Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 september 2011
Op 14 juni jl. (Handelingen II 2010/11, nr. 92, item 3, blz. 4) heb ik uw Kamer informatie toegezegd over forensische pathologie. Met deze brief verstrek ik u de toegezegde informatie.
Het NFI beschikt over zeven formatieplaatsen voor forensisch pathologen (vijf forensisch pathologen waarvan één in opleiding en twee vacatures). Nieuw aan te trekken pathologen zullen overigens een opleiding van circa anderhalf tot twee jaren dienen te volgen, waardoor ze niet direct inzetbaar zijn als forensisch patholoog. Buiten het NFI in Nederland is een andere forensisch patholoog beschikbaar.
Daarnaast meld ik u, dat het College van procureurs-generaal alle parketten heeft bevraagd op de inzet van een door de rechter-commissaris als forensisch arts of als patholoog benoemde deskundige. Dit heeft duidelijk gemaakt dat de betrokken deskundige in zeven strafrechtelijke onderzoeken aan het Openbaar Ministerie heeft gerapporteerd. Het College van procureurs-generaal heeft mij medegedeeld, dat het de parketten in lopende strafzaken waarin de deskundige als patholoog is ingeschakeld en als zodanig heeft gerapporteerd heeft geadviseerd een contra-expertise te laten uitvoeren. Dit omdat er twijfels waren gerezen over de bevoegdheid van de betrokken deskundige. Deze contra-expertises hebben inmiddels plaatsgevonden. Aangezien sprake is van nog lopende strafzaken, kan ik u niets mededelen over de uitkomsten hiervan. Uit het onderzoek is tevens gebleken dat in de strafzaken die inmiddels onherroepelijk zijn, de rapportage van de betrokken deskundige geen rol van betekenis heeft gespeeld in de door de rechtbank en/of het hof gehanteerde bewijsconstructie.
De minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten