Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 augustus 2011
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 18 maart 2011 met kenmerk 2011Z05610/2011D13936 over ontwikkelingen in de relatie van Nederland resp. de EU met Cuba.
Samenvatting
Sinds de laatste brief aan de Kamer van 3 maart 2008 (31 200 V, nr. 77) hebben de Cubaanse autoriteiten in zeer beperkte mate economische rationalisering en liberalisering doorgevoerd om de slechte economische situatie te verbeteren. De Cubaanse autoriteiten hebben 126 politieke gevangenen vrijgelaten. Hoewel dit als een positieve stap kan worden gezien, is het nog steeds slecht gesteld met de burger- en politieke rechten.
In 2008 stelde de regering een tweesporenbeleid vast, met enerzijds een officiële dialoog met de Cubaanse autoriteiten en anderzijds ondersteuning van het maatschappelijk middenveld. De bilaterale dialoog met de Cubaanse autoriteiten is beperkt tot contacten via de ambassades. De regering is van mening dat de situatie in Cuba een intensivering van de dialoog niet rechtvaardigt. Er zal op korte termijn geen ambtelijke missie naar Cuba gaan om de met de Tweede Kamer besproken (2008) politieke dialoog te starten. Wel zullen de contacten met het maatschappelijk middenveld en de vreedzame oppositie onverminderd voortgezet worden en is er ruimte voor behartiging van economische belangen.
De Nederlandse regering geeft de voorkeur aan het multilateraal kanaal (EU).
De EU streeft ernaar de beperkte ingezette veranderingen in Cuba te helpen versterken. Na overleg in de Raad van Buitenlandse Zaken van 25 oktober 2010 is Hoge Vertegenwoordiger Ashton de mogelijkheden voor onderhandelingen over een vereenvoudigde bilaterale overeenkomst gaan onderzoeken.
De Nederlandse regering is van mening dat aan het Gemeenschappelijk Standpunt van de EU vastgehouden moet worden totdat een mogelijke overeenkomst adequaat de mensenrechten en politieke situatie adresseert.
De Caribische landen van het Koninkrijk opereren in hun eigen regionale context. Technische samenwerking met Cuba is mogelijk mits de eenheid van het buitenlands beleid gewaarborgd blijft.
Ontwikkelingen in Cuba
De afgelopen maanden zijn na bemiddeling van de kerk en Spanje 126 politieke gevangen vrijgelaten. Van hen zijn er 114 naar Spanje vertrokken (al dan niet als voorwaarde voor vrijlating). Volgens internationale mensenrechtenorganisaties zijn alle erkende gewetensgevangenen en journalisten nu vrijgelaten, inclusief de «groep van 75». Voorts zijn alle doodstraffen omgezet in celstraffen. Mensenrechtenverdedigers worden echter nog steeds ernstig tegengewerkt bij het uitvoeren van hun werk. In 2010 mocht Yoani Sánchez niet naar Nederland om de Prins Clausprijs te ontvangen en kreeg Guillermo Fariňas geen toestemming naar Straatsburg te gaan om de Sacharovprijs in ontvangst te nemen. In mei 2011 zijn enkele activisten veroordeeld tot gevangenisstraffen.
Op economisch gebied zijn hervormingen aangekondigd en gedeeltelijk doorgevoerd. De Cubaanse autoriteiten spreken van een «actualisering van het socialistisch model». Marktwerking en kleinschalig ondernemerschap worden beperkt toegestaan. De staat behoudt echter het monopolie in strategische sectoren. De Cubaanse autoriteiten tonen bijzondere interesse voor het Chinese en Vietnamese model maar benadrukken dat Cuba zijn eigen weg moet gaan. De voorbeeldwerking van deze Aziatische economieën lijkt een belangrijke rol te spelen in het hervormingsproces. De economische hervormingen zijn op 19 april 2011 bekrachtigd door het Zesde Congres van de Cubaanse Communistische Partij. De uiteindelijke besluitvorming vond plaats langs de door de partijleiding aangegeven lijnen.
Het politieke systeem in Cuba blijft gebaseerd op een één-partijstelsel. President Raúl Castro is herkozen als eerste secretaris van de Communistische Partij. Hij heeft kritiek geuit op de wijze waarop de partij in het verleden functioneerde. Fidel Castro bekleedt geen politieke functie meer. Ambtenaren hoeven niet langer verplicht lid te zijn van de Communistische Partij. In januari 2012 zal een Nationale Conferentie van de Communistische Partij verdere beslissingen nemen over werkwijze, politieke kader en structuur van de Partij. De vervulling van functies in de top van de Partij staat ook op de agenda.
Cuba in de regio
Cuba onderhoudt met de Latijns-Amerikaanse en Caribische landen diplomatieke relaties. Cuba’s politieke en economische betrekkingen zijn het meest intensief met Venezuela. Cuba is lid van de ALBA-groep1 waar president Chávez van Venezuela de drijvende kracht achter is. In 2009 heeft de Organisatie van Amerikaanse Staten een resolutie aangenomen om de opschorting van het lidmaatschap van Cuba ongedaan te maken. Maar Cuba heeft aangegeven geen interesse te hebben om weer deel uit te maken van deze organisatie. Cuba neemt wel actief deel aan de bijeenkomsten in het kader van de Latijns-Amerikaanse en Caribische Eenheid.
