Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 september 2010
Onder verwijzing naar de beantwoording van de schriftelijke vragen gesteld door de ledenVoordewind, Van der Staaij en Haverkamp over de EU-missie naar Orissa (Aanhangsel Handelingen 2000–2010, nr. 1862), informeer ik u hierbij over de bevindingen van deze missie. De (vertrouwelijke) rapportage van de Europese Commissie over deze missie heeft helaas enige tijd op zich laten wachten.
Van 2 tot 5 februari 2010 bezocht een EU-missie de Indiase deelstaat Orissa, nadat in december 2008 een eerdere EU-missie had plaatsgevonden naar aanleiding van geweld tegen christenen in deze deelstaat. De Nederlandse ambassade in New Delhi was vertegenwoordigd in beide missies. Het belangrijkste doel van deze missie was om onderzoek te verrichten naar de politieke- en veiligheidssituatie, de humanitaire dimensie en de toegang tot het rechtssysteem.
De missie kreeg de gelegenheid om in de hoofdstad Bhubaneswar, het nabijgelegen Cuttack en het district Kandhamal, het centrum van geweld tegen christenen, te spreken met deelstaatautoriteiten en maatschappelijke organisaties over toegang tot rechtspleging, rehabilitatie van slachtoffers, verzoeningspogingen en preventie van nieuwe geweldsexplosies.
De missie constateerde dat er vooruitgang was geboekt sinds het einde van de gewelddadigheden in 2008. Er zijn nadien geen geweldsuitbarstingen meer geweest en het merendeel van de gevluchte christenen is teruggekeerd naar hun dorpen. Diverse ngo’s en maatschappelijke organisaties voeren campagnes om slachtoffers bewust te maken van hun rechten. Er is een start gemaakt met het toekennen van financiële compensatie aan getroffen families door de deelstaatautoriteiten en twee zogenaamde «fast-track» rechtbanken zijn opgezet. Inmiddels zijn er volgens christelijke organisaties en de districtsautoriteiten 800 zaken aanhangig gemaakt, waarvan in februari van dit jaar 58 zaken tot een uitspraak hebben geleid.
Niettemin stelde de EU-missie vast dat er ook nog veel werk te doen is op het gebied van toegang tot rechtspleging, compensatie van slachtoffers en veiligheidsmaatregelen. In de opvangkampen verblijven nog vluchtelingen die niet durven terug te keren naar hun huizen in Kandhamal vanwege het gebrek aan veiligheid of voldoende financiële middelen om hun huis weer op te bouwen en in hun bestaan te voorzien. Verzoeningscomités op lokaal niveau functioneren niet naar behoren bij gebrek aan voldoende vertrouwen tussen religieuze en tribale gemeenschappen. Veel slachtoffers zeiden geen vertrouwen te hebben in het rechtssysteem. Zo zou de politie weinig coöperatief zijn bij het opnemen van aangiftes en verdachten op borgtocht vrijlaten. Tevens is er een grote achterstand in de behandeling van rechtszaken, hoewel dit in heel India een groot probleem is. Ook gaven gevluchte christenen aan gedwongen bekering tot het hindoeïsme, als voorwaarde voor terugkeer te vrezen.
De EU blijft de ontwikkelingen in Orissa volgen en zal aandacht blijven vragen bij de Indiase autoriteiten voor de noodzakelijke implementatie van voorgenomen maatregelen ten behoeve van de rehabilitatie van de getroffenen en de verbetering van de veiligheidssituatie in Orissa. Ook zal worden bekeken of de bestaande ontwikkelingsprojecten van de EU en haar lidstaten in Orissa in aantal kunnen worden uitgebreid. In maart van dit jaar organiseerde de EU een workshop in Orissa gezamenlijk met maatschappelijke organisaties en de Indiase autoriteiten over de wijze waarop de gezondheidssituatie in Orissa kan worden bevorderd. Diverse vervolgbijeenkomsten zijn voorzien.
Voor de volledigheid wijs ik op de financiering van projecten in Orissa uit het mensenrechtenfonds via de Nederlandse ambassade in New Delhi. Zo voert de ngo Commonwealth Human Rights Initiative (CHRI), in samenwerking met de organisatie Multiple Action Resource Group, activiteiten uit die zijn gericht op het verspreiden van kennis over mensenrechten, het trainen van politie, het voeren van een dialoog met justitie en het bieden van juridische ondersteuning aan slachtoffers van het religieus geweld in Orissa in 2008.
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen