikbare ouders | PO,VO | 650 | Beëindigen | 0 | |
Ondersteuning PO-raad | PO | 100 | Beëindigen | 0 | |
Organisaties lerarenbeleid SBO/OU (Ruud de Moorcentrum)/LPBO | PO, VO, BVE, HO | 7 200 | Korting | 16 605 | |
ICT | ICILSinformatie en computerliteracy | VO | 300 | Beëindigen | 0 |
ICT-projecten/ innovatieprogramma Kennisnet/Surfnet/ basissubsidie Kennisnet | PO, VO, BVE, HO | 9 000 | Korting | 19 529 | |
Kennisketen | ECBO (Expertisecentrum Beroepsonderwijs) | BVE | 614 | Korting | 3 600 |
SLOA sectorwerking PO en VO | PO, VO | 7 700 | Beëindigen | 0 | |
Middelen beleidsonderzoek | VO | 400 | Korting | 419 | |
Focus beleidsprioriteiten | |||||
Verminderen | Pilots onderwijstijd | PO | 15 000 | Beëindigen | 0 |
beleidsprioriteiten | Pilots demografisch onderzoek | PO | 500 | Beëindigen | 0 |
Risicoregio's VO | PO, VO, BVE | 6 000 | Beëindigen | 0 | |
Krachtig meesterschap | PO, VO, BVE, HO | 3 000 | Beëindigen | 0 | |
Educatieve minor | VO | 1 000 | Beëindigen | 0 | |
Versterken financieel management | PO | 500 | Beëindigen | 0 | |
Beroepskolom: Onderwijsinhoud | VO | 500 | Korting | 4 750 | |
Innovatie/VO-raad | VO | 3 550 | Beëindigen | 0 | |
Beroepskolom: Zorgzaken/lwoo | VO | 290 | Korting | in samenhang met «Beroepskolom: onderwijsinhoud» | |
Veiligheidsbrief | PO, VO | 1 750 | Korting | 900 | |
Gezonde school | PO, VO | 100 | Beëindigen | 0 | |
Project Nieuwegein | VO | 2 000 | Beëindigen | 0 | |
Onderzoek/proj,goed bestuur en menselijke maat/verbetering klachtenregeling WVO | VO | 350 | Beëindigen | 0 | |
Mentoring | VO | 150 | Beëindigen | 0 | |
Diversiteit leerlingen Jeugd, onderwijs en zorg (regierol gemeenten, ZioS) | PO, VO | 400 | Korting | 1 036 | |
Brede school (steunpunt, stimulering, onderzoek) | PO, VO | 300 | Korting | 700 | |
Talenindicator | VO | 300 | Beëindigen | 0 | |
Versterking tweetalig onderwijs en internationale mobiliteit | VO | 200 | Beëindigen | 0 | |
Kwaliteitsagenda VO | VO | 5 000 | Korting | 48 100 | |
Projecten Leren en Werken | BVE | 1 833 | Beëindigen | 0 | |
Projecten elders verworven competenties in HBO | HO | 5 000 | Beëindigen | 0 | |
Lokale educatieve agenda | PO | 1 400 | Beëindigen | 0 | |
Service centrum scholenbouw | PO | 500 | Beëindigen | 0 | |
Korting steunpunt Zorg Advies Teams (ZAT) | PO,VO, BVE | 700 | Korting | 1 050 | |
Tussenschoolse Opvang | PO | 4 141 | Beëindigen | 0 | |
Regeling doorontwikkeling praktijkonderwijs (PRO) | VO | 4 800 | Beëindigen | 0 | |
Korting subsidie werkplaatsfunctie Academische Ziekenhuizen | HO | 11 000 | Korting | 567 6451 | |
Innovatiebox BVE | BVE | 43 136 | Beëindigen | 0 | |
Onderuitputting en efficiencykorting conciërge regeling | PO | 11 000 | Korting | 19 400 | |
Korting subsidie Lectoren | HO | 2 000 | Korting | 3 000 | |
Korting subsidie Leerplusarrangement | VO | 10 000 | Korting | 50 728 | |
Korting subsidie Bèta en techniek PO en VO | PO,VO | 5 000 | Korting | 19 500 | |
Korting RAAK regeling | HO | 2 401 | Korting | 16 899 | |
Doelgroepen | Diverse doelgroepen afbouwen | PO | 300 | Beëindigen | 0 |
Maatregelen segregatie | PO | 1 600 | Beëindigen | 0 | |
Landelijk informatie en steunpunt specifieke doelgroepen (LISD) | PO | 800 | Beëindigen | 0 | |
Landelijk steunpunt educatie Molukkers (LSEM) | PO | 500 | Beëindigen | 0 | |
VHTO (Landelijk expertisebureau voor vrouwen/meisjes en techniek) | HO | 100 | Beëindigen | 0 | |
Studierendement Nederlandse studenten met een niet-westerse achtergrond in HO | HO | 16 001 | Beëindigen | 0 | |
Kwaliteit en bekostiging HO | HO | 4 000 | Beëindigen | 0 | |
Bijdrage Onderwijsmuseum Rotterdam | Overig | 375 | Korting | 375 | |
Internationaal | Internationalisering: Huygens Scholarship Programma (HSP), Libertas | HO | 11 331 | Beëindigen | 0 |
Nederlandse Wetenschappelijke Instituten in het Buitenland (NWIB's) | HO | 1 000 | Beëindigen | 0 | |
Internationale projecten | VO | 200 | Korting | 1 380 | |
Europees Platform | PO, VO | 205 | Korting | 2 440 | |
Duitsland Instituut Amsterdam (DIA) | HO | 100 | Korting | 700 | |
Neth-er | Alle | 50 | Korting | 450 | |
Frans-Nederlandse Academie | HO | 118 | Beëindigen | 0 | |
Raden en instituties | Korting lumpsum alle onderwijssectoren | Alle | 20 000 | Korting | n.v.t. |
Niet onderwijs | vrouwenemancipatie: versobering projecten/efficiency kennisinfrastructuur | Emancipatie | 2 000 | Korting | 6 000 |
Toptalent | Wetenschap | 3 900 | Beëindigen | 0 | |
TOTAAL | 233 000 |
In onderstaande tabel is weergegeven welke subsidies resteren na invulling van de subsidietaakstelling. De aanvullende bekostigingsregelingen zijn niet meegenomen. In de tabel zijn de resterende subsidies gegroepeerd naar de kerntaken in het stelsel en naar de beleidsprioriteiten van dit kabinet.
Sector | Financieel belang (2015, € 1 000) | |
---|---|---|
Leerplanontwikkeling, toetsing en normering | ||
Moderne vreemde talen (o.a. Europese afspraken alle schooltypes indelen in Europese niveaus , lerarentekort – taalassistenten Frans/Duits) | VO | 1 106 |
Examens (bereiken aangescherpte examennormen Ned. en rekenen + rekentoets) | VO | 8 800 |
Examinering NT2 | BVE | 5 500 |
Internationale diploma waardering | BVE | 540 |
CITO | PO, VO | 19 840 |
Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) | VO | 9 901 |
College van Examens (CvE) | VO | 6 154 |
Checks and balances | ||
Geschillencommissie GO PO, VO, BVE en HO | Alle | 300 |
Subsidies LAKS, JOB, Combo, ISO, LsVB (leerling- en deelnemersorganisaties) | VO, BVE, HO | 1 733 |
Ouderorganisaties | PO, VO | 1 600 |
Organisaties (NUFFIC, H&S, UAF, UNU, EUI, NIASD Leiden) | HO | 13 930 |
Instellingssubsidies onderwijs inzake professionalisering, arbeidsmarkt en bedrijfsgezondheidszorg | PO, VO, BVE, HO | 16 605 |
Kennis | ||
SLOA | PO, VO | 13 470 |
ECBO | BVE | 3 600 |
Beleidsonderzoek NWO | PO | 600 |
Pre-cool | PO | 500 |
Informatiebeleid (o.a. vensters voor verantwoording,onderwijsnummer,) | VO | 1 550 |
ICT | ||
Basissubsidie Kennisnet | VO | 19 529 |
Beleidsprioriteiten | ||
Taal en rekenen | ||
Doorlopende leerlijn taal/rekenen | BVE | 430 |
Aanvalsplan Laaggeletterdheid | BVE | 4 000 |
Onderbouw (o.a.heroverweging taal en rekenen onderbouw, thematische aansluitingspilots) | VO | 1 800 |
Leraren/onderwijspersoneel | ||
Verbetering kwaliteit schoolleiders | PO | 2 000 |
Regeling lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom 2009–2011 | PO, VO, BVE, HO | 85 400 |
Doorlopende leerlijn/leerwinst | ||
Zeer zwakke scholen en Steunpunt zeer zwakke scholen | PO, VO | 2 435 |
Schakelklassen | PO | 1 158 |
Veiligheidsbrief: centrum school en veiligheid | VO | 900 |
Steunpunt ZAT | VO | 1 050 |
Beroepskolom (o.a. onderwijsinhoud, imago vmbo, loopbaanorientatie/ Electronisch leerdossier) | PO, VO | 7 980 |
Talentontwikkeling, diverse projecten diversiteit leerlingen | PO, VO | 1 536 |
Tweede Fase (oa.examenpilot economie, ex.programma's 2e fase, versterken beta-vakken) | VO | 1 061 |
Gehandicapten (protocol dyscalculi, voorlichting CGO) | BVE | 800 |
Kwaliteitsbeleid | BVE | 900 |
Praktijkgericht onderzoek (RAAK-programma) | HO | 16 899 |
Nieuwe hbo-masteropleidingen | HO | 1 481 |
Excellentie | ||
Beta en Techiek PO en VO | PO, VO | 19 500 |
Sectorplan mbo-hbo techniek | HO, BVE | 4 350 |
Voorbereiden op een (meer internationale) arbeidsmarkt | ||
Onderzoek en internationalisering | VO | 1 703 |
Subsidie promotie beroepsonderwijs | BVE | 189 |
Loopbaanorientatie | BVE | 3 500 |
Studiekeuze informatie hoger onderwijs | HO | 2 400 |
Internationalisering BVE | BVE | 140 |
Internationale samenwerking HO | HO | 6 104 |
Europees Platform | PO, VO | 2 440 |
Subsidieregeling bevordering internationalisering primair onderwijs en voortgezet onderwijs (BIOS) | PO, VO | 2 900 |
Duitsland Instituut Amsterdam | HO | 700 |
Fullbright Center | HO | 408 |
Neth-er | alle | 450 |
Overig | ||
Canon van Nederland | PO | 200 |
Bijdrage onderwijsmuseum Rotterdam | overig | 375 |
Niet onderwijssectoren (excl Cultuur en Media) | ||
Kaderregeling subsidiering projecten tbv onderwijs en wetenschap | Wetenschap | 30 800 |
Subsidieregeling stichting AAP | Wetenschap | 1 000 |
Subsidieregeling Emancipatie | Emancipatie | 6 000 |
TOTAAL | 338 247 |
Naam subsidieregeling | Sector | Evaluatiemoment | Titel (jaar) van Evaluatie rapport | Conclusie evaluatie |
---|---|---|---|---|
Professionalisering beta en techniek (subsidie aan platform Beta en Techniek) | PO | 2010 | nvt | Basisscholen die meedoen met het programma verbreding Techniek basisonderwijs geven wetenschap & techniek een vaste plek in hun onderwijs. Sinds de start in 2004 zijn steeds meer scholen aangesloten. Momenteel nemen meer dan 2500 basisscholen deel. UIt onderzoek Regioplan blijkt dat leerlingen een postitevere attitude krijgen ten opzichte van wetenschap en techniek naarmate dit naar eigen zeggen meer wordt aangeboden, leerlingen door de lessen een gevarieerder beeld van wetenschap en techniek ontwikkelen, meisjes vooruitgaan in hun attitude tov wetenschap en techniek, maar nog steeds een achterstand hebben tov jongens, de leerkrachten een stimulerende functie vervullen als zij zelf een postieve houding hebben ten aanzien van techniek (Platform beta en Techniek, Facts&Figures 2009) |
Subsidieregeling excellentieprogramma basisonderwijs | PO | Wordt in 2012 geevalueerd | ||
Onderwijstijdverlenging basisonderwijs | PO | Wordt in 2013 geëvalueerd. | ||
Pre-cool onderzoek (t/m 2020) | PO | 2020 | Pre-cool onderzoek loopt tot 2020. Dan zullen de resultaten bekend zijn. | |
Subsidieregeling ondersteuning Landelijke geschillencommissie samenwerkingsverbanden WSNS en Landelijke geschillencommissie samenwerkingsverbanden VO | PO en VO | Jaarlijks | Deze subsidie is bedoeld om de landelijke geschillencommissie (die wettelijk verplicht is) te bekostigen. In de rapportages doen zij verslag over het aantal geschillen dat bij hen is ingediend. Het aantal geschillen was in de afgelopen jaren minimaal. | |
Subsidie leesbevordering 2006–2010 | PO en VO | 2010 (vierjarige subsidie) | Rapportage subsidieperiode 2006–2010 | In de afgelopen jaar zijn tal van activiteiten uitgevoerd op het gebied van leesbevordering voor doven. met als insteek dat je lezen niet alleen nodig hebt om goed te kunnen functioneren in de samenleving. In de komende periode zal worden voorgebouwd op de succesvolle activiteiten uit de afgelopen perioden. |
Regeling voor het aanvragen van een startsubsidie of een subsidie veldinitiatief Passend onderwijs 2009–2011 Subsidie ter bevordering implementatie heroverweging passend onderwijs. | PO en VO | periodiek door ECPO | Stand van zaken koplopers Passend Onderwijs 2008–2009 (2009) | Het traject rond passend onderwijs wordt in haar volle breedte geevalueerd door de Evaluatiecommissie Passend Onderwijs (ECPO), onder voorzitterschap van mw. Lambrechts. De ECPO brengt regelmatig adviezen en onderzoeken uit. Deze zijn niet een of een te relateren aan een specifieke subsidie. |
Regeling regionaal zorgbudget, subsidie regionale verwijzingscommissies voortgezet onderwijs en rebound voorzieningen Dit is aanvullende bekostiging en geen subsidieregeling | VO/ JOZ | Jaarlijks, RVC’s: jaarlijks op basis van jaarverslag. Regulier zorgbudget/rebound: evaluatieve voortgangsrapportage | Reboundvoorzieningen voortgezet onderwijs 2008 | De evaluatieve voortgangsrapportage vermeldt voor een reboundvoorziening (tijdelijke opvang) in ieder geval omvang en samenstelling van de uiteindelijk bereikte doelgroep en de bereikte resultaten ten aanzien van de in artikel 4, onderdelen a tot en met f, genoemde beleidsdoelen. Het samenwerkingsverband VO verlenen medewerking aan de inhoudelijke evaluatie door de minister. |
Subsidieregeling LAKS, JOB en Combo (leerling- en deelnemers-organisaties) | VO | Jaarlijks op basis van een rapportage. | Subsidie stelt het LAKS, het JOB en COMBO in staat de belangen van onderwijsdeelnemers te behartigen. Zij zijn gesprekspartner van het ministerie van OCW. Er vindt een aantal malen per jaar bestuurlijk overleg plaats. | |
Tijdelijke stimuleringsregeling leren en werken voor werkende jongeren zonder startkwalificatie, werkzoekenden en met werkloosheid bedreigden. | BVE | medio 2011 | Monitoring vindt plaats door ECBO, zowel kwantitatief als kwalitatief. In Eindrapport ECBO in 2011, de conclusies van de beleidsdoorlichting volgen medio 2011. | |
Tijdelijke stimuleringsregeling Leven Lang Leren in het HBO 2009 | BVE | medio 2012 | Monitoring en evaluatie door Berenschot. Daarnaast voert agentschap.NL audits uit om de voortgang van de projecten en de realisatie van de activiteiten en ambities te beoordelen. Een eindrapport wordt medio 2012 verwacht. | |
Regeling stagebox beroepsonderwijs 2006 tot en met 2010 | BVE | najaar 2010 | In augustus 2010 is een onderzoek van Regioplan, dat is uitgevoerd in opdracht van OCW, gepubliceerd. In dat onderzoek zijn de effecten van de stagebox- en innovatieboxregeling over de jaren 2006 tot en met 2009 onderzocht. Resultaten over 2010 zijn nog niet beschikbaar In 2008 en 2009 zijn er meer stage- en simulatieplaatsen voor moeilijk plaatsbare deelnemers op niveaus mbo 1 en 2 gecreëerd dan in 2006 en 2007. In 2007 werden in totaal 5460 extra stageplaatsen gerealiseerd met de stageboxmiddelen. Dit waren er in 2008 en 2009 respectievelijk 9177 en 15 955. Ook zijn met de middelen extra simulatieplaatsen gerealiseerd. Dat waren in 2007, 2008 en 2009 respectievelijk 1104, 2693 en 3103 extra simulatieplaatsen. | |
Subsidieregeling Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006–2010 | BVE | jaarlijks via monitor | jaarlijks geëvalueerd door middel van een monitor uitgevoerd door CINOP | In 2006 is het Aanvalsplan Laaggeletterdheid van start gegaan. Dat heeft de afgelopen twee jaar geleid tot een breed offensief gericht op het terugdringen van laaggeletterdheid in de volwassen bevolking. De conclusie na het eerste jaar was dat het Aanvalsplan geen merkbare resultaten had opgeleverd. Na twee jaar ziet het beeld er al aanzienlijk positiever uit en kan worden geconcludeerd dat de effecten van de inspanningen zichtbaar worden. De werving van nieuwe cursisten heeft het afgelopen jaar aanzienlijk meer aandacht gekregen in de roc’s, o.m. een verdrievoudiging van het aantal roc’s dat medewerkers (deels) vrijstelt voor wervingsactiviteiten en een toename van activiteiten (campagnes, inzet ambassadeurs). Het aantal laaggeletterde volwassenen dat in 2007 aan een lees-, schrijf- en/of rekencursus deelnam is ten opzichte van 2006 met naar schatting 600 tot 900 toegenomen. (monitor deelname lees- en schrijfonderwijs door laaggeletterden 2007 (CINOP, 2008) |
Tijdelijke regeling opvang conjuncturele effecten in het mbo | BVE | Geen | Dit is een aanvullende vergoeding voor het uitvoeren van mobiliteitsregistratie van en het verstrekken van opleidingsadviezen aan examenkandidaten. ivm een onevenredig grote toename van het aantal deelnemers tov het vorig jaar. | |
Tijdelijke regeling stageoffensief | BVE | Jaarlijks | Jaarverslag Kenniscentra beroeps-onderwijs bedrijfsleven (COLO) | De KBB’s leggen jaarlijks via het jaarverslag inhoudelijk verantwoording af over de inzet van de bijdragen en de behaalde resultaten in relatie tot de doelen. De stage- en leerbanenmarkt stabiliseert zich en lijkt zich voor de bbl-ers enigszins te herstellen. Vooral in de detailhandel, de creatieve industrie en de verssectoren neemt het aantal leerbanen toe. Bij het Meldpunt Stagetekorten van Colo zijn geen ernstige knelpunten gemeld en door de wisseling van bbl naar bol en vooral door het doorleren van niveau 2 naar niveau 3 heeft het scholenveld de druk op de stage- en leerbanenmarkt verminderd (COLO barometer 2010). |
Tijdelijke regeling subsidiëring experimenten leergang vmbo-mbo2 2008–2013 | BVE | Jaarlijks, 2014 eind-rapportage | De regeling wordt jaarlijks gemonitord. In 2014 zal een verslag over de doeltreffendheid van de regeling en de effecten ervan in de praktijk naar de Kamer worden gezonden. | |
Uitvoeringsregeling bestrijding voortijdig schoolverlaten en regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten | VSV | jaarlijks | VSV-atlas | Op landelijk niveau bedraagt het aantal nieuwe vsv’ers dat er tussen 1 oktober 2009 en 1 oktober 2010 bij is gekomen 39 600. |
Tijdelijke subsidieregeling plusvoorzieningen overbelaste jongeren | VSV | 2012 | 1 sep 2010 tussen-rapportage contactschool | In 2012 volgt de eindrapportage, daarnaast wordt in 2012 een evaluatieonderzoek opgeleverd. Subsidieontvangers leveren bij de minister een eindrapportage in, waarin een beschrijving wordt gegeven van de resultaten van de plusvoorziening en de wijze waarop in de continuïteit van de plusvoorziening wordt voorzien. |
Regeling intensivering Nederlandse taal en rekenen mbo | BVE |
| Het steunpunt betrekt de bevindingen over de implementatieplannen en de jaarlijkse inhoudelijke verantwoording van de onderwijsinstellingen in de jaarverslagen bij zijn jaarlijkse voortgangsrapportage. Niet duidelijk terug te vinden in jaarverslag steunpunt. | |
Subsidieregeling schoolmaatschappelijk werk in het mbo | BVE | jaarlijkse monitor Nederlands Jeugd Instituut | In 2008 beschikt 73% van de ROC’s over schoolmaatschappelijk werk, waarvan 39% voor het hele ROC en 34% voor een deel van het ROC. Een kwart heeft geen schoolmaatschappelijk werk. In 2007 had 66% van de ROC’s school-maatschappelijk werk. Het potentiële bereik van het schoolmaatschappelijk werk, dat is het aantal deelnemers per fte schoolmaatschappelijk werk, bedraagt landelijk 1 fte per 6600 deelnemers. Bij de ROC’s in de G4-gemeenten is het schoolmaatschappelijk werk bereikbaar voor gemiddeld 3500 deelnemers. Het verschil tussen de G4 en Nederland wordt verklaard doordat ROC’s in de G4 de laatste jaren de capaciteit voor het schoolmaatschappelijk werk hebben uitgebreid, mede door de aanwezigheid van een grotere deelnemerspopulatie niveau 1–2 die vaker een beroep doet op het schoolmaatschappelijk werk (monitor Leerlingzorg en ZAT's in MBO, Nji, 2009). | |
Regeling innovatiearrangement 2006 tot en met 2009 | BVE | 1 juli 2013 | In allerlei projecten zijn ontwikkelingen tot stand gekomen die in elk geval voor die instelling nieuw zijn. Samenwerking met bedrijven en aanpalende sectoren bood en biedt inhoudelijke impulsen. Innovatiearrangement leidt tot andere oplossingen dan oorspronkelijk beoogd. Echte innovaties ten dienste van de dieptestrategie en echte experimenten zijn niet uit de verf gekomen. (rapportage evaluatie Innovatiearrangement, Twijnstra Gudde, 1 december 2008) | |
Regeling innovatiebox beroepsonderwijs 2006 tot en met 2009 | BVE | najaar 2010 | Inzet, effecten en wensen ten aanzien van de innovatie- en stagebox, (Regioplan, augustus 2010) | Uit de evaluatie van augustus 2010 blijkt dat de middelen grotendeels zijn aangewend voor de transitie van het eindtermgerichte naar het competentiegerichte onderwijs (cgo). Daarnaast heeft deze regeling de bedoeling om onderwijsinstellingen innovatiedoelstellingen te laten verwezenlijken gericht op de kwaliteitsverbetering van het beroepsonderwijs en passend binnen de thema’s van de innovatieagenda in het mbo, te weten: Verbetering van de programmatische aansluiting in de beroepskolom (van vmbo t/m hbo); Het meer betrekken van het bedrijfsleven bij het beroepsonderwijs; Bevordering van ondernemerschap. Het overgrote deel van de middelen – ongeveer tweederde van de Regeling innovatiebox beroeponderwijs is sinds 2007 ingezet voor de transitie van het eindtermgerichte naar het competentiegerichte mbo. In 2008 en 2009 zijn meer deelnemers en docenten dan in voorafgaande jaren bereikt met binnen- en buitenschoolse activiteiten die uit de Regeling innovatiebox beroepsonderwijs zijn bekostigd. |
Tijdelijke stimuleringsregeling leren en werken 2007/ Tijdelijke stimuleringsregeling leren en werken voor werkende jongeren zonder startkwalificatie, werkzoekenden en met werkloosheid bedreigden | BVE | 2007, 2008 | De regeling is tijdelijk. Op 1-1-2010 was deze regeling vervallen. De vervolgregeling is de tijdelijke stimuleringsregeling leren en werken voor werkende jongeren zonder startkwalificatie, werkzoekenden en met werkloosheid bedreigden. De resultaten worden meegenomen in de evaluatie die na de uitvoering van de vervolgregeling plaatsvindt. | |
Kaderregeling Technocentra 2006 tot en met 2010 (Wet Fonds economische structuurversterking) | BVE | 2009 | Evaluatie technocentra (2009) | Regionale stakeholders (onderwijs, bedrijfsleven, overheidspartijen) vinden in grote meerderheid dat technocentra een meerwaarde hebben in de regio. Deze meerwaarde zit vooral in onafhankelijke rol van makelaar en schakelaar tussen het (technisch beroeps)onderwijs en de arbeidsmarkt voor technisch personeel (Eindrapport evaluatie technocentra, B&A groep, 8 juli 2005). |
Investeringsagenda bèta en techniek hoger onderwijs (FES) | HO | Tussen-evaluatie 1e project 2009 Eindevaluatie 1e project 2012, 2e project 2013. | Kwalitatieve evaluatie Sprint-Up | In 2009 heeft er een kwalitatieve evaluatie plaatsgevonden van het Sprint-up programma. Het Sprint-programma is een mobiliteitsprogramma waarin medewerkers van bètafaculteiten in het hoger onderwijs tijdelijk worden ingezet in het voortgezet onderwijs en vice versa. Deelnemers aan het Sprint-up programma zijn regionale samenwerkingsverbanden van universiteiten en/of hogescholen en scholen voor voortgezet onderwijs. Uit de evaluatie blijkt dat alle projecten ihkv Sprint-up in meer of mindere mate bijdragen aan de twee hoofddoelstellingen van het programma: aanpak tekorten eerstegraads docenten en verbetering aansluiting vo-ho. |
Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen (zogenoemde RAAK regeling 2010–2013, omvat RAAK MKB, RAAK Publiek en RAAK Internationaal). | HO | Het RAAK programma wordt de komende jaren gemonitord en aan het eind van de periode vindt een onafhankelijke evaluatie plaats. | Raak beleids-evaluatie 2005–2008 SIA; Beleids-doorlichting: Kennisfunctie HBO 2001–2008 (Ministerie van OCW, februari 2010) | Het zogenoemde RAAK programma is goed en met verve van de grond gekomen. Resultaten worden geboekt bij alle geledingen: hogescholen, bedrijven, publieke instellingen. Resultaten passen binnen bredere kaders van de rol van innovatie in het mkb, innovatie in de publieke sector, de ontwikkeling van de hogeschool tot kennisinstelling en de bevordering van kenniscirculatie. Maar alles wijst er op dat op deze aspecten nog meer succes bereikt kan worden. |
Regeling stimulering Bèta/techniek | HO | Tussenevaluatie 2008/2009 Eindevaluatie 2011 | Tussen-evaluatie in 2008/2009: Evaluatie PBT Aansturings-filosofie en duurzaamheid | In 2008/2009 heeft Ecorys een (tussen)evaluatie uitgevoerd naar de werkwijze van het Platform Bèta Techniek (PBT). De evaluatie concentreerde zich op een tweetal onderwerpen: 1) evalueren van de aansturingsfilosofie van het PBT, en 2) verduurzaming: in hoeverre zullen instellingen de bèta/techniek agenda dragen als zijn geen afzonderlijke financiële stimulans ontvangen. Er zijn twee essentiële elementen om duurzaamheid te bereiken: 1) de werkwijze waarop instellingen tegen bèta/techniek aankijken, en 2) de mate waarin zij zich gecommiteerd voelen aan de doelstellingen. Voor wat betreft het eerste element kan geconcludeerd worden dat er in het onderwijs een sterk urgentiebesef is en commitment bestaat als het gaat om de doelstellingen die in het Deltaplan staan. Voor wat betreft het tweede element blijkt dat de integratie in het reguliere beleid nog niet is gerealiseerd. Veel instellingen moeten de stap naar verduurzaming nog maken. De overall conclusie van de evaluatie is dat het aannemelijk is dat dankzij de werkwijze van het PBT bèta/techniek prominent op de agenda is te komen te staan bij onderwijsinstellingen en dat dit in belangrijke mate heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen. |
Tijdelijke regeling subsidie experimenten open bestel | HO | Tussen-evaluatie 2010 Eind-verslag: 2015 | Eindverslag van de Commissie Experimenten Open Bestel Hoger Onderwijs. Een tussen-evaluatie van de experimenten (2010) | De experimenten met het open bestel zullen op termijn meer inzicht bieden in de effecten van een bekostigingswijze waarbij de thans bekostigde en niet-bekostigde instellingen onder gelijke voorwaarden een beroep kunnen doen op publieke financiering voor hoger onderwijs. Het experiment loopt nog tot 2015. Er zijn voor de tussenevaluatie pas 2 van de in totaal 8 metingen uitgevoerd. Op basis van de informatie die er nu is, kunnen nog geen harde conclusies over de effecten van een open bestel worden getrokken. Een eerste aanwijzing is dat het open bestel nieuw aanbod uitlokt met als resultaat een grotere differentiatie in het aanbod. Over effecten op gedrag en prestaties kunnen nog geen uitspraken gedaan worden. |
Subsidieregeling Sirius Programma (Subsidie voor projecten in het kader van het programma Rendement en Excellentie) | WO | Eind-evaluatie na afloop van de projecten. 2013 en 2014 voor de bachelor-projecten en 2015 voor de master-projecten. | In 2010 zijn door het Platform Bèta Techniek audits uitgevoerd over het verloop van de projecten in 2009. Het doel is inzicht te verkrijgen in hoe excellentie het best bereikt kan worden en welke belemmeringen hiervoor in de huidige situatie bestaan. Excellentie heeft betrekking op het streven de beste studenten tot een voor hen hoogst mogelijk niveau te brengen. Er is een ronde gericht op de bachelorfase met projecten die gestart zijn in 2009 en 2010 (negentien instellingen) en er is een ronde gericht op de masterfase met projecten die in 2011 starten (zes instellingen). De looptijd van de projecten is vier jaar. Naast financiering van projecten, zijn twee experimenten met selectie in de bachelorfase gestart. Met de instellingen worden afspraken gemaakt over te behalen prestaties op het gebied van excellentie. De instellingen bepalen zelf wat, gelet op het profiel van de instelling, de kenmerken zijn van de beste studenten en welke activiteiten zij ondernemen om deze studenten op een voor hen hoogst mogelijk niveau te brengen. | |
Subsidieregeling Programma Akademie-assistenten | WO | Verslaglegging 1e ronde in 2011. Eind-evaluatie voorzien in 2013 | Beoogd wordt om talentvolle studenten van masteropleidingen in een vroeg stadium te interesseren voor het wetenschappelijk onderzoek en een wetenschappelijke loopbaan. Evaluatie volgt. | |
Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme | WO | 2009 | Evaluatie-onderzoek HSP (Huygens Scholarship Programme) (2009) | Het programma heeft met succes talentvolle buitenlandse studenten naar Nederland gehaald en talentvolle Nederlandse studenten de kans gegeven om hun studie in het buitenland voort te zetten. Informatie over het succes van de bursalen van het Huygensprogramma in hun beursprogramma is door opstartperikelen niet volledig gekregen. Uit de beschikbare gegevens bleek dat een aanzienlijk deel cum laude slaagde. Er is nog geen enkele student van een Nederlandse instelling die in het buitenland studeert in de beursperiode gestrand. (Evaluatieonderzoek Huygens Scholarship programma, Nuffic, Den Haag, 2009) |
Subsidieregeling Libertas Noodfonds | WO | jaarlijks | Jaarverslag Nuffic | Het Libertas Noodfonds (Libertas Support Fund) is er voor studenten die niet in hun land van herkomst kunnen (blijven) studeren. Vanwege politieke redenen wordt het studeren hen onmogelijk gemaakt of zij worden daarin ernstig belemmerd. |
Nationaal Agentschap Leven Lang Leren Programman LLP (incl Leonardo da Vinci II) | IB | 2010 | Interim Evaluation LLP in the Netherlands | Ondanks een generiek positief oordeel over de ten uitvoerlegging van het Leven-Lang-Leren-programma zijn er toch een aantal opmerkingen te maken: het schort bij het programma enigszins aan een goede inbedding in de NL nationale onderwijsstrategieën. De doelstellingen van de Europese Commissie komen bovendien onvoldoende terug in de nationale prioriteiten en de behoeften van de betreffende sector. De drie subafdelingen van het Nationaal agentschap opereren zelfstandig en goed. Wel zou de Nuffic een meer sturende en coördinerende rol kunnen spelen. De samenhang en coördinatie tussen de centrale en decentrale activiteiten van het programma kunnen beter. |
Regeling Leonardo da Vinci-II | IB | 2008 | Joint Report on the Final Evaluation of Socrates II, Leonardo da Vinci II and eLearning A Final Report to the Directorate General for Education and Culture of the European Commission | De programma's hebben een belangrijke impact op de ontwikkeling van sociaal kapitaal binnen het onderwijs en trainingsprogramma's. Zonder die programma's zouden veel activiteiten niet plaatsvinden. Deelnemers aan de programma's hebben zich een bredere Europese outlook verworven door samenwerking in verschillende activiteiten en nieuwe praktische ervaringen opgedaan, die zij mee teruggenomen hebben naar de eigen onderwijssituatie. Er izjn ook duidelijke effecten waargenomen op ontwikkelingen van het management. De meeste effecten waren echter kleinschalig van aard, lokaal en terug te voeren tot onderdelen van de betrokken instellingen. |
Subsidieregeling KANS Koninkrijk der Nederlanden, Alg. programma voorNauwe samenwerking tussen Scholen (2006–2010) | IB | 2010 | Evaluatie Kans programma in Nederland, Nederlandse Antillen en Aruba (NACSI) | Scholen en beleidsmakers zijn allen voorstander van voortzetting van het Kansproject. De uitgezette doelstellingen worden met het programma in overgrote mate gehaald. Het Kansproject II is op enkele uitzonderingen zeer succesvol in de samenwerking tussen de scholenkoppels. Voor relatief weinig subsidie per school heeft Kans veel onderwijskundig profijt opgeleverd in immateriële zin en materiële zin. Voor het verstevigen van de duurzaamheid van dit succes doet het rapport nadere aanbevelingen. |
Fulbright Beurzen | IB | 2010 | Evaluatie Fulbright Beurzenprogramma – toekomstgerichte evaluatie van het Fulbright beurzen-programma tussen Nederland en de Verenigde Staten (ResearchNed-Nijmegen, 2009/2010) | De evaluatie heeft de volgende aanbevelingen opgeleverd: 1) De NL regering zou meer gebruik kunnen maken van het Fulbright-programma tbv haar eigen beleidsdoeleinden en – andersom – de eigen programma's meer kunnen integreren in het Fulbright-programma (dat flexibel genoeg van opzet is). 2) De reputatie van het Fulbright-programma kan verbeterd worden. 3) Een actiever netwerk van Nederlandse Fulbright-alumni is wenselijk. 4) Private financiering van het Fulbright programma vergt meer aandacht en 5) het bestaande budget zou moeten worden opgehoogd. |
Subsidieregeling afstemming onderwijsarbeidsmarkt in risicoregio’s voortgezet onderwijs 2008–2011 | DL | 2012 | Regionale platforms in risicoregio's kunnen subsidie aanvragen voor het uitvoeren van meerjarige projecten om het tekort aan onderwijspersoneel in het voortgezet onderwijs terug te dringen. Per risicoregio wordt slechts éénmaal een projectsubsidie verleend. | |
Stimuleringsregeling Krachtig meesterschap | DL | 2012 | Evaluatie verschijnt in 2012. Begin 2011 worden tussentijdse audits uitgevoerd. | |
Regeling verdiepingsslag academische opleidingsschool 2009–2011 | DL | 2011 | Evaluatie verschijnt in 2011 | |
Regeling lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom 2009–2011 | DL | 2011/2012 | IVA, Professionalisering van docenten; evaluatie Lerarenbeurs en nascholings-beleid (nog te verschijnen). | Evaluatie verschijnt in 2011 |