Vastgesteld 21 juni 2011
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1 heeft op 17 mei 2011 overleg gevoerd met minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:
– de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 4 maart 2011 met het eerste voortgangsbericht van 2011 over de aanpak van kinderpornografie (32 500 VI, nr. 86);
– de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 17 mei 2011 met de Korpsmonitor 2010 aanpak kinderporno (32 500 VI, nr. 102).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie,
De Roon
De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie,
Nava
Voorzitter: De Roon
Griffier: Van Doorn
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Arib, Berndsen, Van Gent, Helder, Kooiman, De Roon, Van der Steur, en Van Toorenburg,
en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
De voorzitter: Ik heet iedereen van harte welkom bij dit algemeen overleg. Ik stel een spreektijd voor van vijf minuten per fractie. Daarnaast sta ik ieder twee interrupties toe.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Voorzitter. De brief die aanvankelijk als enige op de agenda stond, is helder, maar ook zeer confronterend. Er is natuurlijk heel veel werk verzet, maar we zijn er nog lang niet. Het lijkt bijna wel alsof we tegen de bierkaai vechten, vooral internationaal gezien.
Het is heel goed dat werkprocessen op orde raken en dat de landelijke officier van justitie van start is gegaan. We hebben ook begrip voor het verleggen van de focus van bezit van kinderporno naar het stoppen van slachtofferschap, vooral in afhankelijkheidsrelaties. Dan hebben we het over de productie en het uploaden. Daarover lazen we echter wel verschillende berichten in de media. We zouden graag van de minister horen hoe het precies zit. We vinden het belangrijk dat verspreiding en bezit nog steeds stevig worden aangepakt. Daar leek in de media de ene keer wel sprake van te zijn en een andere keer helemaal niet. Harm Brouwer, de scheidend topman van het Openbaar Ministerie, zei dat accenten zullen worden verlegd naar risicovolle verdachte personen bij wie kinderen in een afhankelijkheidspositie verkeren, bijvoorbeeld leraren en voetbaltrainers. In verschillende debatten hebben wij erop aangedrongen dat scholen en organisaties direct op de hoogte gesteld moeten worden bij verdenkingen. Wat is de stand van zaken? Is er overleg geweest met het Openbaar Ministerie om ervoor te zorgen dat een organisatie in kennis wordt gesteld als bijvoorbeeld een leraar of iemand die op een kinderdagverblijf werkt serieus wordt verdacht van het in bezit hebben van kinderporno of misschien zelfs van het vervaardigen en uploaden daarvan? Toen ik gevangenisdirecteur was werd een personeelslid direct uit de exclusieve dienst geplaatst als tegen hem een verdenking was gerezen. Dat deden we niet om hem te beschadigen, maar omdat er onderzoek moet worden gedaan en mensen in die kwetsbaarheid moeten worden beschermd. Dan kun je bekijken wat er aan de hand is en daarna kan iemand soms ook weer prima functioneren. Het kan echter niet zo zijn dat een school of een kinderdagverblijf helemaal niet weet dat tegen iemand een ernstige verdenking gerezen is.
Een ander belangrijk punt is het bericht van de politie van Rotterdam. Een toenemend probleem bij de bestrijding van kinderporno is het feit dat er bestanden worden versleuteld en verborgen in de computer. Dat schijnt een fluitje van een cent te zijn. Die geëncrypte en verborgen bestanden maken de opsporing heel erg lastig. Het belemmert ook het stoppen van slachtofferschap. Ik wijs maar eens op het gedoe in de zaak rond Het Hofnarretje. Veel rechercheurs zijn eindeloos bezig geweest om in die bestanden te kunnen komen. De CDA-fractie zou graag zien dat het verplicht wordt dat verdachten meewerken aan het openen van die bestanden. Let wel, het gaat daarbij om verdachten van wie gegevensdragers in beslag zijn genomen die geheel of gedeeltelijk zijn versleuteld en waarop de aanwezigheid van kinderpornografie wordt vermoed. Het moet dus iemand zijn tegen wie een verdenking is gerezen. Zij zouden wat ons betreft moeten meewerken aan het ontsleutelen van het materiaal. De rechter-commissaris zou daartoe opdracht moeten geven in het belang van de slachtoffers.
Ik begrijp heel goed dat wij rechten van verdachten serieus moeten nemen. Daarom vragen we de minister zijn licht op te steken in Engeland. Daar is ervoor gekozen een regeling te maken die het mogelijk maakt een verdachte om de toegangscode te vragen. Weigert hij mee te werken dan is dat een strafbaar feit waarop in Engeland een gevangenisstraf van vijf jaar staat. Kan de minister toezeggen dat hij gaat bekijken hoe het in Engeland geregeld is en met welke waarborgen dat omkleed is? Wij willen simpelweg dat we iemand kunnen dwingen mee te werken aan het ontsleutelen als wij denken dat we een kind uit een vreselijke situatie kunnen halen.
We lezen dat Nederland nog geen commercieel productieland is. Toch bereiken ons geluiden dat dit inmiddels wel zo is. Kan de minister ons daar nog iets over vertellen?
We lezen ook dat we ons nationaal meer gaan richten op het beëindigen van slachtofferschap. Betekent dat dat we minder gehoor gaan geven aan internationale rechtshulpverzoeken?
Het andere onderwerp dat vandaag op de agenda staat, is het bericht van RTL Nieuws van afgelopen zaterdag. De werkvoorraad zou weer vreselijk gegroeid zijn, mede doordat de Amsterdamse zedenzaak zo vreselijk veel capaciteit heeft opgeslokt. Is dat juist? De bovenregionale teams zouden worden ingezet om de druk te verlagen. Nu blijkt echter dat zes weken lang 57 rechercheurs elders uit het land zijn weggetrokken om in Amsterdam te worden ingezet. We begrijpen natuurlijk heel goed dat alles op alles is gezet om er in Amsterdam achter te komen welk materiaal op die computers stond en wat er precies aan de hand is geweest. Tegelijkertijd kan het niet zo zijn dat er vervolgens in het hele land helemaal niets meer gebeurt. Kan de minister daarop ingaan?
Dat brengt me op de korpsmonitor. Daaruit blijkt dat de aanpak van kinderporno lang niet bij alle korpsen een prioriteit is.
Mevrouw Arib (PvdA): Ik heb een vraag over de werkvoorraad. Ik ben het met mevrouw Van Toorenburg eens dat de zaak in Amsterdam de nodige aandacht heeft opgeëist. Het is echter geen nieuw probleem. Het is een terugkerend probleem dat plankzaken niet worden aangepakt. Wat denkt de CDA-fractie daaraan te doen?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): We hebben hieraan in het vorige debat ook aandacht besteed. Toen zijn we er samen in opgetrokken. We willen dat er voldoende capaciteit is bij de politie om dit aan te pakken. Toen heeft de staatssecretaris gezegd dat hij er alles aan zou doen om te komen tot een capaciteit van 75 extra rechercheurs. Toen kon hij dat nog niet toezeggen. We hebben inmiddels van Harm Brouwer, overigens uit de media, vernomen dat dit gelukt is. We hebben daar wel zorgen over omdat het inderdaad de vraag is of we er daarmee zijn. Die bovenregionale teams zouden zijn ingezet om de werkvoorraad terug te brengen. Helaas moeten we constateren dat de werkvoorraad alleen maar is toegenomen. Nu mevrouw Arib hierover begint, wil ik de vraag graag doorspelen aan de minister. Wat is het verschil in terminologie tussen «plankzaken» en «werkvoorraad»? Zijn plankzaken zaken waaraan niets wordt gedaan en staat werkvoorraad voor zaken waarmee men wel bezig is, maar waarin men nog niet alles boven water heeft?
We vinden dus dat de capaciteit op orde moet zijn. We vinden dat die 75 extra mensen zo snel mogelijk inzetbaar moeten zijn. Wij willen weten hoe de minister ervoor gaat zorgen dat niet weer alle korpsen worden leeggetrokken als er weer zo'n drama is als in Amsterdam.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik heb begrepen dat de discussie over de werkvoorraad of de plankzaken al sinds 2008 speelt. Er wordt nu een aantal acties ondernomen. Lijkt het mevrouw Van Toorenburg niet zinnig om aan de minister te vragen – als zij dat ook doet hebben we tenminste een punt – een heldere termijn en een tijdspad aan te geven waaruit blijkt wanneer de plankzaken en de werkvoorraad moeten zijn weggewerkt? Plannen zijn op papier natuurlijk prachtig, maar mensen moeten worden opgeleid. Het gaat ons erom dat deze zaken zo snel mogelijk aangepakt worden. Vindt mevrouw Van Toorenburg het ook een goed idee om aan de minister te vragen daaraan een helder tijdschema te verbinden en dit zo snel mogelijk op te pakken?
De voorzitter: Vanwege de voorschriften van de Kamer moet ik toch nog even opmerken dat mevrouw Van Gent geen lid is van deze commissie, maar dat ik aanneem dat de commissie er geen bezwaar tegen heeft dat zij hier het woord voert.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Het is altijd zo gezellig als mevrouw Van Gent in ons midden is, dus ik zal zeker antwoord geven. Zij heeft een goed punt. Vorige keer hebben we al gezegd dat we graag willen dat de bovenregionale teams zouden worden ingezet om de werkvoorraad zo snel mogelijk weg te werken. Toen was het de vraag wanneer er duidelijkheid zou zijn over de 75 extra rechercheurs. Ik vind het jammer dat we via de media moeten vernemen dat die er komen. Ik wil graag van de minister horen wanneer die extra mensen beschikbaar zijn. Hoe snel zijn zij in staat om echt aan de slag te gaan met de werkvoorraad? Hoe verhouden zij zich tot de bovenregionale teams? Ook wij willen zo snel mogelijk duidelijkheid.
Ik kom toch nog even terug op een punt van zojuist. Ik kan het niet precies beoordelen omdat ik het alleen maar uit de media hoor, maar ik heb begrepen dat twintig rechercheurs ongeveer drie weken bezig zijn geweest om achter versleutelde programma's te komen. Als ik dat hoor, denk ik wel dat het goed is als we ervoor zorgen dat we snel bij dat materiaal kunnen door de verdachte te verplichten mee te werken. Dan kunnen we heel veel tijd en aandacht beter inzetten. Dat zou een manier kunnen zijn om sneller voortgang te maken met het aanpakken van dit gruwelijke probleem.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik bedank mijn collega’s dat ik hier gedoogd word. Op zich heeft mevrouw Van Toorenburg een goed punt over het afschermen van kinderporno. Is zij echter ook van mening dat de overheid zichzelf up-to-date moet houden om deze programma's te kunnen kraken? Dat is op dit moment een probleem. Er zijn te weinig mensen die de encrypties kunnen kraken.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Ik loop als directeur uit het gevangeniswezen al lang mee in het criminele wereldje. Je ziet gewoon dat deze mensen je altijd een stap voor zullen zijn. Natuurlijk moeten we ervoor zorgen dat we up-to-date blijven en dat we kunnen wat criminelen ook kunnen. Laten we ons echter niet wijsmaken dat we hen altijd voor zijn en ervoor zorgen dat we mensen kunnen dwingen hun expertise aan ons uit te leveren. Als men daar in Engeland op straffe van een gevangenisstraf van vijf jaar toe gedwongen kan worden, kan dat een reden zijn om dat uit te zoeken.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Dus is het en-en voor u?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Inderdaad, wat ons betreft is het en-en.
We hebben een brief gekregen over de korpsmonitor. We schrokken van het feit dat de aanpak van kinderpornografie lang niet overal een prioriteit is. Wat betreft mijn eigen regio, Brabant, word ik alweer bijna agressief als ik het lees. Ik vind echt dat er alles aan gedaan moet worden om het in alle korpsen dezelfde prioriteit te geven. Korpsen moeten ook van elkaar leren hoe het werkt. Ik vond de brief hierover erg bestuurlijk. Het ging over denktankjes, stuurploegjes en dergelijke. Ik wil weten hoe we ervoor zorgen dat we de mouwen opstropen.
Ik begrijp dat filteren en blokkeren een beetje een achterhaald principe is. Ik wil echter wel graag dat we het kunnen doen als het noodzakelijk is. Het is ingezet omdat we niet willen dat mensen ongewenst worden geconfronteerd met deze afschuwelijke beelden. Het bevreemdt me dat de minister wel veel ziet in de online meldknop. Die is namelijk bedoeld om te kunnen melden als je ongewenst wordt geconfronteerd met kinderporno. Tegelijkertijd beweert hij dat we niet meer hoeven te filteren omdat we bijna niet meer ongewenst op kinderporno stuiten. Hoe ziet hij dit?
In de brief staat dat er voldoende behandelmogelijkheden zijn voor mensen die gevoelens hebben van pedoseksuele aard. Ik weet dat in de zaak van Benno L., de zwemleraar uit Vught, herhaaldelijk is aangegeven dat hij hulp heeft gezocht, maar helaas nergens terechtkon. Dat vind ik een tegenstrijdig beeld. Ik wil heel graag dat mensen hulp kunnen krijgen om ervoor te zorgen dat ze dit soort drama's niet uitvoeren. Hoe kan de minister mij geruststellen? Is er een hulpaanbod? Kunnen mensen daar gemakkelijk en snel naartoe?
