Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2010
Inleiding
Brede scholen bieden aan alle kinderen de kans om zich breed te ontwikkelen. In brede scholen werken partners uit verschillende sectoren samen aan een geïntegreerd programma. Door structurele samenwerking met partners, kan een rijke leeromgeving worden gecreëerd, waarin kinderen hun talenten leren ontdekken en ontwikkelen.
Er komen veel maatschappelijke ontwikkelingen op de school af. Van scholen mag niet verwacht worden dat zij al deze ontwikkelingen kunnen oppakken. Scholen moeten daarom samenwerken met partijen in hun omgeving zoals sport, cultuur, opvang, zorg en bedrijfsleven. Op die manier kan de leerling over de volle breedte een rijke leeromgeving geboden worden (sport- en cultuuraanbod, interessante stageplekken) en kan de leerling daadwerkelijk centraal blijven staan. Tegelijkertijd kan de leraar minder belast worden waardoor hij zich beter kan focussen op zijn kerntaken. Dit gebeurt in de praktijk door waar nodig en mogelijk andere partijen in te schakelen in plaats van alles op het bordje van de leraar neer te leggen. Bijvoorbeeld door schoolmaatschappelijk werk in de school te organiseren waardoor leraren bij problemen gericht kunnen doorverwijzen. Of door met een sportvereniging samen te werken die een uitdagend sportaanbod in en rond de school kan realiseren. Op deze manier is niet steeds de leraar aan zet, maar wordt een gericht beroep gedaan op deskundigheid buiten de school.
Sinds de eerste brede scholen rond 1995 van start gingen, zijn er in Nederland honderden brede scholen in het primair en voortgezet onderwijs bijgekomen.
Ondanks het feit dat al deze brede scholen naar eigen inzicht zijn vormgegeven, blijkt op basis van onderzoek en experts, dat er wel een duidelijke overeenkomst is tussen deze brede scholen. In het «Jaarbericht brede school» wordt daarom de volgende definitie van een brede school gehanteerd: een brede school heeft een bredere maatschappelijke functie dan die van onderwijsgever alleen, er wordt structureel samengewerkt met instellingen voor welzijn, zorg, kinderopvang, sport en/of cultuur en samen met die voorzieningen wordt zorg gedragen voor een substantiële uitbreiding van het aanbod.
Trends en ontwikkelingen
Met deze brief ontvangt u het «Jaarbericht brede school 2009» en het rapport «De brede school in de aandachtswijken». Beide documenten vindt u als bijlage bij deze brief1 . De belangrijkste trends uit deze rapporten worden in deze brief beschreven.
Het aantal brede scholen stijgt verder
Er staan inmiddels brede scholen in negen van de tien gemeenten (88%) en dit aantal neemt nog steeds toe. De groei wordt de komende jaren vooral in dorpskernen verwacht. In 2009 telde Nederland 1200 brede scholen in het primair onderwijs. Omdat soms meerdere scholen samen één brede school vormen, ligt het totaal aantal betrokken scholen in het primair onderwijs hoger, namelijk op 1700. Het voortgezet onderwijs telt ruim 400 brede scholen. Dat betekent dat éénderde van alle locaties voor voortgezet onderwijs als brede school opereert.
In vergelijking tot het landelijke beeld, zijn er in de aandachtswijken relatief gezien méér brede scholen, vinden er vaker activiteiten plaats en is de zorgsector als partner sterker aanwezig.
Verschillende oorzaken voor de ontwikkeling van brede scholen
Oorspronkelijk is de brede school ontstaan om kansen te geven aan kinderen met onderwijsachterstanden. Uit het rapport blijkt dat nu tweederde van de huidige brede scholen in de eerste plaats vanuit een verrijkingsprofiel werkt, waarbij álle kinderen hun talenten optimaal kunnen ontwikkelen. Daarnaast is met name voor brede scholen in aandachtswijken, het «wijkprofiel» in opkomst. Brede scholen met een «wijkprofiel» zijn gericht op versterking van de wijk met aanbod voor kinderen, ouders én overige buurtbewoners. Ook blijkt dat een toenemend aantal brede basisscholen steeds meer vanuit een «opvangprofiel» werkt. Deze brede scholen willen een sluitend dagarrangement van onderwijs en opvang bieden voor kinderen van werkende ouders.
Wel procesevaluaties, maar nog geen effectonderzoek
Brede scholen en gemeenten zijn ervan overtuigd dat de brede school werkt. Zij geven aan dat de samenwerking tussen scholen en instellingen is versterkt, dat het activiteitenaanbod is uitgebreid en dat kinderen vaker in aanraking komen met kunst en sport. Uit het Jaarbericht blijkt dat het rendement van brede scholen in termen van bijvoorbeeld leerprestaties, sociale vaardigheden of ontwikkelingskansen van kinderen nog maar op weinig plekken in beeld wordt gebracht. Om landelijk meer inzicht te krijgen in de effecten van brede scholen op onder meer de leerprestaties en het sociaal-emotioneel welbevinden van kinderen, voert een consortium van Oberon, ITS en Sardes in mijn opdracht een meerjarig onderzoek uit. Dit onderzoek wordt naar verwachting in augustus 2013 afgerond.
Aandachtspunten: personeel en multifunctionele huisvesting
Aandachtspunt is dat brede scholen zelf aangeven dat ze te weinig personeel en budget hebben om hun brede school op een goede manier draaiende te houden, zo blijkt uit het rapport. Samenwerken kost tijd. Scholen en instellingen moeten elkaar zien te vinden, in onderling overleg een visie ontwikkelen, het programma opzetten, de voortgang volgen en bijsturen. Dat vraagt om coördinatie maar daarvoor is niet overal capaciteit voorhanden. De komst van combinatiefuncties brengt hierin verandering. Beoogd wordt om in 2012 in verschillende gemeenten 2250 banen te realiseren. Combinatiefuncties kunnen een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van brede scholen.
Ander aandachtspunt dat door brede scholen zelf in dit Jaarbericht wordt benoemd, is dat betrokken partijen vaak niet in een multifunctionele accommodatie gehuisvest zijn, terwijl ze daar wel de voorkeur aan geven. De (multifunctionele) huisvesting van brede scholen is primair een verantwoordelijkheid van gemeenten. Overigens is het hebben van een multifunctionele accommodatie geen voorwaarde voor het goed functioneren van een brede school, deze kan ook heel goed opereren vanuit bestaande «stand alone» gebouwen.
Toezegging met betrekking tot aantal scholen dat werkt met dagarrangementen (Algemeen Overleg d.d. 23 oktober 2008, kamerstuk 31 322, nr. 41).
Toegezegd is u te informeren over het aantal scholen dat werkt met dagarrangementen. In veel gevallen zijn basisscholen die een sluitend dagarrangement in de vorm van voor-, tussen- en naschoolse opvang bieden, brede basisscholen. Uit het jaarbericht 2009 blijkt dat op het grootste deel van de brede scholen in elk geval tussenschoolse opvang (87%), buitenschoolse opvang (78%) en naschoolse activiteiten (81%) worden aangeboden. Ook opvang voor schooltijd (58%) en vakantieopvang (32%) komt voor de leeftijdsgroep van 4–12 jaar regelmatig voor.
Ik ga ervan uit dat ik u met deze brief voldoende heb geïnformeerd.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart