Voorgesteld 25 november 2010
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat in recente zaken het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) vergaand heeft ingegrepen in nationale wetgeving;
van mening, dat het EHRM een belangrijk instituut is voor de bescherming van essentiële mensenrechten;
overwegende, dat landen behoefte hebben aan een duidelijke ruimte om eigen beleid te mogen maken gebaseerd op hun nationale eigenheid en daarbij de zogenoemde «margin of appreciation» nodig hebben;
verzoekt de regering de mogelijkheden te bezien om zich vaker te voegen bij andere staten in reeds aanhangige zaken tegen die staten om zo een signaal richting het EHRM af te geven betreffende de «margin of appreciation";
verzoekt de regering tevens om in het hervormingsproces van de Raad van Europa duidelijk te pleiten voor een ruimere «margin of appreciation» en de Kamer over een jaar op de hoogte te stellen van de bereikte resultaten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Çörüz
Omtzigt