Mevrouw Berndsen (D66): Voorzitter. De afgelopen tijd zijn we geconfronteerd met misbruik van kleine kinderen in een kinderdagverblijf in Amsterdam. We hebben een twaalfjarig meisje voorbij zien komen dat een kind heeft gekregen van haar eigen vader. Via Pauw & Witteman vernamen we dat het seksueel binnendringen van een kind jonger dan twaalf jaar wettelijk gezien ontucht is en geen verkrachting, tenzij er aantoonbaar geweld is gebruikt. Van alle onderwerpen die in de Kamer voorbijkomen, is kinderporno een onderwerp waarvan je maag zich steeds weer omdraait. Het is dan ook behoorlijk verontrustend om te vernemen dat de kans klein is dat plegers van misbruik en makers van kinderporno in Nederland tegen de lamp lopen en de slachtoffers uit hun benarde situatie kunnen worden ontzet. Het schort aan een gecoördineerde aanpak door politie en Openbaar Ministerie.
Ik vind het jammer dat wij de monitor zo ontzettend laat hebben gekregen. Hij is gedateerd op 22 maart, maar we hebben hem vanmorgen pas op verzoek gekregen. Ik heb ’m uitsluitend kunnen scannen. De monitor laat zien dat er nog veel moet gebeuren ondanks alle goede wil van de afgelopen periode. Ik vind het ook zorgwekkend dat de kinderpornodatabank onvoldoende bekend is bij politiemensen en dat er nog maar zes politiekorpsen op zijn aangesloten. Dat moet echt beter kunnen. De D66-fractie had verschillende vragen en opmerkingen naar aanleiding van de huidige situatie, maar de brief van de minister heeft deze inmiddels voor een belangrijk deel beantwoord. Daar ben ik de minister dankbaar voor. Wel vraagt mijn fractie zich af hoe de extra capaciteit voor de behandeling van kinderpornozaken vrijgemaakt zal worden. De politie kent op dit moment immers een aantal prioriteiten, terwijl het aantal beschikbare zedenrechercheurs, zoals uit de monitor blijkt, bij een aantal korpsen absoluut onvoldoende is. Wat gaat de minister hieraan doen?
De minister schrijft in zijn brief dat de opbrengst van technologische hulpmiddelen groot is. Zoals hij weet is D66 voorstander van het gebruik van innovatieve middelen voor opsporing. Welke stappen neemt hij om de investering in innovatieve trajecten de komende tijd eindelijk te vergroten? De D66-fractie onderschrijft van harte dat een landelijke stuurploeg voor de aanpak van kinderporno wordt ingesteld. Ook het voorstel voor een expertiseknooppunt juicht mijn fractie toe. Kan de minister toelichten hoe dit organisatorisch naast de nationale informatieorganisatie zal worden ingebed? Hoe wordt hier de komende jaren financieel in voorzien? Op welke wijze zal de samenwerking met hulpverleningsorganisaties worden voortgezet? Is erover nagedacht hoe dit past in de internationale samenwerking met politiekorpsen in andere landen? Zijn er Europese ontwikkelingen die in dit verband een rol spelen of ten bate van de aanpak in Nederland kunnen worden meegenomen? Kortom, mijn fractie is enthousiast over de voornemens van de minister, maar merkt wel op dat de voorstellen tot het gewenste, concrete resultaat moeten leiden. Daar moet niet te lang mee gewacht worden. Mijn fractie ziet het plan daarom graag vóór de zomer tegemoet en verzoekt de minister daarbij ook de inbedding op landelijk niveau, de organisatorische gevolgen en het financiële plaatje voor de gehele kabinetsperiode mee te nemen.
Mijn fractie wil in dit kader nog twee punten aankaarten. Ik noemde zo-even al dat in een tv-programma ter sprake kwam dat het seksueel binnendringen bij jonge kinderen wettelijk gezien ontucht is en geen verkrachting omdat geweld bij jonge kinderen niet aangetoond kan worden. Dat heeft nogal wat emotie opgeroepen, ook bij mijn fractie. Deelt de minister dat dit niet is uit te leggen aan de samenleving en ook niet wordt begrepen? Wat is zijn reactie op de oproep uit de samenleving om de wet aan te passen en deze daders van kindermisbruik strenger te straffen? Inmiddels zijn hiervoor al 225 000 handtekeningen verzameld.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Ik heb een heel concrete vraag. Wil de D66-fractie samen optrekken met de CDA-fractie? Het initiatiefwetsvoorstel is inmiddels klaar. Dat is goed voorbereid door de wetgevingsjuristen. Ik hoop dat het binnen een maand of anderhalve maand kan worden ingediend om een einde te maken aan deze nodeloos ingewikkelde juridische situatie.
Mevrouw Berndsen (D66): Daar ben ik het van harte mee eens.
De minister geeft in zijn voortgangsbericht over 2011 aan dat hij meer aandacht wil besteden aan het slachtoffer. De D66-fractie onderschrijft dat. Stel het ontzetten van het misbruikte kind centraal. Dit overleg gaat over de aanpak van kinderporno, maar feitelijk hebben we het niet alleen over het materiaal dat verspreid wordt, maar ook over het misbruik van het kind zelf. Daarom doet mijn fractie bij dezen het voorstel om het voortgangsoverleg dat twee keer per jaar plaatsvindt te verbreden tot een overleg over de aanpak van kindermisbruik, waarvan het maken en verspreiden van kinderporno een onderdeel is. Ik hoor graag een reactie van de minister hierop.
Mevrouw Arib (PvdA): Voorzitter. In dit gezelschap hoef ik niet te benadrukken dat kindermisbruik en de vervaardiging en de verspreiding van kinderpornografie tot de zwaarste misdrijven moeten worden gerekend, vooral vanwege de ernstige gevolgen voor de kleine slachtoffers. De bescherming van de lichamelijke en geestelijke integriteit van kinderen is van levensbelang. Er heerst op dit moment grote onrust in de samenleving naar aanleiding van de recente omvangrijke zedenzaak in Amsterdam waarbij tientallen kinderen in de leeftijd van nul tot vier misbruikt en verkracht zijn. De overige berichtgeving over kinderpornografie in de kranten liegt er ook niet om. De minister geeft in zijn brief uit maart aan dat er hard is gewerkt aan de bestrijding van kinderpornografie, maar dat de geformuleerde ambities nog onvoldoende zijn waargemaakt. Ik twijfel niet aan de goede bedoelingen van de minister, maar ik schrik ontzettend van de berichtgeving in de Korpsmonitor Kinderporno 2010. Als ik die lees – en ik loop al wat langer mee op dit dossier – vind ik het zeer frustrerend dat men er nog onvoldoende in slaagt hier iets aan te doen, ondanks het feit dat de Kamer op één lijn zit wat betreft de aanpak van kinderporno. Elke keer komen die plankzaken weer terug; hoe oneerbiedig dat ook klinkt. Achter elke zaak schuilt ellende. Dit kan niet meer. In plaats dat het aantal afneemt, heb ik de indruk dat het toeneemt. Bij elk debat komt dit aan de orde. Wat gaat de minister eraan doen? We willen geen woorden, maar daden. Het kan zijn dat in Amsterdam extra rechercheurs zijn ingezet, maar dat mag nooit een reden zijn om zaken op de plank te laten liggen. Ik vraag me af of het wel echt met Amsterdam te maken heeft, want elke keer komt dit weer terug. Ik wil van de minister horen hoe hij dit gaat oplossen en binnen welke termijn. We zijn tenslotte niet laks in het bestrijden van terrorisme. Daarvoor komen we met allerlei voorstellen en concrete maatregelen. Ik las vandaag een interview met de minister over overvallen. Hij heeft een ambitie geformuleerd en heeft onorthodoxe maatregelen aangekondigd om het aantal overvallen terug te dringen. Waarom doet hij dat niet bij kinderporno? Ik wil hier graag een toezegging over.
Uit de korpsmonitor blijkt dat het nog steeds uitmaakt in welke regio kinderen worden misbruikt. In september vorig jaar heb ik hierover mondelinge vragen gesteld naar aanleiding van een EO-programma. Als een kind in Twente wordt misbruikt, heb je de kans dat de daders worden opgepakt en dat wordt doorgerechercheerd naar slachtoffers. Als je echter ergens woont waar de politie hieraan geen prioriteit geeft, heb je gewoon pech. De voormalige minister zei dat er hard zou worden gewerkt aan een eenduidige aanpak van kinderporno en dat het niet moet uitmaken waar een kind wordt misbruikt. Dat is nog steeds niet het geval. Wat gaat de minister daaraan doen? Binnen welke termijn wordt ervoor gezorgd dat er eenduidig wordt gewerkt?
Collega Van der Staaij, die er nu helaas niet is, heeft in het verleden samen met mij gewezen op het feit dat de aanpak van sekstoerisme onvoldoende wordt aangepakt als gevolg van te veel drukte of te veel meldingen. Als alle aandacht gericht is op een bepaalde zaak, mag het niet zo zijn dat criminele pedofielen misbruik maken van kinderen in arme landen. Ik heb eerder al gepleit voor een reisverbod voor diegenen die zich schuldig maken aan misbruik in landen waar kinderen seksueel worden uitgebuit. Wat gaat de minister daarmee doen?
De Korpsmonitor Kinderporno hebben we gisteren pas op mijn verzoek toegestuurd gekregen. Ik ga er wel van uit dat de minister zal ingaan op alle conclusies en aanbevelingen en dat hij met een termijn zal komen waarbinnen alles gerealiseerd zal worden.
Ik heb eerder schriftelijke vragen gesteld over Vereniging MARTIJN. Ik vind het onbegrijpelijk dat we in Nederland een vereniging tolereren die onder het mom van vrijheid van meningsuiting aanzet tot geweld tegen kinderen. Ik heb dat nooit vertrouwd. Ik werd daarin bevestigd door het feit dat een van de bestuursleden in het bezit is van kinderporno en zelfs contact had met Robert M. Wat moet er nog meer gebeuren om de website van Vereniging MARTIJN uit de lucht te halen?
Mijn collega's Van Toorenburg en Berndsen hebben al vragen gesteld over de petitie die al een tijdje rondgaat. Veel mensen verbazen zich erover dat penetratie bij baby’s, peuters, kleuters en kinderen tot twaalf jaar niet altijd verkrachting wordt genoemd. Ik heb begrepen dat er volgens sommige juristen sprake is van een misverstand. Gezien de maatschappelijke onrust die een dergelijke petitie met zich meebrengt, wil ik van de minister graag helderheid krijgen hoe dit juridisch zit. Ik ben ook gaan uitzoeken hoe het zit met de strafmaat. Toen bleek dat de hoogste straf voor seksueel misbruik van minderjarigen twaalf jaar is. Voelt de minister er iets voor om die strafmaat te verhogen naar achttien jaar? Ik denk dat daar een belangrijk signaal van uitgaat naar de plegers van misbruik.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): De initiatiefwet waarmee we bezig zijn, heeft twee aspecten. Ten eerste gaat het over de terminologie en ten tweede over het verhogen van de strafmaat. Is mevrouw Arib belangstellend?
Mevrouw Arib (PvdA): Ik wil graag meedoen. Ik wist niet dat mevrouw Van Toorenburg ook met de terminologie bezig was, al heb ik daar in de media wel wat van vernomen. Als het gaat over de strafmaat én de terminologie ben ik zeer geïnteresseerd.
Een tijdje geleden heeft een uitgebreid stuk in de krant gestaan over het feit dat men per 1 januari 2011 in zedenzaken spreekt van «aangevers» in plaats van «slachtoffers». Deze wijziging in de aanwijzing, opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik zou mijns inziens kunnen duiden op de achteruitgang in de bejegening van het slachtoffer. De reden van de wijziging is de objectiviteit van de waarheidsvinding, maar de nieuwe benaming impliceert een zeker wantrouwen jegens het slachtoffer. Hoe kijkt de minister hiertegen aan en waarom heet het zo?
Ik ben blij met de antwoorden van de minister op mijn schriftelijke vragen over de vroegtijdige hulpverlening aan potentiële daders. Ik begrijp dat in mijn voorstel het voorbeeld van Duitsland niet echt geslaagd was. De minister verwees in zijn antwoord naar het Engelse programma Stop it now. Hoe wil hij dat in overleg met zijn collega van VWS bewerkstelligen?
Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ik begin met een citaat: «Voortaan iedereen die straf verdient: straf». Ik ben het meestal niet eens met verkiezingsbeloften van de VVD, maar voor deze heb ik echt een zwak, zeker als het gaat om zeer ernstige zaken als kinderporno. Hoe denkt de minister deze verkiezingsbelofte waar te maken? De portefeuillehouder zeden van het Rotterdamse OM zegt in de NRC dat we nog niet kunnen beweren dat iedereen die een straf verdient die ook krijgt. Ik hoop dat de minister vandaag het tegendeel wil bewijzen.
Ik weet dat er veel goed werk wordt verzet. De voortgangsrapportage geeft aan dat er veel goede dingen gebeuren. Dat wil ik ook gezegd hebben. Er zijn namelijk heel veel deskundige mensen die noodgedwongen steeds weer te maken hebben met heel ernstig en naar materiaal. Voor deze mensen heb ik groot respect. Ik maak we wel ernstig zorgen over de enorme hoeveelheid kinderpornozaken die op de plank blijft liggen. Dat aantal is echt schrikbarend hoog: bijna 1000, zoals we uit de media hebben moeten vernemen. Het is mooi dat er 75 rechercheurs bijkomen die deze zaken kunnen oppakken, maar het kan toch niet zo zijn dat door Robert M. deze capaciteit volledig wordt opgeslokt? Die plankzaken kunnen daar niet door veroorzaakt zijn. Die waren er al. Het aantal is alleen nog meer gestegen. Wat gaat de minister hieraan doen? Is die capaciteit voldoende? Ik zou graag heldere doelen willen zien. Wanneer zijn we tevreden? Wanneer is die werkvoorraad weg?
De SP-fractie heeft altijd de voorkeur gehad voor het verwijderen van walgelijk materiaal van internet boven filteren. Eerst moet alles op alles worden gezet om de daders te pakken en het materiaal van internet te verwijderen. Pas als dat niet lukt kan worden overgegaan tot filteren. De kritiek die mijn fractie hierover in het vorige debat bij monde van mevrouw Gesthuizen heeft geuit is dat onvoldoende geprobeerd wordt het materiaal te verwijderen. Nu blijkt dat het kindermisbruik steeds meer verplaatst wordt naar minder toegankelijke delen van internet, zoals netwerken van pedofielen. Dan red je het niet met filteren alleen. De SP-fractie kan het standpunt van de minister volgen en stemt daarmee in onder de voorwaarde dat er extra inspanningen worden geleverd om de pedofiele netwerken te ontmantelen, misbruikers op te sporen en te vervolgen en dat websites worden neergehaald.
Je hoopt eigenlijk dat je het nooit over zo'n naar onderwerp hoeft te hebben, maar helaas gebeurt het. Ook heel jonge kinderen, baby’s soms, worden ernstig misbruikt, soms tot aan het seksueel binnendringen van het lichaam toe. Dat is echt afgrijselijk. De meeste mensen noemen dit verkrachting. Logisch. Juridisch gezien is die term echter anders. Hetzelfde geldt voor het seksueel binnendringen van een gehandicapte. Omdat iemand zijn wil niet kenbaar kan maken, kan er geen sprake zijn van dwang. Pas als er sprake is van dwang is er sprake van verkrachting. De minister is gevraagd na te denken over het wijzigen van deze wet. Ik begreep uit de media dat mevrouw Van Toorenburg met een initiatief bezig is. Ik zou dat voorstel graag willen zien en daarop een reactie van de minister krijgen.
In de voortgangsrapportage wordt weinig aandacht besteed aan de hulpverlening aan pedofielen. Dat mag wat mij betreft wat uitgebreider. Juist bij deze ernstige vorm van misbruik is het van groot belang dat de mensen die dit doen, verplicht en in een gedwongen kader behandeld worden, bijvoorbeeld tijdens het uitzitten van de straf. Het kan ook preventief. Daar gaat de minister wat de SP-fractie betreft te weinig voortvarend mee om. Mensen die worstelen met hun gevoelens, moeten weten waar zij terechtkunnen. Dat is van groot belang om misbruik te voorkomen. De minister volstaat in zijn brief met de opmerking dat er genoeg behandelmogelijkheden zijn, maar dat mensen vanwege het wantrouwen en de schaamte de stap moeilijk zetten. Dat snap ik, daarom hebben we daar eerder ook Kamervragen over gesteld. Ik vraag de minister overleg te plegen met de minister van VWS om te bekijken of er preventief meer gedaan kan worden aan het behandelen en begeleiden van deze mensen. Ik denk daarbij ook aan anonieme vormen omdat mensen vaak zo veel schaamte hebben om hulp te zoeken, terwijl het echt essentieel is. Graag krijg ik een toezegging op dit punt.
Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Ik begin met een klein punt van kritiek. Het is lastig om een grondig algemeen overleg met de minister te voeren zonder dat de Kamer op tijd beschikt over de Korpsmonitor Kinderporno 2010. Het is jammer dat De Pers daar wel uit kon citeren en daarbij kon spreken over de nog vertrouwelijke korpsmonitor. Ik had een aantal vragen voorbereid, maar die zijn inmiddels met de begeleidende brief bij de korpsmonitor beantwoord.
Ik heb nog wel vragen over de nationale database kinderpornografie. In de korpsmonitor staat dat er grote behoefte is aan een actuele en volledige database. Daarin staat ook dat een meerderheid van de regio's structureel geen materiaal aanlevert omdat de database te traag zou werken. Derhalve wil de PVV-fractie graag weten of, en zo ja hoe, de minister de nationale database kinderpornografie gaat verbeteren.
Daarnaast hebben we ook uit de media kunnen vernemen dat er inmiddels 77 extra rechercheurs zijn ingezet voor de zaak van Robert M. Ik heb begrepen dat zij uit de diverse korpsen komen. Waarom is die keuze gemaakt? Ik sluit me aan bij wat de collega's al gezegd hebben. Er zijn meer dan voldoende plankzaken. Voor alle slachtoffers en hun betrokkenen is elke zaak even pijnlijk. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister. Is dit een tijdelijke of een structurele oplossing?
Gezien de omvangrijke werkvoorraad kan de aangekondigde nationale aanpak naar de mening van de PVV-fractie niet wachten op de invoering van de nationale politie per 1 januari 2012. Gelukkig geeft de minister in de brief van 16 mei jl. aan dat er op korte termijn een landelijke stuurgroep kinderporno komt. Wat is «op korte termijn»? De minister is het hopelijk met ons eens dat iedere dag dat die stuurgroep er nog niet is er één te veel is.
In het vorige AO heb ik vragen gesteld aan de staatssecretaris over naming-and-shaming. Dat ging over een wettelijke verschijningsplicht ter zitting voor verdachten in dergelijke zaken. Toen gaf de staatssecretaris aan dat hij zou bekijken of een algemene verschijningsplicht zinvol zou zijn. Hij zou daartoe eerst overleggen met de Raad voor de rechtspraak. Wat is de stand van zaken hiervan? Is dat overleg al gevoerd of staat het op de agenda? Zo ja, wanneer?
Tijdens het afgelopen AO stelde collega Van Toorenburg een vraag aan de staatssecretaris over virtuele kinderporno. De staatssecretaris gaf toen aan dat er weinig jurisprudentie is op dat gebied. Inmiddels is er een uitspraak van de rechtbank in Rotterdam. Daar is een man veroordeeld tot twee jaar cel voor het bezit van virtuele kinderporno. Vorig jaar nog werd iemand vrijgesproken. De rechter in de Rotterdamse zaak denkt echter dat virtuele kinderporno iemand kan aanzetten tot misbruik. Dat lijkt tegenstrijdig. In 2008 werd iemand er juist weer wel voor veroordeeld. Graag hoor ik van de minister of er een taak ligt voor de wetgever om dit in de wet op te nemen.
Ik wil nog even kort verwijzen naar Chat Security. Daar heb ik eerder ook al vragen over gesteld. Dit bedrijf heeft een computerprogramma ontwikkeld waarmee bewijsmateriaal dat in virtuele chatrooms naar voren komt, kan worden vastgelegd. De KLPD heeft daar wel eens gebruik van gemaakt bij de opspring in kinderpornozaken vanwege de grote hoeveelheid informatie die door het programma wordt vastgelegd. Chat Security werd in de lucht gehouden met een subsidie van het huidige ministerie van EL&I. Die liep af. Ik herhaal dus mijn vraag of Chat Security wordt opgedoekt. Of heeft de minister toch weer een klein budget kunnen vinden?
Ik haal nog maar eens aan dat de PVV voorstander is van minimumstraffen en forse maximumstraffen. Ik was ook van plan iets te zeggen over het misbruik van baby's, minderjarigen en gehandicapten. Daar is inmiddels het nodige over gezegd. Juridisch heet dat geen verkrachting, maar in de praktijk is het iets vreselijks. Wij zijn daarom benieuwd naar het initiatiefwetsvoorstel van collega Van Toorenburg. Ik ben ook blij dat collega Arib het heeft omarmd. Ik heb nog wel een aanvulling. Zijn de collega's voornemens daar een minimumstraf in op te nemen? Anders kan een rechter ondanks de hogere strafmaat toch een geringe straf opleggen. Dat zou in dit soort zaken wel heel kwalijk zijn.
De minister heeft in zijn brief aangegeven dat de zwarte lijst met de te blokkeren sites geen probaat middel is om sites uit de lucht te halen. Als alternatief wordt er een pilot gestart waarin het uploaden van kinderpornografische foto's naar het internet kan worden tegengehouden. Na raadpleging van deskundigen wil ik opmerken dat dit technisch niet haalbaar zou zijn zonder dat het vrije internetverkeer enorm onder druk komt te staan. Graag horen we waarom de zwarte lijst geen probaat middel is. Waarom verwacht de minister wel resultaat van deze pilot?
Het is zorgelijk dat meer en meer thuismateriaal wordt geproduceerd en dat dit materiaal wordt uitgewisseld door middel van ruilhandel tussen pedofiele netwerken. Wordt dit meegenomen in de aangekondigde regionale aanpak?
Wordt er nog eens goed gekeken naar Vereniging MARTIJN, zeker nu haar voorzitter naar ik begrijp nog steeds in hechtenis zit? Hoewel het verbieden van een vereniging natuurlijk wel erg ver gaat, merk ik wel op dat deze vereniging in ieder geval erg op het randje balanceert. Ik ga ervan uit dat de minister het met mij eens is dat deze vereniging daarom scherp in de gaten gehouden dient te worden.
Mevrouw Berndsen (D66): Terecht maakt mevrouw Helder zich zorgen over het aantal plankzaken. Dankzij de PVV is de operationele sterkte van de politie met 500 mensen afgenomen omdat dierenwelzijn kennelijk belangrijker werd gevonden. Zou mevrouw Helder bereid zijn van die 500 mensen een aantal zo te oormerken dat die zich kunnen bezighouden met de bestrijding van kinderporno?
Mevrouw Helder (PVV): Ik verwachtte deze vraag wel. Net als in het vorige AO zou ik willen zeggen dat je ook moet kijken naar efficiënt werken. Ik geloof niet in het zomaar erbij zetten van een aantal poppetjes waardoor het probleem zou zijn opgelost. Er is altijd reden om ernaar te kijken, maar ik vind het veel te simpel om te zeggen dat er door de PVV 500 politiemensen minder beschikbaar zijn en dat de PVV daarmee mede debet is aan het gebrek aan capaciteit. Dat is onzin. Er moet ook efficiënt gewerkt worden. Ik heb net gezegd dat regionale korpsen niet willen aanleveren aan de database omdat die te traag zou werken. Daar moet naar gekeken worden. In de vorige korpsmonitor en in de huidige staat dat er nog heel wat winst te behalen is met digitale middelen. Ik vind dat we daar zeker ook naar moeten kijken.
Mevrouw Berndsen (D66): Ik vind dit toch al te gemakkelijk. Uiteindelijk zijn er 500 mensen afgegaan. Je kunt wel efficiënt blijven werken tot je een ons weegt, maar het gaat gewoon om simpel handwerk en daar heb je capaciteit, mensen, voor nodig. Ik vind het een kwestie van krokodillentranen als mevrouw Helder nu met zo veel spijt spreekt over de plankzaken. Het zou een buitengewoon mooi gebaar zijn als de PVV op haar schreden terugkeerde en de prioriteiten zou willen verleggen.
Mevrouw Helder (PVV): Ik breng in herinnering wat de staatssecretaris tijdens het vorige AO over dit onderwerp zei. Hij zei dat die 500 animal cops er zouden komen, maar dat ze niet met de armen over elkaar zouden gaan zitten. Wij zouden er ook niet voor zijn als zij niets te doen zouden hebben. Als zij geen werk zouden hebben zou de PVV er geen bezwaar tegen hebben ze ergens anders in te zetten.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Als de animal cops niets te doen hebben, gaan ze dus kinderpornozaken oplossen. Het lijkt me niet zo simpel, maar goed. Ik heb een andere vraag. Mevrouw Helder spreekt ook over de plankzaken en de werkvoorraad. Is zij het met mij eens dat het kabinet glashelder moet maken op welke termijn het dit gaat oplossen? Het kan linksom, rechtsom of door het midden. Hoe het gebeurt maakt mij niet uit. Steunt mevrouw Helder het idee dat we zo snel mogelijk van die plankzaken af moeten? Vindt zij dat we de minister huiswerk moeten geven om dat zo snel mogelijk concreet te maken?
Mevrouw Helder (PVV): Ik vind ook dat er een tijdspad moet komen. Dat ben ik met mevrouw Van Gent eens. Ook wil ik nog even terugkomen op het eerste: animal cops die even zedenzaken gaan doen. Het is ook niet zo simpel dat we zomaar 500 zedenrechercheurs zouden hebben. Die krijgt zij van mij op dezelfde manier terug.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): We kunnen hier creatief gaan boekhouden over aantallen politiemensen, maar het moet uit de lengte of de breedte komen. Per saldo zijn er minder, ondanks dat er beloften over zijn gedaan. Die rekensom kan ik ook maken. Als de PVV-fractie ook snel duidelijk wil hebben wanneer de plankzaken worden aangepakt – ik vind het mooi dat mevrouw Helder dat zegt – zou ik graag willen weten aan welke termijn zij denkt. Anders blijft het een beetje een té theoretisch model.
Mevrouw Helder (PVV): Ik ga geen datum aangeven, want ik ben de minister niet. Het moge duidelijk zijn dat ik het het liefst zo snel mogelijk zie gebeuren.
Wat betreft het creatief boekhouden: als wij geen budget hadden gevonden met de twee partners, waren het er 3000 minder geworden.
De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Voor de VVD-fractie geldt, net als voor alle andere fracties, dat het voorkomen van kindermisbruik, het ontzetten van slachtoffers en het voorkomen, opsporen, berechten en veroordelen van bezit en produceren van kinderporno hoge prioriteit moeten hebben. Er is wel een opmerking te maken bij de brief die de minister heeft gestuurd wat betreft het verleggen van de focus naar de producenten en de verspreiders van kinderporno ten opzichte van het downloaden ervan. De VVD-fractie kent vijftien internationale onderzoeken – al geven die geen eenduidig beeld; dat zeg ik er eerlijk bij – waaruit blijkt dat gemiddeld een op de drie downloaders van kinderporno mogelijkerwijs een misbruiker is of wordt. Het blijven vervolgen van downloaders is dus wel degelijk van groot belang. Herkent en erkent de minister dit ook?
Natuurlijk is de VVD-fractie bezorgd over de werkvoorraad en de plankzaken. We zijn zeer benieuwd naar het antwoord van de minister op de meermaals gestelde vraag hoe en wanneer hij denkt dat probleem op te lossen. De VVD-fractie is bekend met het feit dat er inmiddels al speciale zittingen worden georganiseerd waarop heel snel en heel efficiënt vele zaken worden afgewikkeld. Het is dus niet iets wat we nu met elkaar tot onze verrassing constateren, maar een langer bestaand probleem waaraan we met z'n allen moeten werken, maar waaraan ook heel hard gewerkt wordt.
De VVD-fractie is blij met de nationale aanpak die de minister in zijn brief heeft aangekondigd. Die is noodzakelijk. Als je de korpsmonitor omwerkt tot een staatje zie je gewoon dat de regio's en de eenheden schreeuwen om coördinatie en een landelijke aanpak.
Ook de verdere ontwikkeling van de European Financial Coalition against Commercial Sexual Exploitation of Children Online is van belang. Als we die vergelijken met de Financial Coalition Against Child Pornography in Amerika zijn er grote verschillen in effectiviteit en informatie die eruit komt. Zien wij dit verschil goed? Ziet de minister mogelijkheden om dat op te lossen?
De VVD-fractie is het geheel eens met de minister wat betreft de beleidsvoornemens met betrekking tot het internetfilter. We hebben al vaker onze twijfels over de effectiviteit daarvan geuit, mede gelet op het belang van een vrij internet. Dark nets laten zich niet afsluiten door een internetfilter. Daar zul je op een andere manier mee moeten omgaan. Daarvoor zijn modernere en efficiëntere middelen nodig. Het is dus wel zorgwekkend dat we nog steeds met de Europese Commissie aan het nadenken zijn over een conceptrichtlijn voor internetfilters, terwijl dat echt een achterhaald iets is. Ik merk op dat deep packet inspection qua effectiviteit en privacy op grote bezwaren stuit in het land. Als het instrument zou worden gehanteerd, moet het chirurgisch worden gehanteerd en niet als een algemeen uitgerold middel.
Wat zijn de taken van de nieuwe landelijke officier van justitie? Er is het Meldpunt Kinderporno op internet. Daaraan heeft de VVD-fractie ook een werkbezoek gebracht. Het is echter onduidelijk wat de effectiviteit is van het meldpunt en van de behandeling van alle zaken die daar gemeld worden. Men weet het daar zelf ook niet. Weet de minister het? Als hij deze vraag niet nu kan beantwoorden, horen we daar graag meer over op een later tijdstip. Wat gebeurt er met de meldingen en wat is het effect daarvan op de verspreiding van kinderporno?
Er wordt terecht gevraagd naar de database. Die Nederlandse database moet er komen zodat je eenvoudig de bekende en de niet-bekende foto's kunt filteren. Het gaat om de niet-bekende foto's. Dat zijn foto's van kinderen en slachtoffers die misschien nog wel ontzet kunnen en moeten worden. Nog belangrijker is een Europese database zodat je zo veel mogelijk informatie beschikbaar hebt. Die moet worden uitgerold. Dat bespaart mensen en die mensen hebben we nodig om op een andere manier te kunnen inzetten. Overigens is het werk dat die mensen doen allergruwelijkst. Als je dat technisch kunt laten doen door een computer verdient dat de voorkeur en de prioriteit.
Terecht wordt er naar de Vereniging MARTIJN gevraagd. De VVD-fractie is zeer benieuwd naar het antwoord van de minister op die vraag. De VVD-fractie is ook blij met de antwoorden van de minister op de vragen over de huiszoeking naar aanleiding van de MARTIJN-kwestie. De suggestie werd gewekt dat daarmee technische en juridische problemen waren, maar die is met de beantwoording weggenomen.
De VVD-fractie is van mening dat de lijn van de regering de juiste is. Gegeven de middelen wordt er goed gewerkt, maar er is absoluut reden om hier met z'n allen aan te blijven werken en druk op te blijven leggen. De minister zal het waarderen dat de Kamer dat doet. Zo zitten wij hem dicht op de hielen zodat hij ervoor kan zorgen dat de problemen op de kortst mogelijke termijn worden opgelost en dat de efficiency van de opsporing van deze walgelijke lieden zo groot mogelijk is zodat deze mensen zo snel mogelijk, en wat de VVD-fractie betreft zo lang mogelijk, achter slot en grendel verdwijnen.
Mevrouw Arib (PvdA): Ik ben blij verrast met de steun van de VVD-fractie wat betreft de Vereniging MARTIJN. Ik begrijp niet wat de VVD-fractie wil. Vindt zij dat er genoeg gewacht is met het uit de lucht halen van de website van de vereniging? Moet het verboden worden? Wat moet er volgens de VVD-fractie gebeuren?
De heer Van der Steur (VVD): Ik zei het misschien wat kort door de bocht, maar dat kwam omdat ik mijn spreektijd zag verstrijken en niet de voorzitter op mijn nek wilde krijgen. De Vereniging MARTIJN heeft terecht de aandacht van het Openbaar Ministerie gekregen. Wij wachten die conclusies af. Dat lijkt me ook logisch. Ik ga zelf geen conclusies trekken uit wat wij nu zichtbaar hebben over de Vereniging MARTIJN. Als je het doorleest word je daar absoluut ongelukkig van en krijg je een zeer onaangenaam gevoel. Vermoedelijk zal het juridisch gezien allemaal wel kunnen, maar het gaat juist om wat er achter die vereniging zit. Mevrouw Arib kan dat antwoord ook niet geven. We weten dat het OM hierop acteert en dat lijkt me terecht. Door het verbieden van de vereniging los je het probleem niet op. Dat heeft de geschiedenis op allerlei fronten wel geleerd. Je moet de mensen die de vereniging vormen aanpakken. Ik denk dat dat de insteek van het OM en de minister is.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Het is duidelijk dat dit onderwerp niet zo partijpolitiek is en dat de commissieleden het erover eens zijn dat urgentie geboden is bij het aanpakken van deze walgelijke vorm van seksueel misbruik en uitbuiting. Het is des te schokkender dat hoewel dit streven breed bestaat en hier al jarenlang debatten over worden gevoerd, de problematiek nog steeds groter wordt en de aanpak verbetering behoeft. Dit ongeduld moeten we omvormen tot concrete maatregelen met heldere termijnen, zodat we weten waar we aan toe zijn. Anders blijven we hier ongeduldig. Het ergste is echter dat de zaken niet goed kunnen worden opgepikt. Natuurlijk respecteer ik het zware werk dat hier gedaan wordt. Aan intenties ontbreekt het echt niet, maar het gaat om menskracht, om daadkracht en een goede afstemming van waar je mee bezig bent.
De afgelopen weken en maanden hebben we een treurig beeld gekregen van de aard en omvang van de walgelijke business van de kinderporno. Ook hebben we gezien dat we nog steeds geen echte greep hebben op de sector, omdat deze zich blijft uitbreiden en Nederland een zeer dubieuze rol speelt in internationale netwerken. RTL Nieuws heeft de Korpsmonitor Kinderporno 2010 in handen gekregen. Hieruit blijkt dat 20 van de 25 politiekorpsen onvoldoende scoren en te weinig daadkracht tonen. Ik wil geen makkelijke kritiek vanaf de zijlijn leveren, maar dit is wel een zorgelijk beeld. Het ontbreekt niet aan intenties, maar je moet je afvragen of de insteek wel adequaat is. De kans dat kinderpornoproducenten tegen de lamp lopen, is uiterst klein. De helft van de politiekorpsen komt überhaupt niet toe aan de opsporing van kindermisbruikers en kinderpornoproducenten. Korpsen richten zich vooral op downloaders en verspreiders. Het lijkt erop dat niet Oost-Europa en Azië, maar juist Nederland een belangrijk herkomstland van kinderporno is. De slachtoffers zijn vaak de kinderen van de misbruiker of kinderen uit de buurt.
Ander nieuws is dat door het omvangrijke opsporingsonderzoek in de zedenzaak tegen Robert M. het onderzoek in de rest van het land nagenoeg stil ligt. Het gevolg is dat het aantal plankzaken volgens de berichtgeving van RTL Nieuws met 180 dossiers is toegenomen tot 950. In september 2010 waren er nog 770 dossiers. Wij weten allemaal dat het hier niet gaat om fietsendiefstal, maar om walgelijke praktijken. Ook de kleine zaken hebben een enorme impact op de mensen en kinderen die ze betreffen.
Beter nieuws is dat het Korpsbeheerdersberaad en de Raad van Korpschefs hebben ingestemd met een plan voor de instelling van 75 extra kinderpornorechercheurs. Bij de vorming van de nationale politie komt in elk van de tien regio's een regionale eenheid met specialisten op het gebied van kinderporno. Anderen vroegen het ook al: hoe snel hebben we dit soort zaken operationeel? Gaan we op van alles en nog wat wachten? Ik ben dat spuugzat, dat geldt ook voor mijn collega's en hopelijk ook voor de minister. Ik wil voor de zomer een heldere tijdsplanning. Misschien kan de minister mij deze nu al leveren. Wanneer zijn deze regionale eenheden operationeel? Wanneer is de werkvoorraad weggewerkt? Hoe zit het met die plankzaken? Kan de minister mij er een helder schema met ambities en percentages bij leveren? Mooie voornemens waar we het allemaal hartstochtelijk over eens zijn, zullen ons niet helpen. Wij zullen de vinger aan de pols moeten houden. Kan ik de minister uiteindelijk afrekenen op die concrete afrekenbare doelstellingen? Dergelijke doelstellingen moeten wij hebben. Dit is voor mij op dit moment het belangrijkste punt, maar ik heb ook nog wel een aantal vragen.
Er is al iets gevraagd over het kinderpornofilter, dat voor geen meter werkt. Jaar in jaar uit is echter wel gezegd dat dit de ultieme remedie was voor een aantal dingen. Moeten de technische en politieke besluitvormingstrajecten hierover niet eens geëvalueerd worden of stoppen we er gewoon mee? Hoe kan het dat de Kamer er jarenlang mee tevreden is gesteld dat dit filter goed zou werken? Mijn fractie is er altijd zeer kritisch over geweest, maar dit soort fouten moet natuurlijk niet opnieuw worden gemaakt.
De minister zegt in zijn brief dat er een voorstel komt voor de herziening van de aanpak van kinderporno. Ik vraag mij af wat de status is van dit voorstel. Op welke termijn wordt het openbaar? Wanneer wordt het geïmplementeerd? Krijgen wij ook de documenten die RTL Nieuws in handen had? RTL Nieuws bericht dat door de Amsterdamse zedenzaak de werkvoorraad van andere zaken is toegenomen. Hoe zit dit eigenlijk? Waarom weet RTL Nieuws dit wel en wij niet? Wist de minister het wel? Ik vind het eerlijk gezegd een vreemde gang van zaken, zeker als er zo'n grote politieke overeenstemming is om dit te gaan aanpakken. Wij steunen de minister van harte, maar dan moet hij wel komen met concrete resultaten en niet alleen met een papieren aanpak, want daar is niemand bij gebaat. Kan de minister mij geruststellen met afrekenbare en meetbare doelstellingen? Kan hij op korte termijn een aantal zaken implementeren? Zo kan het namelijk niet verder gaan.
Ik wacht het initiatiefwetsvoorstel over ontucht en verkrachting met belangstelling af. Misschien kan de minister hierover al iets zeggen. De invalshoek van de CDA-fractie komt mij iets sympathieker voor dan die van de PVV-fractie, die er bijvoorbeeld meteen minimumstraffen aan verbindt. Ik val in deze commissie in, dus ik moet een beetje oppassen. Mijn politieke gevoel zegt dat ik minimumstraffen minder plezierig vind. Volgens mij wordt het zo ook minder haalbaar om dit wetsvoorstel Kamerbreed op een prettige manier te kunnen oppakken.
Ik ben het eens met mijn collega van de VVD-fractie – dat is even schrikken ja – dat je clubs als MARTIJN in de gaten moet houden, maar we gaan natuurlijk niet verenigingen of stichtingen verbieden. Als zij bezig zijn met zaken die niet deugen en die strafbaar zijn, moet je dat aanpakken. Anders komen we in een glijdende schaal terecht, waar niemand wat aan heeft. Mijn gevoel zegt dat deze mensen goed in de gaten worden gehouden. Tot zover mijn eerste termijn. Ik ben heel benieuwd naar de beantwoording van de minister.
Mevrouw Helder (PVV): Het gaat er niet om of het opleggen van een minimumstraf onsympathiek is of niet. Het gaat erom dat daders harder bestraft moeten worden. Als je een ondergrens opneemt, weet je in ieder geval dat dit minimum opgelegd gaat worden. We kunnen wel de strafmaat omhoog brengen en ik hoop natuurlijk ook dat de rechters deze strafmaat dan gaan toepassen, maar hierop vertrouwen is een tweede. Vindt mevrouw Van Gent het geen symboolpolitiek als alleen de bovengrens wordt opgetrokken?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Dat vind ik helemaal niet. De GroenLinks-fractie heeft groot vertrouwen, zeker meer dan de PVV-fractie, in onze rechterlijke macht en ons rechtssysteem. Ik vind bijvoorbeeld ook niet dat een rechter eruit moet vliegen of geen nieuwe benoeming moet krijgen als hij mij niet bevalt. Dat soort zaken vind ik drie keer niks. Ik heb er vertrouwen in dat rechters heel goed weten wat ze moeten met ernstige zaken. Zij zullen dan niet doen alsof iemand een lippenstift heeft gepikt, maar zij zullen iemand echt wel een flinke straf geven voor dit soort zaken. Daar hebben ze niet het systeem van minimumstraffen van de PVV voor nodig.
Mevrouw Arib (PvdA): Ik heb een vraag over Vereniging MARTIJN. Ik begrijp dat de GroenLinks-fractie zich in die zin aansluit bij de VVD-fractie dat zij vindt dat Vereniging MARTIJN in de gaten moet worden gehouden. Die vereniging wordt al jaren in de gaten gehouden, maar heeft lak aan alles en iedereen. Ze gaat gewoon door met het plaatsen van verschrikkelijke beelden. Ik vind dit een vorm van aanzetten tot geweld tegen kinderen. Het OM is hier al heel lang mee bezig. Ik ben het ermee eens dat je dit moet afwachten. Gezien het feit dat een bestuurslid van de vereniging nu al is opgepakt vanwege het bezit van kinderporno, is deze opmerking mij te gemakkelijk en wat te populistisch.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik kan het altijd zeer goed vinden met mevrouw Arib, maar wat zij nu zegt, is volstrekte onzin. Eigenlijk zijn wij het namelijk helemaal eens, want als Vereniging MARTIJN of welke organisatie dan ook of mensen die daarbij betrokken zijn, dingen doen die niet mogen, dan moet je dat natuurlijk aanpakken. Dat snapt mevrouw Arib ook heel erg goed. Bovendien is de voorzitter van Vereniging MARTIJN nu gepakt. Hiertoe zal ook reden zijn geweest. Ik ben niet degene die hierover gaat, maar die zaak is in behandeling en dat moet vooral zo blijven. Als er wat gebeurd is, zal deze persoon zijn straf krijgen.
Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank de woordvoerders van de verschillende fracties voor hun interventies. Voor het kabinet en dus ook voor mij is dit onderwerp buitengewoon belangrijk. Ik constateer dat Kamer en kabinet op grote lijnen buitengewoon eensgezind opereren. Mevrouw Van Gent zei het scherp en ook ik vind dat je dit onderwerp moet depolitiseren. Mensenhandel is ook zo'n onderwerp; ook dat bespraken we vandaag even in de Kamer. Je moet er schouder aan schouder met elkaar tegenaan gaan. De heer Van der Steur heeft al gezegd – ik denk dat de andere woordvoerders het daarmee eens zijn – dat ik het op prijs stel als we met dit dossier buitengewoon scherp omgaan. Dat geldt voor andere dossiers ook, maar in het bijzonder voor dit dossier.
Naar eer en geweten zeg ik dat ook ik de korpsmonitor gisteren pas voor het eerst heb gezien. Ik kreeg eerder al verzoeken om deze monitor te sturen, maar ik heb hem 's middags pas gekregen. Daarna heb ik hem kort ingekeken. Ik heb de staatjes gezien en alle troepen verzameld. We hebben de stormbal gehesen. Dat heeft de heer Brouwer van het Openbaar Ministerie natuurlijk ook al gedaan. Ik heb gezegd dat ik niet alleen de korpsmonitor zou sturen, maar dat ik ook een brief zou schrijven, waarin wij bij elkaar brengen waar men mee bezig is. Door dit op een krachtige manier aan te sturen, nemen we het initiatief dus deels over. Ik houd niet zo van het woord «plan» in dit verband. We zullen daarom een actieprogramma opstellen. De hoofdcontouren daarvan heb ik in de brief vermeld. Begin juni zal dit programma klaar zijn en bij mij liggen. Per ommegaande zal het programma vervolgens naar de Kamer worden gestuurd. Bij deze zaak zullen we dus niet in allerlei processen en procedures opereren. Actie is geboden.
Mij viel ook op dat in de korpsmonitor «vertrouwelijk» stond en «22 maart». Gisteren, toen ik de monitor in handen kreeg, keek ik op mijn horloge en constateerde ik dat het geen 22 maart was, maar 16 mei. De korpsbeheerders hebben er vrijdag ook pas een besluit over genomen. We hebben nog geen nationale politie, maar soms kunnen we acteren alsof we er al één hebben. Het gezag, dat is het Openbaar Ministerie, kan iets willen en vinden, maar de korpsbeheerders moeten vervolgens wel besluiten dat dit ook gebeurt. Zij hebben vrijdag conform de inzet van het Openbaar Ministerie besloten. Daarbij hebben zij ook de monitor betrokken. Daarom hebben we de monitor gisteren, dat is maandag, bij hen weggetrokken en aan de Kamer gestuurd. Ik had de brief gisteren om 18.45 uur. Ik stond erop dat deze brief gisteren nog aan de Kamer zou worden gestuurd. Sneller kon het niet gaan. Ik begrijp de kritiek van de Kamerleden, maar zo is het gelopen. Ik ben daar heel open over. Ik voel dat Kamer en kabinet naast elkaar staan bij dit onderwerp. Ik ga de brief nu niet nog eens samenvatten. De brief is volgens mij helder. Er staat in dat er een nationale aanpak komt. Ik vind het ook niet aanvaardbaar dat er regionale verschillen zijn bij dit onderwerp. Dit onderwerp heeft topprioriteit.
Ik kan gaan oplepelen wat de stand was in welk jaar en in welke maand. Voor alles is ook een verklaring te geven. De Amsterdamse zedenzaak heeft er natuurlijk veel mee te maken. Je moet wel het overzicht houden van de effecten. Ik heb bij de Amsterdamse zedenzaak heel veel contact gehad met de burgemeester van Amsterdam, met de hoofdofficier en met de politie. Ik heb ongelooflijk veel respect voor de mensen die aan de zedenzaak werken. Het onderwerp is vreselijk. De overheid moet dit heel krachtig aanpakken. Ik wil daarvoor een duidelijk signaal geven.
Ik hoop dat de contouren helder zijn. Het zou niet zorgvuldig zijn als ik nu uit de losse pols een paar dingen zou zeggen. Daarom zal ik in de brief van juni ook schrijven hoe we de implementatie van 75 extra politiemensen in de organisatie gaan regelen. Daarbij zal ik uiteraard ook ingaan op de financiële kant ervan, zoals mevrouw Berndsen heeft gevraagd. Ook wil ik in de brief de concrete resultaten laten zien. Ik wil als minister mijn eigen mensen van het Openbaar Ministerie en de politie – zij voeren het gezag erover uit – ook binden aan resultaten. Ik ben niet zo onder de indruk van het getal van 75 extra politiemensen. Dat is op zichzelf een indrukwekkende vermeerdering met 100%, maar de prioritering van het Openbaar Ministerie en de politie zullen we op een andere manier tot uitdrukking brengen, door per prioriteit aan te geven wat het betekent dat iets prioriteit heeft. Bij de meeste prioriteiten heb ik dit al gedaan, bij de overige zal dit nog uitgewerkt worden. Het zal de Kamerleden niet interesseren hoeveel mensen ik inzet, maar wel of het beoogde resultaat aanspreekt en of het mij lukt om dat resultaat te behalen. Dat is het belangrijkste. In de voortgangsbrief hebben we aangegeven dat we de positie wel gaan bijstellen. We zullen de focus dus verschuiven. De heer Van der Steur heeft er een kritische kanttekening bij geplaatst, of beter gezegd, een aanvullende kanttekening. Dat betekent natuurlijk niet dat we met de downloaders niets meer doen. Het betekent wel dat we ons niet meer uitsluitend op de downloaders richten, maar ook op de vervaardigers en verspreiders van kinderporno en op misbruikers van kinderen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik heb een vraag over de junibrief. Ik wil heel helder hebben wat daarin komt te staan. Komen daarin meetbare, afrekenbare doelstellingen te staan, met daaraan verbonden termijnen? Staat daarin wanneer de nieuwe mensen operationeel zijn en hoe wordt omgegaan met de plankzaken en de werkvoorraad? Ik vraag dit zo expliciet omdat in de brief die wij op 4 maart 2011 van de minister van Veiligheid en Justitie hebben gekregen de drie speerpunten inzake de aanpak van kinderporno staan. Je kunt wel de hele wereld willen verbeteren vóór juni, maar ik wil het in stappen regelen. Wat kan snel gedaan worden? Wat kost wat meer tijd en wat is het eindplaatje? Kunnen wij de minister daarop afrekenen?
Minister Opstelten: Mevrouw Van Gent wil het precies zoals ik het wil. Ik wil ook precisie. Het plan van aanpak is in maart al aangekondigd. Het duurt mij te lang. Gisteren was het voor mij klaar toen ik de monitor met de staatjes onder ogen kreeg. Ik dacht: we gaan nu iets doen en grijpen in. We hebben nu nog met een regionale politie te maken. Ik neem niemand iets kwalijk. Iedereen heeft zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen. We gaan nu met de betrokkenen aan het programma van aanpak werken. Dat hebben we gisteren besloten. Men vindt een nationale aanpak juist. Je moet een aantal dingen afdwingen. Ik weet ook dat er mensen moeten worden opgeleid. Ik zal precies de waarheid vertellen. Als het in september niet kan, ga ik niet zeggen dat het in september operationeel is. Mijn mensen waarschuwen mij natuurlijk voor van alles en nog wat, maar op een gegeven moment moet je je nek maar een beetje uitsteken. Ik ben gaarne bereid om dat te doen. Ik ga de grenzen opzoeken, want het kan niet langer zoals het nu gaat. Ik kan het niet uitleggen dat wij hierover rustig elk halfjaar op basis van rapportages spreken en dat wij bij elke halfjaarrapportage constateren dat er eigenlijk niet zoveel is veranderd of verbeterd. De focus verandert, maar er moet ook scherpte in komen. Plankzaken zul je altijd houden. Een werkvoorraad blijft. Daar moeten we reëel in zijn. We hebben zaken in behandeling. We zullen een streefcijfer noemen, maar dat zal reëel zijn. Je hebt natuurlijk niet in de hand wat voor ellende zich voordoet. Als zich een kwestie voordoet zoals die in Amsterdam, staat iedereen klaar om te doen wat nodig is. Punt uit. Mevrouw Van Gent krijgt dus precies wat zij vraagt en wat andere collega's mij ook gevraagd hebben.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Dat lijkt mij een goede toezegging. Nu nog even de inhoud.
Minister Opstelten: Het is dus snel, hè?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Zeker, het is snel. Het kon minder, zeg ik op zijn Gronings. Wij moeten natuurlijk nog wel even de inhoud van de brief in juni checken. Dat zal de minister mij ook niet kwalijk nemen.
Minister Opstelten: Ik vind het prettig om van de commissieleden te horen of zij de lijn van de brief ondersteunen. Voor mij en mijn team betekent dat een steun in de rug. We moeten hier en daar even wat noten kraken.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik neem aan dat de minister het heeft over de brief van 16 mei. Ik kan deze brief wel ondersteunen, met name de laatste zin: «Ook het College van procureurs-generaal heeft in zijn jaarbericht 2010 aangegeven dat met een vergroting van de recherchecapaciteit aansprekende resultaten kunnen en moeten worden geboekt in de aanpak van kinderporno». Zo staat er nog een aantal dingen in de brief, zoals de noodzakelijke herinrichting. Mij gaat het erom dat we op korte en middellange termijn gaan bekijken wat we gaan doen en met welke capaciteit. Er moeten afrekenbare doelstellingen zijn. Ik snap ook best dat niet alles vóór juni mogelijk is. Ik wil het wel helder hebben. Ik vraag de minister om het op zo'n tijdstip aan te leveren dat wij er nog voor de zomer over kunnen spreken. Dan kan er ook in de zomer aan gewerkt worden.
Ik heb begrepen dat het landelijk expertisecentrum kinderporno ook in Rotterdam experimenteert met een andere, buitengerechtelijke aanpak. Dit experiment wordt in het voorjaar – dat is nu zo'n beetje – geëvalueerd. Kan dit erbij betrokken worden? Dit heeft ook te maken met de inzet van capaciteit. Ik zou het fijn vinden als de junibrief hier ook op ingaat.
Minister Opstelten: Het antwoord is «ja».
Mevrouw Kooiman (SP): De SP-fractie schaart zich achter de minister en is het eens met zijn inzet inzake de aanpak van kinderporno, zoals deze ook in zijn laatste brief verwoord is. Het gaat natuurlijk wel om de resultaten. Ik wil heel duidelijk van de minister horen of hij de streefcijfers gaat opnemen en of wij een tijdspad krijgen. Ik hoef alleen maar «ja» te horen. Dan is het goed.
Minister Opstelten: Ook op uw vraag zeg ik «ja». Alle leden van de commissie hebben deze vraag gesteld. Ik heb alleen mevrouw Van Gent aangekeken, niet omdat zij de laatste was, maar omdat haar vraag het meest precies was. Ik weet dat ze er in juni op terugkomt. Daarom kan ik het beter precies met haar afspreken. Ik vind het ontzettend belangrijk dat alle fracties in de kern deze brief steunen. Dan kan namelijk een niet gering gewicht ingezet worden.
Mevrouw Arib (PvdA): Ik dank de minister voor zijn concrete toezegging. Ik heb een vraag over de 75 extra mensen. Worden deze extra rechercheurs ingezet voor de aanpak van kinderporno? In de korpsmonitor staat dat kinderpornozaken vaak moeten concurreren met andere zaken. In verschillende regio's worden zedenrechercheurs zelfs regelmatig ingezet voor andere, tactische onderzoeken of bij evenementen. Kan ik ervan uitgaan dat de 75 extra politiemensen echt worden ingezet voor de aanpak van kinderporno en dat de aandacht gaat naar het rechercheren op slachtoffers, dus niet alleen op downloaders?
Minister Opstelten: Het antwoord is «ja». Het gaat om een capaciteit van 75 politiemensen, die zich fulltime inzetten voor de bestrijding van kinderporno. Het zijn niet alleen rechercheurs, maar ook ICT-deskundigen. Ik heb gezegd dat de plankzaken en de zaken die in behandeling zijn in de brief precies worden behandeld. Het aantal zaken moet sowieso omhoog. Ik wil het aantal zaken verhogen tot 25% in eind 2014. Dat is behoorlijk ambitieus. In het plan kom ik daarop terug. We zullen samen met de politie en het Openbaar Ministerie aangeven hoe we dit zullen doen en op welke termijn wat is gerealiseerd. We streven naar een verhoging van 25% van het aantal zaken, of, anders gezegd, van het aantal aangeleverde verdachten. Het is belangrijk om dit te horen van de kant van de Kamer. Ik vind het prettig om te zien dat de Kamer daarmee instemt.
Mevrouw Berndsen (D66): Ook ik stem graag in met de brief van de minister. Er zit wel een zorgpuntje in dat ik aan de minister wil voorleggen. Een landelijke aanpak is goed. De minister schrijft ook dat hij de regionale eenheden daarbij gaat benutten. Ik ben er altijd heel benauwd voor dat als je iets landelijk gaat organiseren, je het weghaalt bij de politieagenten op straat. Zij zijn de ogen en de oren. Het is buitengewoon belangrijk om hen in beeld te houden. Daarvoor zou wat mij betreft nog wel wat meer aandacht kunnen komen.
Minister Opstelten: Dat ben ik totaal met mevrouw Berndsen eens. In de brief staat ook dat je het lokale niveau niet mag vergeten. In het verleden, bij de regionalisering van de politie, hebben we onze lessen geleerd. Toen we alles op regionaal niveau gingen brengen, liep de expertise weg. Dat moet niet gebeuren. Er moet nationale sturing komen. Wat behandelen we? Wat bereiken we? We moeten weten wat er gebeurt. Laten we hopen dat een zaak als die in Amsterdam nooit meer voorkomt, maar als zo'n zaak weer voorkomt, moeten we precies weten wat de impact ervan is en moeten we op dat moment ook onze maatregelen kunnen nemen. We moeten de zaak beter runnen en beter aansturen. Dit willen het Openbaar Ministerie, de politie en de korpsbeheerders. Ook de Tweede Kamer wil dit. We zijn in de kern onverslaanbaar, maar moeten het nog wel even doen. Er is grote eensgezindheid. We hebben het moment bereikt dat het voor de Kamer, voor mij en voor anderen niet meer uit te leggen is dat dit kwaad niet wordt uitgeroeid. Zo moeten we erin zitten: spijkerhard. Ik vind het heel prettig als de Kamer mij ongelooflijk kritisch op de huid blijft zitten. Het is overdreven om dit te vragen omdat de Kamer dit gelukkig toch al doet. Over de plankzaken en de zaakbehandeling kan ik nog veel zeggen, maar ik denk niet dat dit nodig is. We weten namelijk dat het aantal plankzaken naar beneden moet. Er zal altijd een reservoir zijn van zaken. Aan zaken die in behandeling zijn, wordt het nodige gedaan. Plankzaken zijn geen zaken waarmee niets gebeurt. Het misverstand is wel eens dat er ergens een grote kast of een grote doos staat met daarin de zogenaamde plankzaken, waarmee niets zou gebeuren. Integendeel, er gebeurt natuurlijk wel iets mee.
Mevrouw Van Toorenburg heeft gezegd dat we het verspreiden en het in bezit hebben van kinderporno moeten blijven aanpakken. Het is op zichzelf niet aan de orde om te stoppen met de aanpak van downloaders, kijkers en kleine verspreiders. Wel verleggen we de prioriteit. Naar aanleiding van de vraag van de heer Van der Steur heb ik dit zojuist ook gezegd. Vervaardigers moeten worden aangepakt en kinderen in misbruiksituaties moeten ontzet worden. We kunnen niet voortgaan op de wijze waarop we tot nu toe hebben gehandeld, omdat dit onvoldoende oplevert.
Moet de werkgever van een verdachte van seksueel misbruik van minderjarigen geïnformeerd worden? Het Openbaar Ministerie handelt in dit soort gevallen overeenkomstig de aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik. Op basis van het gesprek met de melder of aangever wordt een zorgvuldige afweging gemaakt over de wijze waarop de melding of de aangifte moet worden afgehandeld. Daarbij hoort ook de afweging of de werkgever moet worden geïnformeerd. Daarbij moet ook het risico worden meegewogen dat wordt ingegrepen terwijl de melding en de aangifte achteraf onjuist blijken. Ook moet worden gewaakt voor niet snel genoeg ingrijpen bij een melding of aangifte die wel juist blijkt te zijn. Het Openbaar Ministerie werkt heel nauwgezet. Ik heb daar veel vertrouwen in. Als het enigszins verantwoord is, moet de melding plaatsvinden.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Ik begrijp wat de minister zegt over de praktijk. Wij hebben het afgelopen jaar een aantal keren situaties voorgeschoteld gekregen waarin er te laat was gemeld. Dit speelde bij twee basisscholen en ook bij de Amsterdamse zaak lijkt het alsof eerder had kunnen worden gemeld. Staatssecretaris Teeven heeft ons eerder toegezegd dat hij opnieuw om de tafel zou gaan met het Openbaar Ministerie, om het geheel iets aan te draaien. Dat willen wij van de minister horen.
Minister Opstelten: Ik ga nu niet in op de concrete zaken, maar het Openbaar Ministerie zit hier heel scherp in. Een debat als dit zal leiden tot het actiepunt dat er overleg wordt gevoerd met het Openbaar Ministerie. Wij zullen ook op dit punt de werkwijze van het Openbaar Ministerie nog eens langslopen. Het mag nooit te laat zijn en het moet verantwoord zijn. Het moet messcherp worden gedaan, zodat een melding plaatsvindt als dit enigszins mogelijk is.
Ik kom te spreken over de encryptiesleutel. Daarover kan ik een zeer lang juridisch verhaal houden. We moeten in onze rechtsstaat ook denken aan de belangen van de verdachten. Dat vergeet ik niet. Er zijn mensen die zeggen dat een verdachte dwingen tot medewerking aan het kraken van een sleutel daarmee in strijd is. Ik wil natuurlijk even praten met mijn Britse collega van Justitie over zijn ervaringen. Ik zal deze meewegen en de Kamer daarover informeren.
Nederland is geen productieland van kinderporno. Tot nu toe zijn er geen aanwijzingen dat in Nederland op min of meer professionele manier kinderpornografie wordt geproduceerd, die vervolgens via het commerciële circuit wordt verkocht. Het beeld is wel eens anders, maar dat is dan niet op feiten gebaseerd. Ik heb dit zelf nagevraagd. De aanwijzing is dat de productie plaatsvindt in Oost-Europa en in Azië. Dit is volgens mij reeds bekend. Mevrouw Van Toorenburg heeft nog een vraag gesteld over de werkvoorraad. Ik denk dat we daar voldoende over hebben gesproken.
Mij is gevraagd of ik vind dat de politie moet worden gekoppeld aan de meldknop voor online misbruik die momenteel in ontwikkeling is. Met deze meldknop wordt het jongeren gemakkelijk gemaakt om melding te maken van misbruik. Ik vind dat deze koppeling er moet komen. Ik volg de ontwikkelingen rond de online meldknop nauwlettend en zal waar nodig en waar mogelijk mijn steun eraan verlenen. Het gaat hierbij om een meldknop op websites die veel gebruikt worden door jongeren. Als zij zich in seksuele zin bedreigd voelen, kunnen zij dit direct melden. Ook discriminatie en racisme kunnen zij melden. Dit is iets anders dan het filteren en blokkeren van kinderpornografie.
Verschillende woordvoerders hebben mij gevraagd hoe ik sta tegenover preventieve behandelmethoden voor potentiële kindermisbruikers. De realisatie van preventieve behandelmethoden voor potentiële daders van kindermisbruik zal ik bezien in het totaal van de benodigde maatregelen die door het kabinet worden genomen om de productie van kinderporno en seksueel misbruik te voorkomen, onder andere naar aanleiding van het rapport-Gunning. Collega Kamp en ik hebben geschreven over de aanbevelingen uit dit rapport. Ik wil deze aanbevelingen niet in algemene zin bespreken, maar meer in precisie. Dit zal dus onze aandacht krijgen. De brief van minister Kamp en mij komt morgen, op 18 mei 2011, in de Kamer aan de orde in een AO over kinderopvang.
Vele woordvoerders hebben gesproken over de petitie die 250 000 mensen hebben ondertekend. Over deze kwestie moet je juridisch goed nadenken. Artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht gaat over verkrachting of het seksueel binnendringen van het kind in de leeftijd van twaalf jaar of ouder. Dit is de theorie. Voor de theorie ben ik als minister verantwoordelijk, maar ik heb ook gevoel voor het totaalbeeld van wat een samenleving vindt. Ik wil mevrouw Van Toorenburg niet voor de voeten lopen. Zij komt met een initiatiefwetsvoorstel. Ik vind het mooi dat zij dit doet. Ik neem de vraag van mevrouw Arib over de leeftijd van achttien jaar daarbij mee. Ik hoop dat mevrouw Van Toorenburg het mij niet kwalijk neemt als ik mij er niet met een juridisch verhaal van afmaak. Het heeft geen zin om hier te vertellen wat je graag zou willen, maar wat niet mogelijk is. Daarom zal ik contact opnemen met mevrouw Van Toorenburg en dit met haar afstemmen. Een initiatief van een Kamerlid wil ik natuurlijk niet frustreren. Eventueel wil ik het wel ondersteunen en versterken.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Dat is een heel plezierig geluid. Ik had overigens niet anders verwacht. Natuurlijk zullen wij elkaar ontmoeten in het kader van dit onderwerp. We weten waarom geweld niet in de delictomschrijving staat. Als je «geweld» opneemt in een delictomschrijving, moet bewezen worden dat geweld is toegepast. Daarmee doen we een kind geen plezier. Er zijn echter ook andere manieren om te komen waar wij heen willen. Ik zal, als de memorie van toelichting verder klaar is, contact opnemen met het ministerie, vanzelfsprekend via de minister. Dan kunnen wij bekijken hoe wij de wetgeving op dit punt zo kunnen maken dat deze juridisch klopt en tegelijkertijd beantwoordt aan de gevoelens in de samenleving.
Minister Opstelten: Oké. Dank u zeer.
Mevrouw Berndsen heeft gesuggereerd dat wij het onderwerp van de algemene overleggen over kinderpornografie zouden moeten verbreden. Het is de vraag of wij dit moeten doen. Als je iets verbreedt, krijgt het ook minder focus. Ik vraag mij daarom af of dat verstandig is. Het is natuurlijk aan de Kamer om te bepalen hoe vaak we hierover vergaderen. De Kamer kan ook een ander AO organiseren. Mevrouw Berndsen vraagt het aan mij. Ik zou zeggen: doe het niet en probeer te focussen. Mij wordt gevraagd om met acties en concrete resultaten te komen. Die moeten we blijven volgen; we moeten er scherp over blijven spreken. Als je dat niet doet, verbreed je het onderwerp en raken we de focus kwijt. Seksueel misbruik is een onderwerp dat bij de aanpak van kindermishandeling aan de orde komt. Samen met mijn ambtgenoten, vooral de staatssecretaris van VWS, ben ik verantwoordelijk voor die aanpak. Bij het onderwerp kindermishandeling zitten dus ook andere bewindslieden achter deze tafel.
Mevrouw Berndsen (D66): Ik bracht dit onderwerp in omdat ik vind dat er bij kinderporno sowieso altijd sprake is van kindermisbruik. Als je de focus alleen op kinderporno legt, kom je al heel gauw bij producenten en daders terecht. Ik wil dat de focus ook op het kind wordt gelegd. Daarom heb ik in mijn bijdrage naar voren gebracht dat ook kindermisbruik bij het onderwerp kinderpornografie zou moeten worden betrokken. Dan ligt de focus niet uitsluitend bij de producenten et cetera, maar komt deze ook bij de kinderen, de slachtoffers te liggen.
Minister Opstelten: We hebben al aangegeven dat we op deze manier de focus gaan verleggen. Ik kom met een plan, dat meteen het kader biedt voor het overleg en de rapportages daarover.
Mevrouw Arib heeft gesuggereerd dat een reisverbod als aanvullende straf zou moeten worden gegeven aan mensen die veroordeeld zijn voor kindersekstoerisme. Er is wetgeving in de maak waarmee wordt voldaan aan de oogmerken van het voorstel van een reisverbod voor personen die zijn veroordeeld voor kindersekstoerisme. Ik wijs op het wetsvoorstel wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling, dat thans bij de Eerste Kamer aanhangig is. Dit wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid van een locatiegebod als bijzondere voorwaarde. Dit locatiegebod kan bestaan uit de verplichting om in Nederland te blijven, tenzij de reclassering aan een verdachte toestemming heeft verleend om Nederland te verlaten. Een dergelijk gebod zou aan de orde kunnen zijn in het geval dat een veroordeelde regelmatig naar het buitenland is gereisd en daar strafbare feiten heeft gepleegd. Daarbij zou onder anderen kunnen worden gedacht aan personen die in Nederland zijn veroordeeld voor zedenmisdrijven die in een bronland van kindersekstoerisme zijn gepleegd. Kortom, wij zijn dit dus al aan het regelen. Mevrouw Arib heeft gepleit voor een landelijke en eenduidige aanpak. Uit de monitor blijkt duidelijk dat de aanpak per regio verschilt. Daar hebben we het al voldoende over gehad.
Er zijn ook vragen gesteld over de terminologie. «Aangevers» is breder dan «slachtoffers die aangifte doen». Iedereen die kennis heeft van een strafbaar feit, kan immers aangifte doen. Ik acht de term «aangever» dan ook vollediger dan «slachtoffer». Er wordt met deze term niets verkeerds bedoeld.
Mevrouw Arib (PvdA): Daar wordt verschillend over gedacht, ook door juristen die zich bezighouden met het onderwerp seksueel misbruik. Zij zeggen dat het pijnlijk kan zijn voor slachtoffers van zedenmisdrijven, ook voor hun geloofwaardigheid, als zij als aangever worden gezien. Ik denk dat het dus een beetje beladen is.
Minister Opstelten: Dat hebben wij niet in beeld. Als je iets vermoedt, ook als er niets aan de hand is, moet je daar iets mee doen. Aangifte doen is een stap verder. Het gaat erom dat in een eerder stadium wordt gehandeld. Te denken valt daarbij aan zaken als de meldcode. We zullen het natuurlijk in de gaten houden, maar ik vraag mevrouw Arib om de ruimte te geven voor deze terminologie. Als mensen iets vermoeden, moeten zij gewoon iets doen. Dat vraag ik van iedereen.
Velen hebben gesproken over Vereniging MARTIJN. Ik verwijs naar de antwoorden die ik op 22 december 2010 heb gegeven op schriftelijke vragen van mevrouw Arib. De politie kijkt regelmatig naar de site van deze vereniging. Tot op heden heeft dit niet geleid tot een concrete verdenking of een strafrechtelijk onderzoek tegen de vereniging. De heer Van der Steur heeft gelijk: zelfs ik in mijn mooie functie kan niet zomaar iets doen wat ik persoonlijk vind. Ik moet mij wel baseren op de bevindingen van de politie en het Openbaar Ministerie. Ik kan er natuurlijk wel met deze partijen over spreken. Ik kan zelfs verder gaan. Wij blijven dit zeer nauwgezet volgen. Wij hebben daar een verantwoordelijkheid in te nemen.
Mevrouw Helder heeft gesproken over Chat Security. Dit betreft een particulier initiatief. Het KLPD heeft hiernaar gekeken, maar heeft uiteindelijk besloten om er niet verder mee in zee te gaan. Het KLPD zag er geen meerwaarde in of vond het effect ervan onvoldoende.
Mevrouw Helder heeft verder gesproken over de uploadpilot van Leaseweb. Deze pilot is iets anders dan het filteren en blokkeren van downloaden. Er is een verschil tussen uploaden en downloaden, zeker ten aanzien van het beslag dat ze leggen op de capaciteit van het internet. Mij is verteld dat de uploadpilot technisch uitvoerbaar, maar niet effectief genoeg is. Ik leg me neer bij dit oordeel van alle technici. We gaan er natuurlijk wel continu mee door om te bekijken of we dit kunnen verbeteren. Bij dit onderwerp moet je natuurlijk innovatief opereren. Daarom is het heel belangrijk om er ICT-specialisten bij te betrekken. Een gedeelte van het extra geld dat we inzetten komt uit ons cybersecuritybudget.
Mevrouw Helder heeft ook nog gevraagd naar ons standpunt over de invoering van een plicht voor verdachten om ter zitting te verschijnen, in het kader van naming-and-shaming. In het vorige overleg heeft de staatssecretaris toegezegd dat hiernaar zou worden gekeken. Ik ben van mening dat de invoering van een dergelijke plicht niet nodig is. De wet biedt namelijk reeds de mogelijkheid om verdachten te doen verschijnen, eventueel met een bevel tot medebrenging. Uiteindelijk gaat de rechter hierover. Deskundigen zien een verschijningsplicht niet als een extra instrument dat we op dit moment nodig hebben. Wel ben ik bereid om dit te blijven volgen, ook bij de focus die we in de verdere aanpak aanbrengen. We moeten ons afvragen of we dit instrument later misschien toch nodig hebben. Mensen moeten gewoon verschijnen. Dat vind ik heel belangrijk. Wij blijven dit volgen, maar tot dusverre luidt ons standpunt zoals ik dat zojuist heb toegelicht.
Mevrouw Helder (PVV): Ik begrijp dat de mogelijkheid van een bevel tot medebrenging er is. Verdachten van dit soort zaken weten dat zij in de rechtszaal moeten verschijnen, maar juist dit type verdachte wil dit liever niet. Daarom heb ik gepleit voor een verschijningsplicht. De minister zegt dat hij bereid is om dit te blijven volgen. Daar ben ik blij mee, maar ik zou graag zien dat hij dit wat concreter maakt. Hoe gaat hij dit volgen? Gaat de minister daar iets aan verbinden, bijvoorbeeld als blijkt dat verdachten in een bepaald percentage van de zaken niet verschijnt? Wil de minister hierover dan opnieuw nadenken?
Minister Opstelten: Ik ben daartoe bereid. We moeten hierbij heel precies zijn. De strafzaak moet goed behandeld worden. Ik weet dat dit onderwerp niet alleen bij mevrouw Helder leeft. Wij volgen dit scherp. Ik ben ook bereid om in de brief die ik aan de Kamer zal sturen, hierop nog wat uitgebreider in te gaan. Ik zal mijn plan sturen en daarnaast ook een brief met toezeggingen. Waar het kan, zal ik meer informatie geven dan de Kamer nu krijgt. Ik geef ook gaarne informatie over dit onderwerp. Als minister vind ik dit een heel terechte vraag, waarop een antwoord moet komen. Mevrouw Helder moet niet het gevoel krijgen dat we dit onderwerp tijdens elk overleg alleen maar behandelen; we moeten ook de effecten ervan laten zien. Dan is het voor iedereen overtuigend waarom we iets niet doen.
Ik ga verder met een vraag van de heer Van der Steur. Hij meldt dat uit diverse onderzoeken uit het buitenland naar voren komt dat een op de drie downloaders kinderen misbruikt. Ik wist dit niet en vind het interessant om te horen. De heer Van der Steur vraagt of ik de uitkomst van dit onderzoek herken. Ik ben bekend met verschillende onderzoeken, die volgens mij geen volledig overzicht geven. In Nederland is eind 2009 onderzoek verricht naar het verband tussen downloaden en misbruik. Dit onderzoek is verricht door Bureau Beke en is verschenen onder de titel Achter de schermen. De conclusie van dit onderzoek is dat er geen duidelijk verband tussen downloaden en misbruik is vast te stellen. Nader onderzoek is nodig. Door middel van het plan van aanpak van kinderpornografie wordt dit geïnitieerd. We zullen de uitkomsten van het onderzoek dat de heer Van der Steur noemt daarbij meenemen.
De heer Van der Steur (VVD): De VVD-fractie is uiteraard bekend met het Nederlandse onderzoek. De onderzoeken waar ik over spreek, hebben tussen 2002 en 2009 in het buitenland plaatsgevonden. Daaruit komt een diffuus beeld naar voren. Een gemiddelde van een uit drie komt daaruit naar voren. Dat is misschien niet helemaal wetenschappelijk verantwoord – de minister weet hoe riskant het is om dit soort opmerkingen te maken – maar de essentie van de onderzoeksresultaten is dat er een relatie is tussen downloaden en kindermisbruik. De minister heeft aan het begin van zijn bijdrage ook al gezegd dat het vinden van downloaders een prioriteit blijft. De producent kan dezelfde zijn als de downloader. Ik zal het lijstje dat ik hier heb aan de minister ter beschikking stellen. Dan kan hij hier misschien naar kijken.
Minister Opstelten: De heer Van der Steur heeft gevraagd naar een vergelijking tussen Nederland en Noord-Amerika. Er is geen Nederlandse financiële coalitie, maar wel een Europees initiatief. Misschien doelt de heer Van der Steur hierop. Dit initiatief staat onder regie van de Europese Commissie. Nederland doet daar uiteraard aan mee. De eerste fase is een halfjaar geleden of langer al beëindigd. Nu is het wachten op de start van de tweede fase. In Noord-Amerika gaat het sneller en voortvarender. Dit onderwerp komt informeel en formeel regelmatig aan de orde in de JBZ-arena. Ook andere landen hebben aangedrongen op een tweede fase. Europol is nu bezig om die fase voor te bereiden. Dan gaat het op dezelfde manier als in Noord-Amerika: informatie uitwisselen tussen politie en banken, pseudoaankopen doen en ander onderzoek. Uiteraard worden mensen ook concreet aangehouden en vervolgd.
Mevrouw Van Gent heeft gezegd dat de landelijke database te traag zou zijn. Ik heb gehoord dat de landelijke database op dit moment goed werkt en dat deze steeds meer gevuld wordt met afbeeldingen van seksueel misbruik die bij eerder onderzoek in beslag zijn genomen. De problemen die mevrouw Van Gent noemt, zijn van enige tijd terug. Er was enige tijd nodig om de software te schrijven waarmee de regio's met elkaar konden communiceren. Mij is verzekerd dat het is opgelost.
Mevrouw Berndsen (D66): Ik heb gelezen dat nog maar 6 van de 25 regiokorpsen direct zijn aangesloten op deze databank. Daar moet volgens mij wel wat versnelling in worden aangebracht.
Minister Opstelten: Ik zal hiernaar kijken. Dit wordt natuurlijk ook meegenomen in het programma. We gaan de monitoren langs. Van zes regiokorpsen gaat het straks misschien naar tien. We zullen erop toezien dat alle korpsen zich zullen aansluiten. Dat moet gewoon gebeuren. Waarom dat niet is gebeurd, begrijp ik niet. Daarom is nationale regie noodzakelijk.
De voorzitter: Ik dank de minister voor de beantwoording in eerste termijn. Ik constateer dat er bij de leden van de commissie behoefte is aan een korte tweede termijn. Ik stel voor dat we een spreektijd hanteren van één à anderhalve minuut per fractie. Daarbij zijn geen interrupties toegestaan.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Voorzitter. Allereerst dank ik de minister voor de beantwoording van de vragen en voor zijn toezeggingen. Hij constateert volkomen terecht dat dit geen politiek debat is en dat we schouder aan schouder moeten optrekken in dit gruwelijke dossier. Op die manier kun je met elkaar zo veel mogelijk bereiken. Ik zal daarom mijn conceptplannen, waarmee ik seksueel misbruik van kinderen onder de twaalf beter in het Wetboek van Strafrecht wil krijgen, zo snel mogelijk met de Kamer en de minister delen, zodat we echt iets goeds kunnen maken met elkaar. De CDA-fractie wacht daarnaast het actieplan af dat wordt opgesteld naar aanleiding van de schokkende korpsmonitor. Ook dankt zij de minister voor zijn toezegging om in Engeland te bekijken hoe men daar omgaat met het doorbreken van de versleuteling. Ik hecht eraan om nogmaals te zeggen dat het hierbij gaat om verdachten. Er zijn computers in beslag genomen waar we niet in kunnen kijken, terwijl we denken dat er kinderpornografie op staat. Alleen in die gevallen zouden we graag willen dat er wordt geleerd van wat Engeland op dat punt heeft bereikt.
Mevrouw Berndsen (D66): Voorzitter. Ook ik dank de minister voor zijn antwoorden en voor de voortvarendheid waarmee hij met het actieplan wil komen. Dit is een eerste stap in de goede richting, maar ik vrees dat de praktijk wat weerbarstiger is dan wij hier met elkaar achter de tafel bedenken. De nationale politie gaat hier absoluut bij helpen, maar zij zal geen panacee bieden. Het is heel belangrijk dat mensen op de werkvloer gemotiveerd worden om alert te zijn op kinderporno, zodat ook wijkagenten weten wat er in hun wijken gebeurt. Ik denk dat je dan veel effectiever kunt optreden.
Mevrouw Arib (PvdA): Voorzitter. Ook ik dank de minister voor de beantwoording. Ik twijfel over wat ik ga zeggen. Aan de ene kant ben ik blij met de toezegging dat de minister begin juni met een concreet plan komt, waarin de aanbevelingen en conclusies uit de korpsmonitor worden verwerkt met een termijn en een ambitie. Aan de andere kant vraag ik me af of dit wel gaat gebeuren. Dit is niet omdat ik de minster niet vertrouw, maar omdat al vanaf 2003 wordt gesproken over de werkvoorraad van kinderpornozaken. Van Riessen kwam met een rapport. In 2003, 2004, 2006, 2007 en 2008 is over de werkvoorraad gesproken. In 2008 heb ik een motie ingediend. Die heb ik later aangehouden, toen het kabinet toezegde dat het eraan zou werken. Ik dacht: ik verander gewoon de datum van deze motie en dan kan ik haar zo weer indienen. Dit ga ik nu niet doen, maar ik hoop dat deze minister de geschiedenis ingaat als de minister die een einde heeft gemaakt aan het aantal plankzaken en kinderporno keihard heeft bestreden. Als dat zo is, is hij mijn man. Dat klinkt misschien wat raar; ik bedoel er wat anders mee.
Ik dank de minister verder voor zijn toezegging ten aanzien van de rechercheurs, omdat het vaak arbeidsintensief is om door te rechercheren naar slachtoffers. Ik heb er echter vertrouwen in dat zaken alleen op die manier naar boven kunnen komen. Dit hebben we ook bij Robert M. gezien. Dankzij de Amerikaanse aanpak van doorrechercheren naar het kind is Robert M. uiteindelijk opgepakt. Ook dank ik de minister voor de eenduidige nationale aanpak die in het plan terugkomt.
Als laatste heb ik een vraag over Vereniging MARTIJN. Ik begrijp dat de minister nu niets kan doen aan die vereniging en dat het ingewikkelder ligt, maar als het goed is, is er een strafrechtelijk onderzoek gaande. Wanneer wordt dit afgerond en krijgt de Kamer dit toegestuurd?
Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ik ben erg blij dat de minister zegt dat hij kinderporno voortvarend wil aanpakken. Ook ben ik blij dat hij de plankzaken wil aanpakken en dat hij met streefcijfers en met een tijdspad komt, maar ik wil niet alleen woorden, maar ook daden. Reken maar van yes dat we de minister nauwlettend zullen volgen. Al mijn collega's zullen dit volgens mij doen. Ik wacht met spanning de brief in juni af.
Ik heb nog twee puntjes. Het eerste gaat over het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Van Toorenburg, waar de minister al op heeft gereageerd. Ik wil de minister nog meegeven om niet alleen de wetgeving rond het binnendringen van jonge kinderen, maar ook die rond het binnendringen van gehandicapten te bekijken. Dit is namelijk hetzelfde probleem.
Daarnaast heb ik een punt over de behandeling van pedofielen en over preventie. De minister geeft terecht aan dat hij hierover naar aanleiding van het rapport van de commissie-Gunning met minister Kamp een aantal dingen geschreven heeft, maar dat richtte zich met name op de slachtoffers. Ik zou graag zien dat de minister in overleg treedt met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die over behandeling en preventie van pedofilie gaat. Dit overleg zou moeten gaan over de vraag hoe we pedofielen bereiken met websites en anonieme telefoonnummers. Internetbehandeling is vaak ook een heel gericht instrument. Voorkomen is altijd beter dan genezen. Als we deze mensen eerder in het vizier hebben en eerder kunnen begeleiden, dan zou dat beter zijn. Daar krijg ik graag nog een reactie op.
Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Ik dank de minister ook voor de duidelijke beantwoording. In het begin van zijn betoog zei hij dat hij er belang aan hecht dat de fracties zijn brief van 16 mei ondersteunen. Voor de volledigheid bevestig ik dat mijn fractie deze brief ondersteunt. Er is één vraag open blijven staan, namelijk of de minister een rol voor de wetgever en dus voor zichzelf ziet weggelegd bij het eventueel strafbaar stellen van het bezit van virtuele kinderporno, omdat in de jurisprudentie hierover wat tegenstrijdigheden schijnen te zitten. Kan hij dit in de brief van juni meenemen?
De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Ik zal de loftuitingen aan het adres van de minister niet herhalen. Of nee, ik zal dit toch doen. Ik dank de minister. Ik kan hem alleen maar lof toezwaaien voor de manier waarop hij zich heeft opgesteld, met name omdat hij zich wel degelijk kwetsbaar maakt door zijn intentie om concreet meetbare resultaten te boeken. Dit kan alleen maar worden geprezen. De VVD-fractie staat dan ook achter de brief, met aantekening van de door mij gemaakte opmerkingen over deep packet inspection en een aantal andere kwesties. Ik ben zeer benieuwd naar het resultaat van het onderzoek naar de situatie in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot encryptie. Ook ben ik heel benieuwd hoe daar aangekeken wordt tegen de vraag of verdachten moeten meewerken aan hun eigen veroordeling. Dat is natuurlijk het issue.
Eén vraag is nog niet beantwoord. Dit is de vraag wat de effectiviteit was van de meldingen die plaatsvinden op het Meldpunt Kinderporno. Als het antwoord niet beschikbaar is – dit kan ik me heel goed voorstellen – lijkt het mij verstandig dat dit wordt meegenomen in de brief van juni. Als we melden bij een meldpunt, is het goed om te weten wat het effect van die meldingen is. De VVD-fractie hecht daar zeer aan. Uit de behandeling krijg ik het gevoel dat we met de partijen schouder aan schouder staan ten aanzien van de aanpak van dit vreselijke fenomeen. Dat stel ik zeer op prijs.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Ik wil de minister bedanken voor zijn beantwoording, maar ik wil nog even een paar puntjes op de i zetten. Het klinkt allemaal heel voortvarend en dat vind ik goed. De minister vraagt steun voor zijn brief. Die wil ik best geven, maar ik vond de brief wel wat vaag. Er zijn allemaal goede voornemens in geformuleerd, maar er staan geen cijfers in, geen procenten en geen afrekenbare doelstellingen. Ik snap best dat de minister steun wil voor deze brief, ook om in andere gremia steun te verwerven voor zijn aanpak, maar het is niet voldoende.
In deze brief staat ook dat het plan dat erin verwoord is begin juni wordt aangeboden, maar het kan niet zo zijn dat dit met een ander nietje erdoorheen naar de Kamer gaat. Alle afgesproken doelstellingen en dergelijke moeten daar dan wel in staan. Ik wil dat dit glashelder is. Ik wil ook dat de Kamer dit uiterlijk de tweede week van juni krijgt, zodat zij dit voor het zomerreces met de minister kan bespreken.
Ik heb ook nog een vraag over de meetbare doelstellingen. De minister sprak op een gegeven moment over een verhoging van 25% van het aantal zaken met aangeleverde verdachten. Ik vond dit een beetje warrig, maar dit kan aan mij liggen als relatieve amateur in deze materie. Wat betekent dit precies? Ik zou het ook goed vinden als het kabinet bijvoorbeeld komt met streefcijfers voor de pakkans. Dit soort zaken is mij nog niet helemaal duidelijk. Kan de minister hierover opheldering geven? Samenvattend zeg ik als onderkoelde Groninger: het lijkt aardig, maar ik wil eerst zien en dan geloven.
De voorzitter: Ik geef het woord aan de minister voor zijn beantwoording in tweede termijn. Ik sta per fractie één interruptie toe.
Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun bijdrage in tweede termijn. De brief waarvoor ik steun heb gevraagd, is inderdaad niet precies genoeg, omdat hij slechts het kader biedt waarin we werken. We moeten dit nu met de betrokken mensen heel concreet maken. Daarom vraag ik de steun van de Kamer. Het is geen deftig gedoe in de trant van: fijn dat de Kamer mij steunt. Nee, ik heb die steun nodig, omdat die mij helpt om mijn werk te doen. Ik vind het prettig om te weten dat de Kamer ook langs dit kader wil werken. We gaan nu de puntjes op de i zetten. Daar is geen enkel misverstand over. Natuurlijk, het heeft te lang geduurd voordat die puntjes op de i kwamen. Daarom is het goed dat we het ijzer smeden nu het heet is. Er is momentum ontstaan doordat iedereen het graag ziet gebeuren en wil meewerken. Ook ik merk dat.
Mevrouw Berndsen merkte heel terecht op dat we ervoor moeten zorgen dat dit onderwerp op de werkvloer bespreekbaar is. Natuurlijk, de plannen van de hoge dames en heren zijn plannen op papier. Wij hebben allemaal gezegd dat we niet van papier houden. Er moet gewoon geleverd worden. Daar zijn we mee bezig. Ik heb ongelooflijk veel respect voor de mensen die dit werk doen, voor de politie, het Openbaar Ministerie en de hulpverleners.
Mevrouw Arib heeft gesproken over Vereniging MARTIJN. Het gaat in dit verband volgens mij om een strafrechtelijk onderzoek dat tegen een van de bestuursleden loopt. Ik kan daar verder niets over zeggen. De Kamer zou het me zeer kwalijk nemen als ik dit anders zou doen. We wachten het af, zoals we dat met elk strafrechtelijk onderzoek en elke strafrechtelijke procedure doen. We bekijken hoe het loopt. Ik ben niet van plan om te gaan rapporteren over hoe strafrechtzaken eindigen.
Mevrouw Kooiman heeft goede woorden gesproken over de preventie. Preventie heeft onze aandacht, maar je moet wel weten om wie het gaat. Dan zijn er mogelijkheden. Ik zal dit met de staatssecretaris van VWS goed in de gaten blijven houden.
Ik heb de vraag van mevrouw Helder onbewust over het hoofd gezien. Dat spijt me. Ik zal in de brief de strafbaarheid van virtuele kinderporno op basis van de jurisprudentie tegelijk met een aantal hier aangekondigde toezeggingen meenemen. Ik zal dit goed uitzoeken en dan een conclusie trekken. Ik ben van plan die brief gelijk met het programma van actie te sturen. Dan slaan we twee vliegen in één klap.
De vragen over het Meldpunt Kinderporno heb ik in eerste termijn ook even overgeslagen. Ik weet niet waarom, want ik vind dat dit meldpunt op internet belangrijk werk verricht. Gelet op het plan voor een nationale inrichting van de aanpak van kinderpornografie, is het niet ondenkbaar dat het meldpunt, straks bij een nieuwe organisatie van de aanpak kinderpornografie een plek in die organisatie krijgt. Dit moet op termijn bezien worden. Omdat het meldpunt belangrijk werk doet, heb ik besloten om de subsidie voor het meldpunt met twee jaar te verlengen. Dan is er continuïteit en kan men doorgaan. Daarna zullen we verder zien.
Ik wil 25% meer zaken in behandeling zien. Dit betekent gewoon dat we meer verdachten moeten vinden. We hebben het vaak over plankzaken en behandelzaken. Die waren er al en dragen dus niet bij aan de toename. Het gaat erom dat je ook in je opsporingstechniek probeert om niet alleen bestaande zaken af te wikkelen, maar ook om meer verdachten te vinden. Dit is natuurlijk ook wat het Openbaar Ministerie laat zien. Dit is een heel andere ambitie. Ik wil hierover het nodige in het programma van aanpak opnemen, maar ik vind dat ik die ambitie ook aan de Kamer moet melden. Dit leidt binnen het Openbaar Ministerie tot een heel staatje.
De heer Van der Steur (VVD): Ik dank de minister voor de beantwoording van mijn vragen in eerste termijn. Iedereen erkent volgens mij dat het Meldpunt Kinderporno belangrijk werk doet op internet. Toch ontbreekt de koppeling tussen meldingen en daadwerkelijke strafrechtelijke activiteiten nog, ook in de perceptie van het meldpunt zelf. De VVD-fractie vindt het belangrijk om te kunnen beoordelen wat we daar ophalen en wat we ermee doen. Dat zou heel mooi in de brief van juni passen.
Minister Opstelten: Oké, dit zal gebeuren.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Interpreteer ik wat de minister heeft gezegd over de percentages goed, als ik het als volgt samenvat: de minister gaat voor een pakkans van 25%?
Minister Opstelten: Ik ga voor meer dan 25%.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Dan is het goed dat ik deze vraag nog even stel. Wij krijgen in de brief van juni dus helderheid over de percentages? Maken deze deel uit van de afrekenbare doelstellingen? Ik zie de brief dan met belangstelling tegemoet.
Minister Opstelten: Het antwoord is «ja».
De voorzitter: Ik zal de toezeggingen herhalen.
– De Kamer krijgt begin juni het actieprogramma van de minister, inclusief de implementatietermijnen die hij daaraan verbindt. Hij zal ook doelstellingen verbinden aan de door hem gestelde prioriteiten.
– De Kamer krijgt een brief van de minister, waarin op de volgende onderwerpen nader wordt ingegaan. Hij zal de Kamer in de brief nader informeren over de zogenaamde verschijningsplicht voor verdachten op de rechtszitting. Daarnaast zal hij de minister van Justitie van het Verenigd Koninkrijk raadplegen over de medewerking van verdachten aan het ontsleutelen van versleutelde informatie. Verder zal hij in de brief ingaan op de strafbaarheid en de strafmaat van virtuele kinderporno en zal hij de Kamer nader informeren over de effectiviteit van het Meldpunt Kinderporno. Ik heb genoteerd dat deze brief begin juni komt; ik ga ervan uit dat de brief uiterlijk vrijdag 10 juni in de Kamer ligt. Ik kijk de minister even aan.
Minister Opstelten: Het antwoord is «ja».
De voorzitter: Ik dank de leden voor hun inbreng en de minister voor de beantwoording. Ik sluit deze vergadering.