Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2011
Tijdens het Algemeen Overleg van de vaste commissie voor Justitie van 5 juni 2007 heeft de Minister van Justitie toegezegd u jaarlijks een overzicht te sturen van zaken die het Team Internationale Misdrijven (TIM) van de Dienst Nationale Recherche (DNR) van het KLPD in het jaar daarvoor in behandeling heeft genomen en afgedaan.1 Op 18 april 2008 heeft u de eerste rapportagebrief ontvangen.2 Op 19 mei 2009 volgde de tweede rapportagebrief,3 en op 31 mei 2010 heeft u de derde rapportagebrief ontvangen.4
De Minister van Justitie heeft u op 9 september 2008 een brief gestuurd waarin hij een ketengericht versterkingsprogramma aankondigde.5 In het daaropvolgend algemeen overleg van 10 september en 9 oktober 2008 heeft hij u toegezegd de voortgang van het versterkingsprogramma bij de rapportagebrief te zullen betrekken. Hierover is in de rapportagebrief 2008 voor het eerst gerapporteerd. Door middel van deze brief willen wij u informeren, naast de cijfermatige rapportage, over de behaalde resultaten in het kader van het versterkingsprogramma in het jaar 2010, de afronding en het vervolg van het programma.
De cijfermatige rapportage betreft in eerste instantie het strafrechtelijke traject met betrekking tot de opsporing en vervolging van internationale misdrijven (IM) in 2010. Het gaat daarbij om de in 2010 door het Openbaar Ministerie (OM) en de politie behandelde IM-dossiers, met speciale aandacht voor zogenaamde 1F-dossiers die in 2010 door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zijn doorgestuurd. In tweede instantie heeft deze rapportage betrekking op het vreemdelingrechtelijke traject, zijnde zaken waarin artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen.
Hieronder volgt een nadere toelichting van een aantal individuele rechtszaken en een uiteenzetting van de belangrijkste strafrechtelijke resultaten in 2010.
Zaken in eerste aanleg
Op 21 juni 2010 is Yvonne N. aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij de genocide in Rwanda in de periode 1990–1994. Ze wordt ervan verdacht één van de drijvende krachten te zijn geweest achter de jacht op tutsi’s in haar lokale wijk Gikondo in de hoofdstad Kigali. Yvonne N. heeft de Nederlandse nationaliteit sinds 2004 en is in het kader van gezinshereniging in 1998 naar Nederland gekomen. Op 27 september en 14 december 2010 hebben pro-forma zittingen plaatsgevonden waarin de rechter beide keren heeft beslist om de voorlopige hechtenis te verlengen.
Het onderzoek naar de activiteiten van de Sri Lankaanse Liberation Tigers of Tamil Eelam (LTTE) in Nederland is in 2008 gestart. In 2010 zijn er vijf verdachten aangehouden waarvan twee nog in voorlopige hechtenis zitten. Deze personen worden onder andere verdacht van het werven van financiële middelen voor de strijd van de LTTE in Sri Lanka. Op dit moment zijn de eerste pro-forma zittingen gehouden.
Zaken in hoger beroep
In 2010 heeft in het kader van het hoger beroep tegen de Rwandees Joseph M. een aantal zittingen plaatsgevonden. Na toewijzing van nieuwe getuigen vinden internationale getuigenverhoren plaats. In 2011 zal de zaak inhoudelijk worden behandeld door het gerechtshof Den Haag.
Verwijzing door de Hoge Raad
In april 2010 heeft de Hoge Raad in de zaak tegen Guus K. de eerdere vrijspraak van het gerechtshof Den Haag vernietigd, met name omdat naar zijn oordeel het weigeren van het horen van twee getuigen van het Speciale Hof voor Sierra Leone onterecht was. De Hoge Raad heeft de zaak daarop verwezen naar het gerechtshof Den Bosch. Guus K. wordt verdacht van betrokkenheid bij wapenleveranties en oorlogsmisdrijven in Liberia. Hij werd in eerste aanleg in 2006 door de rechtbank Den Haag veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf wegens wapenhandel en vrijgesproken van oorlogsmisdrijven. In 2008 werd Guus K. door het gerechtshof Den Haag volledig vrijgesproken. Het gerechtshof Den Bosch heeft inmiddels een aanzienlijk aantal van de door de aanklagers en verdediging verzochte onderzoekshandelingen in de zaak toegestaan. Daarop heeft het TIM het onderzoek opnieuw ingericht en twee experts aan het team toegevoegd.
Naast bovengenoemde bijzondere rechtszaken, geven onderstaande cijfers een algemeen beeld van de strafrechtelijke resultaten van 2010.
Opsporingsonderzoeken
In 2010 liepen er in totaal zes opsporingsonderzoeken. De geografische spreiding van gepleegde misdrijven in deze onderzoeken is groot. Dit heeft zijn weerslag op de benodigde inzet omdat expertise en kennis over verschillende conflicten opgebouwd moet worden.
Rechtshulpverzoeken
In 2010 hebben het Landelijk Parket (LP) en het TIM 16 internationale rechtshulpverzoeken afgedaan teneinde bij te dragen aan de opsporing en vervolging van internationale misdrijven in het buitenland. Deze verzoeken vergen vaak substantiële inspanningen en capaciteit van zowel het LP als het TIM. Internationale strafrechtelijke samenwerking op het gebied van internationale misdrijven is essentieel voor de opsporing, vervolging en berechting van internationale misdrijven, zowel door Nederland als door andere landen. Vandaar dat er ook veel middelen voor beschikbaar worden gesteld.
De aanpak van internationale misdrijven valt verder op hoofdlijnen uiteen in zogenaamde 1F-zaken en niet 1F-zaken. Het onderscheid daartussen wordt bekend geacht. Dit zijn de jaarcijfers van de behandelde zaken in beide categorieën. Gezien de politiek-bestuurlijke aandacht voor 1F-zaken zijn deze wat meer in detail weergegeven. Een toelichting op terminologie en werkwijze vindt u in de bijlage.
De instroom en verwerking van in 2010 nieuw binnengekomen 1F-dossiers is als volgt:
Totaal aantal 1F-dossiers binnengekomen bij het OM in 2010 |
16 |
Aantal dossiers opgelegd |
10 |
Aantal dossiers afgevoerd |
5 |
Aantal dossiers in behandeling genomen voor oriënterend vooronderzoek |
1 |
Aantal dossiers nog niet beoordeeld |
0 |
In de rapportage van vorig jaar is aangeven dat een aantal dossiers in voorgaande jaren was opgelegd en dat in 2008 aanvang is gemaakt met het herbeoordelen daarvan. In 2010 zijn 43 dossiers herbeoordeeld.6 Dat heeft in 24 gevallen geleid tot de start van een oriënterend vooronderzoek.
Doorlopende behandeling 1F-dossiers
Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat zaken veelal over een langere periode spelen dan het jaar waarin zij nieuw zijn binnengekomen. Onderstaand overzicht laat zien hoeveel 1F-dossiers in 2010 in verschillende stadia in behandeling waren. Hierbij zitten dus ook zaken die in eerdere jaren zijn gestart:
Totaal |
38 |
---|---|
Zaken onder de rechter |
1 |
Zaken in opsporingsonderzoek (nog niet onder de rechter) |
2 |
Zaken waarin een oriënterend vooronderzoek is / wordt uitgevoerd |
35 |
Rechtshulpzaken |
0 |
Zoals eerder is aangegeven, omvat de aanpak van internationale misdrijven niet alleen personen aan wie artikel 1F is tegengeworpen. Ook andere personen die verdacht worden zich schuldig te hebben gemaakt aan internationale misdrijven horen nadrukkelijk tot de doelgroep. Onderstaand overzicht laat zien hoeveel van dit soort dossiers in 2010 in verschillende stadia in behandeling waren.
Totaal |
45 |
---|---|
Zaken onder de rechter |
3 |
Zaken in opsporingsonderzoek (nog niet onder de rechter) |
4 |
Zaken waarin een oriënterend vooronderzoek is/ wordt uitgevoerd |
22 |
Rechtshulpzaken |
16 |
In 2010 zijn door de 1F Unit van de IND in totaal ongeveer 115 onderzoeken uitgevoerd naar personen ten aanzien van wie er sprake was van aanwijzingen dat zij in verband kunnen worden gebracht met gedragingen als genoemd in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag.7 Dit heeft in ongeveer 25 zaken geresulteerd in de tegenwerping van dit artikel.8 In circa 80 zaken werd na sluiting van het onderzoek geconcludeerd dat artikel 1F niet van toepassing is. Ongeveer tien van de onderzoeken werden voortijdig afgebroken. Een onderzoek wordt onder andere stopgezet nadat een asielaanvraag is ingetrokken of de vreemdeling uit Nederland is vertrokken.
Van de ongeveer 25 personen aan wie in 2010 in eerste aanleg artikel 1F is tegengeworpen, hebben circa 20 personen een openstaande verblijfsprocedure. De overige minder dan vijf personen zijn uitgeprocedeerd inzake asiel. Voor geen van de minder dan vijf uitgeprocedeerde personen aan wie artikel 1F is tegengeworpen bestaat een artikel 3 EVRM beletsel tot uitzetting.
De personen bij wie het 1F-oordeel in rechte vaststaat, worden ongewenst verklaard. In 2010 betrof dit circa 20 personen. Het gaat hierbij zowel om personen aan wie in 2010 als in daaraan voorafgaande jaren artikel 1F is tegengeworpen.
Het grootste deel van de vreemdelingen die in 2010 artikel 1F tegengeworpen heeft gekregen, heeft de Afghaanse of de Iraakse nationaliteit.
Het aantal vreemdelingendossiers in de werkvoorraad van de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) waarop artikel 1F van toepassing is, bedroeg eind 2010 ongeveer 160.9 Het merendeel van deze categorie vreemdelingen heeft de Afghaanse nationaliteit. Een vreemdeling komt in de werkvoorraad van de DT&V na ontvangst van het overdrachtsdossier van de IND. In 2010 hebben enkele vreemdelingen aan wie artikel 1F is tegengeworpen Nederland gedwongen verlaten. Tevens hebben ongeveer tien vreemdelingen aan wie artikel 1F is tegengeworpen Nederland aantoonbaar zelfstandig verlaten.
In dit hoofdstuk worden aan de hand van de pijlerstructuur van het versterkingsprogramma de behaalde resultaten in het jaar 2010 beschreven en nader toegelicht.
De volgende beleidsmatige initiatieven en projecten zijn in 2010 op nationaal niveau uitgevoerd:
Casusoverleggen
In 2010 zijn de ketenpartners (LP, IND, KLPD/DNR) gestart met het organiseren van casusoverleggen. In deze overleggen wordt informatie uitgewisseld over lopende zaken, wordt bekeken welke middelen per organisatie kunnen worden ingezet bij de aanpak van een specifiek geval, en indien nodig worden de werkzaamheden op elkaar afgestemd.
Informatieconvenant
Om onder andere de casusoverleggen te faciliteren en om optimaal gebruik te kunnen maken van elkaars informatiepositie, hebben de IND, het KLPD/DNR en het LP een vernieuwd convenant voor informatie-uitwisseling opgesteld. Deze overeenkomst is begin 2011 ondertekend en dient ten behoeve van het doelmatig en efficiënt delen van informatie voor de uitvoering van de primaire taken van de organisaties.
Nieuwe ketenbrede strategie
Met de ketenpartners is gewerkt aan de totstandkoming van een nieuwe ketenbrede strategie voor de aanpak van internationale misdrijven in Nederland. Tot nu toe lag in het versterkingsprogramma de nadruk op opsporing en vervolging aan de hand van 1F-dossiers, terwijl in de nieuwe strategie meer aandacht uitgaat naar het weren van verdachten van internationale misdrijven en de inzet van middelen om het verblijf van deze personen in Nederland tegen te gaan. Hierover staat in hoofdstuk 4 meer informatie.
Toolkit Internationale Misdrijven
Het TIM heeft een «toolkit» opgesteld van middelen die bij de ketenbrede aanpak van internationale misdrijven kunnen worden ingezet ten behoeve van het versterkingsprogramma en de nieuwe strategie. Het gaat hierbij onder andere om bestuursrechtelijke-, strafrechtelijke- en vreemdelingrechtelijke middelen.
Zoals in eerdere brieven reeds is gemeld, is het van belang zowel vanuit het oogpunt van de bevordering van de internationale rechtsorde als voor Nederland, dat ook andere staten de opsporing en vervolging van internationale misdrijven ter hand nemen. Het tegengaan op nationaal niveau van de straffeloosheid voor deze misdrijven levert een essentiële bijdrage ter bevordering van de internationale rechtsorde. Dit komt ook tot uitdrukking in het complementariteitsbeginsel dat de hoeksteen vormt van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof. Omdat de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof complementair is aan die van staten, zijn staten in beginsel zelf primair verantwoordelijk voor strafrechtelijk optreden tegen deze misdrijven. Nederland heeft er belang bij dat andere landen in staat zijn of in staat worden gesteld tegen dergelijke misdrijven strafrechtelijk op te treden, opdat bijvoorbeeld deze misdrijven (waar mogelijk) kunnen worden vervolgd in het land waar ze zijn gepleegd. De inzet van Nederland in EU-verband en internationaal maakt deel uit van de Nederlandse strategie om het complementariteitsbeginsel te bevorderen.
EU-netwerk van contactpunten voor genocide, oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid
De uitwisseling van kennis en ervaring zoals deze tijdens bijeenkomsten van het EU-Netwerk van contactpunten voor genocide, oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid (EU-Netwerk) plaatsvindt, is in deze context onmisbaar. Een dergelijke uitwisseling levert een belangrijke bijdrage om de opsporing en vervolging van dergelijke zaken doeltreffender te maken. Zoals in voorgaande jaren zet Nederland zich in om de continuïteit en de verdere professionalisering van het EU-netwerk te bevorderen. Zo heeft Nederland zich in 2010 ervoor ingezet dat het EU-Netwerk twee keer per jaar bijeenkwam. Beide bijeenkomsten zijn succesvol geweest en Nederland is bij de organisatie inhoudelijk betrokken geweest, zodat we aandacht hebben kunnen vragen voor onderwerpen die voor de Nederlandse praktijk relevant zijn zoals het internationale juridische instrumentarium voor de wederzijdse rechtshulp in strafzaken inzake internationale misdrijven. Het Nederlandse initiatief om een diepgaande (internationale) discussie te starten over een internationaal instrument voor de wederzijdse rechtshulp in strafzaken voor genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven, is door het EU-Netwerk verwelkomd en opgenomen in de conclusies van de negende bijeenkomst.
Onderwijsmodule 1F Vluchtelingenverdrag
Op vreemdelingenterrein heeft de IND in 2010 een belangrijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van een onderwijsmodule over artikel 1F Vluchtelingenverdrag binnen het European Asylum Curriculum (EAC). Met het EAC wordt beoogd een uniform opleidingenpakket te ontwikkelen voor de medewerkers van alle Europese immigratiediensten.
De Vergadering van Staten Partijen van het Internationaal Strafhof
Ook buiten de EU zet Nederland zich in voor de bevordering van de opsporing en vervolging van internationale misdrijven. In 2010 zijn er twee vergaderingen van Staten Partijen geweest (maart en december 2010) en de eerste Herzieningsconferentie van het Statuut van Rome. Tijdens de Herzieningsconferentie van het Statuut van Rome heeft Nederland sterk voor het voetlicht gebracht dat samenwerking (met het Strafhof èn tussen staten onderling) en complementariteit essentieel zijn voor het functioneren van het systeem van het Internationaal Strafhof.10
Rwanda
In juni 2010 hebben de Minister van Justitie en de Rwandese Minister van Justitie een Letter of Intent getekend. In deze Letter of Intent is vastgelegd dat Nederland en Rwanda de goede relatie verder zullen versterken op justitiegebied.
Onderhandelingen over een bilateraal uitleveringverdrag tussen Nederland en Rwanda kunnen pas plaatsvinden op een moment dat resultaten van de samenwerking tussen Rwanda en Nederland binnen de justitiesector zichtbaar worden. In navolging van het bezoek van de Minister van Justitie en het tekenen van de Letter of Intent, is er een analyse gemaakt van de jurisprudentie op het gebied van uitlevering aan Rwanda en rapporten van NGO’s die over het onderwerp zijn geschreven. Op basis van deze analyse is bepaald op welke justitie terreinen Nederland in Rwanda zal investeren. Zo zal onder andere expertise worden uitgewisseld tussen het Nederlandse en Rwandese OM op het gebied van getuigenbescherming. Verder zal er kennisuitwisseling tussen rechters plaatsvinden. De Nederlandse Orde van Advocaten en de Rwandese Bar Association zijn met elkaar in contact gebracht, en het Rwandese opleidingscentrum voor de rechterlijke macht en juridische beroepen (ILPD) zal worden gesteund. Verder wordt er ketenbreed deelgenomen aan de in het kader van het project opgerichtte werk- en stuurgroep. In januari 2011 hebben vertegenwoordigers van het OM en het Hague Forum for Judicial Expertise een bezoek gebracht aan Rwanda om vorm te geven aan de samenwerking. In samenwerking met de Raad voor de Rechtspraak zullen verdere activiteiten worden opgezet.
Nederland heeft daarnaast ook geïntervenieerd in de zaak Ahorugeze vs. Zweden voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Deze zaak betreft een voorgenomen uitlevering van een Rwandees door Zweden aan Rwanda voor strafbare feiten die zouden zijn begaan ten tijde van de Rwandese genocide in 1994. Een uitspraak van het EHRM is van grote invloed op de toekomstige internationale uitleveringspraktijk met betrekking tot Rwanda. In de interventie heeft Nederland de goede ervaringen met en ontwikkelingen in Rwanda op justitieterrein onderstreept.
Open Society for Justice Initiative
In 2010 hebben medewerkers van de taakorganisaties aan een aantal internationale congressen over opsporing en vervolging van internationale misdrijven deelgenomen ten behoeve van kennisverbreding en verdieping. Het LP heeft mede met de Open Society for Justice Initiative en het Internationaal Strafhof een congres over het plunderen van grondstoffen – en de mogelijkheden van het daarvoor vervolgen van organisaties/personen – georganiseerd.
UNHCR
Verder heeft Nederland in juni 2010 met de VN Vluchtelingenorganisatie (UNHCR) afgesproken om meer samen te werken op het gebied van artikel 1F, onder meer op het terrein van informatievergaring en kennisuitwisseling. In oktober 2010 heeft de IND in het regionaal hoofdkantoor van UNHCR in Libanon een workshop gehouden met als doel kennisoverdracht over de Nederlandse praktijk van toepassing van artikel 1F in hervestigingszaken.
Intergovernmental Consultations on asylum migration and refugees
Tenslotte is op initiatief en onder voorzitterschap van Nederland een 1F workshop georganiseerd in het kader van de Intergovernmental Consultations on asylum, migration and refugees (IGC). Dit is een informeel forum voor intergouvernementele uitwisseling van informatie en bespreking van beleidsvraagstukken op het gebied van internationale migratie en migratiemanagement waarbij ook UNHCR, Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en de Europese Commissie kunnen aanschuiven.
Binnen het LP is in 2010 op beleidsmatig vlak – met de komst van twee beleidsmedewerkers en een documentalist – ingezet op versterking van de ketenbrede aanpak van oorlogsmisdrijven conform het versterkingsprogramma. Gedurende 2010 heeft het LP meerdere initiatieven ondernomen teneinde de versterking te realiseren, zoals besproken in het vorige hoofdstuk.
Vanwege de ook eerder genoemde geografische spreiding in de verrichte onderzoeken en de daarvoor benodigde deskundigheid zijn binnen het TIM drie clusters ingericht, gebaseerd op prioriteitslanden.
In het samenwerkingsverband tussen met name het LP en het TIM (het Kennis- en Expertisenetwerk Internationale Misdrijven) zijn enkele projecten rondom kennisbundeling en archivering verricht. In 2011 zullen andere ketenpartners zich bij het netwerk aansluiten en zal het netwerk nader geformaliseerd en vormgegeven worden.
Met betrekking tot de verdere borging van het programma zal de ketenbrede strategie die in 2010 is ontwikkeld dit jaar nader uitgewerkt worden. Hierover staat in hoofdstuk 4 meer informatie.
In september 2010 is bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend waarmee wordt beoogd de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van internationale misdrijven te verruimen.11 De belangrijkste wijzigingen in het wetsvoorstel hebben betrekking op de volgende onderwerpen:
– het laten gelden van de Nederlandse (universele) rechtsmacht voor het misdrijf genocide vanaf het moment van inwerkingtreding van de Uitvoeringswet genocideverdrag (24 oktober 1970);
– het verruimen van de mogelijkheden voor uitlevering voor het misdrijf genocide en voor oorlogsmisdrijven in een niet-internationaal gewapend conflict; en
– het creëren van de mogelijkheid van overname van strafvervolging van een internationaal gerecht.
De Tweede Kamer heeft inmiddels het verslag over het wetsvoorstel uitgebracht. De regering zal dit verslag zo spoedig mogelijk beantwoorden.
In de vorige rapportageperiode is aangegeven dat het huidige internationale juridische kader voor samenwerking inzake internationale misdrijven gevormd wordt door een lappendeken van (deels sterk) verouderde verdragen. Samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt op dit moment onderzocht of deze analyse door andere staten gedeeld wordt en hoe de geconstateerde leemtes aangevuld zouden kunnen worden. Zoals vermeld, is in het EU-netwerk de wenselijkheid van een internationaal instrument voor wederzijdse rechtshulp in deze strafzaken reeds aan de orde gesteld.
Het versterkingsprogramma heeft een succesvolle impuls gegeven aan de opsporing en vervolging van internationale misdrijven. Er is veel in gang gezet en bereikt op het terrein van samenwerking en informatieuitwisseling. Het versterkingsprogramma heeft echter niet geleid tot een significante stijging in het aantal IM zaken dat is afgedaan. Naast nadruk op de beschikbare capaciteit moet dan ook intensief geïnvesteerd blijven worden in de deskundigheid van de betrokken partijen.
Het versterkingsprogramma is in de afrondingsfase. De taken binnen het programma zijn belegd bij de verschillende organisaties. Het is nu zaak om de geboekte resultaten verder te waarborgen door middel van de ontwikkelde fora, zoals de regiegroep en het ketenoverleg, welke periodiek zullen blijven plaatsvinden, eventueel in aangepaste vorm.
Het afgelopen jaar zijn daarnaast enkele veelbelovende stappen gezet om de aanpak van internationale misdrijven in Nederland te verbreden. Strafrecht is hierbij een sluitstuk. De idee is dat de bestrijding van internationale misdrijven slechts effectief kan zijn als het onderdeel uitmaakt van een keten waar naast aanpak en vervolging in Nederland, ook aandacht is voor het bestrijden van straffeloosheid in internationaal verband en het voorkomen van instroom van misdadigers. Er is ingezet op een aanpak waarbij de nadruk niet uitsluitend op het strafrecht ligt, maar waarin daarnaast meer aandacht wordt besteed aan de bestuurs- en vreemdelingrechtelijke kant van internationale misdrijven en de onderlinge samenhang binnen de gehele keten.
In het najaar van 2010 hebben alle ketenpartners daarom de aanzet gemaakt voor een ketenbrede strategie. In de nieuwe strategie zal nationaal een sterk accent op preventie worden gelegd met als basis een zogenaamd barrièremodel internationale misdrijven. Met preventie wordt in dit kader vooral bedoeld een beperking van de instroom van verdachten en voorkomen dat Nederland als vrijhaven voor de daders van ernstige misdrijven fungeert. Daarnaast zal Nederland zich internationaal blijven inzetten voor de bevordering van het complementariteitbeginsel. Er wordt beoogd om met de integrale aanpak een generale en preventieve werking te doen uitgaan, en zodoende een bijdrage te leveren aan de bevordering van de internationale rechtsorde. De producten die naar aanleiding van deze strategie worden opgeleverd zullen de geboekte resultaten van het versterkingsprogramma verder borgen. U zult over de uitwerking en resultaten van de strategie in 2012 worden geïnformeerd.
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven
De minister voor Immigratie en Asiel,
G. B. M. Leers
De aanpak van internationale misdrijven is complex en arbeidsintensief. Zaken spelen dan ook veelal over een langere periode dan het jaar waarin zij zijn ingestroomd. Een dossier dat eerder is opgelegd, kan bijvoorbeeld in 2010 een opsporingsonderzoek zijn. Verder wordt opgemerkt dat ook zaken die onder de rechter zijn nog veel opsporingsactiviteiten kunnen vereisen, ondermeer ter ondersteuning van het OM en de rechter-commissaris.
Opleggen
Dossiers waarin een tijdelijke belemmering voor opsporing en vervolging aanwezig is, worden opgelegd. Dat betekent dat op deze dossiers op een later tijdstip nadere actie genomen zal worden door politie en OM. Die nadere actie kan bestaan uit het starten van een uitgesteld oriënterend vooronderzoek of herbeoordeling op een later tijdstip.
Herbeoordelen
Het OM en de politie streven ernaar alle opgelegde 1F-dossiers – als zij niet na enige tijd tot een uitgesteld oriënterend vooronderzoek hebben geleid – opnieuw te beoordelen om te bezien of er na enig tijdsverloop mogelijkheden zijn voor onderzoek die zich eerder niet voordeden. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een veranderde veiligheidssituatie in een land of om het beschikbaar komen van nieuwe informatie. Er wordt geen vaste tijdslimiet gesteld voor herbeoordeling, omdat het hier gaat om de vraag of en in hoeverre een situatie is veranderd. Daarnaast betreft het strafbare feiten die niet verjaren, waardoor zaken ook op die grond niet op volgorde van datum hoeven te worden beoordeeld. Opgelegde dossiers worden met enige regelmaat gescreend om te bezien welke dossiers, of groepen van dossiers, al dan niet in onderlinge samenhang het kansrijkst lijken en in eerste instantie voor herbeoordeling in aanmerking komen. Dossiers die zien op een land met een wezenlijk veranderde situatie zullen eerder herbeoordeeld worden dan dossiers die zien op een land waar geen relevante veranderingen hebben plaatsgevonden.
Afvoeren
Bij afvoeren gaat het om dossiers die in beginsel niet tot nadere actie van OM en politie leiden. Er is een permanent beletsel geconstateerd voor een succesvol opsporingsonderzoek, bijvoorbeeld vanwege ontbrekende rechtsmacht of ne bis in idem.
Rechtshulp
Bij rechtshulp gaat het om zaken waarbij aan Nederland gevraagd is om opsporingshandelingen te verrichten betreffende een persoon die ervan verdacht wordt zich schuldig gemaakt te hebben aan een internationaal misdrijf, dan wel om zaken waarin aan Nederland is gevraagd om de uitlevering van een dergelijk persoon. Deze zaken komen dus de vervolging van verdachten van internationale misdrijven buiten Nederland ten goede.