De Caribische landen van het Koninkrijk opereren buiten EU-verband in hun eigen regionale context. Deze landen hebben ruimte om zelf invulling te geven aan de behartiging van hun economische, sociale of culturele belangen in de regio, inclusief ten aanzien van Cuba. Daarbij geldt dat de eenheid van het buitenlands beleid van het Koninkrijk moet worden gewaarborgd. Er is vanuit de Landen interesse voor samenwerking met Cuba op een aantal technische onderwerpen.
De VS onderhoudt geen diplomatieke betrekkingen met Cuba. De VS heeft een wettelijk geregeld handelsembargo tegen Cuba. Dit embargo laat wel ruimte voor de levering van «humanitaire goederen» als voedsel en medicijnen. Door deze uitzonderingen is de VS uitgegroeid tot een grote exporteur van dergelijke producten aan Cuba. De VS heeft recentelijk versoepelingen op het gebied van geldovermakingen en reisbeperkingen doorgevoerd. Deze versoepelingen maken deel uit van het streven van de VS om de Cubaanse bevolking in staat te stellen «om vrijelijk hun eigen toekomst te bepalen». Het bevorderen van contacten tussen Cubaanse families in de VS en verwanten in Cuba is onderdeel van deze strategie.
Wat is er gedaan?
De Nederlandse regering heeft zich ook de afgelopen jaren kritisch opgesteld tegenover Cuba. Door gebrek aan werkelijke hervormingen komt de beoogde brede politieke dialoog moeizaam van de grond. De Nederlandse wens om tijdens een officieel bezoek aan Havanna ook te spreken met de vreedzame oppositie stuitte op onoverkomelijke bezwaren van Cubaanse kant. Er hebben daarom sinds 2003 geen politieke en ambtelijke bezoeken meer plaatsgevonden. Contacten verlopen via de ambassades van beide landen in Havanna en Den Haag. De toegang van HMA Havanna tot de Cubaanse autoriteiten is beperkt vanwege de centralistische manier van opereren van het staatsbestel. Hierdoor is het moeilijk de Cubaanse autoriteiten rechtstreeks aan te spreken op de mensenrechtensituatie in hun land en zijn de mogelijkheden om te bemiddelen ten behoeve van bijvoorbeeld het Nederlandse bedrijfsleven beperkt. Wel is recent een luchtvaart Memorandum of Understanding getekend. Daarnaast heeft contact plaats over het sluiten van een WOTS/LOTS-verdrag.
Ook in EU-verband is Nederland kritisch. Centraal in het beleid van de EU staat het Gemeenschappelijk Standpunt (GS) uit 1996. Doelen zijn een vreedzame overgang naar een pluralistische democratie, het eerbiedigen van de mensenrechten en verhoging van het levenspeil van de bevolking. Het middel daartoe is dialoog met de Cubaanse autoriteiten en met het Cubaanse maatschappelijk middenveld. Het GS is alleen met unanieme instemming van de lidstaten te veranderen. De Cubaanse autoriteiten zien het GS als een oproep tot «regime change» en vinden dat dit unilaterale standpunt van de EU een goede dialoog in de weg staat. Desondanks voeren de EU en Cuba een politieke dialoog onder meer op het niveau van de Hoge Vertegenwoordiger (HV), waarin ook steeds het thema mensenrechten mede op Nederlands aandringen wordt besproken. Volgend op de Raad Buitenlandse Zaken van 25 oktober 2010 heeft HV Ashton verkenningen uitgevoerd naar de mogelijkheden om te komen tot een vereenvoudigde bilaterale overeenkomst. In essentie zou een dergelijke overeenkomst de bestaande elementen in de EU-Cuba relatie, inclusief de politieke dialoog, codificeren. De resultaten van de gesprekken die HV Ashton en haar staf hebben gevoerd zijn nog niet conclusief in kaart gebracht. Verwacht wordt dat in het najaar HV Ashton haar bevindingen zal bespreken met de Raad. De afgelopen jaren heeft een aantal EU lidstaten op bilaterale basis akkoorden gesloten aangaande culturele, wetenschappelijke, technische en economische samenwerking.
Hoe nu verder?
De veranderingen in Cuba op economisch en politiek vlak zijn onvoldoende.
Conform het EU Gemeenschappelijk Standpunt blijft de regering belang hechten aan meer vrijheid en welvaart in Cuba. Het EU-kanaal is het meest geschikte kanaal om druk uit te oefenen en tegelijkertijd de nog ontoereikende hervormingen te ondersteunen en helpen verdiepen. Nederland zal binnen de Unie er met kracht voor blijven pleiten dat het Gemeenschappelijk Standpunt niet verlaten wordt voordat er een mogelijke vereenvoudigde bilaterale overeenkomst tussen de EU en Cuba is die de mensenrechten adequaat adresseert.
De bilaterale relatie moet gebaseerd zijn op kritische openheid. Daar waar als gevolg van economische hervormingen kansen in de handels- en economische sfeer ontstaan, zullen deze worden benut.
Cuba is in potentie een interessante markt voor verschillende Nederlandse bedrijven, in het bijzonder de landbouwsector. Naast de handelsbelangen heeft Nederland ook belang bij terugbetaling van uitstaande schulden aan individuele Nederlandse ondernemingen. De schuld bij Atradius blokkeert momenteel de exportkredietverzekering wat een nadeel oplevert voor andere Nederlandse bedrijven.
Tegelijk zal Nederland verder blijven inzetten op de bevordering van mensenrechten en fundamentele vrijheden, onder meer via allocatie van middelen uit het mensenrechtenfonds.
De minister van Buitenlandse Zaken,
U. Rosenthal