Vastgesteld 7 december 2010
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 23 november 2010 overleg gevoerd met minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken over:
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 19 november 2010 betreffende de Nederlandse inzet met betrekking tot de OVSE-top in Astana op 1 en 2 december (32 500 V, nr. 12);
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 6 september 2010 betreffende het verslag van de informele Ministeriële Raad van de OVSE in Almaty (32 123 V, nr. 94).
Van het overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
Albayrak
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
Van Toor
Voorzitter: Albayrak
Griffier: Van Toor
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Albayrak, Van Bommel, Çörüz, Dijkhoff en Timmermans,
en minister Rosenthal, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
De voorzitter: Ik open de vergadering en heet alle aanwezigen welkom bij de eerste vergadering van de commissie voor Buitenlandse Zaken.
De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Een van de belangrijkste aspecten in de geannoteerde agenda is de menselijke dimensie. Mijn fractie onderstreept dit en wil dat de minister dit nadrukkelijk uitdraagt. Ik doel hierbij ook op de discussie over mensenrechten. Het lijkt me goed hier voortvarend op in te steken. Terugkijkend op de NAVO-top noem ik in het bijzonder de afspraken die zijn gemaakt tussen Rusland en de NAVO in het Verdrag inzake de Conventionele Strijdkrachten in Europa (CSE-verdrag). Welke impact hebben deze afspraken voor de OVSE?
In Palermo was de Parlementaire Assemblee van de OVSE (OVSE PA) bij elkaar. Daar hebben we van de secretaris-generaal gehoord dat het voorstel is het budget van de OVSE met 2% te laten toenemen. Ik heb mijn bezorgdheid geuit over deze toename. Als veel instellingen in den lande moeten bezuinigen is het ingewikkeld als het gouvernementele deel van de OVSE een voorstel doet tot toename. Het secretariaat van de assemblee werkt met een minimale bezetting in Kopenhagen. Ik begrijp de toename gezien de acties die worden ondernomen, maar 2% groei ligt in deze tijd moeilijk.
Een punt van zorg dat al lange tijd speelt is het ontbreken van rechtspersoonlijkheid voor de OVSE. Het is de enige internationale organisatie zonder rechtspersoonlijkheid. Onze Permanente Vertegenwoordiger in Wenen, mevrouw Van Veldhuizen-Rothenbücher, heeft zich hier hard voor gemaakt. Ik wil van de minister weten wat de stand van zaken is. Het gaat heen en weer, maar het is goed om op een gegeven moment knopen door te hakken.
De Assemblee en het gouvernementele deel van de OVSE werken te veel als twee losse entiteiten. Is de minister het daarmee eens? Deze samenwerking moet worden verbeterd. In het verlengde daarvan kijk ik met een scheef oog naar de samenwerking tussen het Office for Democratic Institutions and Human Rights (ODIHR) en de OVSE. Het ODIHR komt voort uit de OVSE, maar het botert niet altijd even goed. Ik heb dat zelf ervaren in Azerbeidzjan. Dit is een punt van zorg. Zowel de rechtspersoonlijkheid als de samenwerking van OVSE en ODIHR behoeft aandacht.
Als delegatieleider heb ik diverse malen aangegeven dat het goed is mensenrechten in verschillende gremia te bespreken, zoals binnen de Verenigde Naties (VN), de Raad van Europa (RvE), de Europese Unie (EU), de Euro-Mediterrane Parlementaire Assemblee (EMPA) en de OVSE. Toen de OVSE echter op een gegeven moment allerlei bijna- handelsakkoorden wilde entameren met EMPA-landen, heb ik me hardop afgevraagd of dat de rol is van de OVSE. Ik denk het niet. Enige coördinatie hierin is wenselijk.
Voor het eerst in mijn leven heb ik verkiezingen waargenomen in Azerbeidzjan. Dat was een leerzame ervaring. Mijn begeleider was een ervaren verkiezingswaarnemer. Wat mij opviel was het slotdocument. ODIHR had dit eigenlijk van tevoren al geschreven. Ik heb me daarover verbaasd. Ik heb waargenomen en niets verkeerds gezien, terwijl het rapport een aantal tekortkomingen beschreef. Ik zal de laatste zijn die deze punten zal ontkennen, maar het was niet erg fair als ik het zo apolitiek mag zeggen. Het grote moment moet eerlijk worden beoordeeld, los van wat er allemaal vooraf en nadien gebeurt. Ik wil hier aandacht voor vragen.
De heer Timmermans (PvdA): Voorzitter. Het probleem van de OVSE is dat de organisatie tussen servet en tafellaken zit. De OVSE is meer dan een conferentie, maar minder dan een internationale organisatie. Het is dus niet onlogisch dat we er nog steeds niet uit zijn of de OVSE rechtspersoonlijkheid moet krijgen. De oorsprong van de OVSE is inderdaad een conferentie, een plek waar getracht werd ongelukken te voorkomen. Dit was destijds, in de Koude Oorlog, de ambitie. Hierbij was het voor de Sovjet-satellietstaten en de Sovjet-Unie van belang dat zij door de internationale gemeenschap hun grenzen bevestigd kregen. Van onze kant was het belangrijk dat we mensenrechten tot onderwerp van discussie maakten, niet alleen tussen de staten, maar ook tussen de inwoners van de staten van de – toen nog – Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (CVSE) en hun overheid. In die zin heeft de CVSE en later de OVSE beslissende invloed gehad op de omwenteling in Centraal- en Oost-Europa. Zonder CVSE zou er geen Charta 77 en geen Solidarność zijn geweest. In die zin is de geschiedenis van de organisatie rijk en waardevol.
Vervolgens heeft de organisatie een belangrijke rol gespeeld in het transitieproces. Er zijn in die transitie conflicten geweest tussen het communistische systeem en de vrije democratie, waarin de OVSE heeft bijgedragen aan het voorkomen van oorlog. Dat is achteraf nooit te bewijzen. Conflictpreventie is een ondankbaar iets, omdat alleen een oorlog die daadwerkelijk stopt aanwijsbaar is. Van een oorlog die is voorkomen, kun je beweren dat die er nooit gekomen zou zijn. In Europa is er een aantal belangrijke conflicten geweest, dat niet uit de hand is gelopen dankzij de inspanningen en de instrumenten van de OVSE. We hebben het dan over de Hoge Commissaris voor Nationale Minderheden, de heer Van der Stoel, het ODIHR, het Centrum voor Conflictpreventie (CPC) en het secretariaat in Wenen. We hebben het ook in bescheiden vorm over de assemblee. De vraag is nu welke rol de organisatie vanuit die geschiedenis nog kan spelen. Op het grote Euraziatische continent is nauwelijks meer sprake van transitie. De Russen worden terecht boos als we zeggen dat hun land in transitie is; dat is het namelijk niet.
Mijn grote punt van zorg is dat we landen via de OVSE een alibi geven, door niet te zeggen dat ze geen democratie zijn en zelfs niet op weg zijn daar naar toe. Een voorbeeld hiervan is Kazachstan en de positie van voorzitter van de OVSE. De enige manier om dit op te vangen is om onderwerpen die betrekking hebben op rechtsstaat en mensenrechten actief tot onderwerp van discussie met die landen te maken. Ik zie daar een groeiende schroom, niet zozeer bij de Nederlandse regering als wel bij de EU en de Verenigde Staten. Men begint niet over de deplorabele staat van de mensenrechten, omdat de landen nodig zijn in Afghanistan en het OVSE-werkgebied. Het is onze dure taak hierop te blijven hameren. Ik reken op dit punt op de Nederlandse regering. Het is consistent met het beleid van eerdere kabinetten en we zijn het aan onze stand verplicht.
De democratisering, de bevordering van de mensenrechten en het eerlijk en fair laten verlopen van verkiezingen zijn allemaal belangrijk. Als dit niet rechtstreeks kan, moeten we in ieder geval het ODIHR blijven steunen. De aanvallen op het ODIHR zijn immers legio, vooral vanuit Moskou en andere landen achter het voormalige IJzeren Gordijn. Het ODIHR verdient onze steun, omdat verkiezingswaarneming en eerlijke verkiezingsprocessen van belang blijven. Hetzelfde geldt voor de Hoge Commissaris voor Nationale Minderheden. Ik heb moeite om de rol van deze instantie precies te definiëren. Die rol is er wel, gezien de risico's van spanningen door conflicten met minderheden in het gehele OVSE-gebied. Dit betekent ook dat EU-landen zichzelf als onderwerp van studie en commentaar zien. Het feit dat Hongarije en Slowakije lid zijn van de Europese Unie wil niet zeggen dat de OVSE niets te vertellen heeft over potentiële conflicten over de Hongaarse minderheid in Slowakije. Nederland moet bereid zijn dit in de EU te zeggen. Het Helsinki Charter is door iedereen ondertekend en is nog steeds belangrijk. Als de Hoge Commissaris voor Nationale Minderheden daarin een rol wil spelen steunen we dat, ook als het EU-lidstaten betreft. Voormalige Oostbloklanden hebben het gevoel dat we voor de OVSE en de RvE met twee standaarden meten. We zijn altijd bereid hen op hun gedrag aan te spreken, maar we zijn niet bereid zelf aangesproken te worden. Ik hoop dat de inzet van de Nederlandse regering is dat wij openstaan voor de activiteiten van de OVSE, ook als zich in EU-landen problemen voordoen met verkiezingen, vrije media of minderheden. Wij zijn bereid in de Permanente Raad of op andere plaatsen onze positie ter discussie te stellen.
De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. De OVSE is in onze ogen altijd een waardevolle organisatie geweest, waar veiligheid samengaat met het streven naar respect voor mensenrechten en democratie. We zien dat het een organisatie is die haar positie en rol zoekt. Dat is prima als die wordt gezocht bij de kern: de veiligheid, de mensenrechten en de democratie. Het is soms lastig dat de mensenrechten niet door alle OVSE-lidstaten worden nageleefd. Nu Kazachstan gastheer is mag de Nederlandse regering het land hier wat ons betreft op aanspreken. Er zitten immers geregeld mensenrechtenverdedigers en journalisten op dubieuze aanklachten vast. Het houden van een top in een dergelijk land verschaft de betreffende overheid een zekere legitimatie en geloofwaardigheid. Dan is het zeker van belang dat de problemen worden aangekaart.
Bij het zoeken naar de rol van de OVSE schrijft de minister dat op de top de deelnemende staten hun commitment aan de doelen van de OVSE zullen herhalen. Hierbij gaat het niet alleen om de harde politiek-militaire dimensie van veiligheid en de menselijke dimensie van democratie en mensenrechten, maar ook over de economisch-ecologische dimensie. Dit roept bij ons vraagtekens op. Het begint op een organisatorische mission creep te lijken. Op korte termijn kan dit de banden verstevigen, omdat we samen iets nieuws gaan doen. Op lange termijn lopen we echter het risico dat het de boel ondermijnt, omdat we er verschillend over denken en elkaar de maat gaan nemen. Wat ons betreft blijft de focus op veiligheid, mensenrechten en democratie. We zijn benieuwd hoe de minister dit ziet en of hij met de VVD van mening is dat verdieping niet moet worden gezocht in de breedte.
Het ODIHR verdient onze steun. Dit punt is voor de VVD van belang. Met Azerbeidzjan als voorbeeld benadruk ik dat er twee zaken spelen. De nationale regering neemt niet de protocollen aan die het ODIHR aanbeveelt, waardoor het van tevoren duidelijk is dat er geen geweldig mooi rapport uitkomt. Oppositiepartijen ondersteunen het ODIHR-protocol eveneens niet, terwijl het ODIHR hoog aangeschreven staat bij de vele clubs die er zijn voor verkiezingswaarneming. Deze organisaties met hun eigen belang en hun eigen status vormen het tweede probleem. Zij hebben het gezamenlijke doel tot goede verkiezingen te komen, maar kennen onderling enige competitie en kraken elkaar daarin soms af. Wat is het standpunt van de minister inzake OVSE-lidstaten die zich niet conformeren of iets gelegen laten liggen aan de kritiek die het ODIHR goed gefundeerd levert?
De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Toen Kazachstan op het punt stond voorzitter te worden van de OVSE gingen er nog net geen alarmbellen af, maar werden er zeker vraagtekens geplaatst bij de organisatie en het voorzitterschap. Het is goed om het ware karakter en de geschiedenis van de OVSE daarbij te memoreren. Juist door Kazachstan voorzitter te laten zijn, kunnen we benadrukken dat de OVSE een organisatie is waarin gesproken wordt over thema's die alle lidstaten van de OVSE aan het hart gaan. Bij een top in Kazachstan wordt voorafgaand aan die top een ngo-conferentie gehouden, waar gesproken wordt over zaken die dimensies van de OVSE raken. Dat is winst voor de organisatie en een vooruitgang voor Kazachstan. Ik juich het bijzonder toe, zonder daarmee een hoog rapportcijfer te geven voor de democratie of de mensenrechten in Kazachstan zelf. Ik zie het als een stap vooruit. Het is goed dat wij als OVSE Kazachstan daarin mee kunnen nemen.
Over de voortgang in de OVSE maak ik me niet veel illusies. Het is een grote organisatie, waarin over moeilijke zaken wordt gesproken. We weten dat het langer duurt om overeenstemming te bereiken als het aankomt op de concrete ideeën en voorstellen en de stappen die gezet moeten worden, bijvoorbeeld over de zaken uit het Corfu Process. Dit is zeker het geval wanneer gesproken wordt over het voorkomen van gewapende conflicten. Als dit als algemene wens wordt uitgesproken en er ook maar kleine concrete stapjes in die richting worden gezet, is dat al winst. Op de lange termijn moet de OVSE gezien worden als een veiligheidsgemeenschap. Er staat in het slot van de geannoteerde agenda dat in een dergelijke gemeenschap het gebruik van geweld ondenkbaar moet zijn. Dat is natuurlijk het verre toekomstperspectief. Als we een veiligheidsgemeenschap kunnen creëren waarin dat het resultaat is, hebben we echt een andere wereld. Het is goed dat er overleggen zijn en dat die zich op die langetermijndoelen richten. De OVSE heeft betrekking op alle dimensies, ook de politiek-militaire. Er moet voortdurend aandacht zijn voor het feit dat dit direct raakvlakken heeft met andere organisaties als de NAVO en de EU. Op het punt van ontwapening geldt dat binnen deze organisaties de harde afspraken worden gemaakt. In het overleg binnen de OVSE en daaraan gerelateerde conferenties worden slechts de intenties uitgesproken.
Het Weens Document bevordert het militair vertrouwen. Lidstaten verschaffen elkaar informatie over wapens en militair personeel en activiteiten. Ook dit is een instrument dat goed past bij het karakter van de OVSE. Er wordt gesteld dat het document verouderd is. Het dateert uit 1999. Er is inmiddels een wijziging geweest van het Strategisch Concept van de NAVO. De vraag is ten aanzien van welke aspecten de Nederlandse regering het Weens Document verouderd acht. Valt de verandering die de minister voor ogen heeft, samen met de verandering die is beoogd bij het Strategisch Concept van de NAVO?
Er wordt gesproken over de bevroren conflicten binnen het OVSE-gebied. Dit zijn soms zelfs diep bevroren conflicten. Ze zijn zo moeilijk oplosbaar dat alleen al het behouden van de status quo een mooie doelstelling is. Wat bevat de politieke verklaring over dit thema? Er wordt gesproken over het vinden van oplossingen. Is dat niet wat te ambitieus? Je moet altijd blijven zoeken, maar zeker bij deze conflicten ligt dit buitengewoon ingewikkeld. Wat kan de minister daarover zeggen?
In de vorige commissievergadering over de OVSE heb ik de minister van Buitenlandse Zaken uitgenodigd inzicht te verschaffen in de mate waarin Nederland gehoor heeft gegeven aan resoluties die zijn aangenomen door de OVSE PA. Deze resoluties hebben ook betrekking op de Nederlandse situatie en betrekkingen. De minister van Buitenlandse Zaken vroeg destijds hoever hij terug moest gaan, waarbij vervolgens de termijn van één kabinetsperiode is gesteld. Ik wil deze minister graag aan die toezegging herinneren en hem vragen wanneer wij het overzicht kunnen verwachten. Ik weet dat eraan wordt gewerkt.
Minister Rosenthal: Voorzitter. Ik zal me in mijn algemene beschouwing beperken. Ik zou tot uitweiden verleid kunnen worden, omdat mijn eigen herinnering teruggaat naar de vijf jaar die ik in de OVSE PA heb doorgebracht, deels ook met de voorzitter van deze commissie. Ik herken een aantal zaken die aan de orde zijn gesteld, zoals de problemen in de afstemming tussen de ministeriële aangelegenheden en die van de Parlementaire Assemblee. Hieraan kunnen mooie woorden worden gewijd. Het is echter lastig werkelijk handen en voeten aan oplossingen te geven. Vanuit de positie van de OVSE moeten we kijken welke rol nu voor deze organisatie is weggelegd, ook in het Euraziatische gebied. Ik wil erop wijzen dat deze rol nu vooral in de zogeheten derde dimensie ligt. Mensenrechten, democratisering en een rol rond verkiezingswaarneming zijn belangrijke factoren in het geheel.
De heer Van Bommel legt terecht het accent op het feit dat de lidstaten van de OVSE zichzelf verplichten tot daadwerkelijke vooruitgang op die derde dimensie, en dat dit a fortiori geldt voor een land dat het voorzitterschap in handen heeft. Ik ben het hiermee eens.
De OVSE heeft geen internationale rechtspersoonlijkheid. Dat geeft problemen met de status van de kantoren en het personeel. Het blijkt niet mogelijk overeenstemming te bereiken over een conventie op dit punt. Het is vooral Rusland dat aanvaarding van deze conventie gebruikt om een handvest door te drukken. Het Westen vreest dat Rusland dit handvest wil gebruiken om de OVSE naar eigen smaak om te vormen. Dit raakt direct aan wat wij voorstaan. De toegevoegde waarde van de OVSE zit juist in de derde dimensie, ook ten opzichte van een aantal andere organisaties c.q. conferenties. Daar moet geen misverstand over bestaan. Als we moeten kiezen waar de OVSE relevant is, is dat de eerste, politiek-militaire dimensie. De tweede dimensie blijft een lastig punt.
Mijn opvatting inzake verkiezingswaarneming is dat wij het ODIHR met alle middelen moeten ondersteunen. We moeten ons bewust zijn van het feit dat het bij verkiezingen niet alleen gaat om de verkiezingsdag, maar ook om het traject er naar toe. Het kan echter niet zo zijn dat slotdocumenten van te voren zijn geschreven en dat de conclusie bij voorbaat vaststaat. Dit doet denken aan gedrag waar we met de OVSE juist afstand van willen nemen, zonder dit verder met nadruk te expliciteren.
De EU-landen moeten zichzelf onderwerp van studie weten. Het Helsinki Charter maakt geen onderscheid tussen de lidstaten van de conferentie. We moeten hierbij wel rekening houden met de gradatie van het doorvorsen van onderwerpen in de derde dimensie. Het is duidelijk dat de eigen positie van landen ter discussie kan worden gesteld. Ten aanzien van verkiezingen, en niet in het minst met betrekking tot de vrije media, mag er geen misverstand over bestaan dat dubbele standaarden uit den boze zijn.
Ik onderken de noodzaak om Kazachstan en de president aan te spreken op de verplichting om als voorzitter stappen te zetten. De indruk bestaat dat er kleine stapjes in de goede richting aan te wijzen zijn, maar de zorgen blijven onverminderd groot en ernstig. We kennen de lotgevallen van een aantal journalisten. Ik ga ervan uit dat dit onderwerp van bespreking zal zijn en dat onze premier zich hierover in Astana zal uitspreken.
De heer Timmermans (PvdA): De minister gaat ervan uit dat dit zo zal zijn. Ik neem echter aan dat het de inzet van de Nederlandse regering is dit onderwerp te bespreken?
Minister Rosenthal: Jazeker. Hierbij moeten we wel het goede midden vinden tussen het soort stappen dat je zet om mensen van een bepaalde koers te overtuigen in de binnenkamer en megafoondiplomatie. Daartussen zit een breed spectrum waar ongetwijfeld ook in Astana gebruik van zal worden gemaakt.
De heer Timmermans (PvdA): Er zit enige bescherming in aantallen. Als de EU op één lijn zit, komt Nederland niet in een geïsoleerde positie. Ook de Verenigde Staten en Canada zullen grosso modo op dezelfde lijn zitten. Als we van tevoren afstemming zoeken, kan er niet alleen achter gesloten deuren maar ook in enige mate in de openbaarheid over gesproken worden. De mensen in Kazachstan die strijden voor meer openheid en democratie moeten zien dat ze bondgenoten op bezoek hebben.
Minister Rosenthal: Dat is vanzelfsprekend. Het is wat dat betreft ook een stap in de goede richting dat de EU-landen binnen de OVSE een stevige samenwerking hebben in de voorbereiding van de top in Astana.
De heer Çörüz (CDA): Ik dacht dat de minister nog over het economisch-ecologisch aspect zou spreken. Hij zegt terecht dat de nadruk met name ligt op veiligheid en mensenrechten. Ik ben echter bang dat we de focus verliezen door het inslaan van allerlei economische en ecologische zijpaden. We hadden het op een gegeven moment in de assemblee over handelsverdragen. Als we ons willen concentreren op de menselijke dimensie en de veiligheid, wordt dat lastig. Dit soort zaken is eerder voorbestemd voor de EU. Hoe voorkomen we dat we gaan uitdijen?
Minister Rosenthal: Als het om de economie en de ecologie gaat, spitst de discussie zich toe op zaken rond transport en douane. Ten oosten en ten westen van Wenen wordt verschillend gedacht over het belang van de tweede dimensie. Ik kan dat niet verhullen, zo is het nu eenmaal. Daar komt ook de diversiteit in terminologie vandaan. Ten oosten van Wenen wil men graag meer OVSE-geld steken in zaken betreffende economische ontwikkeling en milieu, desnoods ten koste van de derde of menselijke dimensie. Nederland is het daar simpelweg niet mee eens. De tweede dimensie is voor ons belangrijk, maar de derde dimensie geeft de meeste toegevoegde waarde als je de middelen moet alloceren waar het echt hard nodig is.
Het Weens Document heet in het jargon van de OVSE een vertrouwenwekkende maatregel. Het betreft inderdaad de bevordering van transparantie op het gebied van militaire zaken, met als doel het kweken van vertrouwen tussen de OVSE-staten. Het is een goede zaak dat deze OVSE-top het startschot geeft voor een herziening van het Weens Document. Het is misschien te zien als een alternatief voor het gebrek aan voortgang met betrekking tot het CSE-gebied. Het gaat vooral om meer inspecties van elkaars strijdkrachten. Op dit punt veroorloof ik me de opmerking dat waar de NAVO al werd genoemd, we goed in het vizier moeten houden wat in Lissabon uitgewisseld en tot stand gebracht is en wat we in Astana aan de orde zullen hebben. Dit punt is in Lissabon diverse malen naar voren gebracht.
Over de problematiek van het budget van de OVSE kan ik simpelweg zeggen dat Nederland inzet op nominale nulgroei. Dat is geen verrassing voor dit zuinige kabinet. Op dit punt zijn er nogal eens opwaartse bewegingen vanuit het algemene secretariaat van de OVSE.
Inzake de bevroren conflicten onderstreep ik de woorden van de heer Van Bommel. Elk klein stapje dat gezet kan worden is een reuzenstap in de goede richting bij de inderdaad soms diep bevroren conflicten. Steeds merken we dat het ontzettend moeilijk is om vooruit te komen. Er gloort soms op bepaalde punten hoop, bijvoorbeeld op het initiatief van de Duitse bondskanselier Merkel en de Russische president Medvedev met betrekking tot Moldavië. Als ander voorbeeld noem ik Georgië. We weten allemaal dat het conflict in Zuid-Ossetië en Abchazië eigenlijk bij voorbaat diep bevroren is. De EU-monitoringsmissie heeft de grootste moeite om op ordentelijke wijze haar werk te doen.
Inzake het verzoek van de heer Van Bommel met betrekking tot de resoluties van de OVSE PA heeft het demissionaire kabinet op 11 mei 2010 een antwoord aan de Kamer verzonden. Ik stel de heer Van Bommel deze brief na dit overleg ter hand.
De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Ik wil de minister meegeven bondgenoten te zoeken in zijn strijd tegen de verhoging van het budget. Ik stond daar eerder alleen in, wat me overigens verbaasde. Ook moet er aandacht zijn voor waardering voor Kazachstan. Wij hebben hen aangemoedigd voorzitter te worden, omdat we hoopten op een impuls voor de regio. We zien kleine veranderingen, hoewel ze in onze ogen absoluut niet voldoende zijn. Laten we dit uitspreken. Ik wens de minister-president veel sterkte en succes om met name te pleiten voor de mensenrechten.
De heer Timmermans (PvdA): Voorzitter. Ik heb indertijd de gedachte gesteund dat Kazachstan voorzitter zou worden, maar ik wil wel dat we na afloop van het voorzitterschap daadwerkelijk kijken of er verbeteringen zijn gerealiseerd. Ik zie ze namelijk niet, noch op het punt van persvrijheid, noch op het punt van politieke pluriformiteit. Oppositiepartijen hebben geen enkele kans. Het regime heeft een sterke greep op het enorme kapitaal dat uit de olie- en kolenindustrie komt. Ik ben daar niet optimistisch over en zie de positieve signalen die de heer Çörüz ziet niet. Het heeft geen zin hier nu over te spreken, maar ik ben benieuwd of we achteraf kunnen zeggen dat de redenering die leidde tot de keuze van Kazachstan als voorzitter sluitend is.
In bevroren conflicten zijn verschillende actoren actief. Soms heeft de OVSE een missie, soms ziet de RvE een rol voor zichzelf, soms heb je kwartetten zoals in Nagorno-Karabach. Ik wil graag van de Nederlandse regering per conflict horen welk instrument in haar ogen het best geëquipeerd is om het speerpunt te zijn bij het zoeken naar een oplossing. Dit kan wellicht bij de begrotingsbehandeling terugkomen. We redeneren dan niet vanuit de traditionele wrijving tussen internationale organisaties, maar kijken naar de beste kansen om een bijdrage te leveren. Ook Nederland moet een scherpere keuze maken bij de inzet van onze assets. Mijn voorkeur gaat uit naar de inzet hiervan op plaatsen waar het verwachte effect maximaal is. Misschien is dat bij de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO), misschien is dat bij de Hoge Vertegenwoordiger, mevrouw Ashton, en niet in de OVSE. Ik kom hier op terug bij de begrotingsbehandeling.
De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. We moeten aangaande de situatie in Kazachstan en de conclusie of het stimulerend effect van het gunnen van het voorzitterschap geslaagd is, kritisch blijven en onszelf niet te snel geruststellen. Ik hoop dat de premier de hem kenmerkende duidelijkheid niet alleen bewaart voor de binnenkamer, maar ook openbare signalen geeft. Ik maak me zorgen over de verschillende dimensies en de verschuivingen daartussen. Ik snap dat er ten oosten van Wenen behoefte is aan wat meer investeringen die ook economisch uit te nutten zijn, maar dit mag niet ten koste gaan van de verbetering van democratie en mensenrechten. Je kunt zoiets eventueel overwegen als beloning via andere kanalen, al was het maar omdat de handelspositie dan ook verbetert. Het is te mager om dit slechts te zien als verschil in opvatting tussen Oost en West. Het raakt in mijn ogen de kern van de waarde van de OVSE. Ik ben benieuwd naar de inschatting van de minister over de uitkomst hiervan. Ik zie twee verschillende wensen, maar weet niet naar welke kant de balans doorslaat.
Minister Rosenthal: Voorzitter. Wij zullen voor de top van Astana zeker proberen de krachten te bundelen met betrekking tot de inzet van de nominale nulgroei voor de begroting van de OVSE.
De situatie in Kazachstan is met kleine stapjes in de goede richting veranderd. De wetgeving wordt redelijk op orde gebracht. Een aantal instituties als ombudsman en mensenrechtencommissie wordt in het leven geroepen. Er is een nationale mensenrechtenstrategie aangenomen, er zijn verdragen geratificeerd. Op dit punt geldt meer dan ooit: the proof of the pudding is in the eating. Voorzichtigheid is troef. Ik vind de suggestie van de heer Timmermans zeer constructief. Het is belangrijk om na afloop van het voorzitterschap te kijken wat dit in concrete stappen heeft opgeleverd. Misschien moeten we dit later in de tijd doen, dan kunnen we kijken hoe het land verder gaat.
Bij het aanpakken van bevroren conflicten gaat het inderdaad om de effectiviteit van de verschillende instrumenten. Dit vind ik een interessante invalshoek en ik kijk uit naar de begrotingsbehandeling waarbij de heer Timmermans dit punt nader zal aankaarten.
Met betrekking tot de verhouding tussen de verschillende dimensies is de Nederlandse regering het oneens met het oppompen van de tweede dimensie. Voor Nederland is de tweede dimensie belangrijker in de bilaterale contacten met de regering van Kazachstan, dan via het pad van de OVSE. De toegevoegde waarde van de OVSE zoeken we vooral in de derde dimensie. Afsluitend benadruk ik nogmaals dat binnen die derde dimensie van mensenrechten, democratisering en verkiezingswaarneming vooral de toegevoegde waarde van het voortreffelijk opererende ODIHR van belang is.
De voorzitter: Ik dank de minister, zijn ambtenaren, de mensen op de publieke tribune en de Kamerleden.