Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 mei 2011
Op 14 april 2011 verzocht uw vaste commissie voor Veiligheid en Justitie om informatie over de positie die Nederland tijdens de ministeriële conferentie te Izmir, waar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is besproken, heeft ingenomen ten aanzien van de werkwijze van het Hof, de «margin of appreciation» van nationale staten en de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Op 19 april 2011 heeft de minister van Buitenlandse Zaken tijdens de Algemene Europese Beschouwingen een uitgebreider kabinetsstandpunt terzake toegezegd aan de Eerste Kamer. Als gevolg van deze toezegging wordt momenteel gewerkt aan een brief aangaande bovengenoemde onderwerpen. Deze brief zullen de minister van Buitenlandse Zaken en ik voor het zomerreces toezenden aan uw Kamer.
De minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten