blz. | ||
A. | ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL | 2 |
B. | BEGROTINGSTOELICHTING | 3 |
1. | Leeswijzer | 3 |
2. | Missie | 7 |
3. | Beleidsagenda | 8 |
4. | Begroting op hoofdlijnen | 13 |
5. | ARTIKELEN | 16 |
6. | VERDIEPINGSHOOFDSTUK | 100 |
7. | BEDRIJFSVOERINGPARAGRAAF | 110 |
8. | AGENTSCHAPSPARAGRAAF CBI | 115 |
9. | BIJLAGEN | 120 |
Bijlage 1 | Moties en toezeggingen in het vergaderjaar 2009/2010 | 120 |
Bijlage 2 | Lijst van afkortingen | 126 |
Bijlage 3 | Trefwoordenlijst | 131 |
Wetsartikel 1
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2011 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2011. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2011.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2011 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
Wetsartikel 2
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendienst Centrum voor de Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden (CBI) voor het jaar 2011 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze Memorie van Toelichting en wel in de paragraaf inzake de diensten die een baten-lastenstelsel voeren.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen
In deze leeswijzer wordt ingegaan op de opbouw van de beleidsagenda en de beleidsartikelen. Daarbij komt aan de orde in welke mate de doelstellingen in de begroting van Buitenlandse Zaken zijn voorzien van effect- en prestatie-indicatoren (in de zin van de RPE2006), door middel van het gebruik van het «pas toe of leg uit» principe. Daarna worden de overige onderdelen van de begroting en de relatie met enkele andere stukken toegelicht.
Opbouw van de beleidsagenda
Gezien de demissionaire status van het kabinet dat deze begroting opstelt, is gekozen voor een beperkte invulling van de beleidsagenda 2011. Daar waar de beleidsagenda’s in voorgaande jaren uitgebreid ingingen op de prioriteiten uit het kabinetsprogramma Balkenende IV, aangevuld met prioriteiten van de minister, is de opzet dit jaar sober van aard. Er wordt vooral ingegaan op de politieke hoofdlijnen en relevante ontwikkelingen die de begroting in financiële zin raken. Aan het eind van de beleidsagenda staat de begroting op hoofdlijnen. Dit onderdeel verschaft samenvattende informatie over de belangrijkste budgettaire wijzigingen samenhangend met prioritair beleid.
Opbouw van de beleidsartikelen
In de beleidsartikelen vindt u, zoals in andere jaren, de relevante financiële en beleidsinformatie die samenhangt met de voorgenomen uitgaven. Elk beleidsartikel is voorzien van een algemene toelichting, een afbakening van de ministeriële verantwoordelijkheid en een benoeming van de externe factoren die doelbereiking mede beïnvloeden (onderdeel A). Vervolgens wordt per operationele doelstelling «bulletsgewijs» ingegaan op respectievelijk de beoogde beleidseffecten, de te realiseren prestaties en de daarvoor benodigde instrumenten/activiteiten en financiële inzet (onderdeel B). Daarna worden de budgettaire gevolgen van de beleidsvoornemens gepresenteerd in de gebruikelijke tabel (onderdeel C). Ten slotte wordt ingegaan op de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid (onderdeel D). Onderstaand volgt voor elk van de onderdelen een korte toelichting.
A: Algemene Toelichting Beleidsartikel
Elk beleidsartikel begint met de Algemene Doelstelling (titel van het beleidsartikel) en een omschrijving van de samenhang in het beleid. Daarnaast wordt ingegaan op de ministeriële verantwoordelijkheid en de externe factoren die van invloed kunnen zijn op het behalen van de doelstellingen.
B: Operationele Doelstellingen
De beoogde beleidseffecten en de te realiseren prestaties worden per operationele doelstelling zo specifiek en meetbaar mogelijk benoemd. Daar waar het haalbaar is worden ze onderbouwd met indicatoren. Vervolgens wordt op hoofdlijnen aangegeven welke activiteiten en instrumenten het ministerie gaat inzetten om de verschillende prestaties te realiseren. Hierbij wordt ook een overzicht gegeven van de belangrijkste financiële inzet.
C: Budgettaire gevolgen van beleid
In de tabel «Budgettaire gevolgen van beleid» worden de budgetten op subartikel niveau gepresenteerd voor de jaren 2009 t/m 2015. De subartikelen corresponderen met de operationele doelstellingen. De koppeling tussen doelstellingen en in te zetten middelen wordt zo goed mogelijk gelegd. Een één-op-één-koppeling is echter niet altijd mogelijk. Zo komen de afdrachten aan de Europese Unie ook ten goede aan operationele doelstelling 3.2 (een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen of regio’s), terwijl deze middelen zijn opgenomen bij operationele doelstelling 3.1 (een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid recht en veiligheid biedt en in staat is tot duurzame groei). Het is naar onze mening niet zinvol om de EU-afdrachten als het ware «op te knippen» over alle operationele doelstellingen waar de EU invloed op uitoefent. Daarnaast worden op een beperkt aantal subartikelen geen middelen toegekend. Bij deze subartikelen zal worden toegelicht waar dit aan ligt. In de tabel is de «budgetflexibiliteit» verwerkt op het niveau van het subartikel. Zoals voorgeschreven worden daarbij de juridisch verplichte uitgaven weergegeven. Daarnaast zijn ook de overig verplichte uitgaven opgenomen. Dit zijn uitgaven die nog niet in juridische zin zijn verplicht, maar waar al toezeggingen over zijn gedaan of die al zijn gereserveerd op grond van een wettelijke regeling of een beleidsprogramma waarmee de Tweede Kamer heeft ingestemd.
D: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid
Onder dit kopje worden de geplande evaluatieonderzoeken uit de BZ evaluatieprogrammering genoemd, inclusief de IOB onderzoeken. Daarbij wordt conform de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) onderscheid gemaakt tussen beleidsdoorlichtingen, effectenonderzoek en overig evaluatieonderzoek. Er wordt afgeweken van het model in de RBV in de zin dat alleen de basisinformatie is opgenomen, om de tabel kort en leesbaar te houden, met waar relevant een toelichting. De evaluatieprogrammering is verder aangescherpt en bestaat uit op de RPE 2006 toegesneden evaluatieonderzoeken. Daarbij is de timing van evaluatieonderzoek tegen het licht gehouden, nogmaals gekeken naar een evenwichtige spreiding van effectenonderzoeken en beleidsdoorlichtingen over de verschillende beleidsterreinen en is meer samenhang en synergie tussen onderzoeken gerealiseerd. De volledige informatie is online beschikbaar op http://www.minbuza.nl/nl/organisatie/evaluatie. Via deze website zijn ook alle evaluatieonderzoeken zelf en, indien van toepassing, de beleidsreacties toegankelijk.
Indicatoren
In het najaar van 2009 is een samenwerkingstraject met de Algemene Rekenkamer van start gegaan om voorstellen te ontwikkelen voor een betere verantwoording over ontwikkelingssamenwerking. In deze begroting is één van de belangrijke verbeterpunten gerealiseerd, te weten het zo concreet mogelijk benoemen van de beoogde beleidseffecten en de te realiseren prestaties. Dit is gebeurd voor álle doelstellingen, dus niet alleen voor ontwikkelingssamenwerking. Er zal de komende jaren verder worden gewerkt aan de realisatie van de verbetervoorstellen. Waar dat nu haalbaar is zijn de beoogde beleidseffecten en de te realiseren prestaties voorzien van indicatoren aan de hand waarvan realisatie kan worden afgemeten.
Voor wat betreft ontwikkelingssamenwerking hebben de effectindicatoren veelal betrekking op de Millennium Ontwikkelingsdoelen (MDG’s). Gegevens over de wereldwijde voortgang op het behalen van de MDG's in 2015 worden verzameld door de VN en de Wereldbank. De betreffende tabellen zijn, vanwege hun omvang, niet opgenomen in de begroting. De meest recente cijfers over de voortgang per regio zijn te raadplegen op http://www.un.org/millenniumgoals. Het is niet mogelijk te bepalen hoe de inzet van Nederland heeft bijgedragen aan de voortgang op de MDG's (attributie). Wel geeft de in 2011 op te leveren resultatenrapportage 2009–2010 inzicht in de concrete ondersteuning die Nederland heeft geleverd aan de landen met het doel hen te helpen de MDG's te bereiken. De Nederlandse bijdrage aan het bereiken van de MDG's in die landen is op deze manier plausibel te maken maar niet causaal te bewijzen. Dit laatste kan slechts door middel van evaluaties.
Sinds 2006 is voor het opnemen van indicatoren in de beleidsartikelen een zogenaamde pas toe of leg uit regeling van kracht. Deze houdt in dat er kan worden afgeweken van de bepaling om het beleid met kwantitatieve indicatoren meetbaar te maken mits wordt uitgelegd waarom dit niet zinvol of relevant is. Hierbij is het belangrijk te vermelden dat de mogelijkheden voor (kwantitatieve) effectmeting van beleid voor de verschillende beleidsterreinen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken beperkt zijn. De werkelijkheid is vaak complex en het ingewikkelde krachtenspel bij het realiseren van beleidsdoelstellingen speelt een rol. Kenmerkend voor de doelstellingen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is dat zij onderdeel zijn van een internationale context waarin veel spelers en factoren van invloed zijn op de uiteindelijke doelbereiking. Dit geldt ook voor de hieraan gekoppelde effectindicatoren. Vaak is er sprake van een gezamenlijke inspanning waarbij het niet zinvol is om (een deel van) de resultaten aan Nederland, als leverancier van een klein deel van de inputs, toe te rekenen. De relatie tussen de effecten die het Ministerie van Buitenlandse Zaken beoogt en de Nederlandse inzet is dan ook niet causaal. Wel kan in de meeste gevallen de plausibiliteit van die relatie worden aangetoond. Hierbij zijn de evaluatiefunctie en evaluatieprogrammering van doorslaggevende betekenis om de effecten en impact van beleid goed in kaart te brengen. Ten opzichte van de begroting van 2010 zijn de bestaande indicatoren grotendeels gehandhaafd. De indicator bij beleidsartikel 2 over het aantal deelnemende landen aan het Oslo-Proces is geschrapt. Met de ondertekening van het Verdrag tegen Clustermunitie (108 ondertekenende landen) is het Oslo-Proces verleden tijd.
Overige onderdelen van de begroting
De acht beleidsartikelen worden gevolgd door drie niet-beleidsartikelen en het verdiepingshoofdstuk. De niet-beleidsartikelen zijn het verplichte artikel 9 (geheim), artikel 10, waarop de HGIS (Homogene Groep Internationale Samenwerking) non-ODA macro-mutaties worden verwerkt en artikel 11, het artikel waar de bedrijfsvoeringskosten op worden verantwoord. In het verdiepingshoofdstuk wordt informatie gegeven over de budgettaire aansluiting tussen de begroting 2010 en die van 2011. Daarna volgen de Bedrijfsvoeringsparagraaf en de Agentschapsparagraaf over de baten-lastendienst Centrum voor de Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden (CBI).
Beleidsdoorlichtingen
In de begroting worden de beleidsdoorlichtingen van het betreffende jaar aangekondigd. Er wordt een toelichting gegeven op de in 2011 geplande beleidsdoorlichtingen: strategisch concept NAVO (beleidsartikel 2.1), beleid Latijns Amerika (beleidsartikel 2.7/4.2), de internationale aspecten van energievoorzieningszekerheid (beleidsartikel 2.8), vijf jaar Top van Warschau (RvE, beleidsartikel 3.5), private sector ontwikkeling (beleidsartikel 4.1/4.3), beleid basic education (beleidsartikel 5.1) en migratie en ontwikkeling (beleidsartikel 7.2). Bij de indiening van de verantwoording over het betreffende begrotingsjaar wordt tenminste één beleidsdoorlichting meegezonden.
Experiment
De afgelopen jaren deed het Ministerie van Buitenlandse Zaken mee aan het Experiment Verbetering Verantwoording en Begroting. Doel van dit experiment was om de politieke zeggingskracht en focus van de stukken te vergroten en de verantwoordingslasten terug te brengen. Dit had vooral gevolgen voor de wijze waarop beleidsinformatie werd opgenomen in het jaarverslag. Met het behandelen van de jaarverslagen 2009 door de Tweede Kamer eindigt formeel dit experiment. Hoewel deze behandeling door de val van het Kabinet Balkenende IV is uitgesteld tot het einde van 2010 (tegelijkertijd met de behandeling van deze begroting) is de begroting 2011 dus niet meer opgesteld volgens het regime van dit experiment. In samenwerking met de Algemene Rekenkamer wordt dit experiment geëvalueerd door het Ministerie van Financiën en de deelnemende departementen. Begin 2011 zal aan de hand van deze evaluatie met de Tweede Kamer worden besproken in hoeverre deze experimentele werkwijze rijksbrede invoering verdiend.
De relatie met de HGIS-nota en andere beleidsnota’s
De Homogene Groep Internationale Samenwerking omvat naast het grootste deel van de BZ-uitgaven (inclusief ontwikkelingssamenwerking) ook de buitenlanduitgaven van de overige departementen. Deze bundeling bevordert de samenhang en samenwerking die voor een geïntegreerd en coherent buitenlandbeleid van belang zijn. Voor een overzicht van de belangrijkste programma’s en uitgaven ten behoeve van het buitenlandbeleid in de breedste zin wordt verwezen naar de nota over de HGIS. De HGIS-nota bevat ook een overzicht van de budgettaire ontwikkelingen binnen de HGIS en een aantal bijlagen waarin alle buitenlanduitgaven overzichtelijk worden gepresenteerd. Zo wordt een totaaloverzicht gegeven van de buitenlanduitgaven die als officiële ontwikkelingshulp («ODA») kwalificeren.
De beleidsvoornemens die in deze begroting in kort bestek staan weergegeven worden in een flink aantal gevallen verder uitgewerkt aan de Tweede Kamer voorgelegd. Dat is bijvoorbeeld het geval ten aanzien van de Nederlandse inzet in de Unie die verder wordt uitgewerkt in de jaarlijkse «Staat van de Unie». Ook op beleidsterreinen als mensenrechten, ontwikkelingssamenwerking en prioritaire thema’s daarbinnen zijn al deelnota’s aangeboden aan de Kamer.
Elke dag en elk uur behartigt het Ministerie van Buitenlandse Zaken de belangen van het Koninkrijk in het buitenland. Als naar buiten gericht land zet Nederland zich van oudsher in voor de internationale rechtsorde. Nederland bouwt mee aan een veilige, stabiele en welvarende wereld. Wij zetten ons in om conflicten, armoede en onrecht te bestrijden. Buitenlandse Zaken geeft, in overleg met andere ministeries, vorm aan het Europa van de toekomst en zorgt ervoor dat Nederland in de EU met één stem spreekt. Op meer dan 150 plekken in de wereld en in Den Haag doen landgenoten, bedrijven en instellingen een beroep op de kennis van onze medewerkers. Buitenlandse Zaken – wereldwijd thuis.
Nut en noodzaak van een internationale opstelling
Nederland kan de wereld niet naar zijn hand zetten. Wel kunnen we – door ons actief internationaal op te stellen – de kansen die deze veranderende wereld biedt aangrijpen om onze welvaart en welzijn te bevorderen en de uitdagingen het hoofd bieden. Het is de taak van de regering voor Nederlanders gunstige omstandigheden te scheppen in de wereld. Ongeveer een derde van het Nederlandse BBP wordt immers verdiend met handel, terwijl onze uitvoerquote (het aandeel van Nederlandse handel in goederen en diensten in het BBP) in 2010 72,6% bedraagt.1 Omstandigheden die ook onze veiligheid ten goede komen. Want bedreigingen van die veiligheid worden vooral ver buiten ons territorium gevoed. Omstandigheden die ons leefklimaat en onze gezondheid ten goede komen. En omstandigheden die onze manier van leven – in vrijheid – ten goede komen. Al deze zaken – welvaart, werkgelegenheid, veiligheid, milieu, gezondheid, vrijheid – maken deel uit van een breed gedefinieerd Nederlands belang dat voor een steeds groter wordend deel buiten onze grenzen wordt bepaald. Dat belang zal dan ook dáár, buiten onze grenzen, moeten worden verdedigd. Nederland kan alleen invloed uitoefenen op internationale ontwikkelingen die onze belangen rechtstreeks raken als het meedoet in de wereld en een actief buitenlands beleid voert. In deze tijd van grote verschuivingen op het wereldtoneel vergt dat eerder meer dan minder inzet.
Raison d’être
De Nederlandse overheid wil een actieve en verantwoordelijke speler zijn op het wereldtoneel: ter verdediging van onze belangen en, daarmee samenhangend, om een betere wereld na te streven. Nederland gedijt immers het best in een rechtvaardige en veilige wereld, waarin landen zich hebben verbonden aan een op recht en regels gebaseerde orde en waarin iedereen maximaal profijt kan trekken van de globalisering. Dat geldt zeker ook voor ontwikkelingslanden. De economische crisis, waar ontwikkelingslanden nu een hoge prijs voor betalen, heeft schrijnende armoede enorm doen toenemen. Armoede en uitzichtloosheid werken extremisme, maar ook massamigratie en mensenhandel, in de hand. Van uitsluiting gaan dus reële risico’s uit, ook voor ons eigen welzijn en onze eigen veiligheid. De regering wil het buitenlands beleid en de ontwikkelingssamenwerking zo inzetten, dat die risico’s worden aangepakt en de Millennium Ontwikkelingsdoelen (MDG’s) worden bereikt. Grote vraagstukken die met elkaar samenhangen in deze wereld, moeten ook in samenhang worden bezien. Dat vergt een buitenlands beleid dat al onze belangen integraal beziet en daarbij de meest passende instrumenten ontwikkelt en inzet. Anderen uitzicht bieden op een betere toekomst doen we niet alleen vanuit overwegingen van rechtvaardigheid – daarmee maken we de wereld ook voor onszelf beter en veiliger.
Grensoverschrijdende problemen in een veranderende wereld
Een krachtig buitenlands beleid is nodig in een wereld die in hoog tempo aan het veranderen is, waarin nieuwe regionale grootmachten een steeds nadrukkelijker stempel op de loop der gebeurtenissen drukken. Een wereld waarin markten overheden soms op achterstand zetten, zoals we tijdens de financieel-economische crisis hebben kunnen zien. Het dichten van deze mondiale governance gap vereist een krachtdadig en attent optreden van overheidswege. De Nederlandse regering wil die rol op zich nemen. Om Nederlandse banen en Nederlandse ondernemingen te beschermen en om de risico’s voor anderen – ontwikkelingslanden, die geen rol hebben gespeeld bij het ontstaan van de crisis, maar die er nu wel zware gevolgen van ondervinden – te helpen bedwingen. Dat doen we in de Europese Unie en in de G20, waar mondiale afspraken worden gemaakt over de aanpak van de crisis en waar maatregelen worden voorbereid om deze excessen in de toekomst te voorkomen, zoals een verscherpt toezicht op de financiële markten. Een krachtig buitenlands beleid is nodig, omdat de uitdagingen van de 21e eeuw stuk voor stuk grensoverschrijdend van aard zijn. Dat geldt niet alleen voor het beteugelen van de financieel-economische crisis, maar ook voor het tegengaan van klimaatverandering, het behoud van biodiversiteit, het bestrijden van internationaal terrorisme en epidemieën, het werken aan een kernwapenvrije wereld en het vinden van een antwoord op de grote schaarstevraagstukken van de natuurlijke hulpbronnen energie, voedsel en water. Daar zal Nederland in EU-, NAVO- en VN-verband een antwoord op moeten vinden. Gezamenlijk, niet apart, is daarbij het devies.
Samenwerkingsverbanden
Het aangaan van samenwerkingsverbanden is de weg van de toekomst. Nederland zal moeten investeren in relaties met opkomende machten. De trans-Atlantische relatie blijft een belangrijke pijler van het Nederlands buitenlands beleid. De NAVO gaat het tweede decennium van de 21e eeuw in met een nieuw strategisch concept, waaraan Nederland samen met de bondgenoten handen en voeten wil geven. Amerikaans leiderschap in de wereld blijft van belang bijvoorbeeld als het gaat om het bereiken van een oplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict. Nederland wil zich sterk blijven maken voor vredesbesprekingen die uitmonden in een alomvattend vredesakkoord dat door de Europese Unie en andere partners krachtig zal worden ondersteund, zodat het ook daadwerkelijk kans van slagen heeft. We moeten als EU samen blijven optrekken met de Amerikanen als het gaat om Iran, dat zich nog steeds niets gelegen laat liggen aan de eisen van de internationale gemeenschap en weigert het IAEA inzicht te geven in zijn kernprogramma. Daarmee blijft Iran moedwillig een bedreiging vormen voor de vrede en veiligheid in de wereld.
Sterk Nederland in sterk Europa
De Europese Unie neemt een speciale plaats in binnen de samenwerkingsverbanden waar Nederland aan deelneemt. Niet alleen op economisch gebied, al zijn de interne markt en de euro belangrijke pijlers onder onze welvaart. De Unie heeft ons land ook veiligheid gebracht. En de EU weerspiegelt de waarden die ook in de Nederlandse samenleving zo belangrijk zijn: vrijheid, democratie, mensenrechten. Die waarden moeten we hoog houden en in de wereld uitdragen. Juist die waarden bepalen immers voor een belangrijk deel de aantrekkingskracht van het Europese samenwerkingsmodel. Die waarden moeten we dan ook niet van binnenuit uithollen door de toetredingscriteria te versoepelen. Aan die criteria wil Nederland strak de hand houden: alleen landen die hebben aangetoond dat ze de Europese waarden begrijpen, omarmen en ten uitvoer kunnen brengen, mogen toetreden.
In politiek opzicht zal Nederland ook zijn kaarten op de EU zetten: eenvoudigweg omdat 27 landen samen veel meer kunnen bewerkstelligen in de wereld dan Nederland in zijn eentje vermag. Dit betekent tegelijkertijd dat we ook moeten blijven investeren in goede relaties met onze Europese partners. Nederland alléén zal nooit strategische relaties kunnen aanknopen met de belangrijke spelers in de wereld. De EU kan dat wel. Onze toekomstige energievoorziening, onze inzet tegen klimaatverandering, onze financiële stabiliteit: alleen via de Unie kunnen we mondiaal een verschil maken.
Dat veronderstelt wel dat we ook binnenshuis in de Unie orde op zaken stellen. Dat er weeffouten zitten in het wandkleed van de euro, is inmiddels tot iedereen doorgedrongen. Dat de wal het schip van de Economische en Monetaire Unie nu moet keren is pijnlijk, en wellicht ook duur, maar het Nederlands belang vereist dat we meehelpen de euro gezond te houden. Aan een stabiele euro verdient Nederland nu eenmaal méér geld. De noodingrepen die in de afgelopen periode zijn genomen, laten zien dat de Europese Unie daadkrachtig kan optreden als het moet. Op de momenten dat het er op aankomt, is die eenheid er. In de toekomst moet dit soort problemen koste wat kost voorkomen worden: door strakkere afspraken te maken over het gezond houden van de overheidsfinanciën en door betere controle op de naleving van de afspraken die zijn neergelegd in het Stabiliteits- en Groeipact.
De Europese Unie is nog niet de geopolitieke machtsspeler die ze zou kunnen zijn gezien haar economische omvang en haar morele zeggingskracht in de wereld. Om dat te bewerkstelligen zal de EU haar overredingskracht in de wereld op een hoger plan moeten tillen. Het Verdrag van Lissabon is er: dat moeten we nu voor ons laten werken. De Vaste Voorzitter van de Europese Raad en de Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk en Buitenlands Beleid moeten daadwerkelijk het gezicht en de stem van de EU in de wereld worden. De Europese Dienst voor Extern Optreden staat hen daarbij ten dienste en moet een geïntegreerd en coherent EU-beleid uitvoeren. Dat betekent dat verschillende belangen in samenhang moeten kunnen worden gewogen: ook mensenrechten, ook ontwikkelingsdoelen tellen mee! Alleen als we eensgezind zijn, een krachtig gemeenschappelijk beleid voeren, kan Europa een bepalende geopolitieke machtsfactor worden op het wereldtoneel, naast de Verenigde Staten en China. Die ambitie zouden we wel moeten hebben: om van de G2 de G3 te maken. Dat zal Nederland beter in staat stellen zijn eigen stempel te drukken op ontwikkelingen overzee en daarmee onze eigen belangen in de wereld te behartigen. Een sterk Nederland gaat niet zonder een sterk Europa.
Ontwikkelingssamenwerking
De aanhoudende klimaatcrisis, financieel-economische crisis en voedselcrisis hebben grote invloed op ontwikkelingslanden. Alleen als we deze crises samen, dus ontwikkelde én ontwikkelingslanden, te lijf gaan, kunnen we deze wereldwijde problemen het hoofd bieden.
Het belang van mondiale publieke goederen, zoals een stabiel klimaat, biodiversiteit, en een stabiele financiële sector, neemt toe. Ze zullen in toenemende mate de ontwikkelingsagenda bepalen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken blijft zich sterk maken voor een coherent kabinetsbeleid op het gebied van deze mondiale publieke goederen.
Bij modernisering hoort ook het ontwikkelen van nieuwe instrumenten van ontwikkelingssamenwerking. Publiek-private partnerschappen worden steeds belangrijker en passen in het nieuwe denken over OS. Door samenwerking te zoeken met het bedrijfsleven in Nederland en daarbuiten, blijkt dat de som der delen meer is dan één. De partnerschappen hebben hun meerwaarde in het verleden al bewezen en daarom blijven we deze innovatieve manier van ontwikkelingssamenwerking stimuleren.
In 2011 start de uitvoering van het nieuwe medefinancieringsstelsel (MFS-II). Dit stimuleert samenwerking en gaat versnippering tegen omdat organisaties gezamenlijk programma's uitvoeren. Hierbij ligt de focus op het ontplooien van activiteiten in de landen waar Nederland bilateraal actief is.
Dit jaar zal de resultatenrapportage 2009–2010 uitkomen waaruit we belangrijke conclusies zullen kunnen trekken over de voorwaarden waaronder hulp kan werken. In de resultatenrapportage komen niet alleen de behaalde resultaten aan bod. Er wordt nadrukkelijk óók gekeken naar wat we de afgelopen jaren in de ontwikkelingspraktijk hebben geleerd en zullen toepassen in de toekomst.
Het blijft belangrijk kritisch te blijven op het functioneren van de internationale organisaties zoals Verenigde Naties en Wereldbank. Nog steeds wordt de stem van ontwikkelingslanden onvoldoende gehoord in deze organen. Nederland blijft daarom een stuwende rol spelen bij de hervormingen van deze instituties.
Sub-Sahara Afrika neemt in de Nederlandse ontwikkelingsinspanningen een centrale plaats in, omdat daar de verwezenlijking van de MDG’s het meest achterblijft. Dit rechtvaardigt een concentratie van onze inspanningen op dat continent. Dit neemt niet weg dat er ook landen zijn, zowel in Afrika als daarbuiten, waarmee we een verschuiving in onze bilaterale relatie willen; van ontwikkelingssamenwerking naar een brede diplomatieke relatie. Want uiteindelijk blijft het uitgangspunt dat ontwikkelingssamenwerking eindig is.
Cultuur
Een bloeiende cultuur stimuleert de economische groei en de internationale oriëntatie van een samenleving. In een globaliserende wereld is kunst een internationale taal die de banden tussen landen en samenlevingen versterkt. «Culturele diplomatie» stelt Nederland in staat als klein land een grote rol te spelen in het buitenland. Internationale culturele uitwisseling is dan ook een belangrijk onderdeel van het buitenlands beleid.
Belang van het postennet
Diplomatie is van alle tijden en blijft ook in de 21e eeuw een buitengewoon belangrijk middel om zaken te doen in de wereld. De Nederlandse diplomatie moet daartoe een 21ste eeuwse opzet krijgen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is zich aan het heroriënteren op zijn aanwezigheid in de wereld. We bekijken onze presentie niet alleen vanuit een geografische invalshoek, maar we kijken ook naar onze manier van werken. Buitenlandse Zaken ontwikkelt zich tot een open netwerkorganisatie, waarbij het delen van kennis en informatie en het koppelen van mensen, informatie en organisaties centraal staat. Fysieke aanwezigheid en hechte bilaterale contacten blijven van wezenlijk belang, ook in een wereld waarin sociale diplomatie en sociale netwerken een grotere rol zijn gaan spelen. Dat geldt zeker ook voor nieuwe grootmachten als China en India, waar de rol van de overheid bijzonder groot is en contacten veelal via de overheid verlopen. Het belang van Nederlandse presentie ter plaatse neemt daarmee toe. Het postennet dient om onze dienstverlening aan bedrijven en burgers te perfectioneren. Nederland is een internationaal georiënteerd land. Bedrijven opereren over de grenzen heen, miljoenen Nederlanders reizen jaarlijks naar het buitenland voor werk, studie of vakantie. Deze mensen doen met grote regelmaat een beroep op het ministerie en de ambassades, of het nu consulaire bijstand betreft of dienstverlening zoals het verstrekken van paspoorten. De komende jaren zullen we met een inkrimpende organisatie meer investeren in automatisering, samenwerking met overige overheidsdiensten en particuliere organisaties en met de EU-partners. Nederland zal zich inzetten voor het toekennen van consulaire taken aan de Europese Dienst voor Extern Optreden. Daarnaast zullen we kritisch kijken op welke wijze met een inkrimpende organisatie het postennet zoveel mogelijk kan worden gehandhaafd.
Draagvlak
In onze samenleving lijkt de interne gerichtheid steeds groter. Mensen vragen zich af wat het nut is van Nederlandse steun aan Griekenland. Ze zijn sceptisch over het verlenen van ontwikkelingssamenwerking, het deelnemen aan internationale vredesmissies en het bevorderen van mensenrechten wereldwijd. Het pleidooi voor een actief buitenlands beleid, voor een sterk Europa, voor een op moderne leest geschoeide ontwikkelingssamenwerking, moet ook thuis voortdurend worden toegelicht. Politiek en maatschappelijk draagvlak voor het belang van internationale thema’s en actieve betrokkenheid van burgers is cruciaal. Burgerschap houdt niet op bij de landsgrenzen. Veel zaken die een direct Nederlands belang raken hebben een internationale dimensie. De regering hecht dan ook zeer aan de bevordering van het besef van burgerschap over de grenzen heen. Een actief buitenlands beleid is geen luxe maar noodzaak. Dat geldt ook voor een actief lidmaatschap van de Europese Unie en een actief ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Het verwerven van draagvlak in de samenleving is een taak van het hele ministerie, inclusief de ambassades en consulaten in het buitenland. Daarbij moet er goed worden geluisterd. Waar we kunnen leren van anderen moeten we niet de kop in het zand steken of onze hakken in het zand zetten. We moeten erkennen dat het altijd beter en efficiënter kan. Kritiek neemt het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich ter harte. Uitgangspunt is dat een actieve internationale opstelling goed is voor ons land. Dat uitgangspunt moeten we met verve blijven uitdragen.
De begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in 2011 omvat in totaal EUR 11,9 miljard aan uitgaven en EUR 0,73 miljard aan ontvangsten. Een groot deel van de uitgaven en ontvangsten is onderdeel van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). De Nederlandse bijdrage aan de EU en de hieraan gerelateerde vergoedingen van de Europese Unie aan Nederland vallen niet onder het regime van de HGIS.
Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste budgettaire wijzigingen.
Bedragen in EUR MLN | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 |
---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2010 | 11 873 | 12 149 | 12 380 | 12 527 | 12 742 |
1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten | |||||
1.2 Mensenrechten | 1 | 1 | 1 | 1 | |
2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur | |||||
2.2 Bestrijding Internationaal terrorisme | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
2.6 Humanitaire hulpverlening | 23 | – 12 | – 2 | – 2 | – 2 |
2.9 Grotere veiligheid door strijd tegen mileudegradatie | – 2 | – 18 | – 29 | – 29 | – 29 |
3 Versterkte Europese samenwerking | |||||
3.1 Nederlandse afrachten aan de EU | – 632 | – 145 | 1 361 | ||
4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede | |||||
4.2 Armoedevermindering | 218 | 98 | 227 | 311 | 425 |
4.3 Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden | – 61 | – 64 | 6 | 8 | 8 |
5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling | |||||
5.1 Alle kinderen, jongeren en volwassenen hebben gelijke kansen om kwalitatief goed onderwijs te doorlopen, dat hen de benodigde vaardigheden en kennis biedt om op een volwaardige wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving | 15 | – 9 | 9 | – 13 | – 13 |
5.4 HIV/Aids | 1 | 17 | 5 | – 4 | – 4 |
5.5 Reproductieve gezondheid | – 24 | – 10 | – 9 | – 13 | – 13 |
6 Beter beschermd en verbeterd milieu | |||||
6.1 Milieu en water | – 123 | 79 | 65 | 24 | |
6.2 Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzaam toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen | – 6 | 6 | – 12 | – 13 | – 13 |
7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer | |||||
7.2 Vreemdelingenbeleid | – 253 | – 115 | – 118 | – 118 | – 118 |
Overige mutaties | – 10 | 17 | 46 | 38 | 21 |
Stand ontwerpbegroting 2011 | 11 144 | 11 792 | 12 584 | 12 759 | 14 391 |
1.2 Mensenrechten
De verhoging wordt veroorzaakt door een extra bijdrage aan het mensenrechtenprogramma in Soedan.
2.2 Bestrijding internationaal terrorisme
De meerjarige verhoging van EUR 0,5 miljoen wordt veroorzaakt door een bijdrage van vijf jaar aan het nieuw op te richten Internationaal Anti-terrorisme Instituut. Door de automatische afronding wordt dit bedrag in de tabel zichtbaar als EUR 1 mln.
2.6 Humanitaire hulpverlening
De verhoging in 2010 is een saldo en hangt grotendeels samen met een aanpassing van het noodhulpbudget als gevolg van de toezeggingen naar aanleiding van de aardbeving in Haïti. De verlaging in 2011 hangt samen met een gewijzigde planning van de uitgaven voor Haïti (zie ook de Verdiepingsbijlage). Daarnaast is hier een structurele korting van EUR 1,5 miljoen ingeboekt op Noodhulp aan niet DAC-landen.
2.9 Grotere veiligheid door strijd tegen milieudegradatie
De verlaging op dit artikel in 2010 is het gevolg van vertragingen in het Wereldbankprogramma in het Congobekken en de regionale programma’s in Centraal Azië en het Grote Meren gebied. De meerjarige verlaging is het gevolg van een technische overheveling naar artikel 6.1 milieu en water.
3.1 Nederlandse afdrachten aan de EU
De EU-afdrachten laten een meevaller in 2010 zien als gevolg van onderuitputting van de EU-begroting in 2009. Dit leidt in 2010 tot lagere afdrachten van Nederland aan de EU, omdat de aanpassing van de begroting 2009 pas in 2010 heeft plaatsgevonden. De meevaller in 2011 kan worden verklaard door het feit dat de EU-ontwerpbegroting 2011 lager is uitgevallen dan het plafond van de Financiële Perspectieven in 2011. De verhoging in 2014 hangt samen met het vervallen van de kortingen die Nederland heeft bedongen op de afdrachten voor de periode 2007–2013.
4.2 Armoedevermindering
De verhoging op dit artikel is deels het gevolg van de wijziging in het betalingsritme voor multilaterale schuldverlichtingsinitiatieven (o.a. Heavily Indebted Poor Country Initiative – HIPC en International Development Association – IDA). Verder is de structurele bijdrage aan IFAD verhoogd. Daarnaast hangt de verhoging samen met de verwerking van de BNP-bijstelling en het gebruikelijke parkeerkarakter van dit artikel.
4.3 Ondernemingsklimaat ontwikkelingslanden
De verlaging in 2010 en 2011 is hoofdzakelijk het gevolg van een neerwaartse bijstelling van het budget voor het programma voor ORET (Ontwikkelingsrelevante Export Transacties) wegens verwachte onderuitputting. Daarnaast is sprake van een verlaging op de bijdrage aan de International Finance Cooperation (IFC) als gevolg van een kasschuif naar 2012 en 2013. Daartegenover staan verhogingen ten behoeve van onder meer het FMO/Infrastructure Development Fund en lopende Schoklandactiviteiten. Binnen het thema marktontwikkeling wordt de bijdrage aan het Initiatief Duurzame Handel vanaf 2011 structureel verhoogd.
5.1 Gelijke kansen op onderwijs
De wijziging op dit artikel in 2010 wordt onder andere veroorzaakt door een amendement op de begroting waarbij een voorgestelde korting van EUR 7 miljoen op het onderwijsprogramma van Mozambique wordt teruggedraaid. Daarnaast is de fluctuatie in de diverse landenprogramma’s op het gebied van onderwijs van invloed op 2010 en latere jaren.
5.4 HIV/AIDS
Onder andere als gevolg van het doorschuiven van de middelen voor het Health Insurance Fund (HIF) worden de uitgaven in 2011 verhoogd. De verhoging in 2010 is een saldo van de verlaging van het HIF, een stijging van de bijdrage aan UNFPA en het amendement Voordewind met betrekking tot de bijdrage aan UNAIDS.
5.5 Reproductieve gezondheidszorg
De meerjarige verlaging op dit subartikel is grotendeels een gevolg van een neerwaartse mutatie in de uitgaven aan de landenprogramma’s op het gebied van (reproductieve) gezondheid. Daarnaast worden in 2010 en 2011 de uitgaven voor het centrale, algemene gezondheidszorgprogramma verlaagd.
6.1 Milieu en Water
De verlaging in 2011 is grotendeels het gevolg van een kasschuif van de middelen voor hernieuwbare energie naar 2012 en 2013. Hiermee wordt de kasraming aangepast aan de programmering zoals die is afgesproken in internationaal verband.
6.2 Duurzaam water beheer
De daling in 2012 en verder wordt grotendeels veroorzaakt door de afbouw van het waterprogramma in Vietnam.
7.2 Vreemdelingenbeleid
De mutatie wordt veroorzaakt doordat met ingang van het begrotingsjaar 2010 de ODA-uitgaven aan eerstejaarsopvang asielzoekers niet langer verantwoord worden op de begroting van Buitenlandse Zaken. De belasting ten laste van de ODA-begroting van de kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen blijft bestaan. In plaats van de bestaande bijdrageconstructie vanuit de begroting van Buitenlandse Zaken wordt het ODA-deel van de asieluitgaven toegerekend aan het ODA-budget en verantwoord in de HGIS-nota en het HGIS jaarverslag. Deze worden jaarlijks tegelijk met de departementale begrotingen en jaarverslagen aangeboden aan de Tweede Kamer.
Procentuele verdeling uitgaven 2011 per operationele doelstelling
Omschrijving
«Een klein land als Nederland heeft veel buitenland» zei oud-minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns ooit. Daarom heeft Nederland belang bij een sterke internationale rechtsorde, waarin landen op basis van goede afspraken met elkaar samenwerken en waarbij men elkaar kan aanspreken als regels worden overschreden. Want, ook al is Nederland een klein land in geografische zin, we zijn de 16e economie wereldwijd en een groot deel van onze boterham wordt in het buitenland verdiend. Onze belangen zijn dus rechtstreeks verbonden met de mogelijkheid om op betrouwbare en voorspelbare wijze zaken te kunnen doen. En daarom zetten we ook in op eerbiediging van de mensenrechten, wereldwijd. Mensenrechten vertegenwoordigen fundamentele waarden en gelden voor iedereen, altijd en overal. Gerechtigheid, solidariteit, respect, humaniteit, naastenliefde en gelijkwaardigheid zijn zulke waarden. Nederland streeft naar een samenleving die op deze waarden is gebaseerd, niet alleen voor onszelf, maar ook voor anderen. Ieder mens ter wereld heeft recht op een menswaardig bestaan. Dat is niet alleen vanuit een morele overtuiging. Het dient ook het Nederlandse eigenbelang. Uiteindelijk biedt het consequent naleven van mensenrechten ook de beste garantie voor een stabiele, veilige wereld. Het is slecht handel drijven voor Nederlandse bedrijven met corrupte regimes, of in landen waar delen van de bevolking systematisch worden onderdrukt.
Het bevorderen van de internationale rechtsorde is – uniek in de wereld – verankerd in de Nederlandse grondwet. We nemen onze verantwoordelijkheid serieus. Nederland is een actief en gewaardeerd land in de internationale fora. Als juridische hoofdstad van de wereld huisvesten wij belangrijke internationale instellingen. Ook in 2011 zullen we onze traditioneel sterke rol op het gebied van de internationale rechtsorde en mensenrechten voortzetten.
Ministeriële verantwoordelijkheid
De minister is verantwoordelijk voor:
• Het bevorderen en bewaken van de coherentie en consistentie van de Nederlandse inzet voor het versterken van de internationale rechtsorde en mensenrechten.
• De Nederlandse inzet in beheers- en bestuursraden van internationale organisaties ter bevordering van de internationale rechtsorde.
• Inzet van fondsen en middelen ter bevordering van de internationale rechtsorde en mensenrechten, waaronder het Mensenrechtenfonds.
• Het bestendigen van Den Haag als goede vestigingsstad voor internationale organisaties, in goede samenwerking met andere actoren als de gemeente Den Haag.
Externe factoren
• Het uiteindelijke optreden van multilaterale organisaties is een samenspel van de inzet van alle lidstaten gezamenlijk: respectievelijk 27 (EU), 28 (NAVO), 47 (RvE), 56 (OVSE) en 192 (VN) landen. Nederland bepaalt de inzet van multilaterale instellingen dus niet alleen.
• De financiële crisis en de nasleep daarvan zal de budgetten van internationale organisaties onder druk zetten, waardoor programma’s en activiteiten (en daarmee doelbereiking) in de loop van 2011 aangepast zouden kunnen worden.
Operationele doelstelling 1.1
Een goed functionerende internationale rechtsorde
Beoogde beleidseffecten
• Multilaterale instellingen (zoals de VN, het Internationaal Strafhof en bijzondere internationale tribunalen) functioneren effectief en efficiënt met de middelen die ze ter beschikking staan.
• Bestendigen en verder ontwikkelen van de internationale rechtsorde door uitbreiding van het lidmaatschap van internationale hoven en tribunalen, waaronder het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof. De rechtsmacht van het Internationaal Gerechtshof wordt door een groeiend aantal staten erkend.
• Een multilateraal systeem dat straffeloosheid wereldwijd bestrijdt, door nationale instellingen te versterken en op te treden waar nationale straffeloosheidbestrijding faalt.
• Interstatelijke rechtshulp waardoor de samenwerking tussen de statenpartijen van het Internationaal Strafhof verbetert.
• Goede complementariteit en onderlinge samenhang tussen de internationale organisaties, inclusief de multilaterale ontwikkelingsinstellingen, door het bevorderen van samenwerking en voorkomen van mission creep.
• Een VN-Veiligheidsraad die een betere afspiegeling vormt van de huidige wereldverhoudingen.
• Operationalisering van Responsibility to Protect (R2P)-concept, zodat dit concept een ijkpunt wordt voor het handelen van staten bij de bescherming van burgers en waardoor landen zich op termijn niet meer kunnen verschuilen achter hun soevereiniteit als er op hun gebied grote mensenrechtenschendingen plaatsvinden.
Te realiseren prestaties
• Nederland zet zich in om landen die nog niet zijn aangesloten bij relevante internationale hoven en tribunalen te bewegen dit alsnog te doen. In 2011 richt Nederland zich in het bijzonder op Indonesië en de Filippijnen en biedt technische assistentie aan waarmee die landen partij kunnen worden bij het Statuut van het Strafhof.
• Nederland draagt bij aan de totstandkoming van zogenaamde residual mechanisms die de resttaken van het Joegoslavië-Tribunaal, het Rwanda-Tribunaal en het Speciale Hof voor Sierra Leone (SCSL) overnemen.
• Nederland bevordert interstatelijke gerechtshulp ten behoeve van het Internationaal Strafhof door het aanbieden van technische assistentie om nationale uitvoeringswetgeving te faciliteren en rechters te trainen in landen die het Statuut van Rome ondertekend hebben en behoefte aan die assistentie hebben.
• Samen met het Ministerie van Justitie entameert het Ministerie van Buitenlandse Zaken in 2011 een internationale discussie over de mogelijkheden om te komen tot een internationaal verdrag betreffende interstatelijke rechtshulp in verband met oorlogs- en andere internationale misdrijven.
• Waar mission creep tussen internationale organisaties dreigt, brengt Nederland dit in de relevante fora ter sprake en wordt actie voorgesteld om overlap tussen taken en verantwoordelijkheden in de multilaterale architectuur te vermijden.
• Nederland draagt bij aan de onderhandelingen over hervorming van de Veiligheidsraad. In geval een akkoord buiten bereik blijft zal Nederland een tussentijdse oplossing bepleiten met onder andere beperkte uitbreiding, lange termijn zetels, vrijwillige beperking van vetogebruik, verbetering werkmethoden en een bindende herzieningsclausule voor het uiteindelijke hervormingsmodel.
• Een breder internationaal draagvlak om R2P verder te operationaliseren, mede door agendering van R2P in relevante internationale fora (zoals de EU en andere regionale organisaties, de AVVN en zo mogelijk de Veiligheidsraad) en het bijdragen aan side events en internationale bijeenkomsten over R2P.
• Nederland draagt bij aan de ontwikkeling van de Europese rechtsorde door tijdig waar te nemen of de Europese instellingen binnen de grenzen van hun bevoegdheden blijven, door de machtsverhoudingen tussen die instellingen te bewaken en door schriftelijke en mondelinge inbreng te leveren bij de Europese rechters over de toepassing van Europees recht.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Er wordt gebruik gemaakt van een aantal instrumenten:
– Bilaterale en multilaterale diplomatie, inclusief publieksdiplomatie.
– Nederlandse deelname aan het bestuur van internationaalrechtelijke instellingen, zoals aan de management committees van de in Nederland gevestigde instellingen SCSL en het Libanon-Tribunaal.
– Financiële bijdragen aan relevante instellingen of activiteiten, zoals de bijdrage voor de afronding van het proces tegen oud-president Taylor, het laatste van het SCSL (bijdrage van EUR 1 miljoen in 2011).
– Het Nederlandse co-voorzitterschap van de Group of Friends of Responsibility to Protect dat in New York wordt ingezet om het internationale draagvlak voor operationalisering van R2P te versterken.
– Voorlichting van departementen door middel van onder andere activiteiten van het Expertisecentrum Europees Recht (ECER)
– Coördinatie tussen departementen van standpunten over het recht van de Europese Unie onder andere door het voeren van het secretariaat en het co-voorzitterschap van de Interdepartementale Commissie Europees Recht (ICER).
– Procesvertegenwoordiging van de Staat bij het Hof van Justitie en het Gerecht van Eerste Aanleg van de Europese Unie.
Voor een goed functionerende rechtsorde zijn naast de VN en de internationale financiële instellingen (Wereldbank, IMF en regionale ontwikkelingsbanken) vele andere organisaties als de EU, de NAVO, de OVSE en de Raad van Europa van belang. Deze organisaties komen onder andere in doelstellingen 2 en 3 aan de orde.
De financiële inzet bij deze operationele doelstelling bestaat grotendeels uit de reguliere Nederlandse bijdrage aan de VN (ongeveer EUR 40 miljoen op jaarbasis). Daarnaast valt hier de jaarlijkse bijdrage aan de Carnegie-Stichting onder van EUR 4,8 miljoen voor het beheer en het onderhoud van het Vredespaleis en de bovengenoemde bijdrage aan het SCSL.
Operationele doelstelling 1.2
Bescherming van de rechten van de mens
Beoogde beleidseffecten
• Een betere mensenrechtensituatie «in het veld» in landen waar de bescherming van mensenrechten te wensen overlaat.
• Betere naleving van mensenrechten op thematische gebieden waar het volgens Nederland het hardste nodig is: het tegengaan van doodstraf en marteling, het bevorderen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, non-discriminatie van vrouwen en homoseksuelen, bescherming van mensenrechtenverdedigers, en de bevordering van kinderrechten.
• Meer aandacht voor de verwevenheid van mensenrechten, vrede en veiligheid bij het internationale optreden in (post-) conflictsituaties.
• Meer landen erkennen de ondeelbaarheid van mensenrechten, met gelijke aandacht voor enerzijds burger- en politieke rechten en anderzijds sociaaleconomische rechten, en handelen daarnaar, zowel in hun nationale wetgeving als in de praktijk.
• Sterk mensenrechtenbeleid van de EU met aandacht voor coherentie van beleid.
• Goed functioneren van het mensenrechtensysteem van de Raad van Europa in het bijzonder van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
• Goed functioneren van VN-mensenrechtenfora (Derde Commissie AVVN en VN-mensenrechtenraad) en een doorlichting van de Mensenrechtenraad waarvan de uitkomsten leiden tot een versterking van de Raad als het belangrijkste internationale mensenrechtenforum.
Te realiseren prestaties
• Nederlandse aandacht in internationale fora en bilaterale politieke dialoog voor toename van landen die overgaan tot ratificatie van belangrijke mensenrechtenverdragen en protocollen.
• Een campagne van Nederland in internationale fora om uitvoering van de doodstraf tegen te gaan. Dit moet leiden tot toename van het aantal landen dat zich aansluit bij het moratorium over de doodstraf of overgaan tot algehele afschaffing van de doodstraf.
• Een evaluatie van de pilot waarin vijf ambassades zich extra hebben ingezet op het thema vrijheid van godsdienstvrijheid en levensovertuiging en mogelijke uitbreiding van de pilot met andere ambassades.
• Vervolg geven aan de VN-verklaring over het tegengaan van de strafbaarstelling van homoseksualiteit, mogelijk via een door Nederland geïnitieerde of ondersteunde resolutie in de AVVN.
• Follow-up van de conferentie «geweld tegen meisjes» door voortgezette samenwerking met de VS en Brazilië, in het bijzonder bij het genereren van internationale aandacht voor de thema’s seksuele uitbuiting, meisjesbesnijdenis en kindhuwelijken.
• Nederland participeert in het vinden van oplossingen voor de groeiende werklast van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
• Aanscherping van het beleid van de EU op het gebied van kinderarbeid door inzet van alle beschikbare instrumenten, inclusief mogelijkheden op handelsgebied, wat zich uit in een rapport van de Commissie hierover dat uiterlijk eind 2011 gepresenteerd wordt (conform Raadsconclusies die in juni 2010 werden aangenomen).
• Nederland zet in op een stevig extern optreden van de EU, met een zichtbare rol van de Hoge Vertegenwoordiger, op het gebied van mensenrechten (onder andere door verklaringen over mensenrechtenaangelegenheden en agendering van mensenrechten in de politieke dialoog met derde landen), en goede integratie van mensenrechten in de External Action Services van de EU.
• Nederland zet in op een eensgezind optreden van de EU bij de doorlichting van de VN-mensenrechtenraad en goede resolutie over het functioneren van de Raad.
• Financiering van mensenrechtenprojecten wereldwijd die aansluiten op de Nederlandse prioritaire thema’s, door inzet van het Mensenrechtenfonds.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Ter realisering van de bovenstaande prestaties wordt gebruik gemaakt van een veelvoud aan instrumenten:
– Bilaterale diplomatie, waaronder ministeriële bezoeken van de minister van Buitenlandse Zaken en andere ministers.
– Inzet van de Mensenrechtenambassadeur: zowel uitdragen van beleid in het buitenland als creëren van draagvlak voor beleid in Nederland.
– Inzet in multilateraal kader, vooral de EU en VN, met meer aandacht voor samenwerking met niet-gelijkgezinden en waar mogelijk met aandacht voor tijdige coalitievorming.
– Operationele uitvoering van de EU Mensenrechten richtsnoeren en effectieve uitvoering van EU instrumenten zoals het Europese Mensenrechtenfonds.
– Inzet van het postennetwerk, zowel qua inzet via het Mensenrechtenfonds, als qua rapportage van zorgelijke mensenrechtensituaties.
De financiële inzet bij deze operationele doelstelling bestaat uit de centrale en decentrale (gedelegeerd aan de posten) middelen voor mensenrechten (ongeveer EUR 18 miljoen in 2011) en het Mensenrechtenfonds (bijna EUR 27 miljoen in 2011). Ook valt hier een jaarlijkse bijdrage onder van EUR 4,8 miljoen aan de International Labour Organisation (ILO).
Operationele doelstelling 1.3
Goed functionerende internationale juridische instellingen in Den Haag (juridische hoofdstad)
Beoogde beleidseffecten
• Versterking van de positie van Den Haag als juridische hoofdstad van de wereld.
• Goed gastheerschap voor in Nederland gevestigde internationaalrechtelijke instellingen (zie ook Operationele doelstelling 8.4).
Te realiseren prestaties
• De geleidelijke afbouw en afwikkeling van de taken van het SCSL en van het Joegoslavië-Tribunaal is begeleid (zo nodig aangepaste tijdelijke huisvesting in de laatste fase en facilitering van een soepele uitstroom van het Nederlandse en expat-personeel).
• Binnen de VN pleit Nederland voor vestiging in Den Haag van de residual mechanisms voor het Speciale Hof voor Sierra Leone, het Joegoslavië-Tribunaal en, eventueel, het Rwanda-Tribunaal.
• Het Internationaal Strafhof, Europol en Eurojust worden begeleid bij het vinden of realiseren van geschikte huisvesting.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Ter realisatie van bovenstaande prestaties wordt onder meer gebruikt gemaakt van bilaterale en multilaterale diplomatie, inclusief publieksdiplomatie. Voorts geeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken uitvoering aan de zetelovereenkomsten met, en andere internationaalrechtelijke verplichtingen jegens de in Nederland gevestigde internationaal juridische instellingen. Daarbij worden zij logistiek ondersteund onder meer met gevangenisruimte, beveiliging en bij het in- en uitreizen van verdachten en getuigen. Het ministerie coördineert met andere departementen, uitvoerende diensten en decentrale overheden en overlegt regelmatig met de organisaties zelf teneinde het concept Den Haag juridische hoofdstad verder invulling te geven en overlap van verschillende initiatieven tegen te gaan.
De financiële inzet bij deze operationele doelstelling bestaat uit een Nederlandse bijdrage van EUR 3,4 miljoen aan de huur van het in Nederland gevestigde Libanon-Tribunaal. Daarnaast draagt Nederland in 2011 zo’n EUR 18 mln bij aan het Internationaal Strafhof. Deze kosten bestaan uit de jaarlijkse contributie en kosten die gemoeid zijn met de tijdelijke huisvesting van het Strafhof en de voorbereidingen voor de nieuwbouw.
Bedragen in EUR 1 000 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 109 112 | 134 284 | 90 996 | 87 819 | 87 169 | 87 169 | 87 169 | |
Uitgaven: | ||||||||
Programma-uitgaven totaal | 115 304 | 113 858 | 118 269 | 113 572 | 103 572 | 100 172 | 100 172 | |
1.1 | Internationale rechtsorde | 47 783 | 44 172 | 47 330 | 46 255 | 46 255 | 46 255 | 46 255 |
Juridisch verplicht | 98% | 100% | 100% | 100% | 100% | |||
Overig verplicht | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 2% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
1.2 | Mensenrechten | 52 733 | 53 614 | 49 539 | 49 917 | 49 917 | 49 917 | 49 917 |
Juridisch verplicht | 30% | 24% | 23% | 21% | 20% | |||
Overig verplicht | 70% | 76% | 77% | 79% | 80% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
1.3 | Internationale juridische instellingen | 14 788 | 16 072 | 21 400 | 17 400 | 7 400 | 4 000 | 4 000 |
Juridisch verplicht | 96% | 97% | 86% | 86% | 86% | |||
Overig verplicht | 4% | 3% | 14% | 14% | 14% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% |
Titel van het evaluatieonderzoek | Jaar van afronding | Operationele doelstelling | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
08 | 09 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | ||
Beleidsdoorlichtingen | |||||||||
Mensenrechtenbeleid | X | 1.2 | |||||||
Nederland als gastland voor internationale organisaties (zie ook OD 8.4)1 | X | 1.3 | |||||||
Effectenonderzoek | |||||||||
Deelstudies uitvoering mensenrechtenbeleid1 | X | X | 1.2 | ||||||
Overig evaluatieonderzoek | |||||||||
One UN (Delivering as One) | X | 1.1 | |||||||
Evaluatie UNESCO | X | 1.1 |
• Operationele doelstelling 1.1: deze komt voort uit de grondwetsbepaling over de internationale rechtsorde en is nogal breed van aard en fluïde. Tijdens de voorbereiding van de ontwerpbegroting 2012 zal worden beoordeeld wanneer een beleidsdoorlichting dient te worden gepland.
• Operationele doelstelling 1.2: in november 2007 is de nota «Naar een menswaardig bestaan, een mensenrechtenstrategie voor het buitenlands beleid» aan de Tweede Kamer aangeboden. In 2008 is de uitvoering van dit beleid gestart. Op grond van de beleidscyclus en de geplande deelstudies in 2011 en 2012 zal in 2013 een beleidsdoorlichting worden gestart.
• Operationele doelstelling 1.3: het beperkte financiële beslag van deze doelstelling maakt een beleidsdoorlichting niet prioritair.
Procentuele verdeling uitgaven 2011 per operationele doelstelling
Omschrijving
De veiligheid om ons heen is kwetsbaarder dan we soms denken. We zien de opmars van niet-statelijke actoren: terroristische bewegingen, piraten, drugskartels, illegale wapenhandelaren. Groepen die destabiliseren, zoals Al Qaida en de Somalische piraten hebben laten zien. Van risico’s die we eerder ook al kenden, gaat nu een ander gevaar uit. Denk aan de verspreiding van nucleaire technologie en nucleair materiaal. Ook de gevolgen van klimaatverandering, zoals verwoestijning, de toenemende schaarste van energie, voedsel en water kunnen leiden tot massale migratie en gemakkelijk conflicten veroorzaken. Nederland is zeker niet onkwetsbaar voor deze ontwikkelingen, vanwege onze open samenleving en onze open economie.
Deze meerdimensionale uitdagingen van de 21e eeuw moeten we eerst en vooral gezamenlijk aanpakken. Internationale samenwerking dus. Er zullen situaties zijn waarin een beroep wordt gedaan op onze Nederlandse militaire capaciteit om onze collectieve veiligheid te waarborgen en de internationale rechtsorde te bevorderen. Daarnaast zullen defensie, diplomatie en ontwikkelingssamenwerking ook steeds meer geïntegreerd worden ingezet. Veiligheid is immers niet alleen een militaire aangelegenheid. Het betekent ook dat we voorwaarden willen creëren waarin burgers in veiligheid kunnen leven en een bestaan kunnen opbouwen, doordat de regering burgers beschermt en de principes van goed bestuur volgt; of dat burgers na een ramp zo spoedig mogelijk hulp ontvangen, zodat ze aan hun primaire levensbehoeften kunnen voldoen en ze zo snel mogelijk kunnen beginnen met wederopbouw. In veel landen zullen alleen op deze manier de Milleniumdoelstellingen worden bereikt. Nederland is een belangrijke internationale speler op al deze terreinen en zal deze rol ook in 2011 blijven vervullen.
Ministeriële verantwoordelijkheid
De minister is verantwoordelijk voor:
• Coherentie en consistentie van de Nederlandse inzet in de relevante internationale fora, als de EU, VN, NAVO en OVSE;
• Eerst verantwoordelijke, in nauwe afstemming met de minister van Defensie, in de artikel 100-procedure voor de wereldwijde inzet van de krijgsmacht in crisisbeheersingsoperaties;
• Inzet van fondsen en middelen ter bevordering van grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur;
• Samen met de minister van Economische Zaken: een restrictief en transparant wapenexportbeleid;
• Energievoorzieningszekerheid; op dit dossier trekken de Ministeries van Economische Zaken en van Buitenlandse Zaken gezamenlijk op. De verantwoordelijkheid voor het energiebeleid inclusief de internationale component berust bij het Ministerie van Economische Zaken, terwijl het Ministerie van Buitenlandse Zaken betrokken is op grond van zijn verantwoordelijkheid voor geopolitieke, veiligheidspolitieke en ontwikkelingspolitieke vraagstukken. Daarnaast is het Ministerie van Buitenlandse Zaken verantwoordelijk voor de algehele samenhang in het Nederlands buitenlands beleid.
Externe factoren
• Het ontstaan en/of escaleren van crisissituaties is vaak onvoorspelbaar; inzet van mensen en middelen gedurende het jaar kan daardoor deels anders worden dan voorzien in deze begroting.
• De inzet van multilaterale organisaties is een samenspel van alle lidstaten gezamenlijk; Nederland bepaalt daar niet alleen het beleid.
Operationele doelstelling 2.1
Goede internationale samenwerking ter bevordering van de nationale en bondgenootschappelijke veiligheid
Beoogde beleidseffecten
• Een toename van veiligheid en stabiliteit in alle dimensies: niet alleen in politiek-militaire zin, maar ook met betrekking tot democratie, rechtstaat en mensenrechten.
• Nederland is zo goed mogelijk voorbereid op bestaande dreigingen enerzijds en op onvoorspelbare ontwikkelingen en nieuwe dreigingen anderzijds.
• Een NAVO, EU en OVSE die capaciteiten hebben voor de veiligheidsuitdagingen van nu.
• Een NAVO en EU die hun relatie met strategisch belangrijke partners verder ontwikkelen.
• Een NAVO en EU die bijzondere aandacht besteden aan civiel-militaire samenwerking en bijdragen aan een geïntegreerde aanpak van crisisbeheersing2.
Te realiseren prestaties
• Uitvoering geven aan het nieuwe Strategisch Concept van de NAVO met nadruk in 2011 op:
– verdere hervorming en transformatie van de NAVO, waarbij Nederland inzet op een geïntegreerde aanpak van crisisbeheersing en een versterkte samenwerking met de EU en andere strategische partners;
– verdere afspraken ten aanzien van solidariteit;
– een voortgezet open deur-beleid dat gebaseerd blijft op individuele prestaties van kandidaat-toetreders en hun bijdrage aan veiligheid en stabiliteit, wat zijn weerslag vindt in de besluiten van de Noord Atlantische Raad (NAR) ter zake;
– bevorderen van een goede relatie van de NAVO met Rusland, onder andere door het organiseren van bijeenkomsten van de NAVO-Ruslandraad;
– bevordering van verdere stappen op het gebied van conventionele wapenbeheersing en mondiale nucleaire ontwapening, mede door Nederlandse initiatieven;
– uitwerken van een mogelijk besluit betreffende raketverdediging ter bescherming van de bevolking en het NAVO-grondgebied;
– bijdragen aan het inhoud geven aan een nieuw NAVO-kernwapenbeleid, door actieve Nederlandse participatie in de relevante fora.
• Versterking van de Europese capaciteit voor crisisbeheersingsoperaties, waarbij Nederland vooral inzet op:
– verdere ontwikkeling van militaire en civiele capaciteiten, en besluitvorming daarover;
– versterking van civiel-militaire samenwerking, te zien in operaties in het veld;
– samenwerking met derde landen in het Europese gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleid (GVDB).
• Een effectievere OVSE, waarbij Nederland zal blijven investeren in:
– de geïntegreerde benadering van veiligheid met aandacht voor mensenrechten en democratie;
– de veldpresentie van de OVSE, en daar waar nodig ook mankracht voor vrijmaakt;
– het bijdragen aan een constructieve dialoog over Europese veiligheid in OVSE-kader met daarbij aandacht voor de integrale benadering van veiligheid.
• Bijdragen aan toenemende synergie tussen de inspanningen van internationale organisaties op het terrein van crisisbeheersing, vooral tussen EU, NAVO en VN, onder andere door dit onderwerp in de relevante fora consequent ter sprake te brengen.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
De Nederlandse inzet in multilaterale onderhandelingen is gericht op bovengenoemde beoogde prestaties en beleidseffecten. Het uiteindelijke resultaat wordt bepaald door de inzet van alle 28 (NAVO), 29 (NAVO Rusland Raad), 27(EU) of 56 leden (OVSE). Nederland neemt actief deel aan multilaterale onderhandelingen en neemt initiatieven zoals de indiening van discussiestukken, organisatie van seminars, gerichte bilaterale consultaties met relevante landen en ondersteuning van beleid via projectactiviteiten en subsidies.
Nederland richt zich daarbij vooral op de samenwerking met gelijkgezinde partners. Ter versterking van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) zal Nederland ook zelf werken aan een verbeterde uitzending van civiele experts. Wat betreft betere samenwerking tussen de EU en de NAVO zal Nederland zich vooral blijven inzetten voor intensievere samenwerking op het terrein van capaciteitsontwikkeling en in operaties.
Nederlandse aandacht voor mensenrechten en democratie binnen de OVSE zal tot uiting komen in onder meer politieke en financiële ondersteuning van het Office for Democratic Institutions and Human Rights (ODIHR). Daarnaast zullen wij blijven investeren in de detachering van Nederlanders bij de OVSE om zo de veldpresentie van de OVSE te behouden. Ten behoeve van de constructieve dialoog over de Russische voorstellen over Europese veiligheid zal Nederland zich ten slotte sterk maken voor goede coördinatie tussen de standpunten van NAVO-bondgenoten en EU-lidstaten.
De financiële inzet bij deze operationele doelstelling bestaat uit de reguliere Nederlandse bijdrage aan de NAVO (EUR 6,2 miljoen in 2011) en de bijdrage aan de nieuwbouw van het NAVO hoofdkwartier (EUR 6,8 miljoen in 2011). Daarnaast valt hieronder onder meer de subsidie aan de Atlantische Commissie (EUR 0,5 miljoen). Ten slotte wordt hier het budget verantwoord voor het Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid (het gedeelte voor veiligheidsbeleid) en het Veiligheidsfonds (totaal EUR 3 miljoen in 2011).
Operationele doelstelling 2.2
Bestrijding en terugdringing van het internationale terrorisme en andere vormen van internationale criminaliteit
Beoogde beleidseffecten
• Versterking van de terrorismebestrijdingcapaciteit (o.a. politie en justitie) in voor Nederland prioritaire regio’s (de Westelijke Sahel en andere regio’s in Afrika en Oost-Azië) en derde landen (met name Jemen en Pakistan), waarbij internationaal recht en mensenrechten een centrale plaats innemen.
• Financiering van terrorisme wordt tegengegaan via verdere verbetering van de procedures (in het bijzonder wat betreft de rechtsbescherming) en de plaatsing op (en verwijdering van) organisaties en personen op terrorismelijsten.
• Het in 2010 opgerichte antiterrorisme instituut (International Centre for Counter-Terrorism ICCT) draagt bij aan de verdieping van het internationale beleid ter bestrijding van terrorisme.
• Verhoogde internationale samenwerking, bilateraal en multilateraal, inclusief de EU en VN, om internationaal terrorisme, drugshandel en mensenhandel tegen te gaan, in het bijzonder met betrekking tot voor Nederland prioritaire regio’s en derde landen.
• Groter draagvlak binnen de VN en de EU voor de uitgangspunten van het Nederlandse drugsbeleid, in het bijzonder het concept harm reduction.
Te realiseren prestaties
• Realisering van projecten en programma’s gericht op de versterking van de capaciteit in voor Nederland prioritaire landen in Afrika en Azië, om terrorisme te voorkomen en te bestrijden en radicalisering tegen te gaan, in overeenstemming met internationaal recht en mensenrechten.
• Bijdragen aan de verdere verbetering van de transparantie en rechtsbescherming met betrekking tot de terrorismelijsten van de EU en de VN, waarin de in 2010 benoemde Ombudspersoon conform VNVR-resolutie 1904 (2009) een belangrijke rol zal spelen.
• Conform het nationaal protocol totstandkoming en beëindiging van bevriezingsmaatregelen terrorisme, worden de door Nederland aangedragen listings op geregelde basis (tenminste eens per half jaar) getoetst.
• Nederland draagt bij aan de uitvoering van het EU-actieplan ter bestrijding van terrorisme en het EU-actieplan om radicalisering en rekrutering tegen te gaan door bij te dragen aan de inspanningen van de EU op genoemde terreinen.
• Nederland draagt bij aan de uitvoering van de Global UN Strategy for Counter-Terrorism – in september 2010 tijdens de tweede review herbevestigd, in het bijzonder door ondersteuning van de VN Counter Terrorism Implementation Task Force (CTITF).
• Mede door Nederlandse inbreng een eensgezind en constructief EU-optreden in de voortgaande onderhandelingen over het Alomvattend VN Terrorismeverdrag.
• Nederland pleit in multilaterale en bilaterale dialoog voor bredere ratificatie van het VN-verdrag betreffende grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit en de bijbehorende protocollen, in het bijzonder het VN-Mensenhandelprotocol.
• In de relevante internationale fora (o.a. EU en VN) en door middel van publieksdiplomatie wordt het Nederlands drugsbeleid uitgedragen, onder meer om meer draagvlak te creëren voor harm reduction.
• Realisering van projecten en programma’s gericht op de versterking van de capaciteit voor de bestrijding van internationale drugshandel in voor Nederland prioritaire regio’s (West-Afrika, Latijns-Amerika en de Cariben), en van samenwerkingsprojecten met de belangrijke herkomstlanden van slachtoffers van mensenhandel in Nederland, waaronder Roemenië, Bulgarije en Nigeria.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Ter realisering van bovenstaande prestaties wordt gebruik gemaakt van een veelvoud aan instrumenten:
– bilaterale diplomatie, in het bijzonder om in de dialoog met derde landen, o.a. door middel van contraterrorisme-clausules, aan te dringen op ratificatie en uitvoering van de VN-terrorismeverdragen met eerbiediging van de mensenrechten;
– multilaterale diplomatie, zowel in EU- als VN-verband om partners te winnen voor onze standpunten;
– inzet van ons postennetwerk, in het bijzonder in de landen waar de onderwerpen tegengaan van terrorisme en drugs- en mensenhandel van specifiek belang zijn;
– coalitievorming en versterking van de onderlinge coördinatie onder gelijkgezinde landen, in het bijzonder landen die dezelfde visie hebben op capaciteitsopbouw van terrorismebestrijding in derde landen, inclusief de impact van OS-inspanningen op het tegengaan van radicalisering;
– financiering van de VN en NGO’s ter bevordering van capaciteitsopbouw, regionale en internationale samenwerking;
– vertrouwelijke en geduide (in context geplaatste) informatie van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten AIVD en MIVD.3
De financiële inzet die op dit subartikel wordt verantwoord is de jaarlijkse subsidie van EUR 0,5 miljoen aan het ICCT. De projecten en programma’s die hierboven worden genoemd worden grotendeels gefinancierd uit het stabiliteitsfonds en het POBB. De budgetten voor deze fondsen worden op respectievelijk artikel 2.5 en 2.1 verantwoord.
Operationele doelstelling 2.3
Bestrijding van proliferatie van massavernietigingswapens en bevordering van ontwapening
Beoogde beleidseffecten
• Het wereldwijde regime voor nucleaire, chemische en biologische non-proliferatie is versterkt, zowel doordat meer landen zich aansluiten bij de relevante verdragen, als door de goede naleving van deze verdragen.
• Er worden nieuwe stappen gezet op het terrein van nucleaire ontwapening, vooral ook op het gebied van de niet-strategische kernwapens (zie ook OD 2.1), met een kernwapenvrije wereld als uiteindelijk doel.
• Verdere vooruitgang op het gebied van nucleaire, maar ook biologische en chemische, beveiliging, om te voorkomen dat chemisch, biologisch, radiologisch en nucleair (CBRN-)materiaal in handen van terroristen valt.
Te realiseren prestaties
• Bijdragen aan de versterking van het nucleaire non-proliferatiestelsel, waarbij Nederland zal inzetten op betere naleving door Iran en Noord-Korea van het Non-proliferatieverdrag (indien nodig door verdere sanctiemaatregelen te ondersteunen), bevordering van inbedding van India, Pakistan en Israël in het mondiale non-proliferatiestelsel, versterking van de rol van het IAEA, bespoediging van inwerkingtreding van een Comprehensive Test Ban Treaty (CTBT) en de totstandkoming van een Fissile Material Cut-Off Treaty (FMCT).
• Nederland neemt actief deel aan verschillende internationale discussies en onderhandelingen over de totstandkoming van nucleaire ontwapening, vooral op het gebied van de niet-strategische kernwapens.
• Bijdragen aan versterkte beveiliging van nucleair materiaal wereldwijd door de afspraken gemaakt tijdens de Nuclear Security Summit (NSS, in 2010) in de relevante fora verder uit te bouwen.
• Bijdragen aan het slagen van het Biologische en Toxische Wapens Verdrag (BTWC) in 2011, door een actieve rol in de onderhandelingen te spelen (indien mogelijk als voorzitter).
• Uitdragen van de doelstellingen van de Chemische Wapens Conventie (CWC) en het leveren van een Nederlandse financiële bijdrage aan de vernietiging van chemische wapens in Rusland en voormalige Sovjetrepublieken.
• Tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Nucleair Suppliers Group zijn verdere stappen gezet in het aanscherpen van exportrichtlijnen voor proliferatiegevoelige goederen en technologieën.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Instrumenten voor bovenstaande prestaties zijn contacten en samenwerking met andere landen via verschillende diplomatieke kanalen, zowel in bilateraal als multilateraal verband. Deze samenwerking vindt onder andere plaats door assistentie aan verdragspartijen om nationale wet- en regelgeving tot stand te brengen teneinde verdragsverplichtingen adequaat na te kunnen leven. In aanvulling hierop werkt Nederland nauw samen met actieve en niet noodzakelijk gelijkgezinde landen in het Non-proliferatieverdrag (NPV) proces. Verder wordt via het opzetten van een netwerk met academici en via internet een bredere interesse voor het NPV gefaciliteerd. Waar nodig zal Nederland pleiten voor sanctiemaatregelen en gebruik maken van sanctie-instrumenten om landen te bewegen zich te conformeren aan verdragsverplichtingen, zoals bijvoorbeeld het geval is bij het nucleaire programma van Iran.
De regering wil de naleving van het NPV, de CWC, het BTWC en andere non-proliferatie instrumenten bevorderen en daarmee de leemtes van het non-proliferatiestelsel verdragsmatig dichten. Nederland stelde zich in het voorjaar van 2010 kandidaat voor het voorzitterschap van de BTWC Toetsingsconferentie om de discussies hierover verder vorm te kunnen geven. Met landen die kritischer staan ten opzichte van bovengenoemde regimes en verdragen zal zowel in bilateraal als in multilateraal verband een intensieve dialoog worden gevoerd. Nederland zal zich met het lidmaatschap in de Ontwapeningsconferentie in Genève actief blijven inzetten voor de totstandkoming van een FMCT.
Nederland is lid van de Bestuursraad van het IAEA en kan daarmee invloed uitoefenen op de versterking van het agentschap van het IAEA. Nederland is verder lid van de CTBT Group of Friends en draagt bij aan bevordering van het ratificatieproces door het belang van het CTBT voor non-proliferatie en ontwapening te benadrukken in alle daarvoor in aanmerking komende fora.
Nederland ijvert in de exportcontroleregimes voor aanscherping van de richtlijnen voor export van goederen en technologieën die gebruikt worden in de ontwikkeling van nucleaire, chemische en biologische wapens en de bijbehorende overbrengingsmiddelen. Nederland zal dit onder andere doen tijdens het voorzitterschap van de Nuclear Suppliers Group (NSG) in 2011.
Naast bovengenoemde instrumenten levert Nederland een bijdrage aan de uitvoering van activiteiten met betrekking tot VN-veiligheidsraad resolutie 1540. Om de wereldwijde capaciteit te versterken om terroristische aanslagen met nucleaire wapens te voorkomen, zet Nederland zich in bij het Global Initiative to Combat Nuclear Terrorism en de Nuclear Security Summit.
De financiële inzet bij deze operationele doelstelling bestaat uit de jaarlijkse Nederlandse betalingen aan de IAEA (EUR 6,5 miljoen in 2011), de OPCW (EUR 1,5 miljoen) en de CTBTO (EUR 1,6 miljoen).
Operationele doelstelling 2.4
Goede internationale afspraken op het gebied van conventionele wapenbeheersing en een restrictief en transparant wapenexportbeleid
Beoogde beleidseffecten
• Uniforme toepassing van het EU-wapenexportbeleid, door alle EU-lidstaten.
• Totstandkoming van een internationaal wapenhandelsverdrag.
Te realiseren prestaties
• Een restrictief en transparant nationaal wapenexportbeleid dat in lijn is met het EU-wapenexportbeleid,wat leidt tot zorgvuldige toetsing aan de overeengekomen criteria en – waar nodig – tot consultaties over de afwegingen die andere lidstaten maken.
• Nederland draagt bij aan het opbouwen van internationale steun voor een sterk en effectief internationaal wapenhandelsverdrag (ATT) en de onderhandelingen daarover zijn gevorderd.
• Implementatie van het Verdrag betreffende Clustermunitie, door vernietiging van voorraden en het leveren van assistentie aan landen bij het opruimen van onontplofte oorlogsresten (via NGO’s).
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
De regering zal verdere harmonisatie van het wapenexportbeleid van EU-lidstaten en voortgang bij regionale en internationale afspraken over wapenexport steunen. Tevens zal Nederland regionale initiatieven gericht op het verkrijgen en behoud van draagvlak voor een toekomstig Internationaal wapenhandelsverdrag (ATT) blijven ondersteunen. Ten slotte zal Nederland, in de aanloop naar de herziening van het VN-Wapenregister en door deelname aan de Group of Governmental Experts, in alle relevante fora steun blijven vragen voor universele deelname aan uitbreiding en versterking van het wapenregister.
Bij deze operationele doelstelling is er vooral sprake van diplomatieke inspanningen. Er worden geen financiële middelen ingezet.
Indicator | Basiswaarde (met jaartal) | Bereikt in 2009 | Streefwaarde |
---|---|---|---|
1. Aantal undercuts1 | 1 (2005) | 0 | 0 (2011 en verder) |
Bron: 1. Formele informatie-uitwisseling op basis van de Europese Gedragscode voor Wapenexport.
Een undercut is het besluit van een EU-lidstaat om een wapenexportvergunning af te geven voor een transactie die in essentie identiek is aan een eerder door een andere lidstaat geweigerde vergunning.
Operationele doelstelling 2.5
Regionale stabiliteit door effectieve inzet op conflictpreventie, crisisbeheersing, conflictoplossing en post-conflict wederopbouw
Beoogde beleidseffecten
• Een afname van de mate van conflict en fragiliteit door positieve ontwikkelingen op het gebied van duurzame veiligheid en ontwikkeling in voor Nederland prioritaire fragiele staten en regio’s (inclusief Afghanistan, Pakistan, de Hoorn van Afrika, het Grote Merengebied, het Midden-Oosten, Colombia, Guatemala en de Westelijke Balkan), waarbij zowel de kwetsbare positie in conflictsituaties van vrouwen als hun rol in de politieke besluitvorming rond vredes -en wederopbouwprocessen meer in het bijzonder aandacht krijgt.
• Inperking van de negatieve effecten van instabiliteit zoals piraterij, grensoverschrijdende criminaliteit, proliferatie van wapens, vluchtelingenstromen en terrorisme.
• Een samenhangende aanpak van regionale instabiliteit waar de diverse actoren (zoals de regionale landen, de VN, de EU) op gecoördineerde wijze hun rol spelen.
• Beschikbaarheid van voldoende civiele en militaire capaciteiten voor vredesmissies, enerzijds door professionalisering van internationale organisaties en anderzijds door betere samenwerking tussen die organisaties onderling.
• Een VN die effectief het gehele spectrum van conflictbeheersing en vredeshandhaving tot vredesopbouw op een coherente wijze beslaat.
• Een NAVO die in staat is flexibel te reageren op onvoorspelbare situaties door in te zetten op preventie, crisismanagement en versterking van expeditionaire capaciteiten.
• Een EU die GVDB-missies in lijn met de Europese buitenlandse prioriteiten inzet, in het bijzonder in de aan de EU grenzende regio's.
Te realiseren prestaties
• Ondersteuning van activiteiten op het gebied van vredesopbouw en staatsopbouw in prioritaire conflictgebieden en fragiele staten ter bevordering van vrede, veiligheid en ontwikkeling.
• Betrokkenheid bij de verdere stabilisering van Afghanistan via onder meer een goede overdracht van de Nederlandse inspanningen in Uruzgan; inzet op Afghanisering van de veiligheidsstructuren, een mogelijke bijdrage aan de Europese politie missie (EUPOL) en NATO Training Mission-Afghanistan (NTM-A) ter ondersteuning van politietraining; ondersteuning van de ISAF-missie, een vergrote rol voor de UN Assistance Mission in Afghanistan (UNAMA) en civiele organisaties en bijdragen aan de sociaal-economische wederopbouw van Afghanistan.
• Nederland zet zich in om de VN-Veiligheidsraadresolutie 1 325 over vrouwen, vrede en veiligheid te waarborgen. Wereldwijd, met nadruk op de voor Nederland prioritaire gebieden, wordt hier navolging aan gegeven door samenwerking met multilaterale donoren en Nederlandse NGO's die lokale vrouwenorganisaties ondersteunen om uitvoering geven aan de resolutie.
• Nederlandse deelname aan de anti-piraterij operaties van de NAVO en de EU voor de kust van Somalië,
• Nederland zet in op capaciteitsopbouw in de regio om piraterij te bestrijden en ondersteunt initiatieven om de destabiliserende effecten van piraterij tegen te gaan en regionale berechting van piraterijverdachten te bevorderen.
• Nederland bevordert een samenhangende inzet van politieke, ontwikkelings- en veiligheidsinstrumenten in Soedan om de implementatie van de Comprehensive Peace Agreement, een goed verloop van het referendum in 2011 en de implementatie van de uitkomst daarvan zeker te stellen. Deelname aan de UN Mission in Sudan (UNMIS) en het bijdragen aan de ontwikkeling van de veiligheidssector zijn voor Nederland belangrijke onderdelen van deze inzet.
• Het bevorderen van een samenhangende inzet van politieke, ontwikkelings- en veiligheidsinstrumenten in de Grote merenregio. Voor de VN-missie in DR Congo (MONUSCO) zet Nederland in op verbeterde burgerbescherming. In Burundi let Nederland erop dat het achtjarig hervormingsprogramma van leger, politie en goed bestuur op veiligheidsgebied volgens plan verloopt; hierbij zijn de voornaamste aandachtspunten een brede defence review, professionalisering van de politie, dialoog met het maatschappelijk middenveld en het voorrang geven aan gender (voor zowel leger als politie).
• Het bijdragen aan het scheppen van de voorwaarden voor de totstandkoming van een vredesakkoord tussen Israël en de Palestijnen, onder andere door de Nederlandse Security Sector Reform (SSR-)activiteiten en Nederlandse inzet in EU Police Co-ordinating Office for Palestinian Police Support (EUPOL COPPS), dat de opbouw van de civiele veiligheidssector van de Palestijnse autoriteit ondersteunt.
• Een bijdrage leveren aan verdere stabilisering op de Balkan, onder andere door in EU- en NAVO-kader politieke druk uit te oefenen. Daarnaast wordt bijgedragen aan OS en SSR programma’s en op militair en civiel terrein aan de GVDB-missies European Force (EUFOR) Althea en European Union Police Mission (EUPM) in Bosnië-Herzegovina en European Union Rule of Law Mission (EULEX) en Kosovo Force (KFOR) in Kosovo.
• In prioritaire OS-partnerlanden die te maken hebben met conflict en instabiliteit zal Nederland een bijdrage leveren aan conflictpreventie en conflictsensitiviteit van de internationale inzet en een bijdrage leveren aan meer veiligheid en beter bestuur als basis voor ontwikkeling.
• Nederland zet zich in om de VN -Veiligheidsraadresolutie 1325 over vrouwen, vrede en veiligheid te waarborgen. Wereldwijd wordt hier navolging aan gegeven door samenwerking met multilaterale donoren en Nederlandse NGO's die lokale vrouwenorganisaties ondersteunen.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Ter realisering van bovenstaande prestaties wordt gebruik gemaakt van een veelvoud aan instrumenten:
– inzet van de krijgsmacht, politie en justitiële macht en andere civiele deskundigen;
– inzet van vredesopbouwfondsen en het stabiliteitsfonds, waaruit programma’s op het snijvlak van vrede, veiligheid en ontwikkeling worden gefinancierd;
– context- en conflictanalyses in prioritaire landen als basis voor een goede informatievoorziening en een coherente inzet;
– bilaterale en multilaterale diplomatie om partners te overtuigen van onze posities;
– coalitievorming onder gelijkgezinden, ook voor effectieve inzet van EU, VN en Wereldbank;
– inzet van ons postennetwerk.
Om slagvaardiger te kunnen opereren op het gebied van uitzendingen van civiele experts is een nationale strategie voor civiele crisisbeheersing in voorbereiding evenals de opzet van een expertpool, in aanvulling op de bestaande korte missiepool.
In multilateraal kader zal vooral ingezet worden op:
– het ten uitvoer brengen van VNVR Resoluties over vrouwen, vrede en veiligheid in vredeshandhaving en vredesopbouw, met daarin een actieve rol van de EU (GVDB), de VN (Department of Peacekeeping Operations (DPKO), UNDP en de NAVO;
– implementatie van het door de VN ingezette veranderingsproces met Charting a New Horizon for UN Peacekeeping. Verbeteringen moeten liggen in heldere, robuuste mandaten, afdoende capaciteit op civiel en militair gebied en verhoogde kwaliteit van de bijdragen van troepenleverende landen;
– implementatie van de aanbevelingen van het SG rapport over Peacebuilding in the aftermath of Conflict, inclusief early recovery en SSR. Nederland zet in op beter leiderschap van missies, coördinatie tussen aandeelhouders, flexibeler inzet van capaciteiten en van financiering;
– verbetering van NAVO’s eigen crisisinstrumentarium, met duidelijke richtlijnen voor NAVO’s rol bij stabilisatie en wederopbouw en goede samenwerking met andere (civiele) actoren;
– integratie van missies in het bredere EU-buitenlands beleid op grond van het Verdrag van Lissabon. Een effectiever GVDB door goede strategische sturing en verbeteringen op het terrein van capaciteiten, structuren en financiering die GVDB effectiever maken.
– verbeterde inzet van de Wereldbank in conflictgebieden en fragiele staten;
– versterking van de samenwerking tussen de VN en de WB in het veld op basis van de UN-WB Partnership Framework Agreement;
– internationale kennisontwikkeling en richtlijnen voor internationale actoren in het kader van de OECD/DAC.
De financiële inzet bij deze operationele doelstelling bestaat uit een aantal grote budgetten. In de eerste plaats het budget voor het stabiliteitsfonds dat EUR 85,6 miljoen bedraagt in 2011. Daarnaast worden de middelen voor wederopbouw (ongeveer EUR 160 miljoen) en vredesopbouw (EUR 7,9 miljoen) hier verantwoord. Daarnaast ook de Nederlandse afdracht voor VN-contributies voor crisisbeheersingsoperaties van EUR 102 miljoen in 2011. Ten slotte de middelen (EUR 12,3 miljoen in 2011) die op het terrein van vrede en veiligheid gaan naar het Medefinancieringsstelsel (MFS).
Operationele doelstelling 2.6
Effectieve humanitaire hulp
Beoogde beleidseffecten
• Snelle, effectieve en efficiënte respons op acute rampen en chronische crisissituaties.
• Snelle, flexibele en voorspelbare financiering van humanitaire hulp.
• Verbeterde coördinatie van de internationale respons, met een centrale rol voor de VN.
• Kwaliteitsvergroting humanitaire hulp, inclusief goede accountability.
• Toegenomen aandacht voor rampenrisicovermindering, zowel in humanitair beleid als in ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en klimaatbeleid, teneinde de kwetsbaarheid voor rampen terug te dringen en de capaciteit om met rampen om te gaan te vergroten.
• Een effectieve en efficiënte EU rampenrespons, waarbij de EU-coördinatie in dienst staat van de algehele coördinatie door de VN.
Te realiseren prestaties
• 75 % van het beschikbare noodhulpbudget wordt in eerste vier maanden van het jaar toegekend.
• Minstens 80 % van de bijdragen aan de VN en Rode Kruis-familie zal geheel of gedeeltelijk ongeoormerkt worden ingezet.
• Versterking van de clusterbenadering, waarbij de hulp per sector wordt gecoördineerd, evenals versterking van de positie van de Humanitaire Coördinator van de VN en van gemeenschappelijke VN noodhulpfondsen op landenniveau en van het wereldwijde VN noodhulpfonds CERF (Central Emergency Response Fund). De evaluatie van het CERF die in 2011 gereed komt, zal hier een belangrijke bijdrage aan leveren.
• Thema’s zoals accountability, samenwerking VN met NGOs en rampenrisicovermindering worden systematisch opgebracht in overleg en jaarvergaderingen met relevante VN organisaties.
• Maatregelen worden genomen om rampenrisicovermindering meer aandacht te geven in OS- en klimaatbeleid en in Nederlandse OS-programma’s.
• Nederland zal er in Europees verband voor pleiten dat initiatieven voor de versterking van de EU rampenrespons moeten bijdragen aan de snelheid, effectiviteit en efficiëntie van de internationale hulpverlening en dat voorkomen wordt dat deze leiden tot een extra coördinatielaag.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Nederlandse humanitaire hulp wordt wereldwijd ingezet. Op basis van de omvang van de ramp, de schade en de hulpbehoefte wordt gekeken naar de opportuniteit en kosteneffectiviteit van inzet van fondsen, mensen of middelen. Daarbij richt Nederland zich zowel op de respons op acute noodsituaties zoals natuurrampen als op complexe humanitaire crises van langdurige aard, zoals in DRC, Soedan, Afghanistan, Somalië en de Palestijnse Gebieden. Nederland kanaliseert de humanitaire hulp via gespecialiseerde hulporganisaties, zoals VN, Rode Kruis en NGOs. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van instrumenten zoals de gemeenschappelijke VN noodhulpfondsen op landenniveau (de Common Humanitarian Funds) en wereldwijd het CERF. Het totale Nederlandse noodhulpbudget in 2011 bedraagt ruim EUR 170 miljoen.
Ten behoeve van de flexibiliteit van de humanitaire hulp, worden bijdragen zoveel mogelijk ongeoormerkt verstrekt. Humanitaire organisaties worden hierdoor in staat gesteld zelf prioriteiten te stellen op basis van de noden in een humanitaire crisissituatie. Dit komt de effectiviteit en neutraliteit van de hulp ten goede. Op basis van een internationaal hulpverzoek en bij specifieke meerwaarde ten opzichte van financiële steunverlening kan Buitenlandse Zaken ook besluiten Nederlandse deskundigen of materieel in te zetten. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met betrokken vakdepartementen. Inzet van militaire en civiele beschermingsmiddelen dient altijd in overeenstemming te zijn met de internationale richtlijnen ter zake.
De financiële inzet bij deze operationele doelstelling bestaat, naast het hierboven genoemde budget voor noodhulp, uit de jaarlijkse bijdragen aan de UNHCR (EUR 42 miljoen), de UNRWA (EUR 13 miljoen) en het Wereldvoedselprogramma (EUR 40 miljoen).
Operationele doelstelling 2.7
Goed bestuur in prioritaire landen
Beoogde beleidseffecten
• Verbeterde kwaliteit van het bestuur in partnerlanden op de terreinen democratisering, anticorruptie, de rechtsstaat, het beheer van openbare financiën en publieke dienstverlening.
• Vergroting van zeggenschap van burgers in ontwikkelingslanden en het afleggen van verantwoording door overheden aan deze burgers (Voice and Accountability).
• Grotere transparantie wat betreft de inkomsten uit winningindustrieën (Extractive Industries) in partnerlanden.
• Versterkte democratie en rechtsstaat in landen met een EU-toetredingsperspectief en in oostelijke buurlanden van de EU, met ruimte voor dialoog tussen overheid en maatschappelijk middenveld.
Te realiseren prestaties
• Intensivering van de bi- en multilaterale samenwerking op het gebied van democratisering, anticorruptie, rechtsstaat, het beheer van openbare financiën en publieke dienstverlening
• De United Nations Convention on Anti Corruption is, door voorlichting en opleiding, geïntroduceerd bij posten in partnerlanden als kader voor anticorruptie-interventies.
• Activiteiten gericht op het vergroten van zeggenschap van burgers in ontwikkelingslanden zijn verder geïntensiveerd dankzij de actieve betrokkenheid van ambassades in een toenemend aantal partnerlanden.
• Het geven van ondersteuning vanuit het MATRA-programma aan capaciteitsopbouw en institutionele versterking van maatschappelijke organisaties en overheidsinstellingen in landen met een EU-toetredingsperspectief en in oostelijke buurlanden van de EU.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Lokale processen ter verbetering van de kwaliteit van het bestuur zijn uiteindelijk bepalend voor duurzame verandering en verdienen daarom Nederlandse steun. Deze steun kan zijn in de vorm van capaciteitsontwikkeling en het bevorderen van binnenlandse politieke en maatschappelijke dialoog. Ondersteuning loopt uiteen van steun aan onderdelen van de overheid, het maatschappelijk middenveld, het lokale bedrijfsleven, parlementen en politieke partijen.
Indirecte steun wordt verleend via strategische partnerschappen die in 2011 verder zullen worden versterkt. Het gaat dan onder meer om organisaties actief op het terrein van democratisering, zoals het International Institute for Democracy and Electoral Assistance (IDEA) en rechtsstaatontwikkeling, in het bijzonder de International Development Law Association (IDLO) en het Hague Institute for the Internationalisation of Law (HiiL). Internationaal wordt samengewerkt met onder meer de Wereldbank (via de Governance Partnership Facility), de EU, het Governance Network (GOVNET) van de OESO/DAC en UNDP. In het kader van corruptiebestrijding staat uitvoering en monitoren van het VN-Verdrag tegen corruptie centraal.
In november 2009 werd de notitie «MATRA gemoderniseerd» aan de Tweede Kamer aangeboden (2009–2010, 32 123 V nr. 20). In de notitie wordt het beleid voor het MATRA-programma, waaruit versterking van democratie en rechtsstaat in landen met een EU-toetredingsperspectief en in oostelijke buurlanden van de uitgebreide EU wordt ondersteund, voor de komende jaren uiteengezet. Door de herziening zijn de relevantie en doelmatigheid van het programma vergroot, waardoor het beter aansluit bij de huidige uitdagingen. Wijzigingen betreffen vooral beperking van het aantal landen, meer thematische focus, vereenvoudiging van het instrumentarium en delegatie van een groter deel van het budget naar Nederlandse ambassades in MATRA-landen. Voorzien wordt dat de implementatie van het gemoderniseerde programma, die vanaf 2010 door budgettaire beperkingen slechts ten dele kon plaatsvinden, vanaf 2011 verder zijn beslag zal krijgen. Het totale budget voor goed bestuur activiteiten onder MATRA in 2011 bedraagt ruim EUR 31 miljoen.
De financiële inzet op goed bestuur bestaat, naast het budget voor MATRA, voornamelijk uit middelen gedelegeerd aan de posten ter bevordering van democratisering en de organisatie van de overheid, de rechtsstaat, corruptiebestrijding en een categorie overige. Het totale budget in 2011 daarvoor is zo’n EUR 110 miljoen. Verder valt onder dit subartikel de bijdrage van Buitenlandse Zaken aan het Nationaal Instituut voor Meerpartijen Democratie (NIMD) van ruim EUR 10 miljoen.
Operationele doelstelling 2.8
Het bevorderen van energievoorzieningszekerheid
Beoogde beleidseffecten
• Continuïteit van de Nederlandse en Europese energievoorziening.
• Verduurzaming van de energiehuishouding.
Te realiseren prestaties
• Heroverweging van het gevoerde beleid op het gebied van energievoorzieningszekerheid. Uitgangspunt blijft daarbij het verstevigen van de relaties met landen en regio’s die van belang zijn voor de energievoorzieningszekerheid van Nederland en de EU op middellange termijn.
• Overeenstemming in EU-verband over een gemeenschappelijk optreden voor het bevorderen van de Europese energievoorzieningszekerheid, door mee te werken aan de totstandkoming en uitvoering van de EU-energiestrategie 2011–2020.
• Geïntensiveerde besprekingen in de EU, maar ook in andere internationale fora zoals IEA (International Energy Agency), IRENA (The International Renewable Energy Agency) en de Wereld Bank over de transitie naar een duurzame energiehuishouding, waarbij Nederland deze organisaties zal stimuleren om beleid in deze richting te ontwikkelen.
• Verdere positionering van Nederland als gasrotonde van Noordwest-Europa door energie diplomatie.
• Actieve deelname aan Europese en internationale fora over de voordelen en risico’s van kernenergie, teneinde te garanderen dat Nederland aangesloten blijft bij de laatste ontwikkelingen op dit gebied.
• Deelname aan de internationale discussie over transparante internationale regelgeving voor handel in energiedragers om te komen tot een internationaal level playing field voor handel en investering in energie.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Belangrijke instrumenten voor het bevorderen van energievoorzieningszekerheid zijn wederzijdse bezoeken op ministerieel niveau, topbijeenkomsten en ambtelijke contacten. Consistentie in de Nederlandse inzet op de bilaterale, Europese en multilaterale niveaus is van groot belang, vooral om in de richting van de energierelevante landen tot een effectieve en samenhangende benutting van deze instrumenten te komen. Dit geldt in het bijzonder t.a.v. Nigeria waar Nederland door middel van consultaties en in overleg met de belangrijkste buitenlandse partners een bijdrage wil leveren aan het verbeteren van de veiligheidssituatie in de Niger Delta in Nigeria. Daarnaast wordt door middel van energiediplomatie en via het postennetwerk ook ondersteuning geboden aan de Nederlandse energiesector (bedrijfsleven).
Op bilateraal niveau richt Nederland zich op het verbreden en verdiepen van relaties met prioritaire energielanden en -regio’s door intensivering van diplomatieke contacten op ministerieel en ambtelijk niveau, in nauwe samenwerking met het ministerie van Economische Zaken.
In multilateraal verband wordt bijgedragen aan de uitwerking en implementatie van het EU Energie Actieplan 2011–2020 en het bevorderen van een gemeenschappelijk extern optreden van de EU. Binnen dat kader stimuleren van de dialoog en samenwerking van de EU met energierelevante landen en regio’s, ook in de context van multilaterale instellingen zoals de IEA (International Energy Agency), IEF (International Energy Forum), EBRD (European Bank for Reconstruction and Development) en de OVSE (Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa). Daar komen relevante thema’s als investeringsklimaat, regelgeving, diversificatie van bronnen en transportroutes, verduurzaming van de energiehuishouding, energietechnologie en -efficiëntie, en de relatie met klimaatverandering aan de orde.
De inzet van het Ministerie van Buitenlandse Zaken op het terrein van energievoorzieningszekerheid is vooral diplomatiek van aard.
Operationele Doelstelling 2.9
Grotere veiligheid en stabiliteit door strijd tegen aantasting van het milieu en vernietiging van ecosystemen
Deze OD wordt met ingang van 2011 geschrapt. De middelen uit deze OD worden verantwoord onder OD 6.1.
Bedragen in EUR 1 000 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 835 015 | 786 548 | 672 525 | 784 728 | 619 432 | 783 432 | 619 432 | |
Uitgaven: | ||||||||
Programma-uitgaven totaal | 901 474 | 838 037 | 785 666 | 860 394 | 862 411 | 864 411 | 863 911 | |
2.1 | Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid | 16 355 | 16 974 | 17 543 | 17 779 | 20 106 | 20 106 | 20 106 |
Juridisch verplicht | 80% | 78% | 80% | 75% | 71% | |||
Overig verplicht | 13% | 15% | 13% | 18% | 22% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 7% | 7% | 7% | 7% | 7% | |||
2.2 | Bestrijding internationaal terrorisme | 0 | 500 | 500 | 500 | 500 | 500 | 0 |
Juridisch verplicht | 100% | 100% | 100% | 100% | 0% | |||
Overig verplicht | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
2.3 | Non-proliferatie en ontwapening | 9 350 | 9 553 | 9 553 | 9 553 | 9 553 | 9 553 | 9 553 |
Juridisch verplicht | 99% | 99% | 98% | 98% | 98% | |||
Overig verplicht | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 1% | 1% | 2% | 2% | 2% | |||
2.4 | Conventionele wapenbeheersing | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
2.5 | Regionale stabiliteit en crisisbeheersing | 363 042 | 365 250 | 345 168 | 374 398 | 374 398 | 374 398 | 374 398 |
Juridisch verplicht | 58% | 47% | 39% | 37% | 35% | |||
Overig verplicht | 35% | 44% | 48% | 50% | 52% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 7% | 9% | 13% | 13% | 13% | |||
2.6 | Humanitaire hulpverlening | 293 936 | 263 267 | 257 267 | 299 267 | 299 267 | 299 267 | 299 267 |
Juridisch verplicht | 33% | 23% | 8% | 8% | 8% | |||
Overig verplicht | 62% | 70% | 79% | 79% | 79% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 5% | 7% | 13% | 13% | 13% | |||
2.7 | Goed bestuur | 201 182 | 165 893 | 155 635 | 158 897 | 158 587 | 160 587 | 160 587 |
Juridisch verplicht | 92% | 37% | 18% | 17% | 17% | |||
Overig verplicht | 5% | 54% | 69% | 70% | 70% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 3% | 9% | 13% | 13% | 13% | |||
2.8 | Het bevorderen van energievoorzieningszekerheid | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
2.9 | Grotere veiligheid door strijd tegen milieudegradatie | 17 609 | 16 600 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 1 211 | 1 149 | 1 149 | 1 149 | 1 149 | 1 149 | 1 149 | |
2.10 | Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid | 149 | 149 | 149 | 149 | 149 | 149 | 149 |
2.70 | Humanitaire hulpverlening | 1 062 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 |
Titel van het evaluatieonderzoek | Jaar van afronding | Operationele doelstelling | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
08 | 09 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | ||
Beleidsdoorlichtingen | |||||||||
De Nederlandse inzet t.b.v. een effectiever en meer politiek functioneren van de NAVO1 | X | 2.1 | |||||||
Exportcontrolebeleid1 | X | 2.3, 2.4 | |||||||
Bevordering regionale stabiliteit1 | X | 2.5 | |||||||
Beleid Latijns Amerika1 | X | 2.7 | |||||||
Goed bestuur | X | 2.7 | |||||||
Energievoorzieningszekerheid1 | X | 2.8 | |||||||
Effectenonderzoek | |||||||||
Conventionele wapenbeheersing1 | X | 2.4 | |||||||
Het Nederlandse Afrikabeleid 1998–2006, deel over conflictbestrijding1 | X | 2.5 | |||||||
Evaluatie van het Nederlandse beleid ten aanzien van de Westelijke Balkan 2004 t/m 20081 | X | 2.5 , 2.7 | |||||||
Conflictpreventie en vredesopbouw Zuid-Soedan (multi-donor)1 | X | 2.5 | |||||||
Conflictpreventie en vredesopbouw in DRC (multi-donor)1 | X | 2.5 | |||||||
Eindevaluatie ISAF/Uruzgan (met Defensie) | X | 2.5 | |||||||
Tsunami-hulp/Linking Relief , Rehabilitation and Development, fase II (LRRD-II) (multi-donor) | X | 2.6 | |||||||
Haiti – noodhulp | X | 2.6 | |||||||
Het Nederlands Latijns Amerika beleid – landenstudie Nicaragua (»10) en Bolivia (»11)1 | X | X | 2.7 | ||||||
Het Nederlandse Afrika beleid 1998–2006: deel versterking van de rechtstaat1 | X | 2.7 | |||||||
Netherlands Institute for Multiparty Democracy 1 | X | 2.7 | |||||||
Beleidsprogramma Biodiversiteit Internationaal (BBI)/MATRA | X | 2.7 | |||||||
Overig evaluatieonderzoek | |||||||||
Atlantische Commissie1 | X | 2.1 | |||||||
Subsidie Clingendael1 | X | 2.1 | |||||||
Evaluatie Central Emergency Response Fund (CERF) | X | X | 2.6 | ||||||
Common Humanitarian Funds | X | 2.6 | |||||||
Clusterbenadering | X | 2.6 | |||||||
Democratic Governance Thematic Trust FundUNDP | X | 2.7 |
• Beleidsdoorlichting NAVO: eind 2010 of begin 2011 zal een nieuw strategisch concept voor de NAVO worden vastgesteld. De centrale vraag in de beleidsdoorlichting is of de NAVO erin is geslaagd een veiligheidsbeleid te formuleren voor de sterk veranderde uitdagingen van de 21e eeuw.
• Beleidsdoorlichting Latijns Amerika: het betreft hier een zogenaamde «ontschotte» evaluatie die alle facetten van de relatie met het continent doorlicht.
• Beleidsdoorlichting Energievoorzieningszekerheid: samen met het Ministerie van Economische Zaken zullen de internationale aspecten van energievoorzieningszekerheid zoals beschreven in de notitie «Energievoorzieningszekerheid en buitenlands beleid» van mei 2006 en het «Energierapport 2008» worden doorgelicht.
• Operationele doelstelling 2.2: een beleidsdoorlichting stond aanvankelijk gepland voor 2009. Nadat de nu lopende evaluatie door de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding (zie begroting van het Ministerie van Justitie) is voltooid zal worden bekeken of en hoe de buitenlandse component van terrorismebestrijding dient te worden geëvalueerd.
• Operationele doelstelling 2.7: onder voorbehoud wordt er in 2014 een beleidsdoorlichting gepland.
Procentuele verdeling uitgaven 2011 per operationele doelstelling
Omschrijving
De Europese Unie neemt een speciale plaats in binnen de samenwerkingsverbanden waar Nederland aan deelneemt. Dat Europese samenwerking de afgelopen vijftig jaar heeft geresulteerd in welvaart, stabiliteit en veiligheid voor haar lidstaten is een onweerspreekbaar gegeven. Naar de toekomst kijkend is het zaak dat er óók Europese antwoorden worden gevonden op mondiale uitdagingen waarvoor geen nationale oplossingen meer te vinden zijn. Voorbeelden van dergelijke uitdagingen zijn de mondiale financieel-economische crisis en de monetaire turbulentie waarmee de Eurolanden worden geconfronteerd. Georganiseerde criminaliteit, terrorisme en migratie hebben geen boodschap aan landsgrenzen. De uitputting van de draagkracht van de aarde (klimaatverandering, biodiversiteit, grondstoffen) vereist een aanpak waarbij over de dijken heen wordt gekeken.
Nauwe Europese samenwerking op verschillende niveaus, binnen de Europese Unie maar ook in andere verbanden als de Raad van Europa en de NAVO, is noodzakelijk om aan dergelijke uitdagingen het hoofd te kunnen bieden. Het Verdrag van Lissabon biedt mogelijkheden om de Unie slagvaardiger en democratischer te maken. Een aantal van de nieuwe structuren zal zich echter nog moeten bewijzen.
Samen met de interne markt is de uitbreiding van de Europese Unie één van de meest succesvolle Europese projecten van de afgelopen twintig jaar geweest. Nederland onderschrijft het strategische belang van EU-uitbreiding maar blijft tegelijkertijd onderstrepen dat kandidaat-lidstaten onverkort aan de toetredingsvoorwaarden (rechtstaat, mensenrechten, functionerende markteconomie) moeten voldoen. Dat zijn immers maatstaven waaraan ook de huidige lidstaten moeten voldoen.
Ministeriële verantwoordelijkheid
De minister is verantwoordelijk voor:
– Het bevorderen en bewaken van de coherentie en consistentie van het Nederlandse Europabeleid in brede zin, inclusief de voorbereiding van Europese Raden en horizontale / institutionele dossiers;
– Interdepartementaal afgestemde en consistente Nederlandse inzet op dossiers waarover in EU-verband in de verschillende vakraden wordt onderhandeld;
– De (meerjaren) EU-begroting;
– Het vormgeven van het beleid van de Europese Unie ten opzichte van derde landen en regio’s, waaronder kandidaat-lidstaten, en ontwikkelingslanden;
– het onderhouden en intensiveren van bilaterale relaties met andere Europese landen;
– Het bevorderen van een hechtere Europese waardengemeenschap.
Externe factoren
Nederland is één van de zevenentwintig lidstaten van de Europese Unie. Dat betekent dat we het Europese beleid niet in ons eentje bepalen, maar dat we ons moeten positioneren in een krachtenveld met meerdere spelers. Naast de zesentwintig andere Lidstaten en de Europese Commissie zijn daar sinds inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 een machtiger Europees Parlement, een nieuwe Europese Raadsvoorzitter en een nieuwe Hoge Vertegenwoordiger bij gekomen.
Voor de rol van de Europese Unie op het internationale toneel geldt evenzeer dat de Europese Unie slechts één van de spelers is. Nieuwe machten als China, Brazilië en India doen zich steeds meer gelden zoals bijvoorbeeld blijkt uit de internationale klimaatonderhandelingen. Vandaar dat het ook voor de Europese Unie van cruciaal belang is om eenstemmig en strategisch te handelen.
Operationele doelstelling 3.1
Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt.
Beoogde beleidseffecten
• Stabiliteit en goede werking van de Economische Monetaire Unie, in het bijzonder de eurozone.
• Structurele hervormingen van de Europese economie in het kader van de Europa 2020 strategie, de Europese strategie voor groei en banen.
• Goed financieel beleid van de Unie, door middel van meerjaren begrotingen.
• Voortgang in de EU-lidstaten op het pad terug naar gezonde overheidsfinanciën, waarbij het Stabiliteit- en Groeipact als kader geldt.
• Een goede samenwerking en balans tussen de verschillende instellingen, in overeenstemming met de rol die het Verdrag aan de instellingen toebedeelt.
• Een soepele toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, met het oog op een hechtere Europese waardengemeenschap.
• Een grotere effectiviteit van de Europese rechtsorde en versterkt vertrouwen in de rechtsstaat van andere EU-lidstaten, onder andere door ontwikkeling van een instrument voor additionele evaluatie op het gebied van strafrechtelijke samenwerking.
• Een eensgezinde en voldoende ambitieuze Europese inzet in de internationale klimaatonderhandelingen.
Te realiseren prestaties
• Nederlandse bijdrage aan een eensgezinde positie van de Raad over maatregelen voor betere begrotingsdiscipline en een verbeterd raamwerk voor crisisoplossing.
• Een gecoördineerde positie voor de invulling van de kerndoelen van de EU2020 strategie, waarbij de focus op duurzame groei en banen behouden zal blijven.
• Formulering van een Nederlands standpunt ten behoeve van de start van de onderhandelingen over de nieuwe meerjaren begroting 2014–2020.
• Nederland draagt bij aan de goede inbedding van de instellingen, door daar waar nodig te wijzen op de bepalingen van het Verdrag. Daarnaast is de inzet gericht op succesvolle afronding van dossiers die model staan voor een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie zoals onder meer het besluit over de Europese Dienst Extern Optreden en de totstandkoming van het toetredingsverdrag van de Europese Unie tot het EVRM (Europees Verdrag van de Rechten van de Mens).
• Nederlandse leiding, samen met Frankrijk en Duitsland, aan een pilot om nadere uitwerking te geven aan het evaluatiemechanisme voor justitiële samenwerking in strafzaken. Deze pilot zal input leveren voor een voorstel van de Europese Commissie voor een dergelijk evaluatiemechanisme in 2012.
• Nederlandse bijdrage aan een Europese inzet voor de klimaatconferentie eind 2010 in Cancun, gericht op concrete, actiegerichte besluiten op deelonderwerpen, met als helder einddoel een mondiaal juridisch bindend instrument dat de opwarming van de aarde tot 2 graden Celsius beperkt.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Ter realisatie van bovenstaande prestaties wordt gebruikt gemaakt van een veelheid aan instrumenten, waaronder:
• bilaterale diplomatie, zowel op ministerieel als ambtelijk niveau (om andere lidstaten, de Commissie en het Europees Parlement te overtuigen van onze standpunten);
• actieve inzet van het postennet (om standpunten van andere lidstaten te vergaren en die van onszelf uit te dragen);
• formulering van tijdige en gecoördineerde standpunten voor onze onderhandelaars in Brussel, zodat zij in staat worden gesteld vroegtijdig het debat te sturen;
• coalitievorming in het kader van «gelijkgezinden».
De Nederlandse inbreng in de verschillende Raden staat uitgebreider beschreven in de Staat van de Unie die bij deze Memorie van Toelichting aan de Kamer wordt aangeboden. Voor deze inbreng voorziet het Ministerie van Buitenlandse Zaken in een gedegen en consequente interdepartementale coördinatie in de wekelijkse Coördinatie Commissie Europese Zaken; het instructieoverleg ten behoeve van de Permanente Vertegenwoordiger bij de Europese Unie en de Commissie Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen.
Nederland draagt in 2011 naar verwachting ruim EUR 6,2 miljard af aan de Europese Unie. Het Eigen Middelen besluit regelt de afdrachten aan de EU van de lidstaten. De begroting van de Unie wordt vrijwel volledig uit Eigen Middelen van lidstaten gefinancierd. De verschillende componenten van de afdrachten aan de Unie zijn:
• traditionele eigen middelen: landbouwheffingen en douanerechten samen ca. 15% van de EU-inkomsten. Omdat het innen daarvan tot kosten leidt in lidstaten, ontvangen lidstaten een vergoeding (zgn. perceptiekostenvergoeding);
• BTW-afdrachten: ca. 18%;
• BNI-afdrachten; deze fungeren als sluitpost om de EU-begroting sluitend te maken, maar is de grootste inkomstenbron (67% van de inkomsten in 2007).
Sinds de jaren negentig zijn de Nederlandse afdrachten aan de EU gestegen. Dit komt onder meer door de groei in de EU-begroting, die in 2000 ca. EUR 90 miljard bedroeg, EUR 124 miljard in 2007 en die in 2013 ruim EUR 150 miljard zal bedragen (lopende prijzen). Uitbreiding van de EU met nieuwe lidstaten speelt hierbij een rol, al komt 83% van de middelen die binnen de EU worden besteed ten goede aan de «oude» EU-lidstaten (EU-15). Ook de groeiende welvaart van Nederland speelt mee. Daarnaast draagt Nederland relatief veel af aan de EU door hoge «traditionele Eigen Middelen» (douanerechten en landbouwheffingen).
Voor de Financiële Perspectieven periode 2007–2013 is een korting bedongen op de afdrachten van gemiddeld EUR 1 miljard per jaar ten opzichte van de laatste jaren van de vorige periode. Deze korting is pas zichtbaar vanaf 2009, omdat het Eigen Middelenbesluit eerst door de nationale parlementen van alle lidstaten geratificeerd moest worden, en eindigt in 2013. De korting bestaat uit drie elementen:
• Lump-sum korting op de BNI-afdrachten: EUR 605 miljoen per jaar;
• Lager percentage BTW-afdracht (0,1% van de geharmoniseerde BTW-afdracht, terwijl de meeste andere lidstaten 0,3% afdragen): ca. EUR 400 miljoen per jaar;
• Handhaving van de bestaande Nederlandse korting op de compensatie van het Verenigd Koninkrijk, terwijl die compensatie wordt verlaagd: ca. EUR 20 miljoen per jaar.
Nederlandse afdrachten aan de EU
Toelichting: In de figuur zijn de Nederlandse afdrachten weergegeven, verminderd met de ontvangen perceptiekostenvergoedingen. De lage stand in 2009 wordt verklaard doordat de bedongen korting op de afdrachten in dat jaar met terugwerkende kracht is verwerkt voor 2007 en 2008.
Operationele doelstelling 3.2
Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen en regio’s
Beoogde beleidseffecten
• Een Europese Unie die via de nieuwe structuren van het Verdrag van Lissabon (Vaste Voorzitter van de Europese Raad; Hoge Vertegenwoordiger; Europese Dienst Extern Optreden) niet alleen de brede Europese belangen in het buitenland behartigt (vrede en veiligheid, handel, klimaat, migratievraagstukken) maar ook de Europese waarden (rechtsstaat, armoedebestrijding en mensenrechten waaronder kinderrechten) verdedigt en uitdraagt.
• Een Europese Unie die steeds eensgezinder en daardoor doortastender optreedt op extern gebied.
• Een effectief extern beleid van de Unie door coherente inzet van de verschillende Europese instrumenten om extern beleid te voeren (zoals dialoog, hulp, technische assistentie, handelspreferenties, afsluiting van alomvattende akkoorden, Gemeenschappelijk Buitenlands- en VeiligheidsBeleid, missies en sancties).
• Een Europa dat, als onderdeel van het Kwartet, een belangrijke bijdrage levert aan het Midden-Oosten Vredesproces.
• Verdieping van de relaties met de grote strategische partners (VS, Rusland, China, Brazilië e.d.) door nieuw coherent beleid van de Europese Unie t.o.v. deze landen.
• Een Europese Unie die het strategische belang van de uitbreiding onderkent en tegelijkertijd toeziet op strikte handhaving van de toetredingscriteria.
• Kandidaat-lidstaten die voldoende zijn toegerust voor toetreding tot de Europese Unie, vooral op het gebied van de Kopenhagen-criteria.
• Een Europa dat bijzondere aandacht besteedt aan nabuurschapbeleid, waarbij recht wordt gedaan aan de belangen die Europa daar heeft, maar waarbij ook de voorwaarden (zoals mensenrechten e.d.) in acht worden genomen.
Te realiseren prestaties
• Nederland steunt de Hoge Vertegenwoordiger van de EU om zichtbaar te zijn op het mondiale toneel, waarbij deze kan beschikken over een (beginnende) Europese Dienst Extern Optreden waar coherent buitenlands beleid wordt uitgevoerd (met bijzondere aandacht voor mensenrechten, vrede & veiligheid en armoedeproblematiek). Nederland steunt de Vaste Voorzitter van de Europese Raad zodat deze de EU met autoriteit kan vertegenwoordigen op topontmoetingen met strategische partners van de Unie.
• Nederland werkt mee aan een goede inbedding van standaardclausules (ondermeer mensenrechten, terug- en overname, non-proliferatie) in akkoorden die de EU met derde landen sluit.
• Bestendiging van eensgezind EU-optreden ten opzichte van Iran: Nederland werkt aan spoedige implementatie van de in VN- en EU-verband genomen sancties en ziet er gelijktijdig op toe dat de uitnodiging aan Iran voor dialoog over het nucleaire programma, mensenrechten en andere relevante zaken zoals vrijheid van meningsuiting, open blijft staan.
• Nederland werkt mee aan Europese acties, bijvoorbeeld op gebied van veiligheid en gerechtigheid, waarmee de EU kan helpen bij het bereiken én het uitvoeren van een mogelijk vredesakkoord in het Midden Oosten.
• Nederland zal uitvoering geven aan de conclusies van de Europese Raad van september 2010 over de intensivering van de brede relaties met de strategische partners van de EU.
• Nederland werkt mee aan voortgang in de toetredingsonderhandelingen met Kroatië, Turkije en IJsland (en mogelijk Macedonië) op basis van individuele merite en op basis van de uitbreidingsstrategie uit 2006, die onder andere bepaalt dat de moeilijke hoofdstukken als eerste op tafel komen (in geval van IJsland het hoofdstuk over financiële diensten).
• Evenwichtige Raadsconclusies over uitbreidingsvraagstukken, waar veel aandacht is voor de voorwaarden die de EU stelt, onder meer respect voor mensenrechten, hervormingen op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken, samenwerking met het Joegoslavië-Tribunaal, en implementatie van het Ankara-protocol (voor Turkije).
• Nederland levert ondersteuning aan kandidaat-lidstaten gericht op de versterking van de rechtsstaat en overname van het acquis communautaire.
• Nederland draagt bij aan voortgang (en mogelijke afsluiting) in de onderhandelingen over Associatieovereenkomsten van de EU met respectievelijk Moldavië, Oekraïne, Armenië, Azerbeidzjan en Georgië. Ook draagt Nederland bij aan de voortgang van de onderhandelingen over samenwerkingsakkoorden met Rusland en Libië.
• Nederland zal aandacht vragen voor mensenrechten, migratie- en handelsvraagstukken zowel in het kader van het Oostelijk Partnerschap als de Unie voor de Mediterrane Regio.
• Nederland zal, in aanvulling op de Europese programma’s, door financiering van projecten ook bilateraal aandacht geven aan de rechtsstaat, fundamentele vrijheden, goed bestuur, migratievraagstukken en versterking van het maatschappelijke middenveld in landen van het Oostelijk Partnerschap en Rusland.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Ter realisering van bovenstaande prestaties wordt gebruik gemaakt van een veelvoud aan instrumenten:
• bilaterale diplomatie (waaronder ministeriële bezoeken) om de overige lidstaten en de Brusselse instellingen te overtuigen van onze posities;
• formulering van tijdige en gecoördineerde standpunten om onze onderhandelaars in Brussel in staat te stellen vroegtijdig het debat te sturen;
• coalitievorming onder gelijkgezinden;
• actieve inzet van ons postennetwerk;
• Nederlandse deelname aan programma’s van de Europese Commissie (onder meer Twinning);
• bijdragen aan de uitvoering van concrete projecten van het nabuurschapbeleid;
• bilaterale projecten, onder meer gefinancierd uit het MATRA-programma.
De financiële inzet bij deze operationele doelstelling bestaat uit EUR 9 miljoen ten laste van het MATRA programma.
Operationele doelstelling 3.3
Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de EU ten opzichte van ontwikkelingslanden of -regio's
Beoogde beleidseffecten
• Ontwikkeling in de ACS-landen (Afrika, Caribisch Gebied, Stille Oceaan), onder andere door totstandkoming van regionale WTO-conforme en ontwikkelingsvriendelijke Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s) met deze landen.
• Een afgestemd optreden van EU lidstaten betreffende ontwikkelingsvraagstukken (in het bijzonder op het gebied van begrotingssteun en de onderlinge werkverdeling).
• Meer EU-lidstaten die voldoen aan de afspraken over de groei van hun Officiële Ontwikkelingshulp (ODA) tot tenminste 0,7% van het nationaal inkomen in 2015.
• Coherent EU-beleid op het gebied van bilaterale en regionale vrijhandelsakkoorden met ontwikkelingslanden vanuit politiek- en ontwikkelingshulpperspectief.
Te realiseren prestaties
• Ratificatie door Nederland van de EPA tussen de EU en Cariforum (samenwerkingsverband in het Caribische gebied).
• Nederland draagt bij aan concrete afspraken over werkverdeling tussen EU-donoren om fragmentatie van de Europese hulp tegen te gaan.
• Raadsconclusies over gecoördineerde benadering van begrotingssteun (aan vooral Afrikaanse partnerlanden) waarbij het Nederlandse standpunt herkenbaar is.
• Een heldere verwijzing in de voorjaarsrapportage van de Europese Commissie naar de afspraken over de groei van de Officiële Ontwikkelingshulp (ODA) van achterblijvende EU-lidstaten, in vervolg op de MDG-top van september 2010.
• Nederland ratificeert de (technische) herziening van het Verdrag van Cotonou.
• Ondertekening van de multi-party agreement EU/Colombia-Peru en ondertekening van de associatieovereenkomst EU-Centraal-Amerika.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Ter realisatie van bovenstaande prestaties wordt gebruikt gemaakt van een veelheid aan instrumenten, waaronder:
– Bilaterale diplomatie, zowel op ministerieel als ambtelijk niveau (om andere lidstaten, de Commissie en het Europees Parlement te overtuigen van onze standpunten).
– Inzet van het postennet (om standpunten van andere lidstaten te vergaren en die van onszelf uit te dragen).
– Formulering van tijdige en gecoördineerde standpunten voor onze onderhandelaars in Brussel (zodat zij in staat worden gesteld vroegtijdig het debat te sturen).
– Coalitievorming in het kader van «gelijkgezinden».
– Het laten uitvoeren van onderzoeken en het informeren en mobiliseren van maatschappelijke organisaties.
De financiële inzet bij deze operationele doelstelling bestaat uit de Nederlandse bijdrage aan het Europees OntwikkelingsFonds (EOF) van circa EUR 200 miljoen.
Operationele Doelstelling 3.4
Versterkte Nederlandse positie in de Unie van 27
Beoogde beleidseffecten
• Goede bilaterale betrekkingen met de lidstaten van de Unie zodat een stevige basis wordt gecreëerd voor een versterkte Nederlandse positie.
• Met een versterkte positie van Nederland in de Unie kunnen de Nederlandse belangen en prioriteiten beter worden meegenomen in EU-besluiten en kunnen voor Nederland onwenselijke ontwikkelingen beter worden gepareerd.
Te realiseren prestaties
• Adequate en gefocuste presentie van Nederland in de EU-lidstaten.
• Gerichte Nederlandse inzet in de EU-besluitvorming door intensief bilateraal contact met EU-lidstaten, op basis van de Nederlandse prioriteiten binnen de EU-werkagenda.
• Politieke samenwerking in Benelux-verband.
• Geïntensiveerde bilaterale samenwerking met België.
• Minder knelpunten in de grensoverschrijdende samenwerking met België en Duitsland.
• Betrokkenheid van de andere departementen en het maatschappelijk middenveld bij de bilaterale betrekkingen van Nederland, vooral waar het strategische partnerlanden betreft waarmee bilaterale conferenties worden gehouden.
• Voorbereiding van de viering van 400 jaar Nederlands-Turkse betrekkingen in 2012.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
De regering zal gebruik maken van alle instrumenten die haar ter beschikking staan, waaronder:
– Een effectief gebruik van de kennis en ervaring en de netwerken van ons postennet in de EU-lidstaten.
– Het onderhouden en waar opportuun intensiveren van bilateraal overleg; zowel op politiek als op ambtelijk niveau.
– Bijeenkomsten in Benelux verband voorafgaand aan EU-Raden en waar nuttig ontmoetingen tussen de Benelux en andere regionale samenwerkingsverbanden als de Visegrad-landen en de Baltische Staten.
– Inzet en uitwisseling van ambtelijke expertise.
– Financiële bijdragen aan projecten ter versterking van de bilaterale betrekkingen met een aantal landen intensiveren, zoals conferenties en seminars met Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Polen en Turkije.
– Gerichte detacheringen van diplomaten en experts bij EU-lidstaten, EU-Voorzitterschappen en EU-instellingen.
De inzet van het Ministerie van Buitenlandse Zaken op het terrein van deze operationele doelstelling is vooral diplomatiek van aard. De financiële inzet bestaat uit de bijdrage aan de Benelux (EUR 3 miljoen).
Operationele doelstelling 3.5
Een hechtere Europese waardengemeenschap
Beoogde beleidseffecten
• Een efficiënte, doelmatige Raad van Europa, die zich in nauwe samenwerking met andere pan-Europese organisaties als de EU en de OVSE, richt op het bevorderen van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat in Europa.
Te realiseren prestaties
• De Raad van Europa richt zich in 2011 meer op haar kernthema’s democratie, mensenrechten en rechtsstaat. Nederland zal het belang hiervan onder de aandacht blijven brengen, onder meer door de jaarlijkse begrotingsdiscussie van de Raad aan te grijpen om te pleiten voor een duidelijkere prioriteitsstelling van de organisatie.
• Het secretariaat van de Raad van Europa zal efficiënter zijn georganiseerd. Nederland ondersteunt daartoe de hervormingen van de nieuw aangetreden secretaris-generaal.
• Nederland blijft de discussie over een structurele oplossing voor het budgettaire probleem van de Raad van Europa voeden en vraagt hiervoor aandacht tijdens de jaarlijkse begrotingsdiscussie van de Raad. Ook brengt Nederland in reguliere discussies in stuurgroepen, rapporteurgroepen en in het Comité van Ministers op, dat juist in tijden van bezuinigingen het noodzakelijk is een duidelijke focus op de kernthema’s te houden.
• Nederland draagt in de hervormingsdiscussie bij aan een verfijning en versterking van de Europese mensenrechtenarchitectuur, zowel op het terrein van monitoring als normstelling. Daarbij gaat speciale aandacht uit naar de rechten van kwetsbare groepen.
• In de monitoringsactiviteiten van de Raad van Europa ziet Nederland toe op de naleving van de Kopenhagen-criteria door kandidaat- en potentiële EU-lidstaten (zie hiervoor verder operationele doelstelling 3.2).
• Nederland benadrukt in de hervormingsdiscussie dat de werkdruk en de achterstallige werkvoorraad van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens moet worden aangepakt en Nederland draagt bij aan de uitvoering van concrete hervormingsmaatregelen (Interlakenpakket en follow-up conferentie in Turkije).
• Totstandkoming van het toetredingsverdrag EU tot EVRM (zie ook operationele doelstelling 3.1).
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Ter realisatie van bovenstaande prestaties wordt gebruikt gemaakt van een veelheid aan instrumenten, waaronder:
– Interdepartementaal afgestemde instructies ten aanzien van de Raad van Europa en de EU-Raadswerkgroep OVSE/RvE.
– Bilaterale diplomatie, coalitievorming en gezamenlijke initiatieven met andere lidstaten met betrokkenheid van het postennet in de 46 overige landen van de Raad van Europa.
– Vrijwillige extrabudgettaire bijdragen (uit het Mensenrechtenfonds) vormen een nuttig instrument om de Nederlandse beleidsprioriteiten kracht bij te zetten.
– Detachering, dan wel financiering van detacheringen bij de Raad van Europa om een extra impuls te geven aan voor Nederland belangrijke onderwerpen.
– De Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging in Straatsburg speelt een centrale rol bij het realiseren van de beleidsdoelstellingen, door goede betrekkingen en regelmatig overleg met het secretariaat van de Raad van Europa en met de Nederlandse delegatie in de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa.
De inzet van het Ministerie van Buitenlandse Zaken op het terrein van deze operationele doelstelling is vooral diplomatiek van aard. De financiële inzet bestaat uit de bijdrage aan de Raad van Europa (EUR 9 miljoen).
Bedragen in EUR 1 000 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 5 961 095 | 6 394 225 | 6 852 756 | 7 293 434 | 7 397 531 | 8 750 016 | 8 924 031 | |
Uitgaven: | ||||||||
Programma-uitgaven totaal | 6 192 226 | 6 585 277 | 7 041 889 | 7 496 549 | 7 595 912 | 8 931 700 | 9 114 511 | |
3.1 | Nederlandse afdrachten aan de EU | 5 990 672 | 6 372 299 | 6 830 880 | 7 271 558 | 7 366 859 | 8 727 568 | 8 901 583 |
Juridisch verplicht | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | |||
Overig verplicht | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
3.2 | Ondersteuning bij pre- en post-accessie | 8 558 | 9 428 | 9 428 | 9 428 | 9 428 | 9 428 | 9 428 |
Juridisch verplicht | 62% | 7% | 0% | 0% | 0% | |||
Overig verplicht | 38% | 93% | 100% | 100% | 100% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
3.3 | EOF Europees ontwikkelingsfonds | 179 829 | 191 052 | 189 133 | 203 115 | 207 177 | 182 256 | 191 052 |
Juridisch verplicht | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | |||
Overig verplicht | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
3.4 | Nederlandse positie in de EU | 3 678 | 3 145 | 3 145 | 3 145 | 3 145 | 3 145 | 3 145 |
Juridisch verplicht | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | |||
Overig verplicht | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
3.5 | Raad van Europa | 9 489 | 9 353 | 9 303 | 9 303 | 9 303 | 9 303 | 9 303 |
Juridisch verplicht | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | |||
Overig verplicht | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
Ontvangsten | 2 789 303 | 628 167 | 609 669 | 620 347 | 631 239 | 642 349 | 653 681 | |
3.10 | Perceptiekostenvergoedingen | 2 789 183 | 628 167 | 609 669 | 620 347 | 631 239 | 642 349 | 653 681 |
3.40 | Restitutie Raad van Europa | 120 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Titel van het evaluatieonderzoek | Jaar van afronding | Operationele doelstelling | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
08 | 09 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | ||
Beleidsdoorlichtingen | |||||||||
Versterking Europese samenwerking en Nederlandse positie1 | X | 3.1 3.4 | |||||||
OS beleid van de Unie1 | X | 3.3 | |||||||
Vijf jaar top van Warschau1 | X | 3.5 | |||||||
Effectenonderzoek | |||||||||
Evaluatie van EU beleid t.a.v. vrijheid, veiligheid en recht (Haags Programma) | X | 3.1 | |||||||
Overig evaluatieonderzoek | |||||||||
Trainingsprogramma’s Adept en MTES | X | 3.2 | |||||||
Nederlandse EU voorzitterschap1 | X | 3.4 |
• De beleidsdoorlichting «Vijf jaar Top van Warschau» evalueert het regeringsbeleid m.b.t. de Raad van Europa.
Procentuele verdeling uitgaven 2011 per operationele doelstelling
Omschrijving
Nederland hanteert, in navolging van de OESO, een brede definitie van armoedebestrijding die zich richt op veiligheid, economische, sociale, culturele en politieke ontwikkeling. In de notitie «Groei, armoede en ongelijkheid»4 zijn theoretische kennis en actuele inzichten over de beleidsthema’s economische groei, armoedevermindering en ongelijkheid uiteengezet.
Voor effectieve armoedevermindering zijn zowel economische groei als verdeling nodig. Dit vergt een geïntegreerde aanpak. Naast actieve betrokkenheid in de ontwikkeling van de private sector draagt Nederland bij aan het scheppen van de juiste voorwaarden hiervoor. Enerzijds doen we dit door ontwikkelingsgericht overheidsbeleid in ontwikkelingslanden op een effectieve wijze te ondersteunen, zowel aan de kant van de overheidsuitgaven als het ondersteunen van initiatieven die erop gericht zijn de belastinginkomsten te vergroten. Anderzijds doen we dat door op andere internationale beleidsterreinen die effect hebben op economische groei in ontwikkelingslanden, zoals bij voorbeeld de internationale handels- en financiële systemen, aandacht te besteden aan de ontwikkelingsdimensie. Dit streven naar brede beleidscoherentie neemt een steeds belangrijker plaats in binnen het ontwikkelingsbeleid.
Economische groei is een absolute voorwaarde voor duurzame armoedevermindering in ontwikkelingslanden. Het ontwikkelingsbeleid van Nederland gericht op economische groei heeft een inclusief karakter. Dit betekent dat het beleid zich richt op het verminderen van sociale en economische ongelijkheden om zo de toegang tot bronnen als kapitaal, kennis, innovatie, onderwijs, gezondheid en infrastructuur te verbreden en te vergroten.
Ontwikkeling van de private sector is de motor van economische groei. Aandacht gaat uit naar markttoegang en -ontwikkeling, verbeterde infrastructuur, ontwikkeling van de financiële sector, en kennis en vaardigheden. Via betere wet- en regelgeving, gezonde openbare financiën en macro-economische stabiliteit wordt een omgeving gecreëerd waarbinnen duurzame economische ontwikkeling gestimuleerd wordt.
Onder dit beleidsartikel valt ook de inzet van het ministerie ten aanzien van handels- en investeringsbevordering voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Ministeriële verantwoordelijkheid
• De minister is verantwoordelijk voor het uitdragen van het kabinetsbeleid betreffende de hier besproken operationele doelstellingen en de toewijzing van middelen (personeel en begroting), voor zover die alleen onder het mandaat van het ministerie vallen.
• Op veel dossiers waar een coherente aanpak van ontwikkeling en andere internationale vraagstukken vereist is, is er sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid met de bij die vraagstukken betrokken ministers, in het bijzonder van Financiën, Economische Zaken, LNV en VROM.
Externe factoren
• Financiële en economische crises hebben vergaande gevolgen voor zowel bedrijvigheid als overheidsfinanciën in verschillende ontwikkelingslanden.
• Ontwikkelingen op de wereldmarkt, in het bijzonder de markten van landbouwproducten, grondstoffen en energie.
• Binnen de internationale context zijn overheden in ontwikkelingslanden in grote mate zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van het overheidsbeleid en daarmee ook voor de effecten van dit beleid op de economische groei en het aantal mensen dat onder de armoedegrens leeft.
Operationele doelstelling 4.1
Een open, op regels gebaseerd en voorspelbaar, niet discriminerend handels- en financieel systeem
Beoogde beleidseffecten
• Meer aandacht voor de ontwikkelingsdimensie in de handelsonderhandelingen (WTO-Doha, EPAs, vrijhandelsakkoorden).
• Een sterkere vertegenwoordiging van ontwikkelingslanden in multilaterale (financiële) instellingen zoals de Wereldbank en het IMF.
• Een transparanter en eerlijker internationaal belastingregime waardoor ontwikkelingslanden beter in staat worden gesteld om effectief belasting te heffen.
Te realiseren prestaties
• In de onderhandelingen in het kader van de WTO-Doha-ronde en EPAs legt Nederland nadruk op voldoende beleidsruimte voor ontwikkelingslanden en het aangaan van verplichtingen die asymmetrisch zijn voor armere landen.
• Non-trade concerns (zoals kinderarbeid, duurzame biobrandstoffen, duurzaam en legaal hout, en dierenwelzijn) zijn door Nederland in multilaterale fora bespreekbaar gemaakt, onder andere via de Europese Raad in de WTO.
• In 2011 zullen onderhandelingen starten over de hervorming van het algemene preferentiële stelsel van de EU. (Dit stelsel geeft begunstigde landen op bepaalde sectoren handelsvoordelen met als doel het verminderen van armoede en stimuleren van duurzame ontwikkeling.) Bij deze hervorming heeft Nederland voorstellen gedaan om te komen tot versterking van de ontwikkelingsvriendelijkheid en een vergrote effectiviteit.
• Nederland pleit in de onderhandelingen over de hervorming van multilaterale instellingen (Wereldbank, IMF) voor grotere betrokkenheid en meer zeggenschap van ontwikkelingslanden.
• Nederland zet zich in voor de verbetering van internationale belastingregelgeving en nationale belastingstelsels, via het (gezamenlijk met andere OESO- en ontwikkelingslanden) ontwikkelen van voorstellen binnen de OESO op het gebied van vergroting transparantie, uitwisseling van informatie tussen landen, transfer pricing methodieken en rapportages door internationale bedrijven.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Nederland ondersteunt concrete maatregelen die extra aandacht vragen voor toezicht op het financiële- en handelssysteem. In dit verband pleit Nederland ervoor dat landen verplicht een Financial Sector Assessment Programme (FSAP) van het IMF en de Wereldbank ondergaan. Bovendien steunt Nederland de mutual assessment exercitie van de G20 voor stabiele en duurzame groei.
Nederland ondersteunt internationale initiatieven gericht op het tegengaan van belastingontduiking en de samenhangende kapitaalvlucht in het belang van ontwikkelingslanden worden ondersteund. Concrete voorbeelden van dergelijke initiatieven zijn de OESO Informal Task Force on Tax and Development, International Tax Compact en de voorstellen van het IMF en de Europese Commissie op dit gebied.
De financiële inzet bij deze operationele doelstelling bestaat grotendeels uit garantiebetalingen en rentesubsidies op leningen aan ontwikkelingslanden. Daarnaast valt hier de jaarlijkse Nederlandse bijdrage aan de OESO onder.
Operationele doelstelling 4.2
Een significante vermindering van het percentage mensen dat moet rondkomen van minder dan een dollar per dag
Beoogde beleidseffecten
• In de partnerlanden waar Nederland een bilaterale ontwikkelingsrelatie mee onderhoudt neemt inkomensarmoede gestaag af.
• Ontwikkelingslanden zijn in staat hun schulden op verantwoorde wijze te beheren.
• Partnerlanden verminderen de hulpafhankelijkheid en maken hun begroting duurzamer door meer belastingen te innen.
Te realiseren prestaties
• Economische groei en armoedestrategieën van ontwikkelingslanden zullen worden ondersteund.
• Nederland houdt in internationaal verband vast aan het afgesproken schuldhoudbaarheidsraamwerk, waardoor voorkomen wordt dat landen opgezadeld worden met een onhoudbare schuldenlast. In dit kader scheldt Nederland schulden kwijt aan landen die hiervoor kwalificeren, draagt het bij aan de compensatie van de schade die multilaterale banken lijden door schuldkwijtschelding en ondersteunt het programma’s van multilaterale instellingen die zijn gericht op het verbeteren van debt management in ontwikkelingslanden.
• Nederland heeft bijgedragen aan het opbouwen van capaciteit op het terrein van belastingen. Nederland steunt het African Tax Administration Forum (ATAF) en enkele individuele Afrikaanse landen, evenals het IMF en de OESO.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Een betrouwbare overheid die een goed sociaal economisch en financieel beleid en adequate uitvoeringscapaciteit heeft, is een cruciale voorwaarde voor economische groei, toename van de werkgelegenheid en vermindering van armoede. Nederland ondersteunt de opbouw daarvan met inachtneming van de contextspecifieke omstandigheden en noodzaak aan te sluiten bij de landeigen initiatieven. Ontvangende overheden worden zo in staat gesteld een eigen solide groei- en armoedeverminderingsstrategie op te stellen en – onder meer met behulp van begrotingssteun – uit te voeren.
Nederland houdt in internationaal verband vast aan het afgesproken schuldhoudbaarheidsraamwerk, waardoor voorkomen wordt dat landen opgezadeld worden met een onhoudbare schuldenlast. Naast schuldenkwijtschelding en compensatie van multilaterale banken steunt Nederland programma’s die zijn gericht op het verbeteren van het managen van overheidsschulden in ontwikkelingslanden. Het gaat hierbij in 2011 om initiatieven van de Wereldbank, het IMF, UNCTAD en van een regionale Afrikaanse organisatie, MEFMI.
Het beleids- en toetsingskader voor hulp aan overheden (inclusief begrotingssteun) is geactualiseerd. Sociaal-economische en politieke factoren in ontwikkelingslanden zullen hierin een prominente rol spelen. Het streven is daarbij maximaal aansluiting te vinden bij landeigen initiatieven en gezamenlijk optreden van donoren (o.a. Wereldbank, Europese Commissie) te bevorderen.
Het ATAF en enkele Afrikaanse landen worden bilateraal ondersteund bij het opbouwen van capaciteit op het terrein van belastingen. Hierbij worden ook lokale verantwoordingsmechanismen tussen overheid en burgers versterkt.
De totale financiële inzet bij deze operationele doelstelling (armoedevermindering) bedraagt ongeveer EUR 430 miljoen. Hieronder valt onder andere structurele macrosteun (EUR 128 miljoen in 2011) en schuldverlichting (EUR 45 miljoen); sectoroverstijgende programma’s en institutionele ontwikkeling (EUR 30 miljoen); de jaarlijkse bijdrage aan UNDP (EUR 90 miljoen) en middelen- en kapitaalaanvullingen voor multilaterale banken en fondsen (EUR 87 miljoen).
Operationele doelstelling 4.3
Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden
Beoogde beleidseffecten
• Toename economische bedrijvigheid door de ontwikkeling van de private sector.
• Vergroting van financieringsmogelijkheden en meer beschikbaarheid van kredieten voor het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) in ontwikkelingslanden.
• Verbetering van het landbouwbeleid en toegenomen investeringen in landbouw en voedselzekerheid in Afrika.
• Vergroting van de duurzaamheid (sociaal, milieu en economisch) van belangrijke productieketens (zoals cacao, soja, koffie, thee en hout).
Te realiseren prestaties
• De investeringsprojecten van het Private Sector Investeringsprogramma (PSI) leiden in 2011 tot een lokale groei van 2 500 banen in ontwikkelingslanden. Via PUM is het management en productieproces van circa 1 300 MKB-bedrijven in ontwikkelingslanden versterkt.
• Het Centrum ter Bevordering van Import uit Ontwikkelingslanden (CBI) ondersteunt bedrijven in ontwikkelingslanden met als doel toetreding tot de Europese markt. In 2011 worden hiertoe 102 bedrijven competent gemaakt en zijn nog eens 800 bedrijven in voorbereiding. Daarnaast versterkt het CBI de dienstverlening van 18 lokale bedrijfsondersteunende organisaties voor MKB exporteurs op het terrein van de exportbevordering naar de EU. In totaal zijn 35 programma’s in uitvoering.
• Ongeveer 1 000 Nederlandse MKB-ondernemingen worden bewust gemaakt van de mogelijkheden op het terrein van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) in ontwikkelingslanden.
• In samenwerking met de lokale verzekeraars wordt er door het Health Insurance Fund in 2011 in drie landen (Nigeria, Tanzania en hoogstwaarschijnlijk Kenia) naar toegewerkt om meer dan 100 000 mensen toegang te bieden tot een basisziektekostenverzekering.
• Nederland heeft de samenwerking en de uitwisseling van ervaringen tussen bedrijven, NGO’s en andere relevante partijen in verschillende productieketens ondersteund om de duurzaamheid hierin te vergroten.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Het Private Sector Investeringsprogramma (PSI) bevordert buitenlandse investeringen in een beperkt aantal geselecteerde ontwikkelingslanden door risicovolle investeringen mee te financieren. PUM zendt senior experts uit naar ontwikkelingslanden om kleine en middelgrote bedrijven te ondersteunen die behoefte hebben aan kennis en ervaring die ter plaatse onvoldoende voorhanden is. Tevens heeft PUM een programma gericht op het creëren van handelsbetrekkingen tussen Nederlandse en buitenlandse bedrijven.
Het CBI maakt, ter realisering van haar doelstellingen, gebruik van experts op locatie en neemt deel aan seminars en Europese vakbeurzen. Ondersteuning wordt gegeven door het uitvoeren van trainingen en het beschikbaar stellen van relevante marktinformatie over de EU binnen bepaalde sectoren. Via onder meer het Fonds Mesofinanciering worden vernieuwende financiële diensten aangeboden ten gunste van het MKB in ontwikkelingslanden.
Via het ORIO programma (uitgevoerd door NL EVD Internationaal van het Agentschap NL) en het Infrastructure Development Fund (IDF) van de FMO wordt in samenwerking met het bedrijfsleven en internationale ontwikkelingsfondsen geïnvesteerd in de verbetering van infrastructuur in ontwikkelingslanden.
Het Partnerships Resource Center bouwt aan een netwerk om de private sector en NGO’s te engageren en actief te laten deelnemen aan partnerschappen. Een branche- en sectorgericht MVO-bewustwordingsprogramma wordt door MVO Nederland via de brancheorganisaties van het MKB uitgevoerd.
Versterking van de private sector in ontwikkelingslanden vindt ook plaats door middel van het instrument Publiek Private Partnerschappen (PPP’s). Nederland faciliteert en neemt deel aan PPP’s in een aantal ontwikkelingslanden, waaronder Ethiopië, Indonesië en Vietnam. Binnen een groot aantal van de PPP’s in de agrarische sector wordt samengewerkt met het ministerie van LNV.
Nederland ondersteunt het Comprehensive Africa Agriculture Development Programme (CAADP) van de Afrikaanse Unie. Regionale organisaties (ECOWAS, UEMOA) worden ondersteund ter verhoging van de landbouwproductiviteit en verbeterde markttoegang. Ook wordt ondersteuning gegeven aan internationale organisaties als het WFP, FAO en de IFAD. Nederland ondersteunt ook nationale landbouwprogramma’s in individuele partnerlanden via bilaterale programma’s van ambassades. Via het Programma Ondersteuning Producentenorganisaties (POP) worden boeren beter in staat gesteld op te komen voor hun belangen.
Op het gebied van voedselzekerheid wordt een bijdrage geleverd via onder meer het Productive Safety Net Program in Ethiopië. Internationaal landbouwonderzoek wordt gesteund via een bijdrage aan het IFPRI (International Food Policy Research Institute) en ICARDA (International Center for Agricultural Research in the Dry Areas).
Nederland draagt inhoudelijk bij aan de Financial Inclusion Experts Group van de G20 en ondersteunt initiatieven van ontwikkelingsbanken en andere (financiële) instellingen voor het vergroten van het aanbod aan spaar- en verzekeringsmogelijkheden voor particulieren in ontwikkelingslanden. Een voorbeeld hiervan is het Health Insurance Fund.
Het Initiatief Duurzame Handel (IDH) richt zich op verduurzaming van internationale productie- en handelsketens in onder andere de sectoren cacao, soja, hout, natuursteen, thee en toerisme. Nederlandse en multinationale bedrijven werken samen met NGO’s en de Nederlandse vakcentrales.
De financiële inzet bij deze operationele doelstelling in 2011 bedraagt zo’n EUR 475 mln. Hieronder vallen het ORET/ORIO programma, het PSOM/PSI programma, het IDF en diverse bilaterale programma’s. Ook vallen hieronder de jaarlijkse bijdrage aan het CBI, IFC en diverse programma’s ter bevordering van het ondernemingsklimaat, plattelandsontwikkeling en marktontwikkeling.
Operationele doelstelling 4.4
Verhoogde kwaliteit en effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking
Beoogde beleidseffecten
• Effectieve ontwikkeling onder versterkt en verbreed eigenaarschap van ontwikkelingslanden.
• Partnerlanden dragen verantwoordelijkheid voor resultaten en leggen daarover verantwoording af aan hun bevolking.
• Zowel bilaterale als multilaterale donoren verlenen hulp op een manier die ontwikkelingslanden daarbij ondersteunt5.
• Verhoogde coherentie tussen ontwikkelingssamenwerking en overig beleid.
Te realiseren prestaties
• Nederland draagt bij aan het effectiever en efficiënter functioneren van de multilaterale instellingen en het tegengaan van de versnippering van hun werk. Dit betreft de inzet op de acht prioriteitsgebieden zoals uiteengezet in de notitie «Samenwerken aan mondiale uitdagingen» en in het bijzonder steun en lobby voor de samenwerking van de VN op landenniveau (One UN, Delivering as One). De resultaten van de evaluatie van One UN komen in 2011 beschikbaar.
• Nederland draagt bij aan het creëren van een internationale agenda over effectieve ontwikkeling (in plaats van effectieve hulp). Dit zal worden vertaald in de agenda voor het vierde High Level Forum on Aid Effectiveness in Busan, Zuid-Korea (november/december 2011), waar Nederland een side event voor de private sector zal organiseren.
• In EU-verband heeft Nederland zich ingezet om tot een gecoördineerde aanpak van begrotingssteun te komen.
• De resultatenrapportage 2009–2010 wordt opgeleverd, met speciale aandacht voor de rol van multilaterale instellingen.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
De activiteiten ter verhoging van de effectiviteit en kwaliteit van de Nederlandse ontwikkelingshulp zijn geformuleerd in het Nederlandse Actieplan Parijs/Accra (NAPA) en de daarop gebaseerde landenspecifieke plannen die in 2009 zijn opgesteld. Ook voor het multilaterale kanaal is het NAPA een instrument voor de uitvoering en monitoring. Zo wordt uitvoering gegeven aan de effectiviteitsagenda het EU Operational Framework on Aid Effectiveness. Via MFSII wordt het Nederlands maatschappelijk middenveld gestimuleerd in het verbeteren van de effectiviteit en kwaliteit, conform internationale afspraken hierover.
Nederland zet zich met gelijkgezinden in voor een sterker en effectiever multilateraal stelsel, dat is aangepast aan de nieuwe internationale verhoudingen en dat inspeelt op de veranderde behoeften van ontwikkelingslanden6. Er wordt, specifiek in het kader van de effectiviteit van het multilaterale kanaal, nauw samengewerkt in Nordic+ verband. Nederland richt zich, veelal in een coalitie van zeven landen, op snelle VN-brede harmonisatie van ondersteunende processen, systemen en diensten. Nederland verleent daartoe politieke en financiële steun aan de acht One UN proeflanden en op beperktere schaal via het Expanded Funding Window in een steeds groter wordende groep landen die het One UN concept al uitvoeren. De middelen die worden ingezet voor een verhoogde effectiviteit van de VN, evenals de reguliere jaarlijkse bijdragen aan UNDP en IDA vallen begrotingstechnisch onder operationele doelstelling 4.2.
Nederland participeert in de voorbereiding en uitvoering van de vierde High Level Forum on Aid Effectiveness. Nederland betrekt de private sector hierbij, specifiek door het daar organiseren van een side event.
Nederland zet zich in binnen de EU tot afspraken te komen om de begrotingssteunpraktijken van de verschillende lidstaten en de EC beter op elkaar te laten aansluiten en effectiever in te zetten.
De financiële inzet bij deze operationele doelstelling bestaat voornamelijk uit een bijdrage voor het assistent-deskundigenprogramma van de VN (EUR 14,5 miljoen in 2011) en uit algemene ODA-activiteiten (EUR 11,7 miljoen).
Operationele doelstelling 4.5
Verhoogde kwaliteit en effectiviteit van de Nederlandse handels- en investeringsbevordering
Beoogde beleidseffecten
• Een verbeterde economische dienstverlening aan het bedrijfsleven door het Nederlandse netwerk van vertegenwoordigingen in het buitenland, met het oog op het vergroten van Nederlandse handel en investeringen in het buitenland.
Te realiseren prestaties
• Het leveren van maatwerk bij de ondersteuning van internationaal opererende bedrijven door flexibele inzet van het hieronder beschreven instrumentarium.
• Het voortgaan met de versnelde afhandeling van visumaanvragen van bonafide zakenlieden. Vergroten van de kwaliteit en effectiviteit van de handels- en investeringsbevordering door scherpere aansturing van de vertegenwoordigingen. In 2011 zullen onder andere outputindicatoren worden geformuleerd voor de economische functie.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Ambassades, consulaten, Netherlands Business Support Offices (NBSO’s) en Netherlands Agricultural Business Support Offices (NABSO’s) vormen wereldwijd het internationale overheidsnetwerk om burgers en bedrijven te ondersteunen. Voor het Nederlandse bedrijfsleven zijn de medewerkers op de vertegenwoordigingen dankzij hun brede kennis en netwerk een efficiënte schakel naar de lokale markt. De concordaatspartners (Economische Zaken en Buitenlandse Zaken) en andere vakministeries werken gezamenlijk aan het verder verbeteren van de kwaliteit en effectiviteit van dit netwerk. De vertegenwoordigingen in het buitenland zetten zoals gebruikelijk verschillende instrumenten in om het bedrijfsleven te ondersteunen bij het zaken doen op de buitenlandse markt. In belangrijke groeimarkten en landen die vanuit economisch oogpunt belangrijk zijn, ondersteunen de vertegenwoordigingen bedrijfslevenmissies, voeren marktscans uit, identificeren potentiële handelspartners, beantwoorden vragen van het bedrijfsleven over zakendoen in het buitenland etcetera. In groeimarkten wordt daartoe ook het netwerk van NBSO’s en NABSO’s ingezet.
Ambassadeurs en consuls-generaal besteden ook zelf veel aandacht aan belangenbehartiging voor het bedrijfsleven. Daarom zal, net als in 2010, in 2011 opnieuw tijdens de ambassadeursconferentie gelegenheid geboden worden aan het bedrijfsleven voor bilaterale ontmoetingen met de ambassadeurs en consuls-generaal.
Scherpere aansturing van de vertegenwoordigingen is al in gang gezet en zal in 2011 een vervolg vinden door het uitwerken van outputindicatoren, meer nadruk op de samenwerking in Den Haag en gezamenlijke economische jaarplannen.
De financiële middelen bij deze doelstelling, in 2011 zo’n EUR 6,6 miljoen, worden gebruikt voor het flexibele netwerk van NBSO’s.
Bedragen in EUR 1 000 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 1 368 370 | 1 245 750 | 647 000 | 1 647 280 | 743 504 | 973 587 | 1 120 066 | |
Uitgaven: | ||||||||
Programma-uitgaven totaal | 943 296 | 837 529 | 826 058 | 1 032 378 | 1 136 855 | 1 366 938 | 1 512 705 | |
4.1 | Handels- en financieel systeem | 16 956 | 21 261 | 18 951 | 18 272 | 18 272 | 18 272 | 17 560 |
Juridisch verplicht | 97% | 97% | 97% | 97% | 97% | |||
Overig verplicht | 3% | 3% | 3% | 3% | 3% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
4.2 | Armoedevermindering | 404 303 | 343 456 | 316 536 | 494 802 | 598 102 | 828 185 | 974 664 |
Juridisch verplicht | 97% | 54% | 45% | 43% | 41% | |||
Overig verplicht | 1% | 41% | 49% | 49% | 49% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 2% | 5% | 6% | 8% | 10% | |||
4.3 | Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden | 494 505 | 442 357 | 455 096 | 483 566 | 485 043 | 485 043 | 485 043 |
Juridisch verplicht | 96% | 84% | 77% | 75% | 73% | |||
Overig verplicht | 0% | 14% | 19% | 19% | 19% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 4% | 2% | 4% | 6% | 8% | |||
4.4 | Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingssamenwerking | 20 923 | 23 795 | 28 815 | 29 078 | 28 778 | 28 778 | 28 778 |
Juridisch verplicht | 74% | 73% | 71% | 68% | 65% | |||
Overig verplicht | 14% | 12% | 12% | 14% | 16% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 12% | 15% | 17% | 18% | 19% | |||
4.5 | Nederlandse handels- en investeringsbevordering | 6 609 | 6 660 | 6 660 | 6 660 | 6 660 | 6 660 | 6 660 |
Juridisch verplicht | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
Overig verplicht | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
Ontvangsten | 44 307 | 19 903 | 20 483 | 20 136 | 24 163 | 28 067 | 28 067 | |
4.10 | Ontvangsten tijdelijke financiering | |||||||
NIO en restituties | 44 307 | 19 903 | 20 483 | 20 136 | 24 163 | 28 067 | 28 067 |
Titel van het evaluatieonderzoek | Jaar van afronding | Operationele doelstelling | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
08 | 09 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | ||
Beleidsdoorlichtingen | |||||||||
Private Sector Ontwikkeling1 | X | 4.1, 4.3 | |||||||
Relatie begrotingssteun en armoede1 | X | 4.2 | |||||||
Beleid Latijns Amerika (zie ook OD 2.7)1 | X | 4.2 | |||||||
Effectenonderzoek | |||||||||
Het Nederlandse Afrikabeleid 1998–20061 | X | 4.1 | |||||||
Beleid Latijns Amerika – landenstudie Nicaragua1 | X | 4.2 | |||||||
Deelonderzoeken relatie begrotingssteun en armoede waaronder Zambia (multi-donor)1 | X | 4.2 | |||||||
Stedelijke armoedebestrijding1 | X | 4.2 | |||||||
Effecten schuldverlichting (Nigeria, DRC) (multi-donor)1 | X | 4.2 | |||||||
FMO (verschillende evaluaties: A-financieringen, MASSIF, NIMF, CD) | X | X | X | 4.3 | |||||
FMO-MOL-infrastructuurfonds1 | X | 4.3 | |||||||
Private Sector Investeringsprogramma (PSI) 2007–2013 | X | 4.3 | |||||||
Public Private Infrastructure Advisory Facility | X | 4.3 | |||||||
Doelbereiking Nederlandse ondersteuning van import bevordering vanuit OS landen (CBI) | X | 4.3 | |||||||
Capaciteitsversterking op basis van case studies PSO, SNV, Commissie MER, Agriterra, gezondheidssector Ghana, Partos en NIMD1 | X | 4.4 | |||||||
Implementatie van de Paris Declaration (multi-donor) fase II1 | X | 4.4 | |||||||
Netherlands Business Support Offices (NBSO) netwerk | X | X | 4.5 | ||||||
Overig evaluatieonderzoek | |||||||||
Evaluatie coherentie-eenheid (DGIS/CE) | X | 4.1 | |||||||
One UN, Delivering as One (zie ook OD 1.1) | X | 4.2/4.4 | |||||||
Publiek-private Partnerschappen (WSSD, Call for Ideas, Schokland) | X | X | 4.3 | ||||||
SADAA | X | 4.3 | |||||||
ORIO | X | 4.3 | |||||||
Implementatie van de Paris Declaration (multi-donor) fase I1 | X | 4.4 | |||||||
Exit strategieën (multi-donor)1 | X | 4.4 |
• Beleidsdoorlichting Latijns Amerika: zie operationele doelstelling 2.7.
• De beleidsdoorlichting Private Sector Ontwikkeling zal dit thema in al haar facetten bestrijken en voortbouwen op de hierboven genoemde effectenonderzoeken. Ook de ontwikkelingsinstrumenten gericht op het vergroten van markttoegang (OD 4.1) maken hier onderdeel van uit.
Procentuele verdeling uitgaven 2011 per operationele doelstelling
Omschrijving
Een stabiele en duurzame wereld heeft samenlevingen nodig waarin mensen in vrede kunnen samenleven, waarin hun fundamentele rechten worden gerespecteerd en er gelijkheid bestaat in toegang tot sociale goederen zoals gezondheidszorg en onderwijs. Sociale ontwikkeling heeft betrekking op het vermogen van samenlevingen om deze voorwaarden voor stabiliteit en duurzaamheid te realiseren. Door te investeren in de capaciteit van individuen of groepen, vormen die op hun beurt de drijvende krachten achter economische ontwikkeling en sociaal welzijn van de gemeenschap als geheel. Van de acht Millenniumdoelen hebben er vijf betrekking op gezondheid, HIV/AIDS, onderwijs en gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen.
Op basis van internationale afspraken7 zet Nederland zich in voor de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en bestrijding van HIV/AIDS. Integratie van het zorgaanbod voor SRGR en HIV/AIDS en universele toegang (rechtenbenadering) zijn van strategisch belang voor het bereiken van operationele doelstellingen 5.4 en 5.5, die, om die reden, in deze toelichting zijn samengevoegd. Nederland maakt zich vooral sterk voor die onderdelen van de Cairo-agenda die in veel landen onder vuur liggen zoals veilige abortus en het recht van jongeren op volledige informatie over seksualiteit en toegang tot voorbehoedsmiddelen. Voor het eerst bestaat de wereldbevolking voor de helft uit jongeren onder de 25 jaar. Als gevolg daarvan zal de vraag naar seksuele en reproductieve gezondheidszorg op korte termijn een enorme groei vertonen. Nederland vraagt ook aandacht voor geweld tegen vrouwen en ongelijke toegang tot gezondheidszorg als gevolg van stigma en discriminatie. Het beleid is ook gericht op gemarginaliseerde groepen die kwetsbaar zijn zoals drugsgebruikers, sekswerkers, seksuele minderheden, gevangenen en kinderen die op straat leven.
De bevordering van gelijke rechten en kansen voor vrouwen – operationele doelstelling 5.3 – hangt daar nauw mee samen. Deze doelstelling heeft betrekking op de brede ontwikkelingsagenda én de politieke agenda, inclusief het beleid ten aanzien van mensenrechten, vrede en veiligheid.
Onderwijs is een essentieel element van armoedebestrijding, verbetering van de kansen en positie van vrouwen en meisjes en economische ontwikkeling. Onderwijs aan meisjes en vrouwen heeft een positief effect op vermindering van het kindertal, terugdringing van moeder- en kindersterfte en bevordering van de seksuele gezondheid. Naast het bijdragen aan grotere toegang tot onderwijs besteedt Nederland8 veel aandacht aan het verhogen van zowel de kwaliteit als de relevantie ervan voor de arbeidsmarkt.
Naast onderwijs en gezondheidszorg wordt een sterk maatschappelijk middenveld in het Zuiden gezien als een element van en voorwaarde voor duurzame ontwikkeling. Een sterk maatschappelijk middenveld geeft een stem aan groepen uit de samenleving als tegenwicht voor een vaak dominante overheid. Particuliere organisaties zijn meestal beter dan de overheid in staat om gemarginaliseerde groepen te bereiken.
Ministeriële verantwoordelijkheid
De minister is verantwoordelijk voor het uitdragen van het kabinetsbeleid betreffende de hier besproken operationele doelstellingen en de toewijzing van middelen (personeel en begroting).
Externe factoren
– De mate waarin belangrijke actoren, zoals de G8 en de G20 en de donorgemeenschap in het algemeen, hun toegezegde inzet met betrekking tot de MDGs gestand doen.
– Politiek draagvlak voor seksuele en reproductieve rechten en voor het recht op gezondheidszorg voor iedereen, ongeacht leeftijd, geslacht, seksuele geaardheid of levenswandel, zowel in donorlanden als in ontvangende landen.
– Oppositie tegen de Cairo-agenda en SRGR in het bijzonder van conservatieve regeringen, zowel in Europa als daarbuiten.
– Politiek draagvlak voor onderwijs en voor het recht op onderwijs voor iedereen, zowel in donorlanden als in ontvangende landen.
– De speelruimte voor maatschappelijke organisaties wordt in diverse landen beknot.
Operationele doelstelling 5.1
Alle kinderen, jongeren en volwassenen hebben gelijke kansen om kwalitatief goed onderwijs te doorlopen, dat hen de benodigde vaardigheden en kennis biedt om op een volwaardige wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving
Beoogde beleidseffecten
• Goed functionerende onderwijssystemen die brede toegang bieden tot kwaliteitsonderwijs als een essentiële voorwaarde voor armoedebestrijding, gendergelijkheid en economische groei. Het gaat daarbij om voorschools onderwijs tot en met beroeps- en hoger onderwijs.
• Alle 72 miljoen kinderen die nog niet naar school gaan9, waaronder kinderen in nood- en conflictsituaties, meisjes en kindarbeiders, krijgen de kans om naar school te gaan.
• Verhoging van het percentage kinderen dat met goed gevolg de basisschool afmaakt en doorstroomt naar een vervolgopleiding door versterkte aandacht voor kwaliteit van het onderwijs.
• Betere aansluiting bij de behoeften van de arbeidsmarkt door verhoging van relevantie van het onderwijs.
Te realiseren prestaties
• Het internationale partnerschap voor onderwijs – het Fast Track Initiative (FTI) – ondersteunt onderwijssectorplannen in 45 ontwikkelingslanden (was 40 in 2010). Het aantal fragiele staten dat door FTI wordt ondersteund stijgt van 12 naar 15. In FTI-landen stijgt de scholingsgraad sterker dan het gemiddelde in ontwikkelingslanden.
• UNICEF breidt steun aan onderwijsvoorzieningen in ontwikkelingslanden met nood- of conflictsituaties uit van 20 naar 25 landen. Nederland ondersteunt UNICEF financieel.
• Nederland heeft in 2011 in ten minste vier bilaterale OS-partnerlanden er aan bijgedragen dat de bestrijding van kinderarbeid een expliciete plaats in de nationale onderwijsplannen krijgt. Dit gebeurt door de inzet van ambassades maar ook via een additionele bijdrage aan het kinderarbeidbestrijdingsprogramma van de ILO (the International Programme on the Elimination of Child Labour).
• Nederland vergroot haar aandacht voor de relevantie van onderwijs door te investeren in een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in ten minste tien landen. Dit gebeurt door de inzet van ambassades, een bijdrage aan de ILO en een expertbijeenkomst over relevante subthema’s.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Nederland draagt bij aan de financiering van onderwijsplannen in 14 bilaterale partnerlanden. Daarnaast worden onderwijsactiviteiten gesteund in fragiele staten zoals Sudan en Afghanistan en via partnerschappen met andere donoren.
Als lid van de Board of Directors werkt Nederland aan versterking van het FTI op het gebied van fondsbeheer, resultatenmeting en fragiele staten. De Nederlandse inzet is erop gericht dat FTI de impact vergroot door zich naast de toegang tot basisonderwijs ook systematisch te richten op kwaliteitsverbetering en doorstroming naar post-primair onderwijs.
Een andere belangrijke multilaterale onderwijspartner van Nederland is UNICEF, dat met een bijdrage van EUR 166 miljoen over een periode van vijf jaar een programma uitvoert voor de rehabilitatie en verbetering van onderwijs in fragiele staten. In 2011 worden op basis van een in 2010 uitgevoerde evaluatie plannen gemaakt voor een tweede fase. Verder werken Nederland en UNICEF samen in een programma voor de introductie en verbetering van voorschoolse zorg en onderwijs (Early Childhood Development) in tien landen. Momenteel is een evaluatie gaande. Op basis van de uitkomsten van de evaluaties van de ECD programma’s van UNICEF en de AgaKhan Foundation (Pakistan) wordt beoogd om toe te werken naar het opschalen van Early Childhood Development (ECD) programma’s in tenminste 11 landen.
Nederland geeft financiële steun aan UNESCO-instituten die zijn gespecialiseerd in kwaliteitsverbetering van dataverzameling, het monitoren en analyseren van «geleerde lessen», het verhogen van de kwaliteit van onderwijssectorplannen, het scholen van beleidsmakers en het jaarlijks in kaart brengen van mondiale trends in onderwijs (UIS, IIEP, GMR, SACMEQ). Deze instituten investeren in versterking van de lokale capaciteit om onderwijskwaliteit te meten en deze gegevens in te zetten voor een kwaliteitsimpuls op nationaal en internationaal niveau.
Nederland steunt Forum for African Women Educationalists (FAWE) in het versterken van hun programma om meisjes in de puberteit op school te houden door meer voorlichting over SRGR en het bevorderen van sanitaire voorzieningen op scholen.
Via het NL/ILO partnerschap programma 2010–2013 draagt Nederland bij aan skills development en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. ILO legt nadruk op gelijke kansen, het bestrijden van jeugdwerkeloosheid, de link tussen school en arbeidsmarkt en het betrekken van de private sector bij skills development.
In het kader van de IS-academie doen jonge wetenschappers onderzoek naar voor Nederland relevante onderwijsvraagstukken.
Onderwijssamenwerking met NGO’s geschiedt in het kader van het Medefinancierings- programma en de Millenniumakkoorden voor beroepsonderwijs en onderwijs in fragiele staten. Samenwerking op het gebied van beleidsontwikkeling vindt enkele malen per jaar plaats in het Kennisforum Onderwijs voor overheid en NGO’s.
In internationaal verband wordt samengewerkt met de Global Campaign for Education, een coalitie van onderwijsbonden, NGO’s en lokale organisaties uit het Noorden en Zuiden die zich inzetten voor onderwijshervormingen.
Tot slot financiert Nederland programma’s van de internationale vakbondskoepel Education International gericht op het versterken van de rol van onderwijsbonden in de beleidsdialoog met de overheid en de preventie van HIV/AIDS via het onderwijs.
Ruim EUR 245 miljoen van de financiële inzet onder deze operationele doelstelling gaat naar onderwijs in bilaterale programma’s. Daarnaast vallen onder deze doelstelling de jaarlijkse bijdragen aan UNICEF (EUR 39 miljoen), het ILO Partnershipprogramma (EUR 14 miljoen) en EFA/FTI Catalytic Fund (verwacht kasbeslag in 2011 zo’n EUR 40 miljoen, afhankelijk van besluitvorming nieuw kabinet).
Operationele doelstelling 5.2
Versterking van het gebruik van kennis en onderzoek in beleid en praktijk van ontwikkelingssamenwerking en versterking van postsecundair onderwijs- en onderzoekscapaciteit in partnerlanden. Vermindering van kwalitatieve en kwantitatieve tekorten aan geschoold middenkader
Beoogde beleidseffecten
• Een goed opgeleid midden- en hoger kader in 61 landen met kennis in ontwikkelingsrelevante sectoren en thema’s.
• Verbeterde post-secundaire opleidingscapaciteit in 23 ontwikkelingslanden en in de andere landen behorend tot de regio’s waarin Nederland centres of excellence ondersteunt.
• Ontwikkelingslanden in met name Afrika en Zuidoost-Azië hebben een eigen kennis- en onderzoeksinfrastructuur gericht op ontwikkelingsprocessen. Het onderzoek dat er gedaan wordt is strategisch, beleidsrelevant, toegankelijk en toepasbaar.
• Ontwikkelingslanden hebben betere toegang tot Nederlandse kennis.
Te realiseren prestaties
• Het Netherlands Initiative for Capacity Development in Higher Education (NICHE) is in 2011 operationeel in 23 partnerlanden en fragiele staten (18 in 2010). De NICHE-programma’s sluiten aan bij de Nederlandse bilaterale sectorale programma’s.
• De in 2010 voor het Netherlands Fellowship Programme (NFP) ontwikkelde nieuwe aanmeldings- en selectieprocedure wordt in 2011 in alle NFP-landen toegepast. Hiermee krijgen ambassades meer invloed op de selectie van kandidaten uit de voor zowel het land als het Nederlandse beleid prioritaire sectoren.
• Vanaf 2011 wordt weer substantiële steun verleend door programmafinanciering aan de onlangs gereorganiseerde Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR).
• In 2011 worden in het kader van het Millenniumakkoord MDG Profs nieuwe samenwerkingsverbanden aangegaan, waaronder het Genetics Resources Policy Initiative.
Indicatoren | Basiswaarde 2008 | Streefwaarde 2009 | Streefwaarde 2010 | Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Percentage onderzoeksactiviteiten binnen het centrale programma dat door het departement positief beoordeeld is op de ontwikkeling van bruikbare kennis en daarbij behorende capaciteit | 85% | 90% | 100% | 100% |
Aantal samenwerkings-overeenkomsten in het kader van de IS-Academie | 5 | 9 | Minimaal 10 | 9 |
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Door middel van het verlenen van beurzen voor korte cursussen, Masters en PhD’s krijgen mid-career professionals uit 61 ontwikkelingslanden in het NFP programma de mogelijkheid hun capaciteit te vergroten en bij te dragen aan de ontwikkeling van de organisaties waar zij werkzaam zijn. De opleiding wordt verzorgd door Nederlandse hoger onderwijsinstellingen en private instellingen.
Met NICHE versterkt Nederland de post-secondaire opleidingscapaciteit in 23 ontwikkelingslanden. Dit programma verbetert de kwaliteit en relevantie van het post-secondair onderwijs, inclusief beroepsonderwijs op het terrein van beleidsontwikkeling en -uitvoering; capaciteit en management van de hoger onderwijsinstellingen, en kwaliteit van de opleidingen.
Nederland steunt via het Service Innovation and ICT-programma ook organisaties en centres of excellence die bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit, de relevantie en de toegang tot beroeps- en tertiair onderwijs op regionaal niveau. Op deze manier krijgen mensen in ontwikkelingslanden mogelijkheden om vaardigheden op te doen en bij te dragen aan het ontwikkelen van hoger onderwijs in hun eigen regio.
Het Programma Onderzoek en Innovatie (POI) beoogt met zijn steun aan organisaties en netwerken op het gebied van onderzoek en innovatie een bijdrage te leveren aan de opbouw van de eigen kennis- en onderzoeksinfrastructuur en -capaciteit in ontwikkelingslanden. Een voorbeeld is de steun aan capaciteitsversterking van organisaties en netwerken voor agrarisch onderzoek via het CGIAR-consortium. Aan het door de Wereldbank beheerde Trust Fund van het consortium dragen multilaterale en bilaterale partijen bij, samen met de private sector en stichtingen. De beoogde Nederlandse bijdrage op jaarbasis is EUR 12 miljoen. Andere door Nederland ondersteunde organisaties en netwerken zijn African Economic Research Consortium (AERC), NWO-WOTRO, UNU-MERIT, ECDPM, KIT. In totaal bedragen de uitgaven voor deze instellingen EUR 25 miljoen
De verbetering van de kwaliteit van het OS/IS-beleid én de uitvoering daarvan is ook gediend met intensieve samenwerking tussen het ministerie en Nederlandse kennisinstellingen op het gebied van IS/OS, binnen en buiten de universitaire gemeenschap. Dat wil zeggen meer ruimte voor evidence based policy en voor praktijk gerelateerd onderzoek, door de onderzoeks- en beleidsagenda’s beter met elkaar af te stemmen. Hiervoor bestaan inmiddels verschillende samenwerkingsverbanden, zoals IS-Academies en Kenniskringen.
Met het Millenniumakkoord Platform MDG Profs wordt gestreefd de Nederlandse technologische topkennis toegankelijker te maken voor ontwikkelingslanden.
In 2011 werkt Nederland samen met een aantal nieuwe partners:
a. Het Genetic Resources Policy Initiative (GRPI) ondersteunt ontwikkelingslanden bij het vinden van beleidsoplossingen voor het verkrijgen van toegang tot en gebruik van genetische bronnen ten behoeve van de landbouw en bescherming van inheemse kennis.
b. Nederland gaat in samenwerking met IDRC, Gates en Hewlett Foundation een kritische massa ontwikkelen van 60 onafhankelijke denktanks. Het Think Tank Initiative versterkt de capaciteit en output van deze instellingen om beleidsgericht en innovatief onderzoek uit te kunnen voeren op sociaal-economisch terrein.
c. De Council on Health Research for Development (COHRED) assisteert drie Afrikaanse landen bij de opbouw van een effectief nationaal systeem voor gezondheidsonderzoek. Hierin vormen op innovatieve wijze alle relevante partijen een partnerschap met een gezamenlijke agenda.
De financiële inzet bij deze operationele doelstelling bestaat voor het grootste deel uit het ondersteuning van internationale onderwijsprogramma’s (EUR 129 miljoen in 2011). Daarnaast gaat een aanzienlijk deel naar onderzoeksprogramma’s (ruim EUR 25 miljoen) en internationale onderwijsinstituten, zoals KIT en RNTC (totaal EUR 27 miljoen).
Operationele doelstelling 5.3
Gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen. Daartoe is de zeggenschap van vrouwen vergroot.
Beoogde beleidseffecten
• Meer gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen en een absolute verbetering van de positie van meisjes en vrouwen. De ongelijke rechten en kansen van vrouwen en meisjes kennen verschillende aspecten: er is sprake van ongelijkheid op het gebied van onderwijs, gezondheid, toegang tot de economie en op politiek/bestuurlijk niveau. De effectieve bevordering van gelijke rechten en kansen, het derde Millennium Ontwikkelingsdoel, vergt interventies op diverse, met elkaar samenhangende terreinen. Het onderwerp gender is dan ook terug te vinden op meerdere plaatsen in deze begroting10, zowel onder doelstellingen binnen ontwikkelingssamenwerking als bij mensenrechten en vrede en veiligheid.
• Geweld tegen vrouwen in al zijn vormen11 neemt af.
• Actieve participatie van vrouwen in vredes- en wederopbouwprocessen leidt tot een economisch en politiek stabielere en veiliger samenleving.
Te realiseren prestaties
• Nederland zet zich ervoor in om het MDG3 fonds, dat openstaat voor een brede waaier aan initiatieven ter versterking van de positie van vrouwen, te continueren en andere donoren ertoe aan te zetten zich erbij aan te sluiten.
• In multilateraal kader ondersteunt Nederland de afronding en het in werking treden van het EU Action Plan on Gender Equality and Women’s Empowerment in External Affairs. Daarnaast draagt Nederland bij aan de daadwerkelijke oprichting van de versterkte, geconsolideerde VN-Genderorganisatie. Zodra deze organisatie operationeel wordt zal Nederland een financiële bijdrage leveren.
• Ten aanzien van het terugbrengen van geweld tegen vrouwen gaat Nederland verder met het ondersteunen van activiteiten in 15 landen en daarnaast het bevorderen van meer effectieve samenwerking tussen partijen in die landen. Nederland heeft een instrument ontwikkeld om beter inzicht in omvang en strekking van geweld tegen vrouwen te krijgen en daarover te rapporteren. Vanaf 2011 wordt dit instrument op grotere schaal in bilateraal en multilateraal verband ingezet.
• In verband met het aflopen van het Nederlands Nationaal Actie Plan 1325 (ter uitvoering van de VN resolutie over vrouwen, vrede en veiligheid) in 2011 wordt een nieuw NAP 1325 opgesteld.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Het MDG 3 fonds heeft een belangrijke en katalyserende werking op het versterken van de positie van vrouwen en voldoet daarmee aan een grote behoefte. Het ondersteunt 45 projecten wereldwijd, waaronder ondersteuning van activiteiten met betrekking tot geweld tegen vrouwen. Daarnaast levert Nederland een financiële bijdrage aan de nieuwe genderorganisatie van de VN.
Bij het bestrijden van en rapporteren over vormen van geweld tegen vrouwen zullen posten (zowel in ontwikkelingslanden als daarbuiten) worden gestimuleerd gebruik te maken van de nieuw ontwikkelde systematiek. In multilateraal verband, mede via de OESO, wordt verder gepleit om geweld tegen vrouwen meer zichtbaar te maken en op verschillende wijzen aan te pakken.
Er vindt regelmatig overleg plaats tussen NAP 1325 partners. Ambassades in diverse fragiele staten krijgen ondersteuning bij het gender effectief maken van beleid. Financiering van vrouwen-, vrede- en veiligheidsinitiatieven vindt plaats binnen de reguliere vrede- en stabiliteitsinstrumenten (OD 2.5). Nederland stimuleert en ondersteunt een actieve rol van de EU (GVDB), de VN (DPKO, PBC) en de NAVO bij het uitvoeren van VNVR resoluties over vrouwen, vrede en veiligheid in vredeshandhaving en vredesopbouw (OD 2.5).
Ter bevordering van kennis vergroting en -uitwisseling in Nederland is een goed functionerende Kenniskring Gender en Seksuele en Reproductieve Rechten actief.
De totale financiële inzet bij deze operationele doelstelling bedraagt ongeveer EUR 30 miljoen. Hieronder vallen programma’s onder het thema «vrouwen en ontwikkeling» (EUR 9 miljoen in 2011); de jaarlijkse bijdrage aan UNIFEM (EUR 6 miljoen); en programma’s ter ondersteuning van gendergelijkheid (EUR 15 miljoen).
Operationele doelstelling 5.4
Een halt aan de verspreiding van HIV/AIDS, malaria en andere levensbedreigende ziekten
en
Operationele doelstelling 5.5
Een wereldwijde betrokkenheid voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en het onverkort uitvoeren van de Caïro-agenda
Beoogde beleidseffecten
• Verbetering van de kwaliteit van publieke en private gezondheidsdiensten, onder andere door betere integratie van de zorg rondom HIV en seksuele en reproductieve gezondheid.
• Verbeterde toegang tot medicijnen, vaccins en middelen voor reproductieve gezondheid van goede kwaliteit
• Minder ongewenste zwangerschappen en minder HIV-infecties, minder sterfte ten gevolge van zwangerschap en bevalling.
• Jongeren zijn voorgelicht over seksualiteit en kunnen zelf keuzes maken bij het aangaan van relaties, veilig vrijen en het gebruik van anticonceptie.
• Iedereen die dit nodig heeft, heeft toegang tot preventie, zorg en behandeling voor HIV en AIDS, tuberculose en malaria, zoals omschreven in MDG 6.
• Gediscrimineerde en gemarginaliseerde groepen zoals drugsgebruikers, sekswerkers, homo’s en gevangenen ondervinden minder belemmeringen in toegang tot gezondheidszorg.
Te realiseren prestaties
• Vanaf 2011 is een subsidiekader van kracht ter ondersteuning van publiek-private partnerschappen voor de versnelde ontwikkeling van medische producten voor seksuele en reproductieve gezondheid, preventie en behandeling van HIV/AIDS, tuberculose en verwaarloosde tropische ziekten (EUR 70 miljoen in de periode 2011–2014);
• Met ingang van 2011 ondersteunt Nederland via een subsidiekader vier internationale organisaties die van strategisch belang zijn met betrekking tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, in het bijzonder de thema’s jongeren en seksualiteit, geboorteregeling en veilige abortus, en harm reduction (EUR 40 miljoen voor de periode 2011–2014);
• Voortbouwend op het Nederlandse voorzitterschap van UNAIDS in 2010, blijft Nederland zich in bilaterale en multilaterale beleidsfora inspannen voor de rechtenbenadering en voor de integrale aanpak van HIV/AIDS en SRGR.
• Donorcoördinatie met betrekking tot harm reduction (HIV-preventie bij injecterende drugsgebruikers) zal in 2011 in minstens twee landen resulteren in betere afstemming van de activiteiten en betere samenwerking tussen de betrokken actoren.
• Dankzij de inbreng van Nederlandse expertise in het innovatieve samenwerkingsverband Harnessing non-state actors for better health for the Poor12 wordt de rol van private partijen in de gezondheidszorg breder erkend en versterkt. Nederland verwacht in 2011 bij te dragen aan een pilot.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Ondersteuning van de gezondheidssector in 12 partnerlanden. Ondersteuning van SRGR en HIV/AIDS binnen de steun aan de onderwijssector in een aantal partnerlanden en Education International. Gender en mensenrechten zijn integrale componenten van bilaterale samenwerking. Ondersteuning van een integraal aids en SRGR programma in Zuidoost Afrika. Ondersteuning van een HIV-programma ten behoeve van de transportsector in sub-Sahara Afrika.
Financiële bijdragen aan UNFPA, WHO, UNAIDS en het Global Fund.Ondersteuning van gezondheidsonderzoek, vooral in verband met tropische ziekten en met seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.
Bijdragen aan de internationale beleidsvorming betreffende SRGR en aids, tuberculose en malaria als medebestuurder van UNAIDS, het Global Fund, UNFPA en partnerschappen met (internationale) NGO’s en relevante private partijen. Participatie in de werkgroep Monitoring and Evaluation van het International Health Partnership, in het Global Programme for Reproductive Health Commodity Security, de Global Coalition for RH Supplies, Werkgroep Kinderen en AIDS. Actieve pleitbezorging en deelname aan internationale beleidsdialoog.
De totale financiële inzet bij deze twee operationele doelstellingen bedraagt samen ongeveer EUR 455 miljoen. Hieronder vallen de jaarlijkse bijdragen aan verschillende internationale organisaties zoals de UNFPA (EUR 81 miljoen); UNAIDS (EUR 32 miljoen); GFATM (EUR 80 miljoen). Daarnaast gaat EUR 71 miljoen naar diverse HIV/AIDS programma’s en ruim EUR 105 miljoen naar gezondheidsprogramma’s, inclusief ondersteuning partnerlanden, onderzoek en productontwikkeling.
Operationele doelstelling 5.6
Versterking van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden
Beoogde beleidseffecten
• Sterkere maatschappelijke organisaties in het Zuiden die volwaardig en zelfstandig gesprekspartner kunnen zijn bij een beleidsdialoog ten aanzien van alle aspecten van duurzame ontwikkeling. Maatschappelijke organisaties fungeren indien nodig als countervailing power.
• Minder versnippering, meer synergie en daardoor toegenomen doelmatigheid van de hulp door betere afstemming en samenwerking zowel tussen ambassades en Nederlandse maatschappelijke organisaties en tussen Nederlandse maatschappelijke organisaties onderling.
Te realiseren prestaties
• Toetsing van de door de maatschappelijke organisaties geboekte voortgang bij het bereiken van de in het Medefinancieringsstelsel II geformuleerde doelstelling dat in 2015 in totaal 60% van de activiteiten van deze organisaties in partnerlanden worden uitgevoerd.
• Toetsing van de naleving van de in het kader van de notitie «Samenwerken, Maatwerk, Meerwaarde» gemaakte afspraak dat directe financiering van Zuidelijke organisaties via de ambassades jaarlijks met 10–15% zal toenemen, afhankelijk van de kwaliteit van de voorstellen. Uitgangspunt is dat toename vooral daar zal plaatsvinden waar goede mogelijkheden voor directe financiering zijn.
• Het standaard subsidiekader wordt ingevuld, rekening houdend met nieuwe wereldwijde ontwikkelingen en politieke prioriteiten. Uitvoerende organisaties zijn geselecteerd.
• Toetsing dat de contextanalyses van de particuliere ontwikkelingsorganisaties die gebruik maken van het nieuwe subsidiekader goed aansluiten bij de lokale omstandigheden en de specifieke behoeften van ontwikkelingslanden.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
In het kader van MFS II (EUR 425 miljoen op jaarbasis voor de periode 2011–2015) en het standaard subsidiekader (EUR 50 miljoen per jaar) worden financiële middelen aan particuliere organisaties ter beschikking gesteld. Deze middelen dragen bij aan het behalen van diverse thematische doelstellingen en worden daarom deels in andere delen van deze begroting toegelicht. Daarnaast ontvangen organisaties als SNV en PSO bijdragen van Nederland (resp. EUR 90 en 17 miljoen) teneinde de capaciteit in ontwikkelingslanden op te bouwen. Het vakbondsmedefinancieringsprogramma (EUR 16 miljoen) ondersteunt capaciteitsopbouw van vakbonden.Ambassades financieren rechtstreeks Zuidelijke particuliere organisaties.
In 2011 loopt het beleid ten aanzien van Sport en Ontwikkelingssamenwerking af. Voor de periode 2008 t/m 2011 is er EUR 16 miljoen beschikbaar gesteld voor het bereiken van de millenniumontwikkelingsdoelen door middel van sport.
Het thema cultuur en ontwikkeling, waarvan de middelen ook onder deze operationele doelstelling worden geboekt, wordt inhoudelijk toegelicht onder operationele doelstelling 8.1.
Bedragen in EUR 1 000 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 631 794 | 3 372 548 | 630 316 | 879 226 | 359 142 | 431 142 | 359 142 | |
Uitgaven: | ||||||||
Programma-uitgaven totaal | 1 493 155 | 1 559 119 | 1 564 642 | 1 737 497 | 1 695 503 | 1 695 503 | 1 695 503 | |
5.1 | Alle kinderen, jongeren en volwassenen hebben gelijke kansen om kwalitatief goed onderwijs te doorlopen, dat hen de benodigde vaardigheden en kennis biedt om op een volwaardige wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving | 313 506 | 329 378 | 367 567 | 509 418 | 487 218 | 487 218 | 487 218 |
Juridisch verplicht | 26% | 16% | 17% | 17% | 17% | |||
Overig verplicht | 54% | 40% | 40% | 40% | 40% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 20% | 44% | 43% | 43% | 43% | |||
5.2 | Versterking van het gebruik van kennis en onderzoek in beleid en praktijk van ontwikkelingssamenwerking en versterking van post-secundair onderwijs- en onderzoekscapaciteit in partnerlanden. Vermindering van kwalitatieve en kwantitatieve tekorten aan geschoold middenkader. | 155 858 | 170 687 | 180 757 | 181 031 | 181 031 | 181 031 | 181 031 |
Juridisch verplicht | 91% | 73% | 70% | 70% | 70% | |||
Overig verplicht | 9% | 27% | 30% | 30% | 30% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
5.3 | Gender | 38 999 | 44 135 | 30 201 | 27 181 | 22 230 | 22 230 | 22 230 |
Juridisch verplicht | 67% | 58% | 34% | 34% | 34% | |||
Overig verplicht | 33% | 42% | 66% | 66% | 66% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
5.4 | HIV/AIDS | 303 901 | 282 978 | 303 104 | 321 199 | 312 439 | 312 439 | 312 439 |
Juridisch verplicht | 84% | 54% | 53% | 53% | 53% | |||
Overig verplicht | 16% | 46% | 47% | 47% | 47% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
5.5 | Reproductieve gezondheid | 183 316 | 163 308 | 151 886 | 159 012 | 155 132 | 155 132 | 155 132 |
Juridisch verplicht | 86% | 81% | 80% | 80% | 80% | |||
Overig verplicht | 14% | 14% | 15% | 15% | 15% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 0% | 5% | 5% | 5% | 5% | |||
5.6 | Participatie civil society | 497 575 | 568 633 | 531 127 | 539 656 | 537 453 | 537 453 | 537 453 |
Juridisch verplicht | 100% | 99% | 96% | 96% | 96% | |||
Overig verplicht | 0% | 1% | 4% | 4% | 4% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% |
Titel van het evaluatieonderzoek | Jaar van afronding | Operationele doelstelling | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
08 | 09 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | ||
Beleidsdoorlichtingen | |||||||||
Beleid Basic education IOB evaluatieonderzoek | X | 5.1 | |||||||
Hoger onderwijs | X | 5.2 | |||||||
Beleidsdoorlichting genderbeleid1 | X | 5.3 | |||||||
Beleidsdoorlichting SRGR en AIDS1 | X | 5.4, 5.5 | |||||||
Beperkte doorlichting MFS1 | X | 5.6 | |||||||
Effectenonderzoek | |||||||||
Impactevaluatie basisonderwijs in Zambia1 | X | 5.1 | |||||||
Impactevaluatie basisonderwijs in Oeganda (gezamenlijk)1 | X | 5.1 | |||||||
Vervolg evaluatie basisonderwijs Oeganda (gezamenlijk)1 | X | 5.1 | |||||||
Impactevaluaties basisonderwijs in Bangladesh, Zuid-Afrika1 | X | 5.1 | |||||||
Evaluatie basisonderwijs Benin, Bolivia (multi-donor) | X | 5.1 | |||||||
Vervolg evaluatie basisonderwijs Zambia (onderdeel evaluatie budgetsteun in Zambia, zie OD 4.2.)1 | X | 5.1 | |||||||
NFP | X | 5.2 | |||||||
NPT | X | 5.2 | |||||||
MDG 3 fonds1 | X | 5.3 | |||||||
Nationaal actieplan 1 325 »Op de bres voor Vrouwen, Vrede en Veiligheid»1 | X | 5.3 | |||||||
Bilaterale actieplannen gericht op bestrijding geweld tegen vrouwen (twee landen)1 | X | 5.3 | |||||||
GFATM | X | 5.4 | |||||||
Landenstudie Nicaragua – gezondheid1 | X | 5.4 | |||||||
Effectenonderzoeken SRGR (o.a. Nicaragua, Mali)1 | X | X | 5.5 | ||||||
Landenstudie Nicaragua – SRGR1 | X | 5.5 | |||||||
Landenstudie Nicaragua – maatschappelijk middenveld1 | X | 5.6 | |||||||
Capaciteitsversterking op basis van case studies PSO, SNV, Commissie MER, Agriterra, gezondheidssector Ghana, Partos, NIMD (zie ook OD 4.4)1 | X | 5.6 | |||||||
Xplore1 | X | 5.6 | |||||||
Evaluatie SNV1 | X | 5.6 | |||||||
Overig evaluatieonderzoek | |||||||||
Evaluatie Fast Track Initiative (FTI) (multi-donor) | X | 5.1 | |||||||
Evaluatie onderwijs in fragiele staten (UNICEF) | X | 5.1 | |||||||
Evaluatie Early Childhood Development (UNICEF) | X | 5.1 | |||||||
Operationalisering emancipatiebeleid | X | 5.3 | |||||||
Evaluatie UNAIDS | X | 5.4 | |||||||
Synthesis of impact evaluations in sexual and reproductive health and rights1 | X | 5.5 | |||||||
International Planned Parenthood Federation | X | 5.5 | |||||||
Population Services International | X | 5.5 | |||||||
Beleidskaders/voortraject MFS | X | 5.6 | |||||||
Kwaliteitsoordeel programma-evaluaties MFS I1 | X | 5.6 |
• De beleidsdoorlichting Basic Education evalueert, onder andere gebruik makend van eerder onderzoek naar diverse kanalen en programma’s, de gehele Nederlandse inzet om onderwijs voor iedereen in 2015 mogelijk te maken.
• Operationele doelstelling 5.2: onder voorbehoud wordt in 2014 een beleidsdoorlichting gepland.
Procentuele verdeling uitgaven 2011 per operationele doelstelling
Omschrijving
Nederland heeft belang bij een duurzame leefomgeving wereldwijd. Milieu en duurzaamheid zijn daarom essentiële componenten van effectief Nederlands buitenlands beleid. Als internationale speler heeft Nederland zowel nationaal als internationaal verantwoordelijkheden om bij te dragen aan oplossingen voor vraagstukken betreffende klimaatverandering, energievoorziening, waterschaarste, milieudegradatie en behoud van biodiversiteit. Door milieudiplomatie (bilateraal en multilateraal) en concrete programma’s wordt invulling gegeven aan internationale milieu governance én worden landen ondersteund om goed milieubeleid te ontwikkelen en toe te passen. Daarbij geeft Nederland invulling aan de internationale milieuverdragen voortkomend uit UNCED (Rio de Janeiro, 1992), het biodiversiteitsverdrag (CBD), het klimaatverdrag (UNFCCC) en het verwoestijningsverdrag (UNCCD).
Veel armen zijn in hoge mate afhankelijk van hun natuurlijke leefomgeving. Deze leefomgeving staat onder grote druk van – onder andere – bevolkingsgroei en commerciële exploitatie (houtkap, mijnbouw). Nederlands beleid richt zich op een verantwoord en rechtvaardig gebruik van natuurlijke hulpbronnen met als doel deze leefomgeving te beschermen (MDG 7). Daarnaast ontbreekt het ongeveer 20 procent van de wereldbevolking nog steeds aan schoon drinkwater en 50 procent heeft geen toegang tot sanitaire voorzieningen. Nederland draagt bij aan MDG 7c door in 2015 in totaal 50 miljoen mensen van veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen te voorzien.
Ministeriële verantwoordelijkheid
De minister is verantwoordelijk voor de interdepartementale coördinatie van het internationale milieubeleid, voor het beleid betreffende armoedebestrijding en heeft de gedelegeerde verantwoordelijkheid voor de interdepartementale afstemming van Nederlandse milieu standpunten richting EU.
Externe factoren
• De internationale financieel-economische crisis en beperkingen aan de beschikbaarheid van middelen.
• De rol van de EU in het bepalen van Europees milieubeleid in Europa, en namens de Europese Unie, op mondiaal niveau.
• Toenemende schaarste aan natuurlijke hulpbronnen, waardoor de druk op het milieu en daarmee de noodzaak van internationale afspraken toeneemt.
• De effecten van klimaatverandering op onze leefomgeving.
Operationele doelstelling 6.1
Bescherming en duurzaam gebruik van milieu in de mondiale context en de nationale context in ontwikkelingslanden
Beoogde beleidseffecten
• De aantasting van het milieu wordt wereldwijd teruggedrongen en er wordt bijgedragen aan herstel van bos en instandhouding van biodiversiteit (MDG 7).
• Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen (waaronder bossen) wordt ondersteund door internationale verdragen dienaangaande uit te voeren.
• Effectieve internationale samenwerking om klimaatuitdagingen te lijf te gaan.
• De uitstoot van broeikasgassen – vooral kooldioxide – wordt teruggedrongen teneinde klimaatverandering te beperken (mitigatie).
• Kwetsbare landen zijn beter in staat de gevolgen van klimaatverandering te adresseren (adaptatie).
Te realiseren prestaties
• In 2011 is bijgedragen aan een duurzaam gebruik en behoud van mondiaal belangrijke ecosystemen (MDG7) door verduurzaming van handelsketens van hout, soja, palmolie en vis, onder andere in de context van het Interdepartementale Beleidsprogramma Biodiversiteit (BB). Ook is begonnen met de implementatie van de uitkomsten van de 10e Conferentie van de Convention on Biological Diversity (CBD) .
• Voor duurzaam bosbeheer is bijgedragen aan het praktisch toepasbaar maken van het principe van Reducing Emissions from Deforestation and forest Degradation (REDD) zodat tenminste 10 ontwikkelingslanden gereed zijn hieraan deel te nemen. Om de handel in illegaal gekapt hout tegen te gaan wordt ondersteuning gegeven aan de uitvoering van het actieplan van de EU betreffende Forest Law Enforcement Governance and Trade (FLEGT). In 2011 treden steeds meer landen toe, in navolging van Ghana, de Republiek Congo en Kameroen.
• Ervaringen met en kennis over verduurzaming van productie van en handel in biomassa voor energiedoeleinden zijn ingebracht in de beleidsdiscussie en -evaluatie in Nederland en Europa. In Indonesië en Mozambique is de productie verder verduurzaamd door kennisdeling, verbeterde landallocatie, duurzaamheidscriteria en certificering.
• Partnerlanden waaronder Bangladesh, Bolivia, Colombia, Ghana, Indonesië en Vietnam hebben mede dankzij Nederlandse financiële en technische ondersteuning voortgang geboekt om klimaatrisico’s in hun nationale ontwikkelingsplannen en budgetten te integreren.
• In 2011 zal de doelstelling om in 2015 10 miljoen mensen toegang te geven tot duurzame energie voortijdig worden behaald.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Via programma’s en sectorale begrotingssteun wordt verbeterd milieubeleid in partnerlanden nagestreefd. Voor het Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud is jaarlijks EUR 68 miljoen beschikbaar. In het kader van Reducing Emissions from Deforestation and Degradation (REDD) worden activiteiten ondersteund van de Forest Carbon Partnership Facility van de Wereldbank. REDD resulteert in verminderde CO2-uitstoot door het vermijden van ontbossing en bosdegradatie. In 2011 zal met LNV en VROM worden samengewerkt aan coherent beleid voor armoedebestrijding, certificering, duurzaam landgebruik, ecosysteemdiensten en biodiversiteit.
Nederland speelt een actieve rol in de klimaatonderhandelingen, zowel in EU kader als in de UN Framework Convention on Climate Change (UNFCCC). In de onderhandelingen over de opvolger van het Kyoto protocol ligt naast mitigatie de nadruk op adaptatie en financiering. Nederland zet zich in om de daarmee gepaarde additionele kosten te financieren zoals in het Bali Actie Plan (2007) is vastgelegd, namelijk door mondiaal nieuwe en additionele financiering (zowel publiek als privaat). Samen met DfID wordt, via het Climate and Development Network, capaciteit in ontwikkelingslanden opgebouwd voor nationaal klimaatbeleid.
Voor de periode 2008–2013 is in totaal EUR 500 miljoen beschikbaar gesteld voor hernieuwbare energie, waarvan EUR 310 miljoen als korte termijn klimaatfinanciering. In 2011 draait het Promoting Renewable Energy Programme op volle toeren met directe investeringen in hernieuwbare energie voor armen. Daartoe wordt EUR 123 miljoen geïnvesteerd in efficiënt gebruik van hernieuwbare energiebronnen, zoals windenergie, waterkracht, biomassa, zonne-energie en aardwarmte in onder andere Indonesië en sub-Sahara Afrika. Belangrijke partners hiervoor zijn de Wereldbank, het Bundesministirium für Zusammenarbeit (BMZ), het Britse Department for International Development (DfID) en het Belgische DGOS (DG ontwikkelingssamenwerking). Ook het bedrijfsleven in Nederland (Philips, Nuon) en in ontwikkelingslanden blijft betrokken. In het Grote Merengebied en Indonesië worden bilaterale hernieuwbare energie programma’s uitgevoerd met onder andere NGO’s zoals SNV, HIVOS en GVEP als uitvoerders.
Voor verduurzaming van biomassa voor energiedoeleinden wordt gewerkt aan de internationale verankering van duurzaamheidsafspraken en de monitoring van macro-effecten. Nederland werkt op dit terrein samen met partnerlanden als Indonesië en Mozambique en grote producentenlanden als Brazilië en Maleisië. Ontwikkelingslanden worden ondersteund om biobrandstoffen op een duurzame wijze te verbouwen.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken coördineert de Nederlandse inzet voor internationaal milieu- en klimaatbeleid in internationale fora, zoals voor het biodiversiteitsverdrag, het klimaatverdrag en de Global Environment Facility (GEF). In bilaterale en multilaterale contacten wordt het belang van een geïntegreerde benadering van klimaatbeleid en een duurzaam beheer van ecosystemen voor stabiliteit en conflictpreventie benadrukt.
In 2011 zullen vijf additionele operationele programma’s in partnerlanden van start gaan binnen een overeenkomst met NWO. Deze programma’s zullen resulteren in lokale kennis en de inzichten verdiepen over de relatie milieu, waterbeheer en conflict. Deze zullen voor conflictpreventie en -beheersing worden gebruikt.
De financiële inzet bij deze operationele doelstelling bestaat uit programma’s ter ondersteuning van: klimaat, energie en milieutechnologie (EUR 226 miljoen); biodiversiteit en bossen (EUR 38 miljoen) en integraal waterbeheer (EUR 26 miljoen). Daarnaast valt hier de Nederland bijdrage onder aan de GEF (EUR 24 miljoen); UNEP (EUR 9 miljoen) en het partnershipprogramma FAO (EUR 5 miljoen).
Operationele doelstelling 6.2
Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzame toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen
Beoogde beleidseffecten
• Door Nederlandse inspanningen hebben in 2015 50 miljoen mensen duurzame toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen (MDG 7c).
• Het aantal landen dat de MDG 7c doelstelling niet zal halen – de off-track landen – daalt.
• In een aantal partnerlanden is de capaciteit voor klimaatadaptatie door duurzaam waterbeheer vergroot.
Te realiseren prestaties
• Verdere realisatie van de 50 miljoen doelstelling drinkwater en sanitatie: gedurende 2011 zullen drie miljoen mensen in ontwikkelingslanden toegang hebben gekregen tot drinkwater en sanitatie. Nieuwe programma’s om additioneel twee miljoen mensen toegang te geven tot water en sanitatie worden in 2011 gestart.
• In de pilotlanden Benin en Indonesië is in de beleidsdialoog het recht op water en sanitatie bij de voorbereiding en goedkeuring van plannen en begrotingen voor de watersector benadrukt. Ook is training gegeven aan verantwoordelijke organisaties in de publieke sector, aan gebruikerorganisaties en het maatschappelijk middenveld.
• Het door Nederland en het VK geïnitieerde Sanitation and Water for All is verder geoperationaliseerd als instrument voor donorcoördinatie en mutual accountability op het gebied van drinkwater en sanitatie. Het initiatief heeft in 2011 bijgedragen aan extra investeringen door overheden, donoren en internationale organisaties in off-track landen13. In 2011 staat een High Level bijeenkomst gepland.
• Vijf partnerlanden (Bangladesh, Egypte, Indonesië, Mozambique en Vietnam) zijn door het interdepartementale programma Water Mondiaal ondersteund bij kennisverwerving over klimaatadaptatie in de watersector en het beheer van de delta’s in deze landen.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
De belangrijkste instrumenten voor deze operationele doelstelling zijn beleidsdialogen, beleidsbeïnvloeding, kennisontwikkeling, de inzet van middelen en verdere capaciteitsopbouw.
De erkenning van het recht op water en sanitatie en het belang van goed waterbestuur zal Nederland in 2011 aan de orde blijven stellen in de beleids- en politieke dialoog met zowel overheden van partnerlanden, andere donoren, (internationale) NGO’s als met relevante multilaterale organisaties. Inspanningen hier vereisen een lange adem. Strategische partners daarbij zijn het Global Water Partnership, UNESCO-IHE,IRC, gespecialiseerde NGO’s (zoals Transparancy International en Both Ends), gelijkgezinde donoren (zoals DfID), UNICEF en de ontwikkelingsbanken. Verder wordt steeds intensiever samengewerkt met private partijen, zoals drinkwaterbedrijven.
De realisatie van de 50 miljoen doelstelling voor drinkwater en sanitatie in 2015 vindt plaats door ondersteuning van bilaterale programma’s in partnerlanden, multilaterale organisaties zoals UNICEF, UN-HABITAT, de Wereldbank en de African Development Bank en de Asian Development Bank, en particuliere organisaties zoals Wateraid, Simavi en Aqua4All. Daarnaast wordt samengewerkt met internationale organisaties op het gebied van planning en monitoring, zoals het Water and Sanitation Program en het Joint Monitoring Program, en met internationale belangenbehartigingsorganisaties als de UN Secretary General’s Advisory Board on Water and Sanitation (UNSGAB). Ook zal specifiek de inzet van de Nederlandse watersector verder worden gestimuleerd.
Nederland zal in de periode 2009–2015 met vijf landen met grote delta’s, te weten Bangladesh, Egypte, Indonesië, Mozambique en Vietnam samenwerken bij kennis- , beleids- en capaciteitsontwikkeling op het gebied van waterbeheer en klimaatadaptatie. Prioriteit zal worden gegeven aan adaptatiestrategieën voor groepen die het meest kwetsbaar zijn voor klimaatverandering. Partners hierbij zijn de ministeries van V&W, EZ, LNV en VROM.
Voor verbeterd waterbeheer en -bestuur in specifieke partnerlanden en stroomgebieden wordt samengewerkt met kennisinstellingen (zoals UNESCO-IHE en IRC), betrokken basin-organisaties (zoals het Nile Basin Initiative en de Mekong River Commission), gespecialiseerde internationale organisaties als Global Water Partnership het Water and Sanitation Program van de Wereldbank, vakministeries (vooral V&W) en andere donoren. Financiële ondersteuning van de basin-organisaties richt zich vooral op capaciteitsontwikkeling. De beleidsdialoog met deze organisaties en donoren is gericht op het versterken van de link tussen waterbeheer en armoedebestrijding en het benutten van grensoverschrijdend waterbeheer voor conflictpreventie, regionale samenwerking en ontwikkeling.
De financiële inzet onder deze operationele doelstelling bestaat vooral uit programma’s in de sector drinkwater en sanitatie (EUR 75 miljoen) en in de watersector (EUR 43 miljoen).
Bedragen in EUR 1 000 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 328 973 | 434 315 | 125 465 | 171 568 | 111 788 | 111 788 | 111 788 | |
Uitgaven: | ||||||||
Programma-uitgaven totaal | 386 616 | 328 848 | 511 742 | 461 159 | 446 049 | 405 049 | 405 049 | |
6.1 | Milieu en water | 255 987 | 220 786 | 381 985 | 334 096 | 319 986 | 278 986 | 278 986 |
Juridisch verplicht | 49% | 52% | 15% | 15% | 15% | |||
Overig verplicht | 50% | 46% | 82% | 82% | 82% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 1% | 2% | 3% | 3% | 3% | |||
6.2 | Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzaam toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen | 130 629 | 108 062 | 129 757 | 127 063 | 126 063 | 126 063 | 126 063 |
Juridisch verplicht | 82% | 82% | 82% | 82% | 82% | |||
Overig verplicht | 14% | 12% | 10% | 10% | 10% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 4% | 6% | 8% | 8% | 8% |
Titel van het evaluatieonderzoek | Jaar van afronding | Operationele doelstelling | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
08 | 09 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | ||
Beleidsdoorlichtingen | |||||||||
Beleidsevaluatie sector steun milieu en water1 | X | 6.1 6.2 | |||||||
Beleidsdoorlichting hernieuwbare energie in ontwikkelingssamenwerking1 | X | 6.1 | |||||||
Duurzame toegang tot veilig drinkwater en elementaire sanitaire voorzieningen1 | X | 6.2 | |||||||
Effectenonderzoek | |||||||||
Impactevaluatie energieactiviteiten in Burkina Faso en Senegal1 | X | 6.1 | |||||||
Impactevaluatie energieactiviteiten in Ethiopië, Indonesië en Rwanda1 | X | 6.1 | |||||||
Impactevaluatie water en sanitaire voorzieningen in Jemen1 | X | 6.2 | |||||||
Impactevaluatie water en sanitaire voorzieningen in Egypte1 | X | 6.2 | |||||||
Impactevaluatie water en sanitaire voorzieningen in Benin en Mozambique1 | X | 6.2 | |||||||
Overig evaluatieonderzoek | |||||||||
Netherlands Climate Assistance Programme (NCAP) | X | 6.1 | |||||||
Programma Energizing Development (GTZ) | X | 6.1 | |||||||
Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud (RTR)1 | X | 6.1 | |||||||
Evaluatie Rio-verdragen | X | 6.1 | |||||||
Evaluatie Interdepartementaal Beleidsprogramma Biodiversiteit | X | 6.1 | |||||||
Evaluatie internationale waterinstellingen (multi-donor) | X | 6.2 |
Procentuele verdeling uitgaven 2011 per operationele doelstelling
Omschrijving
Nederland is een internationaal georiënteerd land. Bedrijven opereren over de grenzen heen, miljoenen Nederlanders reizen jaarlijks naar het buitenland voor werk, studie of vakantie. Daarnaast bezoeken miljoenen burgers uit het buitenland ons land om dezelfde redenen.
Nederlanders in het buitenland – of zij daar nu wonen, dan wel op reis zijn – doen met regelmaat een beroep op de dienstverlening van het ministerie, en in het bijzonder die van het postennetwerk. Het gaat dan zowel om consulaire bijstand aan in problemen geraakte Nederlanders, als om andere vormen van dienstverlening zoals het verlenen van reisdocumenten. Aan de andere kant vragen buitenlandse burgers toelating tot Nederland, hetzij voor kort verblijf (voor toerisme, zaken of studie), hetzij voor lang verblijf (bijvoorbeeld vestiging en asiel). Het ministerie en de posten spelen een belangrijke rol in het visumproces en in het migratiebeleid (bijvoorbeeld ambtsberichten en de terugkeerproblematiek).
Tegen de achtergrond van een toenemende neerwaartse druk op mensen en middelen, is het noodzakelijk om de komende jaren meer te investeren in automatisering en in samenwerking met ketenpartners (zoals de ministeries van BZK en van Justitie, de IND en gemeenten), particuliere organisaties, en in de samenwerking met EU-partners en andere landen. Nederland zet zich dan ook in voor het toekennen van consulaire taken aan de nieuwe Europese buitenlandse dienst EDEO. Ook wordt kritisch bezien of het huidige niveau van dienstverlening structureel gehandhaafd kan worden.
Ministeriële verantwoordelijkheid
De minister is verantwoordelijk voor:
• Consulair maatschappelijke dienstverlening (zoals assistentie bij calamiteiten in het buitenland en bijstand aan gedetineerden).
• De afgifte van reisdocumenten in het buitenland en van diplomatieke en dienstpaspoorten.
• De afhandeling van visumaanvragen voor kort verblijf.
Externe factoren
Het behalen van de doelstelling in 2011 hangt onder meer af van:
• De ontwikkeling van de vraag naar consulaire diensten. Weliswaar heeft de financiële crisis voor een tijdelijk teruggang in het aantal visumaanvragen gezorgd, maar trendmatig vertoont het aantal reisbewegingen, zowel van Nederlanders als van buitenlanders, een stijgende lijn.
• Voldoende beschikbaarheid van mensen en middelen.
• De bereidheid van andere landen om zowel binnen als buiten Schengenkader samen te werken en om mee te werken aan de terugkeer van personen die geen recht hebben op een verblijfstitel in Nederland.
• Op langere termijn zal het behalen van de doelstellingen ook afhangen van in Nederland en door Europese en/of Schengenpartners te maken beleidskeuzes. Daarbij kan worden gedacht aan de omvang en het takenpakket van het postennet, verhoging van de legesheffing door de de posten, de bereidheid van landen om elkaar te vertegenwoordigen in het visumproces en uitbreiding van in visa op te nemen biometrische gegevens.
Omschrijving | aantal 2006 | aantal 2007 | aantal 2008 | aantal 2009 |
---|---|---|---|---|
Reisdocumenten | 145 097 | 167 368 | 158 352 | 176 2781 |
Consulaire bemiddeling ongeval en ziekte | 604 | 345 | 376 | 468 |
Consulaire bemiddeling overlijden | 437 | 425 | 490 | 486 |
Consulaire bemiddeling overlijden tgv misdrijf | 27 | 18 | 42 | 19 |
Consulaire bemiddeling misdrijf zonder overlijden | Geen gegevens | 872 | 1 007 | 952 |
Consulaire bemiddeling welstand en vermissing | 526 | 334 | 445 | 392 |
Consulaire bijstand algemeen2 | 1 594 | 1 994 | 2 360 | 2 317 |
Reclassering Nederland bezoeken | 6 115 | 7 389 | 6 422 | 7 025 |
Epafras bezoeken | 1 276 | 1 413 | 1 679 | 1 616 |
BZ bezoeken gedetineerden | 6 978 | 6 950 | 6 106 | 6 058 |
Totaal bezoeken gedetineerden | 14 369 | 15 752 | 14 207 | 14 699 |
Kinderontvoeringszaken, doorlopend | 30 | 42 | 48 | 44 |
Nationaliteitsonderzoeken (ongeveer) | 1 000 | 1 250 | 1 500 | 1 800 |
Personen evacuaties | 553 | 0 | 0 | geen |
Internationale rechtshulp- en uitleveringsverzoeken | 483 | 369 | 467 | nnb3 |
Reisadviezen | doorlopend | doorlopend | doorlopend | doorlopend |
Inburgeringsexamens voor naturalisatie | 0 | 35 | 61 | 50 |
naturalisatieverzoeken | 72 | 88 | 100 | 104 |
Alleen MVV's | 31 256 | 31 748 | 38 532 | 37 339 |
Visumaanvragen niet MVV | 399 917 | 429 250 | 405 377 | 363 518 |
Visumaanvragen (incl. MVV) | 431 173 | 460 998 | 443 909 | 400 857 |
Documentenlegalisaties | 125 005 | 136 374 | 151 745 | 153 259 |
Documentenverificaties | 263 | 206 | 191 | 214 |
Inburgeringsexamens | 3 300 | 8 500 | 8 100 | 9 186 |
Individuele ambtsberichten | 291 | 250 | 132 | 68 |
Algemene ambtsberichten | 31 | 26 | 26 | 27 |
Hervestiging | 0 | 500 | 544 | 509 |
Terugkeer | doorlopend | doorlopend | doorlopend | doorlopend |
Beroep-/bezwaarschriften | 405 | 645 | 473 | 537 |
opm. reisdocumenten 2007 betreft aanvragen
opm. reisdocumenten 2008 Betreft realisatie
Betreft schatting, aantal LP en NP dat meetelt is nog niet vastgesteld vandaar dat aantal iets kan afwijken
Operationele doelstelling 7.1
Professionele consulaire dienstverlening
Beoogde beleidseffecten
• De consulaire dienstverlening aan Nederlandse burgers in het buitenland blijft in stand.
• Nederlanders zijn zich meer bewust van de risico’s van het reizen naar het buitenland, het belang van een goede voorbereiding en van de (on)mogelijkheden van het verlenen van consulaire bijstand indien zij in problemen geraken.
Te realiseren prestaties
• De beoogde instelling van een loket op Schiphol wordt ondersteund onder meer voor de verstrekking van reisdocumenten aan in het buitenland wonende Nederlanders (doel aanvangsjaar 2011: 2000 reisdocumenten).
• Behandeling van de optieverzoeken van personen die door de aanpassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap in 2010 latente Nederlanders zijn geworden.
• Organisatie van de «Wijs op Reis» campagne.
• Het informatiesysteem voor beantwoording van burgervragen over consulaire aangelegenheden (Atlas) en de informatiesystemen van Postbus 51, gemeenten en andere ketenpartners zijn geharmoniseerd.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Ter realisatie van bovenstaande prestaties wordt gebruikt gemaakt van een veelheid aan instrumenten, waaronder training en begeleiding van medewerkers, publiekscampagnes, deelname aan evenementen en het verstrekken van actuele consulaire informatie op de websites van het ministerie, ambassades en het Rijk. Daarnaast investeert het ministerie in het beheer, onderhoud en verdere ontwikkeling van informatiesystemen als Kompas en Atlas.
De financiële inzet bij deze operationele doelstelling bedraagt in totaal EUR 16,8 miljoen waaronder EUR 4 miljoen voor de uitgifte van reisdocumenten en EUR 2 miljoen voor gedetineerdenbegeleiding in het buitenland. Voor investeringen in ICT-systemen is EUR 9,3 miljoen uitgetrokken.
Indicator | Streefwaarde 2011 |
---|---|
Percentage schriftelijke klachten bij afgifte reisdocumenten | 0,034%1 |
Bron: Ministerie van Buitenlandse Zaken
De streefwaarde voor 2011 is gebaseerd op de basiswaarde 2006. Ondanks de toenemende complexiteit van het paspoortproces door bijvoorbeeld de invoering van biometrie, wordt de streefwaarde constant gehouden.
Operationele doelstelling 7.2
Als ketenpartner kwalitatief hoogwaardige bijdrage leveren aan de uitvoering van het Nederlandse vreemdelingenbeleid
Beoogde beleidseffecten
• Duurzame herintegratie van uitgeprocedeerde asielzoekers in hun land van herkomst.
• Efficiencyverhoging van het visumproces.
• Tegengaan van vervalsingen van visumstickers in het Koninkrijk.
• Fraudebestrijding bij personenverkeer en burgerzaken om te voorkomen dat vreemdelingen onder valse voorwendselen toegang en/of verblijf krijgen tot Nederland en dat verkeerde identiteitsinformatie wordt opgenomen in de Nederlandse administratie.
Te realiseren prestaties
• Daadwerkelijke terugkeer van 300 uitgeprocedeerde asielzoekers begeleid door Platform Duurzame Terugkeer, afhankelijk van besluitvorming door het nieuwe kabinet.
• Aansluiting van alle Nederlandse posten in het buitenland op het EU visuminformatiesysteem EU-VIS.
• Uitbouw van vertegenwoordigingsafspraken met andere Schengenstaten.
• Gebruik wereldwijd van de nieuwe Caribische visumsticker door de Nederlandse posten in plaats van de huidige ANA sticker.
• Uitrol van het nieuwe vragenformulier, dat de Nederlandse posten in het buitenland bij twijfel aan de inhoud van een te legaliseren brondocument moeten invullen, alsook van een nieuwe procedure voor aanbieding aan IND en Nederlandse gemeenten.
• Uitbreiding met tien posten die beschikken over apparatuur, specialistische kennis en expertise om valse documenten te ontdekken (m.n. op het gebied van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling).
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Ter realisatie van bovenstaande prestaties wordt gebruikt gemaakt van een veelheid aan instrumenten, waaronder de deelname aan onderhandelingen met autoriteiten van landen van herkomst van uitgeprocedeerde asielzoekers en overleg van Nederlandse ambassades met deze autoriteiten bij concrete terugkeer.
Met Schengenpartners wordt ondermeer overlegd over de optimale benutting van de mogelijkheden van de in 2010 in werking getreden EU Visumcode. Ook wordt het nationale visuminformatiesysteem NVIS aangesloten op het Europese systeem EU-VIS. In Nederland neemt het ministerie deel aan het zogeheten Ketenpartner Overleg over fraudebestrijding bij personenverkeer en burgerzaken.
De financiële inzet bij deze operationele doelstelling bedraagt circa EUR 10 miljoen waarvan EUR 9 miljoen is gereserveerd voor het thema Migratie en Ontwikkeling. Hieronder valt onder meer een bijdrage van EUR 4,2 miljoen aan de Stichting Duurzame Terugkeer.
Indicator | Streefwaarde 2011 |
---|---|
Percentage visumaanvragen kort verblijf dat binnen 15 dagen wordt afgehandeld | 75%1 |
Bron: Ministerie van Buitenlandse Zaken
Deze indicator is aangepast ten opzichte van de Memorie van Toelichting 2010. Op basis van de in 2010 in werking getreden nieuwe EU visumcode dienen visa binnen 15 dagen te worden afgegeven.
Bedragen in EUR 1 000 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 284 018 | 30 294 | 26 939 | 24 639 | 24 639 | 24 639 | 24 639 | |
Uitgaven: | ||||||||
Programma-uitgaven totaal | 272 335 | 30 294 | 26 939 | 24 639 | 24 639 | 24 639 | 24 639 | |
7.1 | Consulaire dienstverlening | 23 435 | 20 024 | 16 809 | 14 509 | 14 509 | 14 509 | 14 509 |
Juridisch verplicht | 23% | 18% | 18% | 18% | 18% | |||
Overig verplicht | 73% | 78% | 78% | 78% | 78% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 4% | 4% | 4% | 4% | 4% | |||
7.2 | Vreemdelingenbeleid | 248 900 | 10 270 | 10 130 | 10 130 | 10 130 | 10 130 | 10 130 |
Juridisch verplicht | 38% | 26% | 11% | 11% | 11% | |||
Overig verplicht | 21% | 17% | 17% | 17% | 17% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 41% | 57% | 72% | 72% | 72% | |||
Ontvangsten | 38 763 | 38 450 | 38 450 | 38 450 | 38 450 | 38 450 | 38 450 | |
7.10 | Consulaire dienstverlening | 38 763 | 38 450 | 38 450 | 38 450 | 38 450 | 38 450 | 38 450 |
Titel van het evaluatieonderzoek | Jaar van afronding | Operationele doelstelling | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
08 | 09 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | ||
Beleidsdoorlichtingen | |||||||||
Beleidskader consulaire dienstverlening1 | X | 7.1, 7.2 | |||||||
Migratie en ontwikkeling | X | 7.2 | |||||||
Effectenonderzoek | |||||||||
Legalisatie- en verificatiebeleid | X | 7.2 | |||||||
Versterken relatie remittances en ontwikkeling | X | 7.2 | |||||||
Bevorderen duurzame terugkeer en herintegratie | X | 7.2 | |||||||
Institutionele ontwikkeling migratiemanagement | X | 7.2 | |||||||
Stimuleren circulaire migratie (brain gain) | X | 7.2 | |||||||
Versterken betrokkenheid van migrantenorganisaties | X | 7.2 | |||||||
Overig evaluatieonderzoek | |||||||||
Evaluatie pilotverkorte Algemene Ambtsberichten (AABs) | X | 7.2 |
• De beleidsdoorlichting «Migratie en Ontwikkeling» zal het beleid evalueren zoals opgenomen in de notitie «Internationale Migratie en Ontwikkeling» van 2008.
Procentuele verdeling uitgaven 2011 per operationele doelstelling
Omschrijving
Een actief buitenlands beleid is in het belang van Nederland en de Nederlander. Dat is de kernboodschap die aan de basis ligt van alle communicatieactiviteiten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is cruciaal hiervoor draagvlak te creëren bij de Nederlandse burger. De Nederlandse publieke opinie over het buitenlandbeleid is immers van invloed op de keuzes die we maken. Buitenlandse Zaken geeft invulling aan de plicht tot beleidscommunicatie. Deze vindt in toenemende mate plaats met behulp van nieuwe media: online-informatie via de website van het ministerie (en vanaf 2011 via rijksoverheid.nl), en via social media (zoals een corporate facebook en twitterkanaal). Meer traditionele communicatievormen blijven ook belangrijk.
De reputatie of beeldvorming van Nederland speelt een steeds grotere rol in het verdedigen van onze belangen in het buitenland. Die reputatie hangt sterk af van de buitenlandse publieke opinie. De term publieksdiplomatie wordt door het Ministerie van Buitenlandse Zaken gebruikt als overkoepelende term voor alle communicatie met buitenlandse doelgroepen en is gebaseerd op het aangaan van samenwerking en dialoog. Dit is een taak van alle diplomaten. Nederland is een sterk merk. Het is daarom zaak alert te blijven op ontwikkelingen in binnen- en buitenland die afbreuk kunnen doen aan dit sterke imago.
Internationale culturele uitwisseling is een vorm van diplomatie die zeer waardevol is voor onze reputatie als voortvarend, open land, waar handel, kunst en wetenschap kunnen floreren. Nederland heeft als klein land veel te winnen bij de rol die het internationaal kan spelen. Zeker op cultureel gebied wordt er naar Nederland gekeken: Dutch Design, architectuur, maar ook Nederlands theater, hedendaagse muziek en dans genieten internationale bekendheid.
In een tijd van verdere internationalisering helpt internationale culturele uitwisseling de dialoog met andere landen aan te gaan en internationale kwesties samen op te lossen. Cultuur opent deuren in de buitenlandse politiek. Met «culturele diplomatie» kunnen wij onze positie in het buitenland verstevigen, zowel in cultureel, buitenlandpolitiek en economisch opzicht, ook waar het gaat om het uitdragen van beleid op het gebied van bijvoorbeeld ontwikkelingssamenwerking en mensenrechten.
Maar de Nederlandse kunst heeft het buitenland ook nodig om inspiratie op te doen en zich te meten aan internationale concurrentie. Een internationaal georiënteerd kunstklimaat is belangrijk voor de verdere ontwikkeling van kunst en cultuur in Nederland. Deze wisselwerking van «halen en brengen» is een belangrijk uitgangspunt van het beleid14.
Ministeriële verantwoordelijkheid
De minister is verantwoordelijk voor:
• Het communicatiebeleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de coördinatie van de communicatie over de beleidsterreinen van Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking en Europese Zaken. De communicatie is hierbij altijd gericht op de inhoud van beleid.
• Aansturing van de posten en van de culturele instituten in Parijs en Jakarta.
• Verdeling van cultuurmiddelen over de posten.
• Subsidieverlening voor grootschalige manifestaties in het buitenland.
• Buitenlandse Bezoekersprogramma’s.
• Synergie tussen cultuur en het buitenlandpolitieke en economische beleid.
• Ondersteuning van cultuur in ontwikkelingslanden.
De minister is samen met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen ook verantwoordelijk voor:
• Beleidsvorming en uitvoering ten aanzien van het Internationaal Cultuurbeleid.
• De promotie van Nederlandse kunst in het buitenland en identificatie van internationale kansen en ontwikkelingen voor de Nederlandse culturele sector.
• Aansturing van het Nederlands-Vlaams Huis «deBuren».
• Afstemming met de fondsen en sectorinstituten over internationale activiteiten.
• Beleidsvorming en uitvoering op het gebied van Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed.
Externe factoren
De beeldvorming over het buitenlandbeleid wordt mede bepaald door andere actoren zoals de media, maatschappelijke groepen en politieke bewegingen. Samenwerking met andere betrokken departementen is vereist om synergie op het terrein van internationale beeldvorming te bewerkstelligen. Culturele ontwikkelingen gaan snel en het is van belang dat Nederland continue aansluiting vindt bij de culturele hotspots in de wereld. Nederlandse kunstenaars moeten blijven streven naar excellentie om op de internationale markt te kunnen opereren. Wat betreft Cultuur & Ontwikkeling is de relatie met de partnerlanden van belang en zijn de ontwikkelingen op dit beleidsterrein in de Europese Unie eveneens relevant.
Operationele doelstelling 8.1
Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur
Beoogde beleidseffecten
• Zichtbare Nederlandse cultuur in het buitenland, vooral in culturele prioriteitslanden14 die ook buitenlandpolitiek en economisch van belang zijn.
• Versterking van de culturele sector in ontwikkelingslanden.
Te realiseren prestaties
• Samen met het culturele veld is de programmering voorbereid van de viering van 400 jaar diplomatieke betrekkingen met Turkije in 2012 en het bilaterale jaar met Rusland in 2013.
• In het kader van het meerjarige programma Dutch Design Fashion and Architecture 2009–2012 zijn promotieactiviteiten georganiseerd in Duitsland, India, China en andere gebieden waar zich bijzondere kansen voor Nederlands design, mode en architectuur voordoen.
• Projecten op het gebied van Cultuur & Ontwikkeling door ambassades in 13 partnerlanden en organisaties als het Prins Clausfonds, zoals de ondersteuning van de film/documentairesector, ook om de vrijheid van meningsuiting in ontwikkelingslanden te stimuleren.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
In vergelijking met andere Europese landen is de Nederlandse wijze van «culturele diplomatie», waarbij nauw wordt samengewerkt met lokale partners, zeer kosteneffectief. Omdat de middelen relatief beperkt zijn, worden scherpe keuzes gemaakt. Ondersteuning van culturele activiteiten in culturele prioriteitslanden14 is daarbij het uitgangspunt. Daartoe zijn ambassades in die landen met personele en financiële middelen toegerust.
De culturele attachés op ambassades in de prioriteitslanden en de drie culturele instituten in Parijs (Institut Néerlandais), Brussel (DeBuren) en Jakarta (Erasmushuis) vormen een stevig internationaal expertisenetwerk voor het Nederlandse culturele veld. Zij volgen internationale ontwikkelingen en trends en identificeren kansen die zich voor de Nederlandse kunst voordoen bij het betreden van de buitenlandse markt.
Met het Buitenlands Bezoekersprogramma kunnen buitenlandse programmeurs en deskundigen uit alle disciplines worden uitgenodigd om kennis te maken met het Nederlandse culturele leven, zodat zij in eigen land Nederlandse kunst programmeren of coproducties realiseren. Het bezoekersprogramma wordt uitgevoerd door de sectorinstellingen.
De financiële inzet bij deze operationele doelstelling bedraagt ca EUR 8 miljoen waaronder EUR 3,9 miljoen voor het BZ-deel van het HGIS cultuurprogramma en EUR 3 miljoen ten behoeve van de culturele instituten. Voor het Buitenlands Bezoekersprogramma is EUR 0,4 miljoen gereserveerd. Voor grootschalige manifestaties en gebundelde presentaties in het buitenland is maximaal EUR 1,4 miljoen beschikbaar. Aan de fondsen en sectorinstituten is EUR 4,4 miljoen internationale cultuurmiddelen gedelegeerd door de ministeries van OCW en Buitenlandse Zaken gezamenlijk. Culturele instellingen kunnen hierop een beroep doen voor activiteiten in het buitenland15.
De SICA, sectoroverstijgende organisatie voor de uitvoering van het internationaal cultuurbeleid met een belangrijke netwerk- en informatiefunctie, ontvangt ca. EUR 1 miljoen van OCW en Buitenlandse Zaken gezamenlijk. Voor activiteiten van het programma Dutch DFA (design, mode en architectuur) stellen de ministeries van EZ, OCW en BZ elk EUR 1 miljoen per jaar beschikbaar gedurende vier jaar (2009–2012). Door bezuinigingen zijn er minder middelen beschikbaar voor activiteiten op het gebied van Cultuur & Ontwikkeling.
De subsidiefaciliteit bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor activiteiten op het gebied van Cultuur & Ontwikkeling is vanaf april 2010 tot eind 2012 tijdelijk ingetrokken. Wel beschikken ambassades in 13 partnerlanden nog over gedelegeerde fondsen voor het ondersteunen van lokale organisaties. Ook worden Nederlandse cultuur- en ontwikkelingsorganisaties, zoals het Prins Clausfonds, het Hubert Bals Fonds en het Jan Vrijman Fonds, ondersteund.
Operationele doelstelling 8.2
Het gezamenlijk met partnerlanden werken aan behoud van Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed (GCE) en de implementatie van het multilaterale kader voor het behoud van erfgoed
Beoogde beleidseffecten
• Behoud van GCE.
• Vergroten van kennis en bewustwording van GCE, zowel in Nederland als in de partnerlanden.
• GCE als impuls voor bilaterale betrekkingen.
Te realiseren prestaties
• Organisatie van de tweede multilaterale erfgoedconferentie met de prioriteitslanden Brazilië, Ghana, Indonesië, India, Rusland, Sri Lanka, Suriname en Zuid-Afrika.
• Implementatie van de uitkomsten van de tussentijdse evaluatie (2010) van het gemeenschappelijk cultureel erfgoedbeleid.
• Projecten in de partnerlanden, zoals de restauratie van Nederlandse tuinen in Rusland.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Voor de financiële inzet bij deze operationele doelstelling stellen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen gezamenlijk in totaal EUR 2 miljoen per jaar beschikbaar. Daarvan is EUR 1 miljoen gedelegeerd aan de ambassades in acht prioriteitslanden en EUR 1 miljoen aan het Nationaal Archief, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en het Instituut Collectie Nederland. Ook de jaarlijkse bijdrage van EUR 4,9 miljoen aan de UNESCO valt onder deze operationele doelstelling.
Operationele doelstelling 8.3
Vergroten van begrip en/of steun voor Nederlandse zienswijzen, standpunten en beleid in het buitenland en het versterken van het draagvlak in eigen land voor het buitenlandbeleid.
Beoogde beleidseffecten
• Draagvlak in Nederland voor een actief buitenlandbeleid.
• Maatschappelijke betrokkenheid en draagvlak voor de doelen van internationale samenwerking.
• Beter begrip bij de burgers over Europese samenwerking.
• Positieve beeldvorming over Nederland bij buitenlandse doelgroepen. De focus ligt hierbij op 15 geselecteerde landen: landen met historische waarde voor Nederland, landen waar Nederland een sterke economische band mee onderhoudt, of landen die een voortrekkersrol spelen in een bepaalde regio.
Te realiseren prestaties
• De programma’s Rent-an-Ambassador, «BZ voor de klas» en «Oog in oog met BZ» zijn geïntensiveerd. Nederlandse doelgroepen worden proactief benaderd om van deze draagvlakprogramma’s gebruik te maken.
• De in 2010 ontwikkelde corporate communicatiestrategie is geïmplementeerd, waarbij directe communicatie met het Nederlandse publiek over het beleid van het ministerie centraal staat. In 2011 wordt ingezet op minimaal 200 externe optredens van ambtenaren van Buitenlandse Zaken.
• De nieuwe rol van de NCDO als een eerstelijns kennis- en adviescentrum voor internationale samenwerking krijgt zijn beslag.
• In 2011 treedt een nieuwe subsidiefaciliteit voor Burgerschap en OS in werking voor activiteiten gericht op bewustwording, voorlichting en meningsvorming over ontwikkelingssamenwerking.
• De website www.minbuza.nl gaat in 2011 over in www.rijksoverheid.nl. Hiermee komt er een centraal loket voor informatie over buitenlands beleid.
• Op basis van imago-onderzoek in vijf Arabische landen in 2010 wordt de strategie voor publieksdiplomatie in de Arabische wereld en – breder – voor landen met een moslimmeerderheid in 2011 aangescherpt.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Door middel van publieke optredens in Nederland en actieve inzet in de media van de bewindspersonen worden burgers betrokken bij het Nederlandse buitenlandbeleid. Publieksdiplomatie beschikt over instrumenten als seminars, informatie via websites, beantwoording van vragen van burgers en opinieleiders (zoals journalisten) uit het buitenland en bezoekersprogramma’s aan Nederland van buitenlandse high potentials. Samenwerking met andere betrokken departementen op het terrein van internationale beeldvorming gebeurt onder meer in het Holland Imago Overleg.
De communicatiestrategie voor ontwikkelingssamenwerking richt zich primair op informatie over de doelstellingen van OS (waaronder de motieven en het belang voor Nederland), de inzet die ons land internationaal levert en de resultaten die zijn bereikt (effectiviteit). Communicatie over Europese samenwerking gaat vooral in op de vraag wat Europa betekent voor het dagelijkse leven van de burger (klimaatverandering, economische situatie, consumentenbescherming, veiligheid). De website www.europahoortbijnederland.nl biedt daartoe een interactief publiek platform voor ideeën en meningen over Europa.
Om de beleidseffecten te meten wordt gebruikt gemaakt van diverse eigen onderzoeksinstrumenten zoals de Media-Publieksmonitor en imago- en reputatieonderzoek en door onafhankelijke peilingen zoals de Eurobarometer en de barometer Internationale Samenwerking. Afstemming op de burgeragenda vraagt immers om voldoende inzicht in wat er onder burgers leeft.
De totale financiële inzet bij deze operationele doelstelling bedraagt ca EUR 60 miljoen. Per 1 januari 2011 treedt een subsidiefaciliteit voor burgerschap en ontwikkelingssamenwerking in werking (EUR 19 miljoen) en voor het NCDO advies- en kenniscentrum is maximaal EUR 11 miljoen beschikbaar. Voor het Europafonds is EUR 2,5 miljoen gereserveerd. Vanuit het klein programmafonds non-ODA (EUR 8 miljoen) worden via de Nederlandse ambassades kleinschalige activiteiten op het gebied van publieksdiplomatie ondersteund. Instituut Clingendael ontvangt een subsidie van EUR 2,85 miljoen en EUR 1,7 miljoen is bestemd voor staatsbezoeken.
Operationele doelstelling 8.4
Een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland
Beoogde beleidseffecten
• Nederland is een aantrekkelijke vestigingsplaats voor de 33 internationale organisaties die hier reeds zijn gevestigd alsook voor eventuele nieuwe organisaties die passen bij het internationale profiel van ons land.
Te realiseren prestaties
• Een aantrekkelijk standaardpakket van (fiscale) privileges en immuniteiten, dat gebruikt kan worden als basis bij de werving van nieuwe organisaties.
• Beleid ontwikkeld voor werving en gastheerschap van niet-intergouvernementele internationale organisaties.
• Een specifiek structureel huisvestingsbeleid tot stand gebracht voor mogelijke nieuw in Nederland te vestigen internationale organisaties.
• Een geregeld interdepartementaal kandidaturenoverleg ingesteld in het kader van de werving van mogelijke nieuwe internationale organisaties.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken geeft uitvoering aan de zetelovereenkomsten met, en andere internationaalrechtelijke verplichtingen jegens de in Nederland gevestigde internationale organisaties. Daarnaast worden zij begeleidt bij het vinden of realiseren van adequate nieuwe huisvesting. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken coördineert met andere departementen, uitvoerende diensten en decentrale overheden en overlegt regelmatig met de organisaties zelf.
De financiële inzet bij deze operationele doelstelling bedraagt EUR 55 000 als jaarlijkse Nederlandse bijdrage aan de bedrijfsvoering van het kantoor van de Hoge Commissaris voor de Nationale Minderheden (HCNM).
Bedragen in EUR 1 000 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 46 269 | 173 127 | 33 622 | 36 272 | 38 792 | 38 792 | 38 792 | |
Uitgaven: | ||||||||
Programma-uitgaven totaal | 75 842 | 75 608 | 73 367 | 72 856 | 72 562 | 72 562 | 72 562 | |
8.1 | Grotere buitenlandse bekendheid met de nederlandse cultuur en versterking van de culturele identiteit in ontwikkelingslanden. | 9 852 | 8 216 | 8 118 | 7 646 | 7 646 | 7 646 | 7 646 |
Juridisch verplicht | 37% | 16% | 9% | 9% | 9% | |||
Overig verplicht | 44% | 52% | 59% | 59% | 59% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 19% | 32% | 32% | 32% | 32% | |||
8.2 | Cultureel erfgoed | 4 202 | 4 885 | 4 885 | 4 885 | 4 885 | 4 885 | 4 885 |
Juridisch verplicht | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | |||
Overig verplicht | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
8.3 | Draagvlak Nederlands buitenlands beleid | 61 788 | 62 427 | 60 309 | 60 270 | 59 976 | 59 976 | 59 976 |
Juridisch verplicht | 41% | 30% | 22% | 22% | 22% | |||
Overig verplicht | 53% | 59% | 67% | 67% | 67% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 6% | 11% | 11% | 11% | 11% | |||
8.4 | Vestigingsklimaat internationale organisaties in Nederland | 0 | 80 | 55 | 55 | 55 | 55 | 55 |
Juridisch verplicht | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | |||
Overig verplicht | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
Ontvangsten | 700 | 790 | 790 | 790 | 790 | 790 | 790 | |
8.10 | Doorberekening Defensie diversen | 700 | 790 | 790 | 790 | 790 | 790 | 790 |
Titel van het evaluatieonderzoek | Jaar van afronding | Operationele doelstelling | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
08 | 09 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | ||
Beleidsdoorlichtingen | |||||||||
Internationaal Cultuurbeleid | X | 8.1, 8.2 | |||||||
Nederland als gastland voor internationale organisaties (zie ook OD 1.3)1 | X | 8.4 | |||||||
Effectenonderzoek | |||||||||
Prins Clausfonds | X | 8.1 | |||||||
Cultuurstichting China-Nederland | X | 8.2 | |||||||
Draagvlak OS1 | X | 8.3 | |||||||
Overig evaluatieonderzoek | |||||||||
Ondersteuning filmindustrie in ontwikkelingslanden | X | 8.1 | |||||||
Kosmopolis (met OCW) | X | 8.1 | |||||||
UNESCO (zie ook OD 1.1) | X | 8.2 | |||||||
Europafonds | X | 8.3 |
Op dit artikel worden geheime uitgaven verantwoord.
Bedragen in EUR 1 000 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 176 | 0 | pm | pm | pm | pm | pm | |
Uitgaven | 26 | 150 | pm | pm | pm | pm | pm |
Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord die samenhangen met de HGIS-indexering en onvoorziene uitgaven.
Bedragen in EUR 1 000 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 5 | 30 716 | 63 149 | 73 384 | 99 247 | 211 252 | 224 052 | |
Uitgaven: | ||||||||
Uitgaven totaal | 5 | 30 716 | 63 149 | 73 384 | 99 247 | 211 252 | 224 052 | |
10.1 | Nominaal en onvoorzien | 5 | 30 716 | 63 149 | 73 384 | 99 247 | 211 252 | 224 052 |
Dit artikel behandelt de apparaatsuitgaven van zowel het departement in Den Haag als het postennet, exclusief de uitgaven voor vakattachés. Het omvat de verplichtingen en uitgaven aangaande het ambtelijk personeel, de overige personele uitgaven en het materieel.
Het ambtelijk personeel betreft de algemene leiding van het departement (inclusief de ministers en de staatssecretaris), de beleidsdirecties, de ondersteunende diensten, het uitgezonden personeel op de ambassades, inclusief themadeskundigen en het lokaal aangenomen personeel op de ambassades. Daarnaast worden in dit artikel de buitenlandvergoedingen aan uitgezonden personeel, overige vergoedingen en diverse overige personele uitgaven verantwoord. Tevens zijn de uitgaven voor het post-actieve personeel van het ministerie opgenomen. De materiële uitgaven hebben betrekking op de uitgaven voor de exploitatie van en investeringen in het departement in Den Haag en de vertegenwoordigingen in het buitenland. Hieronder vallen onder andere de verplichtingen en uitgaven voor huur van kanselarijen, residenties, personeelswoningen en het gebouw in Den Haag, beveiligingsmaatregelen, automatisering en communicatiemiddelen, klein onderhoud en bouwkundige projecten. Op de personele en materiële kosten zijn jaarlijks loon-, prijs-, en koersontwikkelingen van toepassing. Deze ontwikkelingen dekt Buitenlandse Zaken af binnen de daarvoor in de HGIS getroffen voorziening (zie artikel 10). Loonkostenstijgingen vloeien vooral voort uit afgesloten CAO’s; de prijsstijgingen waarmee Buitenlandse Zaken te maken heeft passen binnen het kader van algehele (mondiale) inflatie. Daarnaast spelen koersfluctuaties tussen vooral de Euro en de Amerikaanse dollar een belangrijke rol.
Bedragen in EUR 1 000 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 758 484 | 748 019 | 775 626 | 721 233 | 718 878 | 717 315 | 717 291 | |
Uitgaven: | ||||||||
Uitgaven totaal | 755 914 | 744 695 | 780 427 | 712 068 | 722 679 | 719 271 | 719 747 | |
11.1 | Apparaatsuitgaven | 755 914 | 744 695 | 780 427 | 712 068 | 722 679 | 719 271 | 719 747 |
Ontvangsten | 61 266 | 65 326 | 57 326 | 50 326 | 50 326 | 50 326 | 50 326 | |
11.10 | Diverse ontvangsten | 61 266 | 65 326 | 57 326 | 50 326 | 50 326 | 50 326 | 50 326 |
11.20 | Koersverschillen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Personeel | |||||||
Loonkosten departement | |||||||
Gemiddelde bezetting | 1 826 | 1 786 | 1 739 | 1 738 | 1 738 | 1 738 | 1 738 |
Gemiddelde prijs | 69 651 | 75 000 | 75 000 | 75 000 | 75 000 | 75 000 | 75 000 |
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1 000) | 127 184 | 133 956 | 130 449 | 130 373 | 130 373 | 130 373 | 130 373 |
Loonkosten posten (incl. themadeskundigen) | |||||||
Gemiddelde bezetting | 1 183 | 1 170 | 1 169 | 1 169 | 1 169 | 1 169 | 1 169 |
Gemiddelde prijs | 84 902 | 91 000 | 92 000 | 92 000 | 92 000 | 92 000 | 92 000 |
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1 000) | 100 468 | 106 469 | 107 529 | 107 529 | 107 529 | 107 529 | 107 529 |
Totaal loonkosten ambt. Personeel | |||||||
Gemiddelde bezetting | 3 009 | 2 956 | 2 908 | 2 907 | 2 907 | 2 907 | 2 907 |
Gemiddelde prijs | 75 657 | 81 333 | 81 832 | 81 835 | 81 835 | 81 835 | 81 835 |
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1 000) | 227 652 | 240 425 | 237 978 | 237 902 | 237 902 | 237 902 | 237 902 |
Vergoedingen | |||||||
Gemiddelde bezetting | 1 183 | 1 170 | 1 169 | 1 169 | 1 169 | 1 169 | 1 169 |
Gemiddelde kosten | 64 013 | 64 582 | 64 648 | 64 648 | 64 648 | 64 648 | 64 648 |
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1 000) | 75 727 | 75 560 | 75 560 | 75 560 | 75 560 | 75 560 | 75 560 |
Lokaal personeel | |||||||
Gemiddelde bezetting | 2 213 | 2 249 | 2 248 | 2 248 | 2 248 | 2 248 | 2 248 |
Gemiddelde prijs | 39 665 | 41 000 | 40 650 | 40 650 | 40 650 | 40 650 | 40 650 |
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1 000) | 87 778 | 92 195 | 91 395 | 91 395 | 91 395 | 91 395 | 91 395 |
Materieel | |||||||
Gemiddelde bezetting (inclusief attachés) | 5 606 | 5 589 | 5 540 | 5 539 | 5 539 | 5 539 | 5 539 |
Gemiddelde kosten | 55 655 | 48 888 | 55 914 | 46 486 | 48 582 | 47 967 | 48 053 |
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1 000) | 312 003 | 273 323 | 309 789 | 257 506 | 269 117 | 265 709 | 266 185 |
Totaal toegelicht begrotingsbedrag | 703 160 | 681 403 | 714 722 | 662 363 | 673 974 | 670 566 | 671 042 |
(x EUR 1 000) | |||||||
Overige apparaatskosten (x EUR 1 000) | 52 754 | 63 292 | 65 705 | 49 705 | 48 705 | 48 705 | 48 705 |
Totaal artikel 11 Apparaatsuitgaven | 755 914 | 744 695 | 780 427 | 712 068 | 722 679 | 719 271 | 719 747 |
(x EUR 1 000) |
In het verdiepingshoofdstuk wordt informatie gegeven over de budgettaire aansluiting tussen de begroting 2010 en de begroting 2011. Het betreft mutaties die hebben plaatsgevonden sinds de Eerste Suppletore Begroting (Voorjaarsnota). Alleen mutaties boven EUR 1 miljoen en mutaties met een structurele doorwerking worden toegelicht.
Opbouw uitgaven (EUR 1000) | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2010 | 111 940 | 115 273 | 113 127 | 105 274 | 105 274 | ||||
mutatie Nota van Wijziging 2010 | |||||||||
mutatie amendement 2010 | |||||||||
mutatie 1e suppletore begroting 2010 | 1 918 | 2 996 | 445 | – 1 702 | – 4 662 | ||||
nieuwe mutaties 2010 | – 440 | ||||||||
Stand ontwerpbegroting 2011 | 92 467 | 121 966 | 115 304 | 113 858 | 118 269 | 113 572 | 103 572 | 100 172 | 100 172 |
Toelichting artikel 1
Geen nieuwe mutaties boven EUR 1 miljoen.
Opbouw uitgaven (EUR 1 000) | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2010 | 829 628 | 838 368 | 873 945 | 876 272 | 876 272 | ||||
mutatie Nota van Wijziging 2010 | |||||||||
mutatie amendement 2010 | – 7 000 | ||||||||
mutatie 1e suppletore begroting 2010 | 75 409 | 12 911 | 13 699 | 13 389 | 15 389 | ||||
nieuwe mutaties 2010 | – 60 000 | – 65 613 | – 27 250 | – 27 250 | – 27 250 | ||||
Stand ontwerpbegroting 2011 | 915 165 | 1 032 340 | 901 474 | 838 037 | 785 666 | 860 394 | 862 411 | 864 411 | 863 911 |
Opbouw ontvangsten (EUR 1 000) | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2010 | 1 147 | 1 147 | 1 147 | 1 147 | 1 147 | ||||
mutatie Nota van Wijziging 2010 | |||||||||
mutatie amendement 2010 | |||||||||
mutatie 1e suppletore begroting 2010 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | ||||
nieuwe mutaties 2010 | |||||||||
Stand ontwerpbegroting 2011 | 1 952 | 1 262 | 1 211 | 1 149 | 1 149 | 1 149 | 1 149 | 1 149 | 1 149 |
Toelichting artikel 2
De verlaging in 2010 en 2011 hangt samen met een verlaging van de bijdrage aan het wederopbouwprogramma en verwachte lagere uitgaven op de landenprogramma’s voor Goed Bestuur. Binnen dit begrotingsartikel vond een technische overheveling plaats van sub-artikel 2.5 Regionale stabiliteit en crisisbeheersing naar sub-artikel 2.7 Goed Bestuur. Het betreft de Nederlandse bijdrage van EUR 2,8 miljoen in 2010 en 2011 aan PEGASE, het EU-donormechanisme ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit. Deze bijdrage past inhoudelijk beter onder het thema Goed Bestuur. De overige mutaties voor de jaren 2011–2014 betreffen met name technische overhevelingen van sub-artikel 2.9 Grotere veiligheid door strijd tegen milieudegradatie (geschrapt met ingang van 2011) naar sub-artikel 6.1 Milieu en water.
Aardbeving Haïti
Na de aardbeving in Haïti heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking de toezegging aan de Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) gedaan de opbrengsten van de nationale actie te verdubbelen (EUR 41,7 miljoen). Ook heeft het ministerie andere uitgaven gedaan welke gerelateerd zijn aan de inzet in Haïti. De meeste uitgaven komen uit de begroting van het artikel grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur (artikel 2). Daarnaast zijn ook op consulair gebied uitgaven gedaan. Deze zijn terug te vinden onder het artikel welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland (artikel 7). Om een goed inzicht te krijgen in de totale uitgaven ten behoeve van de inzet in Haïti volgt hieronder een overzicht van de geplande uitgaven in 2010 en de komende jaren.
Projectomschrijving | artikel | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
SHO publieksactie noodhulpbijdrage | 2 | 12 000 | 100 | ||||
SHO publieksactie wederopbouwbijdrage | 2 | 14 724 | 7 500 | 5 000 | 2 500 | ||
Bijdrage Nederlands Rode Kruis | 2 | 1 000 | |||||
Bijdrage World Food Programme | 2 | 1 000 | |||||
Inzet H.Ms Pelikaan | 2 | 160 | |||||
Luchttransport USAR1 | 2 | 500 | |||||
Inzet SCOT2 | 7 | 35 | |||||
Repatriering weeskinderen | 7 | 260 | |||||
Totaal | 14 955 | 100 | 14 724 | 7 500 | 5 000 | 2 500 |
Opbouw uitgaven (EUR 1 000) | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2010 | 7 217 284 | 7 212 602 | 7 485 766 | 7 586 026 | 7 581 067 | ||||
mutatie Nota van Wijziging 2010 | |||||||||
mutatie amendement 2010 | |||||||||
mutatie 1e suppletore begroting 2010 | – 255 770 | – 160 713 | 10 783 | 9 886 | – 10 076 | ||||
nieuwe mutaties 2010 | – 376 237 | – 10 000 | 0 | 0 | 1 360 709 | ||||
Stand ontwerpbegroting 2011 | 7 032 238 | 7 585 224 | 6 192 226 | 6 585 277 | 7 041 889 | 7 496 549 | 7 595 912 | 8 931 700 | 9 114 511 |
Opbouw ontvangsten (EUR 1 000) | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2010 | 599 200 | 609 669 | 620 347 | 631 239 | 631 239 | ||||
mutatie Nota van Wijziging 2010 | |||||||||
mutatie amendement 2010 | |||||||||
mutatie 1e suppletore begroting 2010 | |||||||||
nieuwe mutaties 2010 | 28 967 | 11 110 | |||||||
Stand ontwerpbegroting 2011 | 627 005 | 674 689 | 2 789 303 | 628 167 | 609 669 | 620 347 | 631 239 | 642 349 | 653 681 |
Toelichting artikel 3
EU afdrachten Nederland
Tabel 1 geeft de verwachte ontwikkeling weer van de Nederlandse afdrachten aan de EU tot en met 2014.
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | |
---|---|---|---|---|---|
(obv ACOR cijfers mei 2010, EU Amending Budget 5/2010 en inwerktreding Eigen Middelenbesluit in ’09. | |||||
BNI-afdracht | 3 521 | 4 041 | 4 430 | 4 465 | 5 103 |
BTW-afdracht | 338 | 351 | 360 | 377 | 1 055 |
Landbouwheffingen | 303 | 303 | 303 | 303 | 303 |
Invoerrechten | 2 210 | 2 136 | 2 178 | 2 222 | 2 266 |
Totaal EU-afdrachten (bruto) | 6 372 | 6 831 | 7 272 | 7 367 | 8 728 |
Perceptiekostenvergoeding voor inning landbouwheffingen | 76 | 76 | 76 | 76 | 76 |
Perceptiekostenvergoeding voor inning invoerrechten | 552 | 534 | 545 | 555 | 567 |
Totaal perceptiekostenvergoedingen | 628 | 610 | 620 | 631 | 642 |
Totaal EU-afdrachten (netto) | 5 744 | 6 221 | 6 651 | 6 736 | 8 085 |
Meest opvallend in de meerjarige ontwikkeling van de EU-afdrachten in de komende jaren is het vervallen van de kortingen die Nederland heeft bedongen op de afdrachten aan de Europese Unie voor de periode 2007–2013. Het totale effect daarvan bedraagt ca. € 1 miljard per jaar. Bij ongewijzigd beleid zal Nederland daarom meer afdragen na 2013.
Tabel 2 geeft een toelichting op de mutatie van de Nederlandse afdrachten aan de EU ten opzichte van de Miljoenennota 2010.
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | |
---|---|---|---|---|---|
BNI-afdracht | – 732 | – 145 | 0 | 0 | 638 |
BTW-afdracht | – 15 | 0 | 0 | 0 | 678 |
Landbouwheffingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Invoerrechten | 116 | 0 | 0 | 0 | 44 |
Totaal EU-afdrachten (bruto) | – 631 | – 145 | 0 | 0 | 1 360 |
Perceptiekostenvergoeding voor inning landbouwheffingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Perceptiekostenvergoeding voor inning invoerrechten | 29 | 0 | 0 | 0 | 12 |
Totaal perceptiekostenvergoedingen | 29 | – 1 | 0 | 0 | 12 |
Totaal EU-afdrachten (netto) | – 660 | – 144 | 0 | 0 | 1 348 |
Nieuwe ramingen voor de grondslagen van de eigen middelen van alle lidstaten hebben samen met realisatiegegevens geleid tot een verandering in de afdrachten voor de jaren 2010 en verder ten opzichte van de Miljoenennota 2010. Er zijn meerdere ontwikkelingen die in dit verband kunnen worden onderscheiden:
• Eén van de redenen voor de lagere Nederlandse afdrachten in 2010 is het afgenomen Nederlandse BNI-aandeel; doordat het Nederlandse BNI relatief minder is gegroeid dan het totale BNI van alle lidstaten tezamen, zijn de Nederlandse BNI-afdrachten lager uitgevallen.
• Ook heeft een neerwaartse aanpassing van de EU-begroting in 2010 en een teruggave van het surplus van het jaar daarvoor ertoe geleid dat de BNI-afdrachten lager zijn uitgevallen.
• Wel zijn de verwachte invoerrechten voor zowel Nederland als voor de gehele EU hoger uitgevallen. Dit heeft overigens ook weer een verlagend effect gehad op de BNI-afdrachten in 2010, omdat door hogere invoerrechten minder BNI-financiering voor de EU-begroting nodig is.
• Verder is opvallend dat de afdrachten in 2014 hoger uitvallen dan eerder geraamd. De reden hiervoor is dat er nu rekening wordt gehouden met een situatie bij ongewijzigd beleid waarbij de Nederlandse kortingen komen te vervallen.
• Ten slotte vallen de BNI-afdrachten na 2010 hoger uit naar aanleiding van meer inzicht in de realisatiecijfers van de EU-begroting.
Opbouw uitgaven (EUR 1 000) | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2010 | 671 675 | 780 690 | 788 278 | 806 668 | 923 596 | ||||
mutatie Nota van Wijziging 2010 | |||||||||
mutatie amendement 2010 | – 4 500 | ||||||||
mutatie 1e suppletore begroting 2010 | – 15 768 | 123 893 | – 20 498 | 268 123 | 385 382 | ||||
nieuwe mutaties 2010 | 186 122 | – 78 525 | 264 598 | 62 064 | 57 960 | ||||
Stand ontwerpbegroting 2011 | 959 751 | 1 028 858 | 943 296 | 837 529 | 826 058 | 1 032 378 | 1 136 855 | 1 366 938 | 1 512 705 |
Opbouw ontvangsten (EUR 1 000) | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2010 | 20 107 | 20 570 | 20 222 | 20 222 | 20 222 | ||||
mutatie Nota van Wijziging 2010 | |||||||||
mutatie amendement 2010 | |||||||||
mutatie 1e suppletore begroting 2010 | – 204 | – 87 | – 86 | 3 941 | 7 845 | ||||
nieuwe mutaties 2010 | |||||||||
Stand ontwerpbegroting 2011 | 89 942 | 39 054 | 44 307 | 19 903 | 20 483 | 20 136 | 24 163 | 28 067 | 28 067 |
Toelichting artikel 4
Naar aanleiding van aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer om de relatie tussen operationele doelstellingen en activiteiten te verbeteren, heeft een technische overheveling plaatsgevonden van sub-artikel 4.4 Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingssamenwerking naar sub-artikelen 5.4 HIV/Aids en 5.5 Reproductieve Gezondheid. In verband met de rijksbrede budgettaire problematiek is op sub-artikel 4.2 Armoedemindering EUR 200 miljoen doorgeschoven van 2011 naar 2012. Tevens vindt een schuif plaats van EUR 50 mln van 2011 naar 2010. Daarnaast hangt de verhoging samen met de verwerking van de BNP-bijstellingen en het gebruikelijke parkeerkarakter van dit artikel.
Opbouw uitgaven (EUR 1 000) | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2010 | 1 575 619 | 1 553 897 | 1 730 294 | 1 730 294 | 1 730 294 | ||||
mutatie Nota van Wijziging 2010 | |||||||||
mutatie amendement 2010 | 11 500 | ||||||||
mutatie 1e suppletore begroting 2010 | – 198 | 10 745 | 7 203 | – 34 791 | – 34 791 | ||||
nieuwe mutaties 2010 | – 27 802 | ||||||||
Stand ontwerpbegroting 2011 | 1 581 035 | 1 683 666 | 1 493 155 | 1 559 119 | 1 564 642 | 1 737 497 | 1 695 503 | 1 695 503 | 1 695 503 |
Toelichting artikel 5
De verlaging op dit artikel betreft een saldo. Naar aanleiding van aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer om de relatie tussen operationele doelstellingen en activiteiten te verbeteren, heeft een technische overheveling plaatsgevonden van subartikel 4.4 Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingssamenwerking naar subartikelen 5.4 HIV/Aids en 5.5 Reproductieve Gezondheid. Daartegenover staat een verlaging op het landenprogramma gezondheidszorg en de bijdrage aan het lopende MFS-programma in verband met verwachte onderuitputting.
Opbouw uitgaven (EUR 1000) | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2010 | 334 973 | 629 291 | 393 997 | 393 997 | 393 997 | ||||
mutatie Nota van Wijziging 2010 | |||||||||
mutatie amendement 2010 | |||||||||
mutatie 1e suppletore begroting 2010 | – 6 125 | – 93 162 | 39 912 | 24 802 | – 16 198 | ||||
nieuwe mutaties 2010 | – 24 387 | 27 250 | 27 250 | 27 250 | |||||
Stand ontwerpbegroting 2011 | 356 008 | 359 447 | 386 616 | 328 848 | 511 742 | 461 159 | 446 049 | 405 049 | 405 049 |
Toelichting artikel 6
De meerjarige mutaties betreffen een overheveling van subartikel 2.9 Grotere veiligheid door strijd tegen milieudegradatie. Met ingang van 2011 wordt dit subartikel geschrapt en worden de middelen uit deze operationele doelstelling verantwoord onder subartikel 6.1 Milieu en water. Voor 2011 staat hiertegenover een verlaging op de landenbudgetten voor het waterprogramma, en tevens een verlaging – in verband met vertragingen – van de centrale budgetten voor klimaat en energie.
Opbouw uitgaven (EUR 1 000) | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2010 | 276 330 | 133 970 | 136 849 | 136 849 | 136 849 | ||||
mutatie Nota van Wijziging 2010 | |||||||||
mutatie amendement 2010 | |||||||||
mutatie 1e suppletore begroting 2010 | – 246 036 | – 107 031 | – 112 210 | – 112 210 | – 112 210 | ||||
nieuwe mutaties 2010 | |||||||||
Stand ontwerpbegroting 2011 | 111 681 | 189 450 | 272 335 | 30 294 | 26 939 | 24 639 | 24 639 | 24 639 | 24 639 |
Opbouw ontvangsten (EUR 1000) | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2010 | 37 690 | 37 690 | 37 690 | 37 690 | 37 690 | ||||
mutatie Nota van Wijziging 2010 | |||||||||
mutatie amendement 2010 | |||||||||
mutatie 1e suppletore begroting 2010 | 760 | 760 | 760 | 760 | 760 | ||||
nieuwe mutaties 2010 | |||||||||
Stand ontwerpbegroting 2011 | 41 127 | 38 955 | 38 763 | 38 450 | 38 450 | 38 450 | 38 450 | 38 450 | 38 450 |
Toelichting artikel 7
Geen nieuwe mutaties.
Opbouw uitgaven (EUR 1 000) | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2010 | 77 293 | 76 853 | 76 478 | 76 478 | 76 478 | ||||
mutatie Nota van Wijziging 2010 | |||||||||
mutatie amendement 2010 | |||||||||
mutatie 1e suppletore begroting 2010 | – 1 885 | – 3 686 | – 3 922 | – 3 916 | – 3 916 | ||||
nieuwe mutaties 2010 | 200 | 200 | 300 | ||||||
Stand ontwerpbegroting 2011 | 97 146 | 84 502 | 75 842 | 75 608 | 73 367 | 72 856 | 72 562 | 72 562 | 72 562 |
Opbouw ontvangsten (EUR 1 000) | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2010 | 790 | 790 | 790 | 790 | 790 | ||||
mutatie Nota van Wijziging 2010 | |||||||||
mutatie amendement 2010 | |||||||||
mutatie 1e suppletore begroting 2010 | |||||||||
nieuwe mutaties 2010 | |||||||||
Stand ontwerpbegroting 2011 | 759 | 701 | 700 | 790 | 790 | 790 | 790 | 790 | 790 |
Toelichting artikel 8
Geen nieuwe mutaties.
Opbouw uitgaven (EUR 1000) | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2010 | pm | pm | pm | pm | pm | ||||
mutatie Nota van Wijziging 2010 | |||||||||
mutatie amendement 2010 | |||||||||
mutatie 1e suppletore begroting 2010 | 150 | ||||||||
nieuwe mutaties 2010 | |||||||||
Stand ontwerpbegroting 2011 | 0 | 0 | 26 | 150 | pm | pm | pm | pm | pm |
Toelichting artikel 9
Geen nieuwe mutaties.
Opbouw uitgaven (EUR 1000) | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2010 | 32 992 | 77 231 | 97 467 | 124 876 | 233 606 | ||||
mutatie Nota van Wijziging 2010 | |||||||||
mutatie amendement 2010 | |||||||||
mutatie 1e suppletore begroting 2010 | – 21 403 | – 14 814 | – 18 135 | – 18 365 | – 18 059 | ||||
nieuwe mutaties 2010 | 19 127 | 732 | – 5 948 | – 7 264 | – 4 295 | ||||
Stand ontwerpbegroting 2011 | 23 | 14 | 5 | 30 716 | 63 149 | 73 384 | 99 247 | 211 252 | 224 052 |
Toelichting artikel 10
De mutaties op dit artikel betreffen de meerjarige bijstelling van het non-ODA budget als gevolg van een bijstelling van de hoogte van het BNP.
Opbouw uitgaven (EUR 1 000) | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2010 | 745 649 | 730 770 | 683 715 | 690 690 | 684 127 | ||||
mutatie Nota van Wijziging 2010 | |||||||||
mutatie amendement 2010 | |||||||||
mutatie 1e suppletore begroting 2010 | 4 146 | 42 110 | 30 698 | 34 130 | 37 285 | ||||
nieuwe mutaties 2010 | – 5 100 | 7 547 | – 2 345 | – 2 141 | – 2 141 | ||||
Stand ontwerpbegroting 2011 | 718 295 | 702 433 | 755 914 | 744 695 | 780 427 | 712 068 | 722 679 | 719 271 | 719 747 |
Opbouw ontvangsten (EUR 1 000) | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2010 | 50 326 | 50 326 | 50 326 | 50 326 | 50 326 | ||||
mutatie Nota van Wijziging 2010 | |||||||||
mutatie amendement 2010 | |||||||||
mutatie 1e suppletore begroting 2010 | 15 000 | 7 000 | |||||||
nieuwe mutaties 2010 | |||||||||
Stand ontwerpbegroting 2011 | 211 980 | 140 345 | 61 266 | 65 326 | 57 326 | 50 326 | 50 326 | 50 326 | 50 326 |
Toelichting artikel 11
Ten behoeve van de Nederlandse deelname aan de Wereldtentoonstelling in Sjanghai in 2010 is EUR 5 miljoen overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Economische Zaken. Ten behoeve van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is in de jaren 2010 t/m 2019 EUR 2,9 mln op jaarbasis overgeheveld voor DocDirect (wegwerken van archiefachterstanden).
Het kabinet heeft in het aanvullend beleidakkoord een besparing van EUR 3,2 miljard verondersteld uit hoofde van loonmatiging. Omdat loonmatiging niet in de veronderstelde mate is opgetreden, neemt het kabinet zijn verantwoordelijkheid en kiest het voor een alternatieve invulling. Deze invulling wordt verder toegelicht in de Miljoenennota. Voor BZ betekent de hieruit voortvloeiende taakstelling een korting op artikel 11 van bijna EUR 7 mln op jaarbasis vanaf 2012.
In deze paragraaf komen alleen de ontwikkelingen op het terrein van de integrale bedrijfsvoering aan de orde die van belang zijn in termen van risico’s en daarmee samenhangende beheersmaatregelen.
Personeel
Veiligheid
De prioriteit wordt gelegd bij de zogenaamde hoog risicoposten. Er blijft in een aantal landen en regio’s sprake van een hoog dreigingprofiel voor Nederland. Dit betreft onder andere Irak, Pakistan, Afghanistan, Jemen, Somalië en de Westelijke Sahel. Medewerkers zijn steeds meer werkzaam – uitgezonden of op dienstreis – in een gebied dat kan worden gekwalificeerd als een crisisgebied of een gebied met een verhoogd risico. Dit vergt meer maatregelen op het gebied van preventie (veiligheidsbewustwording, -training, management commitment), maar ook op het gebied van reactief vermogen. De veiligheidsorganisatie van de posten en het bestuursdepartement worden voortdurend versterkt door verbeterde opleidingen en uitrustingen. Het ministerie staat 24 uur per dag klaar om aan de posten ondersteuning te bieden.
Vertrouwensfuncties
Er wordt gewerkt aan het maken van sluitende afspraken met de AIVD, zodat het in principe niet meer nodig is om mensen in afwachting van de uitkomst van de screening alvast te plaatsen in hun functie.
Informatiemanagement
ICT en documentaire informatievoorziening
De informatievoorziening binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt opnieuw ingericht. De belangrijke uitgangspunten die daarbij worden gehanteerd zijn dat vooral de vraag van beleidsdirecties, stafdirecties en posten het aanbod van de informatievoorziening dient te bepalen en beleid en uitvoering zo veel mogelijk worden gescheiden. De CIO-functie wordt bij de plaatsvervangende SG belegd en er wordt een CIO-bureau ingericht dat dicht bij de vraag is gepositioneerd. Dit bureau wordt verantwoordelijk voor de strategie en zal de kaders aangeven voor de complete informatievoorziening van Buitenlandse Zaken. Binnen een nieuw te vormen directie worden digitale diensten en informatieproducten ondergebracht. Verdere digitalisering van het archief maakt daar onderdeel van uit. Het is de bedoeling dat deze multidisciplinaire directie de komende jaren invulling kan geven aan de ambitie van Buitenlandse Zaken om medewerkers plaats- en tijdonafhankelijk digitaal (samen) te laten werken, waarbij zij kunnen beschikken over alle informatie die voor hun werkzaamheden relevant is.
De samenloop van deze reorganisatie met diverse nu reeds lopende grote trajecten –, de wereldwijde vervanging van de ICT-basisinfrastructuur (Pygmalion III), regionalisering van het postennet, DWR-rijksportaal, www.Rijksoverheid.nl, vervanging van het wereldwijde netwerk (WWAN) en diverse sourcing trajecten – zal het komende jaar de nodige flexibiliteit vragen van de organisatie in zijn geheel.
Archief
Het papieren archief is een aflopende zaak. Buitenlandse Zaken richt zich daarbij op een interdepartementale samenwerking en het wegwerken van de achterstanden. Door het toepassen van een meer risicogeoriënteerd toezicht en een overgang naar een digitale informatiehuishouding zal het archiefbeheer worden vergemakkelijkt. Buiten de bewerking van het semistatische archief door de nieuwe organisatie DocDirekt zullen geen verdere investeringen in het papieren archief worden gedaan.
Organisatie
Kleiner én Beter
Kleiner en beter, dat is de taak die Buitenlandse Zaken is gesteld voor de periode 2008–2011. Kleiner refereert daarbij aan de inkrimping met 391 fte in opdracht van het programma Vernieuwing Rijksdienst. Beter gaat over taken die Buitenlandse Zaken zichzelf heeft gegeven om met minder mensen het werk (beter) te kunnen doen: een betere positionering van Buitenlandse Zaken in Den Haag, een beter en efficiënter postennet en meer aandacht voor kennis.
Kleiner
De taakstelling bij Buitenlandse Zaken in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst ligt op schema en wordt in 2011 afgerond. Dit resultaat is mede tot stand gekomen door een groot aantal reorganisaties. De nu lopende herinrichting van de organisatie van de informatievoorziening is de laatste, maar ook de grootste, structuuraanpassing.
BZ in Den Haag
In het kader van de Vernieuwing Rijksdienst werkt Buitenlandse Zaken samen met andere departementen aan versterking van de internationale functie van het Rijk. Deze functie staat voor een doeltreffende en doelmatige samenwerking op de voorbereiding en uitvoering van het Nederlandse buitenlandbeleid tussen Buitenlandse Zaken en de steeds meer internationaliserende vakministeries. Hierbij wordt onder regie van de minister van Buitenlandse Zaken optimaal gebruik gemaakt van het netwerk van posten in het buitenland. Over de voortgang van dit interdepartementale project is de Tweede Kamer recent nog geïnformeerd door middel van de vijfde voortgangsrapportage Vernieuwing Rijksdienst (brief van de minister van Binnenlandse Zaken van 20 mei 2010). Een belangrijke stap vooruit is de invoering van de zgn. strategische CORIA die, als pendant van de Coördinatiecommissie voor Europese Aangelegenheden, voor de overige internationale aangelegenheden de hoofdlijnen van beleid zal formuleren. Deze strategische CORIA is geen nieuw gremium maar een aanvulling van de bestaande CORIA. Hiermee wordt het ambtelijke overleg over deze aangelegenheden gestroomlijnd. Ook wordt zo meer eenheid gebracht in de beleidsmatige aansturing vanuit Den Haag van de posten in het buitenland. Ter ondersteuning van de versterkte beleidsmatige samenwerking wordt gestreefd naar versterking van de personele uitwisseling met andere departementen en een betere samenwerking op de post tussen BZ-medewerkers en de attachés van andere departementen. Uitgangspunten daarbij zijn: één Rijk/ één regeling, één post/ één team onder de integrale leiding van de Chef de Poste.
Postennet
Het aantal taken en eisen op de posten groeit de laatste jaren aanzienlijk. Tegelijkertijd moet dat toenemende werk door de taakstelling gedaan worden met minder mensen. Om dit alles het hoofd te bieden wordt gewerkt aan differentiatie en regionalisering van het postennet.
Het differentiatiemodel is een instrument om te komen tot een beleidsmatige focus op kerntaken en een scherpere verdeling van taken tussen de posten en regiodirecties. Het model gaat uit van differentiatie van posten (onderverdeling in categorieën) en differentiatie in de aansturing van posten. In 2011 zal dit model verder worden ingevuld.
Met betrekking tot regionalisering van het postennet zijn de plannen in een verder gevorderd stadium. De afgelopen twee jaar is in een zevental pilots geëxperimenteerd met het regionaal bundelen in een Regional Support Office (RSO) van de administratieve (de bedrijfsvoering) en consulaire zaken (o.a. verwerking paspoort- en visumaanvragen). Op basis van de ervaringen in deze pilots is een business case Regionalisering ontwikkeld. Deze vormt de basis voor de besluitvorming om regionalisering wereldwijd binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken te implementeren. Regionalisering zal naar verwachting leiden tot kwaliteitsverbetering, efficiencywinst en meer ruimte voor primaire processen/ kerntaken.
Kwaliteitsverbetering treedt op door: het bundelen van kennis en ervaring op één locatie; strakkere procedures m.b.t. de uitvoering van werkzaamheden (beperking foutpercentage); meer uniformiteit in het niveau van dienstverlening; meer continuïteit door betere vervangingsrelaties. Efficiencywinst ontstaat door: meer specialisme in de uit te voeren taken door verhoging van het werkaanbod op één locatie; optimalisatie van (werk)procedures; kennis, ervaring en uitvoering op één locatie; innovatie door technische aanpassingen en digitalisering van processen.
Van pilot naar implementatie
In 2011 zullen de eerste RSO implementatieplannen worden goedgekeurd en zullen de eerste zes RSO’s operationeel worden. De verwachting is dat in 2013 alle RSO’s operationeel zullen zijn en dat in 2015 alle posten zullen zijn aangesloten op een RSO.
Kennis
Buitenlandse Zaken is binnen de Rijksdienst traditioneel de expert op het gebied van buitenlandbeleid, maar die positie is niet meer vanzelfsprekend. Door ontwikkelingen zoals Internet is kennis overal te halen en is de levenscyclus van beleid korter geworden. Het toenemend belang van Europa en internationalisering vraagt ook om andere kennis. Buitenlandse Zaken heeft in 2009 een kennisvisie vastgesteld waarmee een vijftal implementatieteams aan de slag is gegaan om samen met «voorloper» directies en posten oplossingsrichtingen te verkennen op het gebied van kennisontwikkeling, -overdracht en -behoud.
Financieel beheer
Inkoop en aanbesteding
Buitenlandse Zaken sluit zich aan bij de rijksbrede trajecten in het kader van Categoriemanagement en doet een voorstudie naar Categoriemanagement Beveiliging.
In 2011 zullen de actuele milieucriteria worden toegepast bij alle aanbestedingen waarvoor milieucriteria zijn vastgesteld. Zowel voor de eigen aanbestedingen als voor de interdepartementale aanbestedingen die in het kader van Categoriemanagement worden uitgevoerd wordt op deze manier uitvoering gegeven aan de doelstelling om 100% duurzaam in te kopen. Wanneer dat bij een specifieke aanbesteding niet mogelijk is, zal dat worden toegelicht.
In 2011 start Buitenlandse Zaken met de implementatie van elektronisch factureren om aan te sluiten bij de rijksbrede ontwikkeling van EBF (Elektronisch Bestellen en Factureren).
Voorschottenbeheer
De afgelopen jaren is een inspanning verricht om de achterstanden met betrekking tot het voorschottenbeheer in te lopen. Deze inspanningen hebben geleid tot een aanzienlijke actualisering van de voorschottenstand. Desondanks blijft de concerncontroller het toezicht op het voorschottenbeheer intensief uitvoeren. Het toezicht richt zich op een correcte toepassing door budgethouders van het beschikbare instrumentarium, waaronder de juiste uitvoering van het rappel- en sanctiebeleid en de tijdige beoordeling van rapportages.
Bevoorschotting
Uitgangspunt bij de betaling van voorschotten is dat er een liquiditeitbehoefte is bij de ontvangende partij. Dit is gebaseerd op de regeling Verlening voorschotten 2007, die is geschreven met het oog op de Nederlandse situatie en die voor internationale samenwerking in de interne regelgeving nader is uitgewerkt in concrete richtlijnen. Door ontwikkelingen in vooral de ontwikkelingssamenwerking zijn deze interne richtlijnen echter steeds lastiger toepasbaar. Het gaat hier bijvoorbeeld om:
– multidonorfondsen waar volgens de interne procedures nooit sprake is van liquiditeitsbehoefte, maar waar Nederlandse financiering wel wenselijk is; een mogelijke oplossing hiervoor door financiering via promissory notes wordt onderzocht;
– internationale fondsen beheerd door multilaterale organisaties waarbij op grond van hun rules and regulations de bijdragen van de donoren ontvangen dienen te zijn voor zij verplichtingen uit die fondsen kunnen aangaan. Deze wijze van bevoorschotting op basis van aan te gane verplichtingen, of op basis van nader in te vullen projecten, sluit niet aan bij de huidige interne regelgeving van Buitenlandse Zaken;
– bij multi-donor basketfinanciering kan het in het belang van alignment wenselijk zijn dat donoren aan het begin van een begrotingsjaar van het ontvangende land de gelden overmaken waardoor alignment prevaleert boven liquiditeitsbehoefte.
In overleg met het Ministerie van Financiën worden de mogelijkheden bekeken om de interne regelgeving voor bevoorschotting op bepaalde punten aan te passen aan de internationale ontwikkelingen. Daarbij zal ook worden gekeken naar gelijkgezinde donoren zoals Zweden en Noorwegen die eenzelfde bevoorschottingsystematiek hebben. Ook zal afstemming plaatsvinden met de Algemene Rekenkamer.
Huisvesting en Facilitair Management
Thema’s die de aandacht vragen zijn:
– de implementatie van het vernieuwde huisvestingbeleid buitenland waarbij posten meer verantwoordelijkheid hebben gekregen;
– de uitvoering van de werkzaamheden op het gebied van facilitaire dienstverlening en beveiliging in Den Haag door respectievelijk 4 FM en de Rijksbeveiligingsorganisatie (RBO);
– de voorbereiding van de renovatie van het hoofdgebouw.
Het toezicht op het materieel beheer van de posten in het buitenland (waaronder de huisvestingskosten) is vastgelegd in een nota die in 2010 door het Audit Committee van het ministerie is goedgekeurd. In 2011 zal het toezicht verder worden verbeterd zodat naleving van de gemaakte afspraken over de juiste besteding van het huisvestingbudget en het tijdig uitvoeren van onderhoud wordt gewaarborgd.
Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden (CBI)
Het CBI is het agentschap van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het heeft als opdracht het duurzaam versterken van de concurrentiekracht van bedrijven uit OS-landen op de Europese markt. Het agentschap CBI draagt bij aan het realiseren van operationele doelstelling 4.3: Een beter ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden en versterking van hun concurrentievermogen, zowel nationaal als internationaal.
De agentschapsparagraaf is afwijkend van voorgaande jaren door het vernieuwde kostprijsmodel. Het uitgangspunt was om in 2010 te komen tot een meer flexibele programmering. Het kostprijsmodel is modulair qua opbouw, de programma’s kenmerken zich door een kortere doorlooptijd (met de benodigde aandacht voor het vernieuwde landenbeleid) waardoor sturing, door de opdrachtgever van het CBI, eenvoudiger realiseerbaar is en er adequater kan worden ingespeeld op actualiteiten.
Het jaar 2010 is het omslagpunt voor het omzetten van de huidige meerjarige producten naar de nieuwe modulaire opbouw. Dit zal voor 2010 tot gevolg hebben dat delen van lopende programma’s vervroegd worden afgerekend. Een gedetailleerd inzicht hierin is nog niet beschikbaar.
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
A Baten | |||||||
Opbrengst moederdepartement | 17 242 | 35 330 | 22 382 | 32 776 | 28 814 | 30 148 | 30 048 |
opbrengst derden | 150 | 325 | 325 | 325 | 325 | 325 | 325 |
rentebaten | 2 | 5 | 5 | 10 | 10 | 15 | 15 |
Totale baten | 17 394 | 35 660 | 22 712 | 33 111 | 29 149 | 30 488 | 30 388 |
B Lasten | |||||||
apparaatskosten | |||||||
– personele kosten | 1 382 | 3 886 | 2 462 | 3 605 | 3 169 | 3 316 | 3 305 |
– materiële kosten | 14 663 | 30 737 | 19 472 | 28 515 | 25 068 | 26 229 | 26 142 |
rentelasten | – | 2 | 7 | 25 | 29 | 29 | 29 |
afschrijvingskosten | |||||||
– materieel | 389 | 450 | 450 | 450 | 400 | 400 | 400 |
Dotaties voorzieningen | 5 | 5 | 5 | 5 | 5 | 5 | |
Totale lasten | 16 434 | 35 080 | 22 396 | 32 550 | 28 671 | 29 979 | 29 881 |
C Saldo van baten en lasten | 960 | 580 | 316 | 561 | 478 | 509 | 507 |
Opbrengsten moederdepartement
In onderstaande tabel worden de financiële waarden weergegeven van de verleende en verwachte opdrachten per product.
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
ECP-opdracht 1 | 4 887 | 5 652 | – | 2 239 | – | – | – |
ECP-modules | – | 14 405 | 9 417 | 14 405 | 14 405 | 15 739 | 15 689 |
BSOD-modules | 2 640 | 5 175 | 2 867 | 6 037 | 4 313 | 4 313 | 4 262 |
Marktinformatie-modules | 5 320 | 3 344 | 4 180 | 3 344 | 3 344 | 3 344 | 3 344 |
Training-modules | 7 110 | 6 294 | 5 335 | 6 291 | 6 291 | 6 291 | 6 291 |
Strategische advisering | – | 360 | 483 | 360 | 361 | 361 | 361 |
ITC | – | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
Korting extra productie | – 2 715 | ||||||
Totaal | 17 242 | 35 330 | 22 382 | 32 776 | 28 814 | 30 148 | 30 048 |
De productie die voor 1 januari 2006 is opgestart wordt afgerekend tegen kostprijs (ex-post). Productie die vanaf 1 januari 2006 is gestart wordt afgerekend tegen vooraf vastgestelde prijzen (ex-ante). Als efficiencyprikkel en om het risico uit te sluiten dat kosten van de nieuwe productie (vanaf 1 januari 2006) ten onrechte wordt toegerekend aan de oude productie, is een vast bedrag voor het totaal van de oude productie bepaald. Ook zijn er marges ingebouwd binnen welke de prijs en de aantallen dienen te bewegen.
Met ingang van 2010 wordt afgerekend tegen de kostprijs van het herziene kostprijsmodel. In de nieuw vastgestelde verkoopprijzen zit een tijdelijke discrepantie qua prijsstelling. Deze vloeit voort uit het gegeven dat met de nieuwe prijzen rekening is gehouden met het nieuwe landenbeleid ( en de daarmee moeilijkere werkomgeving voor het CBI) en de daaraan gekoppelde hogere kostprijs. In de lopende programma’s nemen bedrijven deel uit landen die goedkoper waren klaar te stomen voor de EU markt. Dit gegeven wordt tijdelijk gecompenseerd door een kortingspercentage, dit is reeds meegenomen in de productiecijfers.
Opbrengst derden
In het licht van de complementariteit tussen CBI producten en programma’s van onder andere de Europese Commissie en de Wereldbank worden additionele opdrachten verwacht.
Van organisaties uit Europa, waaronder Zwitserland en Zweden, worden additionele opdrachten verwacht voor het product marktinformatie.
Daarnaast wordt door de aan programma’s en trainingen deelnemende bedrijven en organisaties een eigen bijdrage (commitment fee) betaald.
Rentebaten
De rentebaten worden verkregen door het positieve saldo op de rekening courant bij de Rijkshoofdboekhouding. Het vermelde bedrag is een schatting op basis van ervaringscijfers.
Personele kosten
In 2011 werken er bij het CBI 12 fte ambtenaren en 33 fte niet-ambtenaren. De personele lasten bedragen in 2011 EUR 2.7 miljoen.
Het verschil tussen de personele uitgaven (volgens het kasstelsel) en personele lasten (volgens het baten- lastenstelsel) wordt veroorzaakt door productie met een productietijd van meer dan één jaar. Voor deze productie worden de personele uitgaven, voor zover die verband houden met productie die nog niet is opgeleverd, aan het onderhanden werk toegevoegd. Pas in het jaar dat de productie wordt opgeleverd worden deze uitgaven als last genomen. Een gevolg van deze systematiek is dat de personele uitgaven in 2011 voor een gedeelte als personele lasten worden genomen in latere jaren.
Materiële kosten
Uitbesteding ondersteunende werkzaamheden | 158 |
---|---|
Huisvestingskosten (huur, schoonmaak, energie, diensten) | 554 |
Kantoor, o.a. mailings, porti, alg. drukwerk, telefoon, fax | 232 |
Algemeen, o.a. representatie | 181 |
Bankkosten en koersverschillen | 29 |
Onttrekking aan onderhanden werk | – 1 122 |
Externe experts, o.a. honoraria en reis- en verblijfskosten | 13 371 |
Deelnemers aan seminars en beurzen, o.a. reis- en verblijfskosten | 3 084 |
Organisatie seminars, o.a. logistieke ondersteuning | 563 |
Organisatie/deelname beurzen, o.a. beurshuur en standbouw | 1 169 |
CBI-publikaties, o.a. honoraria, drukwerk, porti | 1 253 |
Totaal | 19 472 |
Het CBI is gehuisvest in de Beurs-WTC in Rotterdam. In 2011 wordt de kantoor- en archiefruimte gehuurd van de Rijksgebouwendienst voor een huurbedrag van EUR 330 000,–.
Rentelasten
De rentelasten vloeien voort uit rente- en aflossingsdragend vermogen dat via de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën zal worden verkregen.
Afschrijvingskosten
De materiële vaste activa bestaat uit: inventaris, hard- en software en verbouwingen. De afschrijvingstermijnen zijn respectievelijk 5 jaar, 3 jaar, en 5 jaar.
Dotaties aan voorzieningen
CBI houdt een voorziening aan voor dubieuze debiteuren. Deze voorziening is bedoeld voor de opvang van het risico van wanbetaling door contractpartijen.
Het resultaat wordt aan het vermogen van het agentschap toegevoegd.
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Rekening courant RHB 1 januari | 3 132 | 1 890 | 500 | 550 | 550 | 550 | 550 |
Totale operationele kasstroom | – 873 | – 1 030 | 100 | 140 | 220 | 270 | 320 |
– /– totaal investeringen | 357 | 350 | 350 | 350 | 350 | 350 | 350 |
+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen | |||||||
Totaal investeringskasstroom | – 357 | – 350 | – 350 | – 350 | – 350 | – 350 | – 350 |
– /– eenmalige uitkering aan moederdepartement | |||||||
+/+ eenmalige storting door moederdepartement | |||||||
– /– aflossingen op leningen | – 12 | – 10 | – 90 | – 170 | – 220 | – 270 | |
+/+ beroep op leenfaciliteit | 300 | 300 | 300 | 300 | 300 | ||
Totaal financieringskasstroom | – 12 | – 10 | 300 | 210 | 130 | 80 | 30 |
Rekening courant RHB 31 december | 1 890 | 500 | 550 | 550 | 550 | 550 | 550 |
In 2010 is het kostprijsmodel hernieuwd met een andere kostenstructuur. Dit heeft tot gevolg dat de uurtarieven zijn losgelaten als uitgangspunt voor het bepalen van de kostprijs. In het herziene kostprijsmodel zijn de productgroepen verder onderverdeeld in 23 modules.
ECP – modules: | Jaar t | BSOD – modules: | Jaar t |
---|---|---|---|
Bedrijfsaudit en actieplan | 8 200 | BSO diagnose & interventie | 63 000 |
Bedrijfsontwikkeling | 26 000 | BSOD Export Intelligentie – beperkt | 169 000 |
Export capaciteit opbouw | 28 000 | BSOD Export Intelligentie – regulier | 354 000 |
Certificering | 14 000 | Exportontwikkeling – beperkt | 169 000 |
Markttoegang regionaal | 23 000 | Exportontwikkeling – regulier | 354 000 |
Markttoegang EU | 43 000 | ||
MI – modules: | HRD – modules: | ||
Markt intelligentie | 140 000 | Training – EU | 1 500 |
Export intelligentie | 100 000 | Training – doelgroeplanden | 5 400 |
Tailored intelligentie | 40 000 | Online training | 125 |
Business intelligentie | 40 000 | ||
Import intelligentie | 40 000 | ||
Strategische advisering | ITC | ||
Sectorale analyse | 63 000 | vergoeding beheerskosten | 100 000 |
Strategische conferentie groot | 83 000 | ||
Strategische conferentie klein | 37 000 |
Omschrijving Generieke deel | t | t+1 | t+2 | t+3 | t+4 |
---|---|---|---|---|---|
Omzet per productgroep | |||||
Sectorale Export Ontwikkeling opdr. 1 | nvt | kostprijs | nvt | nvt | nvt |
ECP modules | 9 417 | 14 405 | 14 405 | 15 739 | 15 689 |
BSOD Modules | 2 867 | 6 037 | 4 313 | 4 313 | 4 262 |
Marktinformatie modules | 4 180 | 3 344 | 3 344 | 3 344 | 3 344 |
Training modules | 5 335 | 6 291 | 6 291 | 6 291 | 6 291 |
Strategische advisering | 483 | 360 | 361 | 361 | 361 |
ITC | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
FTE totaal | 12 | 12 | 12 | 12 | 12 |
Saldo van baten en lasten (%) | 5% | 5.5% | 5% | 5% | 5% |
Impact kwaliteitsindicatoren | |||||
Totaal gerealiseerde export EU/EFTA | 167 000 | 167 000 | 167 000 | 167 000 | 167 000 |
Aangegeven verbeterde dienstverlening onder cliënten | 60% | 60% | 60% | 60% | 60% |
Kennis over de EU-markt vergroot | 75% | 75% | 75% | 75% | 75% |
Hogere export c.q. effectievere dienstverlening | 60% | 60% | 60% | 60% | 60% |
Omschrijving specifiek deel | |||||
Ziekteverzuim (%) | 3.9% | 3.9% | 3.9% | 3.9% | 3.9% |
De kwaliteitsindicatoren dienen nog nader met de Opdrachtgever aangepast en uitgebreid te worden. Begin 2012 zal worden geëvalueerd of de vastgestelde verkoopprijzen gehanteerd blijven.
Omschrijving | Datum | Herkomst | Stand van zaken |
---|---|---|---|
Minister van Buitenlandse Zaken stuurt de Kamer een brief over de uitvoering van de motie Cörüz (31263, nr. 14) inzake oprichting van antiterrorisme instituut in Nederland | 2-7-2009 | AO Mensenrechtenbeleid d.d. 16 juni 2009 | Verzonden op 4 november 2009 per brief KIAI-07–09 |
Motie Haverkamp 31 700 nr. 112 over een eensgezind en krachtig protest van de EU tegen de Iraanse regering | 2-7-2009 | Spoeddebat Iran d.d. 2 juli 2009 | Overgenomen en uitgevoerd door de Staatssecretaris van V&W. |
Motie Van Dam c.s. 31 700 nr. 113 over 1 miljoen euro extra uit het Mensenrechtenfonds voor verspreiding van nieuws en informatie | 2-7-2009 | Spoeddebat Iran d.d. 2 juli 2009 | Verwerkt |
Motie Van Dam/Peters 31 700 nr. 114 over een verbod op de levering van technologie voor internetfiltering | 2-7-2009 | Spoeddebat Iran d.d. 2 juli 2009 | Nederland heeft voorstel gedaan in EU, voortdurende aandacht |
Motie Van Dam/ Peters 31 700 nr. 114 over ter beschikking stellen van gelden aan organisaties die het veilige en vrije gebruik van nieuwe media in Iran bevorderen | 2-7-2009 | Spoeddebat Iran d.d. 2 juli 2009 | Verzonden |
Motie Peters 31 700 nr. 115 inzetten vrijlaten gevangenen | 2-7-2009 | Spoeddebat Iran d.d. 2 juli 2009 | Brief verzonden op 27 augustus met kenmerk DAM-536/09 |
Motie Ten Broeke/Peters 31 700 nr. 111 over mondiale vrije toegang tot internet | 2-7-2009 | Spoeddebat Iran d.d. 2 juli 2009 | Brief verzonden d.d. 28 augustus 2009, kenmerk DMH/MR-526/09 |
Motie Pechtold/Haverkamp 27 925 nr. 347 over voorstellen voor stemmen vanuit het buitenland | 2-7-2009 | VAO Afghanistan d.d. 2 juli 2009 | Behandeld door Defensie |
Motie Haverkamp/Boekestijn 27 925 nr. 348 over overleg met de Afghaanse autoriteiten inzake een strategie voor drugsbestrijding | 2-7-2009 | VAO Afghanistan d.d. 2 juli 2009 | Brief verzonden op 14 oktober 2009 per brief DVB/CV-383/09 |
Motie-Voordewind/Cramer 31 263, nr. 29 over een reactie naar aanleiding van het rapport van de Europese Commissie over uitbannen van kinderarbeid | 2-7-2009 | VAO Mensenrechtenbeleid d.d. 2 juli 2009 | Brief verzonden d.d. 15 juni 2010 met kenmerk DIE-760/10 |
Beleidsreactie op AIV-advies «Demografische veranderingen en ontwikkelingssamenwerking» aan het parlement | 28-8-2009 | Brief verzonden d.d. 6 januari 2010 DSO/GA-747a/09 | |
Verleende subsidie aan het verbeterpgramma soja van het IDH | 10-9-2009 | AO Soja d.d. 10 september 2009 | Brief verzonden op 2 november 2009 met kenmerk DDE-634a/09 |
Brief met Nederlandse prioriteiten voor IAEA Bestuursraad; deadline termijn Kamer is najaar 2009 | 11-9-2009 | AO Kernwapens en non-proliferatie d.d. 10 september 2009 | Verzonden op 28 oktober 2009 per brief DVB/NW-755/09 |
Motie Voordewind, 21 501 nr. 9. Deadline overleg Iran/ EU/ VS | 11-9-2009 | AO Razeb d.d. 8 september 2009 | M heeft in verleden in EU-verband cfm motie gepleit dat deadline wordt gesteld aan Iran, waarna additionele sanctiemaatregelen genomen kunnen worden. Ref: Kamerbrieven inzake Verslag Gymnich sept 09, RBZ sept 09 en RBZ okt 09 |
De Kamerleden uitnodigen deel uit te maken van de Nederlandse delegatie voor de Toetsingsconferentie in mei 2010 in New York | 24-9-2009 | AO non-proliferatie d.d. 10 september 2009 | Verzonden per kamerbrief op 4 maart 2010 met kenmerk DVB/NW-002/10 |
De Kamer begin 2010 een reactie te geven op het in voorbereiding zijnde AIV advies over de herziening van het strategisch concept van de NAVO, alsook op de Nederlandse inzet m.b.t. de herziening van het strategisch concept van de NAVO | 24-9-2009 | AO non-proliferatie d.d. 10 september 2009 | Brief verzonden op 31 maart 2010 zonder kenmerk |
De Kamer in het najaar schriftelijk te informeren over de Nederlandse inzet voor de zitting in het bestuur van IAEA | 24-9-2009 | AO non-proliferatie d.d. 10 september 2009 | Brief verzonden op 28 oktober 2009 met kenmerk DVB/NW-755/09 |
De Kamer zsm informeren over zijn appreciatie van de uitslag van de Afghaanse verkiezingen | 24-9-2009 | AO Razeb d.d. 10 september 2009 | Brief verzonden op 11 november 2009 met kenmerk EFV-599/09 |
Notitie over de rol van de Verenigde Naties, m.n. de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in het multilaterale systeem | 25-9-2009 | AO AVVN d.d. 9 september 2009 | Brief verzonden op 4 februari 2010 per brief DVF/PJ-08 |
Motie Voordewind en Van Dam, 27 925 nr. 361. Rekening houden met een aantal overwegingen en uitspraken inzake nieuwe missie in Uruzgan | 29-9-2009 | AO Afghanistan d.d. 1 oktober 2009 | Is door Motie Peters en politieke ontwikkelingen achterhaald (2010) |
Motie Van der Staaij, 27 925 nr. 360. De Kamer vóór 1 maart 2010 inlichten over de Nederlandse betrokkenheid in Afghanistan na 2010 | 29-9-2009 | AO Afghanistan d.d. 1 oktober 2009 | Doorkruist door val van Kabinet |
Motie Van Dam en Peters, 23 432 nr. 314. Concrete stappen om Israël verder onder druk te zetten een einde te maken aan de blokkade | 29-9-2009 | AO Goldstone d.d. 29 september 2009 | Brief verzonden op 6 november 2009 met kenmerk DAM-758/09 |
Motie Van Dam, 23 432 nr. 313. Resolutie ten aanzien van door de partijen uit te voeren onderzoeken | 29-9-2009 | AO Goldstone d.d. 29 september 2009 | Brief verzonden op 6 november 2009 met kenmerk DAM-758/09 |
Motie Nicolaï, nr. 23 432, nr. 312. Het mede onderzoeken van strategische aspecten van het optreden | 29-9-2009 | AO Goldstone d.d. 29 september 2009 | Brief verzonden met kenmerk DAM-758/09 op 6 november 2009 |
De Kamer in vervolg op EDEO brief d.d. 19 april 2010 (DIE-527/10) informeren over relatie met postennetwerk. | 7-10-2009 | AO Iers referendum/ Verdrag van Lissabon d.d. 7 oktober 2009 | In behandeling |
Verdonk wil weten welke «hulpverleners» boven de Balkenendenorm zitten | 12-10-2009 | Algemene Financiele Beschouwingen 2009 | Brief verzonden op 8 maart 2010 met kenmerk DSO/MO-214/09 |
Nadere maatregelen nemen, internationaal en in samenwerking met de VN, om te voorkomen dat internationale steun aan politie en leger in Somalië in verkeerde handen terechtkomt | 15-10-2009 | AO Piraterij d.d. 15 oktober 2009 | Brief verzonden DVB/NW-871/09 d.d. 14 december 2009 |
Uitslag Afghaanse presidentsverkiezingen | 22-10-2009 | AO RAZEB d.d.d 10 sept.'09 | Brief verzonden op 28 oktober 2009 DAO-598/-09 |
Motie Ten Broeke – Elke vier jaar, vanaf inwerkingtreding van het herzieningsverdrag, een grondige evaluatie van de werking en de toegevoegde waarde van de vernieuwde Benelux-samenwerking aan de Kamer aan te bieden | 29-10-2009 | Plenair debat Goedkeuring Benelux Verdrag | Wordt aan voldaan |
Schriftelijk verslag van inspanning M om te komen tot aanpassing en modernisering van het Instellingsbesluit van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad | 29-10-2009 | Plenair debat Goedkeuring Benelux Verdrag d.d. 29 oktober 2009 | Brief verzonden d.d. 25 januari 2010 met kenmerk DWM-955/09 |
Schriftelijke opgave van de kosten van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad | 29-10-2009 | Plenair debat Goedkeuring Benelux Verdrag d.d. 29 oktober 2009 | Brief verzonden op 25 januari 2010 met kenmerk DWM-955/09 |
Advies AIV over de absorptiecapaciteit van de EU. | 11-11-2009 | AO EU Uitbreiding 11 nov. 09 | Brief verzonden op 16 februari 2010 met kenmerk WRA-18/10 |
In de eerstvolgende voortgangsrapportage Afghanistan wordt de Kamer geïnformeerd over de incorporatie van VN Veiligheidsraad resolutie 1 325 in beleid ten aanzien van vrouwen in Afghanistan | 12-11-2009 | AO Afghanistan d.d. 12 november 2009 | Verzonden op 26 maart 2010 per kamerbrief met kenmerk DVB/CV-097/2010 |
De Kamer ontvangt vòòr de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken (17–18 november 2009) nadere informatie over het «gat» tussen het Mensenrechtenfonds en het Mediafonds | 12-11-2009 | AO Midden Oosten d.d. 12 november 2009 | Verzonden per brief op 17 en 18 november 2009 met kenmerk DMH/MR-772/09 +DMH/MR- 779/09 |
Kamer ontvangt nadere schriftelijke informatie over bepaalde farmaceutische producten uit Israëlische nederzettingen op de West Bank die in Nederland worden ingevoerd onder EU-preferenties voor Israël | 12-11-2009 | AO Midden Oosten d.d. 12 november 2009 | MinEZ heeft de gewenste informatie aan de Kamer gestuurd per kamerbrief met kenmerk BEB/HPG/ 10 010 204 op 01 feb 2010 |
De Kamer wordt geïnformeerd over de inhoud van het rapport van de EU fact finding mission van augustus jl. over EU-inzet in Somalië (zonder de vertrouwelijkheid van dit rapport te schenden) | 12-11-2009 | AO RAZEB (BuZadeel) d.d. 12 november 2009 | Verslag RAZEB op 24 nov 09 aan kamer gezonden (21501–02, 936) |
De Kamer ontvangt nadere informatie over juridische belemmeringen voor het beschermen van schepen tegen piraterij dmv het plaatsen van militairen aan boord van de schepen | 12-11-2009 | AO RAZEB (Defensiedeel) d.d. 12 november 2009 | Op het AO van 15 december heeft MinDef gesproken over juridische belemmeringen |
Bij de Commissie en andere bevoegde instanties de voordelen en aantrekkelijkheid van Eindhoven en in het bijzonder de High Tech Campus onder de aandacht te brengen als aantrekkelijke plek om te verbinden aan het Post Lissabonproces | 12-11-2009 | AO RAZEB d.d. 12 november 2009 | Brief verzonden met kenmerk DIE-1552/09 op 24 november 2009 |
De Kamer krijgt toegezonden het NL-paper inzake begrotingssteun van mei 2009 alsmede de landenlijst mbt werkverdeling EU-OS | 12-11-2009 | AO Voorbereiding EU-OS Raad d.d. 12 november 2009 | Verzonden op 24 november 2009 per brief met kenmerk DIE-1552/09 |
De Kamer informeren over het percentage gebonden hulp in Nederland | 12-11-2009 | AO Voorbereiding EU-OS Raad d.d. 12 november 2009 | Verzonden op 24 november 2009 per brief met kenmerk DIE-1552/09 |
Kamer wordt op de hoogte gesteld van voortgang beleidsdialoog begrotingssteun EU-OS | 12-11-2009 | AO Voorbereiding EU-OS Raad d.d. 12 november 2009 | Verzonden op 24 november 2009 per brief met kenmerk DIE-1552/09 |
De Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomst van de Mid-Term Review mbt EOF (september 2010) | 12-11-2009 | AO Voorbrereiding EU-OS Raad d.d. 12 november 2009 | In behandeling |
Onderzoek naar huidige systematiek van planning en besluitvorming over ODA-uitgaven | 17-11-2009 | Begrotingsbehandeling d.d. 17 en 18 nov 09 | In behandeling |
Uitleg over EKI en DRC – in Jip en Janneke taal | 17-11-2009 | Begrotingsbehandeling d.d. 17 en 18 nov 09 | Verzonden op 27 januari 2010 per brief DVF/IF-004/2010 |
M in reactie Van der Staaij: Albanië – contact ambassade met koepelorganisatie, kijken naar probleem van erkenningen van protestante kerken | 17-11-2009 | Begrotingsbehandeling d.d. 17 en 18 nov 09 | Verzonden: DZO/WB-0015/2010 d.d. 1 maart 2010 |
Bezuiniging op UN-aids niet ten koste van concrete programma's | 17-11-2009 | Begrotingsbehandeling d.d. 17 en 18 nov 09 | Is beleidsadvies besproken |
M in reactie Pechtold: brief Nederland in het buitenland | 17-11-2009 | Begrotingsbehandeling d.d. 17 en 18 nov 09 | Verzonden op 12 maart 2010 per brief DVL/0123/2010 |
Bij voorjaarsnota 6 mln voor Mali en 7 mln voor Mozambique, deze laatste onder voorbehoud donoroverleg | 17-11-2009 | Begrotingsbehandeling d.d. 17 en 18 nov 09 | Verzonden |
M in reactie Haverkamp: Soedannotitie van M en R, begin 2010 | 17-11-2009 | Begrotingsbehandeling d.d. 17 en 18 nov 09 | Verzonden op 23 maart 2010 per kamerbrief met kenmerk EFV-179/2010 |
M in reactie Haverkamp: analyse Uruzgan aan Kamer, consequentie van 2D (3D zonder Defensie) | 17-11-2009 | Begrotingsbehandeling d.d. 17 en 18 nov 09 | Regering reageerde 12 mrt op vkc buza dat kabinet gezien demisionaire status niet inhoudelijk op brief zal reageren |
M in reactie Nicolai: projecten mensenrechtenfonds opnemen in de volgende mensenrechtenrapportage of separaat aan de Kamer sturen | 17-11-2009 | Begrotingsbehandeling d.d. 17 en 18 nov 09 | Verzonden op 23 maart 2010 per brief DMH/MR-182/10 |
M in reactie Peters: Mediaprogramma Birma uit mensenrechtenfonds | 17-11-2009 | Begrotingsbehandeling d.d. 17 en 18 nov 09 | Verzonden op 23 maart 2010 per brief DMH/MR-182/10 |
M in reactie Haverkamp: de vraag om een analyse van het Rijksbeleid ten brede t.o.v. de opkomende economiën zal worden doorgeleid naar de Minister van EZ | 17-11-2009 | Begrotingsbehandeling d.d. 17 en 18 nov 09 | Voldaan – Is aan MinEZ doorgeleid. |
Motie Vendrik, 32 123 V nr. 16, belastingontduiking en -ontwijking ten koste van ontwikkelingslanden | 18-11-2009 | Begrotingsbehandeling | In behandeling |
Motie Van Bommel, 32 123 V nr. 26, Internationaal moratorium wapens met zware metalen en verarmd uranium. | 18-11-2009 | Begrotingsbehandeling | Verzonden door MinDef op 11 maart 2010 |
Motie Van Bommel, 32 123 V nr. 27, Sluiting geheime gevangenis Bagram | 18-11-2009 | Begrotingsbehandeling | Verzonden op 9 december 2009 per brief DVB/CV-446/09 |
Motie Van Bommel/Waalkens, 32 123 V nr. 29, Faciliteren bevolkingsinitiatieven inzake betrekkingen Suriname/NL | 18-11-2009 | Begrotingsbehandeling | In uitvoering |
Motie Haverkamp c.s. , 32 123 V nr. 31, Niet steunen toetreding Iran tot IMO | 18-11-2009 | Begrotingsbehandeling | Overgenomen door de Staatssecretaris V&W |
Motie Nicolaï, 32 123 V nr. 33, Voorstel selectiever en effectiever postennetwerk | 18-11-2009 | Begrotingsbehandeling | In behandeling |
Motie Van der Staaij c.s., 32 123 V nr. 50, Iraans Revolutionaire Gardekorps op lijst terroristische organisaties | 18-11-2009 | Begrotingsbehandeling | In behandeling |
Motie Peters/Haverkamp, 32 123 V nr. 43, Mensenrechten- en mvo-beleid in Rus, Kaz, Alg en SA | 18-11-2009 | Begrotingsbehandeling | Verzonden per memo DMH/MR-920/09 |
Motie Peters c.s., 32 123 V nr. 44, Side event voor kritische Chinese kunstenaars tijdens Wereldexpo | 18-11-2009 | Begrotingsbehandeling | Overgenomen door de Minister OCW |
Motie Pechtold, 32 123 V nr. 48, Uitspraken over MR tijdens publieke optredens | 18-11-2009 | Begrotingsbehandeling | Verzonden per memo met kenmerk DMH/MR-920 d.d. 25 november 2009 |
Motie Vendrik c.s., 32 123 V nr. 46, Eventuele extra middelen OS Zuid Sudan | 18-11-2009 | Begrotingsbehandeling | In Voorjaarsnota is opgenomen hoe uitvoering is gegeven aan motie |
Motie Voordewind c.s., 32 123 V nr. 40, Heroverweging bekostiging 1e jaarsopvang asiel en EKI | 18-11-2009 | Begrotingsbehandeling | "Is ter kennisgeving van werkgroep heroverweging gebracht" |
Motie Waalkens c.s., 32 123 V nr. 35, Onderzoek vaccins en microbicides ook na 2010 | 18-11-2009 | Begrotingsbehandeling | In uitvoering/ondersteuning beleid |
Motie Ten Broeke/ Pechtold 21 501–20, nr. 451 het bespreken van de profielschets voor de voorzitter van de Europese Raad | 18-11-2009 | Plenair Spoeddebat extra Europese Top d.d. 17 november 2009 | Voorzitter EU is bepaald |
Beleidsreactie op IOB-rapport Atlantische Commissie d.d. 19 november 2009 | 19-11-2009 | Verzonden op 1 maart 2010 per Kamerbrief met kenmerk DVB/VD-07/10 | |
Financiële toezegging in het kader van alternatief voor WOK | 25-11-2009 | AO MVO d.d. 25 november 2009 | N.V.T. |
Cacao-sector uitnodigen voor een overleg over duurzame cacao | 25-11-2009 | AO MVO d.d. 25 november 2009 | Verzonden met memo DME/09/2010 |
Opvolging van resoluties van de Parlementaire Assemblee van de OVSE | 25-11-2009 | AO OVSE d.d. 25 november 2009 | Verzonden per kamerbrief met kenmerk DVB/VD-112/10, d.d. 11 mei 2010 |
Toegang van NGO's tot de OVSE-ministeriële | 25-11-2009 | AO OVSE d.d. 25 november 2009 | Verzonden op 16 december 2009 per brief DVB/VB-346/09 |
Eventueel besluit van de OVSE-ministeriële over haatmisdaden | 25-11-2009 | AO OVSE d.d. 25 november 2009 | Verzonden op 16 december 2009 per brief DVB/VB-346/09 |
In het verslag van de NAVO-ministeriële uitgebreider in te gaan op raketverdediging | 25-11-2009 | AO OVSE d.d. 25 november 2009 | Verzonden op 5 januari 2010 per brief DVB-347/09 |
Motie Van Bommel, 32 125 nr. 6, Belasting op sms-berichten | 25-11-2009 | Plenair Staat van de Unie d.d. 1 december 2009 | Verzonden op 13 april 2010 per kamerbrief met kenmerk DIE-482/10 |
Motie Vendrik, 32 123 V nr. 45, Afbouw WB-steun Fossiele brandstofprojecten | 26-11-2009 | Begrotingsbehandeling | VROM neemt over |
Motie Ormel/Pechtold, 32 125 nr. 3, inzake Europese vlag op het gebouw van de Tweede Kamer | 30-11-2009 | Plenair Staat van de Unie d.d. 1 december 2009 | Uitvoering is aan de Kamer |
Global Online Freedom Act (Iran) onder aandacht M brengen | 1-12-2009 | Plenair Staat van de Unie d.d. 1 december 2009 | Voldaan |
Motie Peters c.s., 32 125 nr. 9, Gewijzigde motie over een prioritaire plaats van groene innovatie in de nieuwe Lissabonstrategie | 1-12-2009 | Plenair Staat van de Unie d.d. 1 december 2009 | Brief verzonden op 8 februari 2010 met kenmerk DIE-177/2010 |
Reactie op Roma-notitie | 1-12-2009 | Plenair Staat van de Unie d.d. 1 december 2009 | Verzonden op 6 april 2010 per brief DWM-203/10 |
Bereikbaarheid overheid uit het buitenland | 1-12-2009 | Plenair Staat van de Unie d.d. 1 december 2009 | Verzonden op 13 april 2010 per kamerbrief met kenmerk DIE-482/10 |
Implementatie EU-richtlijnen, overleg met buurlanden | 1-12-2009 | Plenair Staat van de Unie d.d. 1 december 2009 | Is geagendeerd in overleg met grensmakelaar: aandacht implementatie is staand beleid |
Samenstelling en vergoeding expertgroepen | 1-12-2009 | Plenair Staat van de Unie d.d. 1 december 2009 | Verzonden op 13 april 2010 per kamerbrief met kenmerk DIE-482/10 |
Eindhoven-top | 1-12-2009 | Plenair Staat van de Unie d.d. 1 december 2009 | is aan MinEZ overgebracht. Zie kamerbrief d.d. 27 nov'09 met agenda RAZEB |
Voortgangsrapportage GROS, functioneren grensmakelaar en toekomst project na 1 juli 2010 | 3-12-2009 | AO Grensoverschrijdende Samenwerking d.d. 3 december 2009 | Verzonden, BZK kenmerk 2010–0000292198 d.d. 23 april 2010 |
Inzake sociaal-economische aspecten van genetisch gemodificeerde organismen | 14-12-2009 | Brief 13 maart 2009 aan de TK | Afgehandeld door M 16–12-'09/verzonden door LNV/VROM 15-1-2010 |
Van Dam/Ten Broeke, 30 162 nr. 16. Onderzoek NATO Response Force (verbreding van de reikwijdte van artikel 100, lid 1) | 30-12-2009 | NO NAVO d.d. 14 december 2009 | Verzonden op 23 april 2010 per brief DVB/CV-047/2010 |
De Staten van de Nederlandse Antillen en Aruba schriftelijk informeren over het voornemen tot verlenging van het FOL-verdrag | 25-3-2010 | AO Evaluatie FOL-verdrag d.d. 25 maart 2010 | Verzonden op 26 maart 2010 per kamerbrief, DJZ/VE |
Informatie t.a.v. hoe de regering zich voorstelt dat de globale richtsnoeren van art. 121 VWEU tot stand zullen komen en hoe ze zullen werken | 20-4-2010 | Plenair debat Algemene Europese Beschouwingen d.d. 20 april 2010 | Verzonden op 27 april 2010 per kamerbrief met kenmerk DIE-559/2010 |
Kamer informeren over het invulling geven aan ondersteuning vanuit BZ t.b.v. Bureau van de heer Hammarberg | 20-4-2010 | Plenair debat Algemene Europese Beschouwingen d.d. 20 april 2010 | In behandeling |
Hoe beoordelen bewindslieden de situatie wat betreft duplicatie in werkzaamheden RvE en Grondrechtenagentschap | 20-4-2010 | Plenair debat Algemene Europese Beschouwingen d.d. 20 april 2010 | In behandeling |
De wenselijkheid van terugtrekking van Amerikaanse kernwapens uit Europa | 21-4-2010 | AO NPV Toetsingsconferentie d.d. 21 april 2010 | Verzonden op 18 mei 2010 per kamerbrief met kenmerk DVB/NW-297/2010 |
M zal n.a.v. vraag Ten Broeke mogelijkheid bezien voor bevriezing structuurfondsen i.h.k.v. SGP (cf cohesieverordening) | 21-4-2010 | AO RAZ d.d. 21 april 2010 | Verzonden DIE-718/10 d.d. 11 juni 2010 |
Burgerinitiatief: bezien zal worden hoe voorkomen kan worden dat twee/meerdere keren eenzelfde initiatief kan worden ingediend | 21-4-2010 | AO RAZ d.d. 21 april 2010 | Verzonden, DIE-565/10 d.d. 3 mei 2010 |
Het implementatierapport van het AfPak Actieplan aan de Kamer sturen | 21-4-2010 | AO RBZ d.d. 21 april 2010 | Verzonden in verslag aan Kamer van RBZ van april 2010 |
Voorafgaand aan Kaboelconferentie (medio juli) de Kamer informeren over de inzet van de EU en NL voor deze conferentie | 21-4-2010 | AO RBZ d.d. 21 april 2010 | In behandeling |
Motie Peters, nr. 27 925, nr. 392; Nederlandse bijdrage aan civiele politietraining en -opleiding in Afghanistan | 27-4-2010 | VAO Afghanistan d.d. 21 april 2010 | In behandeling |
Motie Van Velzen/Azough, 32 123-V nr. 86, Wenselijkheid van terugtrekking van Amerikaanse kernwapens uit Europa | 28-4-2010 | VAO NPV toetsingsconferentie d.d. 21 april 2010 | Verzonden op 18 mei 2010 per brief DVB/297/2010 |
Motie Wiegman/Samsom 32 042 nr. 10. Langetermijnperspectief van opwerking splijtstofelementen | 28-4-2010 | VAO Splijtstofelementen d.d. 20 april 2010 | Overgedragen aan MinVROM |
Mededelen tijdens ER dat voor NL in ieder geval hoofdstuk 9, inzake financiële diensten, niet gesloten zal worden voordat er met IJsland een akkoord is bereikt inzake de kwestie Icesave | 16-6-2010 | AO ER d.d. 16 juni 2010 | Verzonden op 21 juni 2010 per kamerbrief met kenmerk DIE-774/10 |
Brief met NL-positie inzake sancties Iran | 17-6-2010 | AO voorbereiding ER d.d. 17 juni 2010 | In behandeling |
De Kamer informeren over de medewerking van Servië aan het Joegoslavië Tribunaal,de mate waarin Servië de aanbevelingen van Dhr.Brammertz opvolgt, alvorens het Stabilisatie- en Associatie-akkoord met Servië ter ratificatie aan de Kamer voor te leggen | 24-6-2010 | Plenair debat ER d.d. 17 juni 2010 | In behandeling |
In G20 top het IMF te vragen voorbereidingen te treffen om binnen bepaalde tijd de invoering van een mondiale transactiebelasting door te voeren | 24-6-2010 | plenair debat Terugblik ER d.d. 17 juni 2010 | In behandeling |
Hennis Plasschaert, van Dam, Braakhuis en Schouw:het bevorderen dat het SWIFT-akkoord tijdens eerstvolgende JBZ-raad wordt behandeld(ipv A-punt Landbouwraad) tenzij de Raad en het EP eerder politiek akkoord zijn | 24-6-2010 | plenair debat Terugblik ER d.d. 17 juni 2010 | 28/6 na verkregen akkoord EP-Raad, een A-punt geworden op landbouwraad |
MP zegt toe in het G20 belang van het nakomen de monterrey/ODA afspraken te markeren; in verslag van de top aandacht te besteden aan het Europese optreden vanuit het perspectief dat de EU met 1 mond moet spreken | 24-6-2010 | plenair debat terugblik ER d.d.d 17 juni 2010 | In behandeling |
De vraag over de aanpak van de financiële netwerken die verbonden zijn met de piraterij bij Somalië | 29-6-2010 | AO Ocean Shield/Atalanta d.d. 29 juni 2010 | Verzonden per kamerbrief met kenmerk DVB/CV-217/10, d.d. 1 juli 2010 |
Voorbereiding door het IMF van mondiale transactiebelasting | 29-6-2010 | debat verslag Europese Top | In behandeling |
Het ratificatieproces van het Europese Stabilisatie- en Associatieakoord met Servië | 29-6-2010 | debat verslag Europese Top | In behandeling |
Schriftelijke update stavaza rond voorbereiding politietrainingsmissie Afghanistan (motie Peters). Brief voor Prinsjesdag. | 30-6-2010 | AO voortgangsrapportage Afghanistan | In behandeling |
Schriftelijke reactie op rapport VS Inspecteur-generaal over opbouw ANSF | 30-6-2010 | AO Voortgangsrapportage Afghanistan | In behandeling |
Het informeren van de Kamer over ontwikkelingen t.a.v. het verdrag inzake clustermunitie | 30-6-2010 | Plenair Goedkeuringsverdrag inzake clustermunitie | In behandeling |
Informatie omtrent de financiering van piraterij | 1-7-2010 | AO Atalanta/Ocean Shield d.d. 29 juni 2010 | Verzonden op 1 juli 2010 per brief DVB/CV-217/10 |
Toelichtende brief over de Begrotingsraad sturen | 6-7-2010 | In behandeling |
AABs | Algemene Ambtsberichten |
ACS | Association of Caribbean States |
Adept | Accession-oriented Dutch-European Proficiency Training |
AERC | African Economic Research Consortium |
AMISOM | African Union Mission on Somalia |
AIVD | Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst |
ANA | Aruba en de Nederlandse Antillen |
ANDS | Afghan National Development Strategy |
ASEAN | Association of Southeast Asian Nations |
ATAF | African Tax Administration Forum |
ATT | Arm Trade Treaty (Internationaal wapenhandelsverdrag) |
AU | Afrikaanse Unie |
AVVN | Algemene Vergadering Verenigde Naties |
BBP | Bruto Binnenlands Product |
BNP | Bruto Nationaal Product |
BSOD | Business Support Organisation Development |
BTWC | Biologisch en Toxische Wapens Verdrag (155) |
BZ | Ministerie van Buitenlandse Zaken |
BZK | Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
CAADP | Comprehensive Africa Agriculture Development Programme |
CAO | Collectieve arbeidsovereenkomst |
CBI | Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden |
CBRN | Chemische, Biologische, Radiologische of Nucleaire middelen |
CD | Capacity Development |
CDM | Clean Development Mechanism |
CERF | Central Emergency Response Fund |
CGIAR | Consultative Group on International Agricultural Research |
CICIG | Comisión Internacional Contra la Impunidad en Guatemala (Internationale commissie tegen de straffeloosheid in Guatemala) |
COHRED | Council on Health Research for Development |
CPI | Corruptie Perceptie Index |
CTBT | Comprehensive Test Ban Treaty (Alomvattend Kernstopverdrag (138) ) |
CTITF | Counter Terrorism Implementation Task Force |
CvP | Club van Parijs |
CWC | Chemical Weapons Convention (Chemisch Wapenverdrag) |
DAC | Development Assistance Committee |
DDR | Disarmament Demobilization and Reintegration |
DFA | Design, Fashion, Architecture |
DfID | United Kingdom Department for International Development |
DGIS/CE | Directeur Generaal Internationale Samenwerking Coherentie Eenheid |
DPKO | Department of Peacekeeping Operations |
DRC | Democratische Republiek Congo |
EBRD | European Bank for Reconstruction and Development |
ECDPM | European Centre for Development Policy Management |
ECOWAS | Economic Community Of West African States |
ECP | Export Coaching Programme |
EDEO | Europese Dienst voor Extern Optreden |
EFA | Education for All |
EHRM | Europees Hof voor de Rechten van de Mens |
EITI | Extractive Industries Transparency Initiative |
EIU | Economist Intelligence Unit |
EKI | Exportkredietverzekering en Investeringsgaranties |
ENP | Europees Nabuurschaps Programma |
ENPI | European Neighbourhood and Partnership Instrument |
EOF | Europees Ontwikkelings Fonds |
EPA | European Partnership Agreements (Europese Partnerschapsakkoorden) |
ERP | Enterprise Resource Planning |
EU | Europese Unie |
EUBAM Rafah | EU Border Assistance Mission at Rafah |
EUJUST LEX | EU Integrated Rule of Law Mission for Iraq |
EULEX | EVDB missie in Kosovo |
EUPM | European Union Police Mission |
EUPOL | European Union Police Mission |
EUPOL COPPS | European Union Police Coordinating Office for Palestinian Police Support (EU Police Mission for the Palestinian Territories) |
EUSEC | European Union Security (in the Democratic Republic Congo) |
EUVIS | European Union Visuminformatie Systeem |
EVD | Economische Voorlichtingsdienst |
EVDB | Europees Veiligheids- en Defensiebeleid |
EVRM | Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens |
EZ | Ministerie van Economische Zaken |
DPKO | Department of Peacekeeping Operations |
FAO | Food and Agriculture Organization |
FAWE | Forum for African Women Educationalists |
FLEGT | Forest Law Enforcement Governance and Trade |
FMCT | Verdrag betreffende een verbod op de productie van splijtstoffen voor explosiedoeleinden |
FMO | Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden |
FSAP | Financial Sector Assessment Programs |
FTI | Fast Track Initiative |
GCE | Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed |
GFATM | Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria |
GMR | Global Monitoring Report (UNESCO) |
GRPI | Genetic Resources Policy Initiative |
GtZ | Gesellschaft für Technische Zusammenarbeit |
GVDB | Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid |
G20 | Groep bestaande uit 19 van de landen met de grootste nationale economieën en de EU |
HALO | HALO Trust:NGO die zich vooral met ontmijning en ontwapening bezig houdt |
HCNM | Hoge Commissaris voor de Nationale Minderheden |
HCOC | Hague Code of Conduct against Ballistic Missile Proliferation (Haagse Gedragscode tegen de proliferatie van Ballistische Wapens) |
HGIS | Homogene Groep Internationale Samenwerking |
HIF | Health Insurance Fund |
HiiL | Hague Institute Internationalisation of Law |
HRP | Human Reproduction Programme |
IAEA | International Atomic and Energy Agency |
IASC | Inter-Agency Standing Committee |
IBF | Internationaal Bureau Fraude Informatie |
ICARDA | International Centre for Agricultural Research in Dry Areas |
ICC | International Criminal Court |
ICTR | International Criminal Tribunal for Rwanda |
ICTY | International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia |
IDEA | International Institute for Democracy and Electoral |
Assistance | |
IDF | Infrastructure Development Fund |
IDH | Initiatief Duurzame Handel |
IDLO | International Development Law Organization |
IDRC | International Development Research Centre |
IEF | International Energy Forum |
IFAD | International Fund for Agricultural Development |
IFPRI | International Food Policy Research Institute |
IIEP | International Institute for Educational Planning |
ILO | International Labour Organization |
IMF | Internationaal Monetair Fonds |
IND | Immigratie- en Naturalisatiedienst |
IOB | Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie |
IPA | Europese Instrumenten voor pre-Accessie |
IRC | International Water and Sanitation Centre |
IRENA | International Renewable Energy Association |
IS-academie | Internationale Samenwerking-Academie |
ISAF | International Security Stability Force |
IUCN | International Union for Conservation of Nature |
KAZA | Kavango-Zambezi Transfrontier Conservation |
KFOR | Kosovo Force |
KIT | Koninklijke Instituut voor de Tropen |
LNV | Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
LRRD | Linking Relief, Rehabilitation Development |
MASSIF | Ontwikkelingsfonds voor de financiële sector |
MATRA | Maatschappelijke Transformatie |
MDG’s | Milleninium Development Goals (Millennium Ontwikkelingsdoelen) |
MFS | Medefinancieringsstelsel |
MIVD | Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst |
MKB | Midden en Klein Bedrijf |
MNA | Mean Nuclear Area |
MOL | Minst Ontwikkelde Landen |
MONUC | United Nations Organization in the Democratic Republic Congo |
MONUSCO | United Nations Organization Stabilization Mission in the Democratic Republic Congo |
MOVP | Midden-Oosten Vredes Proces |
MRR | Mensenrechtenraad |
MTES | Matra Training voor Europese Samenwerking |
MVO | Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen |
MVV | Machtiging tot Voorlopig Verblijf |
NAPA | Nederlandse Actieplan Parijs |
NAVO | Noord-Atlantische Verdrags Organisatie |
NBSO | Netherlands Business Support Offices |
NCAP | Netherlands Climate Assistance Programme |
NCDO | Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling |
NFP | Netherlands Fellowship Programme |
NIMD | Netherlands Institute for Multiparty Democracy |
NIMF | Netherlands Investment Matching Fund |
NGO | Non-Gouvernementele Organisatie |
NICHE | Netherlands Initiative for Capacity Development in Higher Education institutions |
NPT | Netherlands Programme for institutional strengthening of education and Training capacity |
NPV | Non-Proliferatie Verdrag (189) |
NTM-A | NATO Training Mission Afghanistan |
NVIS | Nieuw Visum Informatie Systeem |
NSS | Nuclear Security Summit |
NWO-WOTRO | Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek – Wetenschappelijk Onderzoek in de Tropen |
OCW | Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
OD | Operationele Doelstelling |
ODA | Official Development Assistance (officiële ontwikkelingshulp) |
ODIHR | Office for Democratic Institutions and Human Rights |
OESO | Organisatie Economische Samenwerking en Ontwikkeling |
OHCHR | Hoge commissaris voor de Rechten van de Mens |
OPCAT | Optional Protocol to the UN Convention against Torture, Inhuman and Degrading Treatment |
ORET | Programma Ontwikkelingsrelevante Exporttransacties |
ORIO | Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling |
OS | Ontwikkelingssamenwerking |
OVSE | Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa |
PBC | Peace Building Commission |
PEGASE | Mécanisme Palestino-Européen de Gestion de l'Aide Socio-Economique |
PFM | Public Finance Management |
POI | Programma Onderzoek en Innovatie |
POP | Programma Ondersteuning Productenorganisaties |
PRSP | Poverty Reduction Strategy Papers |
PSE | Producer Support Estimate |
PSI | Private Sector Investment |
PSO | Praktische Sectororiëntatie |
PSOM | Programma Samenwerking Opkomende Markten |
PUM | Programma Uitzending Managers |
RBV | Rijksbegrotingsvoorschriften |
REDD | Reducing Emissions from Deforestation and forest Degradation in developing countries |
RHB | Rijkshoofdboekhouding (ministerie van Financiën) |
RTR | Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud |
RvE | Raad van Europa |
R2P | Responsibility to Protect |
SACMEQ | Southern and Eastern Africa Consortium for Monitoring Educational Quality |
SADAA | Strategic Alliance for the Development of Agriculture in Africa |
SCSL | Special Court Sierra Leone |
SGACA's | Strategische Goed Bestuur en Corruptie Analyses |
SICA | Stichting Internationale Culturele Activiteiten |
SNV | Stichting Nederlandse Vrijwilligers |
SRGR | Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten |
SSA | Sub Sahara Africa |
SSR | Security Sector Reform |
TB | Tuberculose |
TDR | Special Programme for Research and Training in Tropical Diseases |
TI | Transparency International |
TK | Tweede Kamer |
UEMOA | Union Economique et Monétaire Ouest-africaine |
UIS | Unesco Institute for Statistics |
UNAIDS | Joint United Nations Programme on HIV/AIDS |
UNAMA | United Nations Assistance Mission in Afghanistan |
UNAMID | African Union/ United Nations Hybrid Operation in Darfur |
UNCED | United Nations Conference on Environment and Development |
UNCCD | United Nations Convention to Combat Desertification |
UNDGO | United Nations Development Group Office |
UNDP | United Nations Development Programme |
UNESCO | United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization |
UNESCO-IHE | UNESCO- Institute for Water Education |
UNFCCC | United Nations Framework Convention on Climate |
Change | |
UNFPA | United Nations Population Fund |
UN-HABITAT | United Nations Human Settlements Programme |
UNICEF | United Nations Children’s Fund |
UNIFEM | United Nations Development Fund for Women |
UNMIS | United Nations Mission in Sudan |
UNODC | United Nations Office on Drugs and Crime |
UNRWA | United Nations Relief and Works Agency |
UNSGAB | United Nations Secretary General’s Advisory Board on Water and Sanitation |
UNU-MERIT | Joint research and training centre of United Nations University and Maastricht University |
VK | Verenigd Koninkrijk |
VN | Verenigde Naties |
VNVR | Veiligheidsraad van de Verenigde Naties |
VR | Veiligheidsraad |
VROM | Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer |
V&W | Ministerie van Verkeer en Waterstaat |
Wbp | Wet bescherming persoonsgegevens |
WFP | World Food Programme |
WHO | World Health Organisation |
Wob | Wet openbaar bestuur |
WSSD | World Summit on Sustainable Development |
WTO | World Trade Organization (Wereldhandelsorganisatie) |
Accountability 34, 35, 80
Acquis 47
ACS 48, 126
Afghanistan 31, 32, 35, 66, 110, 120, 121, 124, 125
Afghanistan 121, 124, 125, 129, 130
Afrika 11, 27, 28, 31, 40, 48, 57, 58, 59, 63, 67, 69, 72, 79, 80, 126
Agentschap 5, 30, 58, 115, 117, 124
AIDS 71, 72, 75, 122
Algemene Rekenkamer 4, 6, 104, 105, 113
Ambassade 12, 19, 20, 35, 36, 59, 61, 66, 68, 70, 72, 73, 86, 87, 91, 92, 94, 98, 122
Ambtsberichten 83, 85, 88, 126
Apparaatsuitgaven 98, 99
Armoede 7, 8, 13, 46, 54, 55, 56, 57, 62, 63, 65, 77, 79, 81, 104
Armoedevermindering 13, 14, 54, 57, 62
Asiel 15, 83, 123
Asielzoekers 15, 86, 87
Associatieovereenkomsten 47
ATT 30, 31, 126
AVVN 18, 19, 20, 120, 126
Balkan 31, 32, 40
Basisonderwijs 66, 75
Bedrijfsleven 10, 36, 37, 55, 58, 61, 79
Bedrijfsvoering 5, 94, 110, 112
Begrotingssteun 48, 57, 60, 63, 78, 122
Belastingen 56, 57
Beleidseffecten 3, 4, 17, 19, 20, 25, 26, 27, 29, 30, 31, 34, 35, 36, 43, 46, 48, 49, 55, 56, 57, 59, 61, 65, 67, 69, 71, 72, 78, 80, 85, 86, 91, 92, 93, 94
Beleidskaders 75
Beleidsprioriteiten 50
Benelux 49, 121
Beroepsonderwijs 67, 68
Biodiversiteit 9, 10, 40, 42, 77, 78, 79, 82
Biometrie 86
Broeikasgassen 78
Buitenland 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 15, 16, 18, 20, 21, 23, 25, 27, 32, 33, 35, 36, 37, 40, 41, 44, 46, 49, 51, 58, 61, 77, 79, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 95, 98, 101, 106, 107, 110, 111, 112, 113, 114, 115, 120, 121, 122, 123, 126
Buitenlandbeleid 6, 89, 90, 92, 93, 111, 112
Burundi 32
BZK 83, 123, 126
Capaciteitsopbouw 28, 32, 35, 73, 80
Cariforum 48
CBI 1, 2, 5, 58, 59, 63, 115, 116, 117, 126
CBRN 29, 126
CERF 34, 35, 40, 126
Chemische wapens 29
China 10, 11, 43, 46, 91, 95
Clingendael 40, 94
Clustermunitie 5, 31, 125
Coherentie 17, 19, 25, 43, 54, 60, 63, 126
Concurrentievermogen 115
Conflictpreventie 31, 33, 40, 79, 81
Consulaire dienstverlening 85, 88
Corruptie 35, 36, 126, 129
Corruptiebestrijding 36
Crisis 9, 10, 17, 25, 31, 33, 34, 35, 44, 84, 110
Crisisbeheersing 25, 26, 31, 33, 34, 39, 101
CTBT 29, 30, 126
Cultureel profiel 89, 95, 107
Cultuur 11, 73, 89, 90, 91, 92, 95, 129
Cultuurbeleid 90, 95
Cultuurmiddelen 90, 91
DAC 14, 15, 34, 36, 126
Defensie 24, 25, 26, 40, 95, 120, 121, 122, 127
Democratische Republiek Congo 126
Democratisering 35, 36
Den Haag 7, 17, 20, 21, 61, 98, 111, 114
Dialoog 19, 20, 26, 27, 28, 30, 32, 35, 36, 37, 46, 67, 72, 80, 81, 89, 122
Discriminatie 19, 64
Diversificatie 37
Doha 55
Donorgemeenschap 65
Doodstraf 19
Draagvlak 12, 18, 20, 27, 28, 31, 65, 89, 92, 93, 95
Drinkwater 13, 77, 80, 81, 82
Duurzaamheid 58, 64, 77, 78, 79
Duurzame ontwikkeling 56, 65, 72
Economische crisis 8
Economische dienstverlening 61
Education for All 126
Energie 9, 15, 24, 25, 36, 37, 40, 55, 78, 79, 82, 105, 117
Energievoorziening 9, 36, 77
Energievoorzieningszekerheid 6, 25, 36, 37, 39, 40
EOF 48, 52, 122, 127
EPA 48, 55, 127
EU-afdrachten 4, 14, 102, 103
EU 4, 7, 9, 10, 12, 13, 14, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 25, 26, 27, 28, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 39, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 66, 67, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 77, 78, 79, 80, 81, 83, 86, 87, 88, 91, 92, 94, 95, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 102, 103, 104, 105, 106, 107, 108, 109, 115, 116, 117, 118, 120, 121, 122, 123, 124, 127
Eurojust 21
Europa 7, 9, 10, 12, 37, 43, 46, 50, 65, 77, 78, 93, 94, 95, 112, 116, 124, 129
Europees Parlement 43, 44, 48
Europese Commissie 43, 44, 47, 48, 56, 57, 116, 120
Europese Dienst voor Extern Optreden 10, 12, 126
Europese Raad 10, 43, 46, 47, 55, 123
Europese samenwerking 9, 13, 42, 52, 53, 92, 93, 102
Europese Unie 4, 9, 10, 12, 13, 18, 19, 42, 43, 44, 45, 46, 77, 90, 102, 127
Europol 21
EU-uitbreiding 42
Evaluatie 4, 5, 6, 19, 23, 34, 40, 44, 53, 60, 63, 66, 75, 78, 82, 88, 92, 95, 121, 124, 128
Evaluatieprogrammering 4, 5
EVD 58, 127
EVDB 127
EVRM 44, 50, 127
EZ 81, 92, 120, 121, 122, 123, 127
FAO 59, 80, 127
Financieel beheer 112
Financieel-economische crisis 8, 9, 10, 42, 77
FMO 14, 58, 63, 127
Fragiele staten 31, 32, 33, 66, 67, 68, 70, 75
Fraudebestrijding 86, 87
FTI 66, 67, 75, 127
G20 9, 56, 59, 65, 124, 127
Garanties 127
GCE 92, 127
Gedetineerden 83, 85, 86
Gelijke rechten 64, 69
Gelijkgezinden 20, 33, 44, 47, 48, 60
Gender 18, 20, 32, 65, 69, 70, 71, 72, 74, 75
Gezondheidszorg 15, 64, 65, 71, 72, 105
GFATM 72, 75, 127
Globalisering 8
Godsdienst 19
Goed bestuur 13, 24, 25, 32, 35, 36, 39, 40, 47, 100, 101
Groei 4, 10, 11, 13, 17, 20, 43, 44, 45, 48, 54, 55, 56, 57, 58, 61, 62, 64, 65, 77, 103, 112
Grote merenregio 32
GVDB-missies 32
Handel 6, 8, 14, 16, 17, 18, 19, 20, 24, 26, 27, 28, 29, 30, 37, 43, 44, 46, 47, 48, 54, 55, 56, 58, 59, 61, 62, 71, 78, 79, 83, 86, 87, 89, 98, 120, 121, 122, 123, 124, 125, 128
Handelsonderhandelingen 55
Harmonisatie 31, 60
Hervormingsdiscussie 50
HGIS 5, 6, 13, 15, 91, 97, 98, 127
HIV/AIDS 15, 64, 67, 71, 72, 74, 130
HIV 13, 71, 72, 104, 105
HIVOS 79
Homoseksualiteit 20
Humanitaire hulp 34, 35
Humanitaire hulpverlening 13, 14, 24, 25, 39, 100, 101
IAEA 9, 29, 30, 120, 127
IFC 14, 59, 72
ILO 20, 66, 67, 128
IMF 19, 55, 56, 57, 124, 125, 128
Infrastructuur 54, 58, 63, 67, 68, 70, 110, 129
Internationaal cultuurbeleid 92
Internationaal Strafhof 17, 18, 21
Internationaalrechtelijke instellingen 18, 21
Internationale culturele uitwisseling 11, 89
Internationale organisaties 11, 17, 18, 23, 26, 31, 59, 71, 72, 80, 81, 94, 95
Internationale rechtsorde 7, 13, 16, 17, 22, 23, 24, 100
Investeringsklimaat 37
IOB 4, 23, 40, 53, 63, 75, 82, 88, 95, 123, 128
Irak 110
Iran 9, 29, 30, 46, 120, 122, 123, 124
ISAF 32, 40, 128
Juridische hoofdstad 16, 20, 21
Justitie 18, 19, 27, 41, 47, 83
Kanaal 60, 89
Kandidaat-lidstaten 42, 43, 46, 47
Kernwapenbeleid 26
Ketenpartner 83, 86, 87
Kinderarbeid 20, 55, 66, 120
Kinderen 13, 64, 65, 72, 74, 101
KIT 69, 128
Klimaat 8, 10, 43, 44, 46, 77, 78, 79, 80, 81, 90, 105
Klimaatbeleid 34, 79
Klimaatverandering 9, 24, 37, 42, 77, 78, 81, 93
Kopenhagen 46, 50
Kortingen 1, 14, 102, 103
Kosovo 32, 127, 128
Krijgsmacht 25, 33
LNV 55, 59, 79, 81, 123, 128
Markttoegang 54, 59, 63, 118
Marteling 19
Massavernietigingswapens 29
MATRA 35, 36, 40, 47, 128
MDG 5, 8, 11, 48, 64, 65, 68, 69, 70, 71, 75, 77, 78, 80, 128
Medefinanciering 11, 34, 67, 73, 128
Medefinancieringsstelsel II 72
Mediterrane Regio 47
Mensenrechten 6, 9, 10, 12, 13, 16, 17, 19, 20, 22, 23, 25, 26, 27, 28, 42, 46, 47, 50, 64, 65, 70, 72, 90, 100, 122, 123, 128
Mensenrechtenbeleid 19, 23, 120
Mensenrechtenfonds 17, 20, 50, 120, 121, 122
Mensenrechtenverdedigers 19
MFS 11, 34, 60, 73, 75, 105, 128
Midden-Oosten 31, 46, 128
Migratie 6, 8, 24, 42, 46, 47, 87, 88, 128
Migratiebeleid 83
Milieu 8, 13, 14, 15, 38, 58, 77, 78, 79, 81, 82, 101, 105, 113, 130
Milieubeleid 77, 78
Milieudegradatie 14, 39, 77, 101, 105
MKB 58, 59, 128
Mondiaal 10, 44, 77, 78, 79, 80
Multilateraal 17, 20, 27, 29, 30, 33, 37, 60, 70, 77
Multilaterale instellingen 17, 37, 56, 57, 60
Naar een menswaardig bestaan 23
NAPA 60, 128
Natuurlijke hulpbronnen 9, 77, 78
Natuurrampen 35
NAVO 5, 9, 17, 19, 25, 26, 27, 31, 32, 33, 40, 42, 70, 120, 123, 124, 128
NBSO 61, 63, 128
NCDO 93, 94, 128
Nederland 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 40, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 75, 77, 78, 79, 80, 81, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 95, 101, 102, 103, 106, 107, 109, 110, 111, 113, 120, 121, 122, 124, 126, 127, 128, 129
Netherlands Business Support Offices 61, 63, 128
NGO 28, 31, 32, 33, 34, 35, 58, 59, 67, 72, 79, 80, 123, 127, 128
Nigeria 28, 37, 58, 63
NIMF 63, 128
Non-proliferatieverdrag 29, 30, 39, 46, 120
Noodhulp 14, 34, 35, 40, 101
NPV 29, 30, 124, 129
Nucleaire wapens 30
NVIS 87, 129
ODA 5, 6, 15, 48, 61, 94, 108, 122, 124, 129
OESO 36, 54, 56, 57, 70, 129
Ondernemingsklimaat 14, 59, 115
Onderwijs 13, 14, 54, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 72, 74, 75, 90, 92, 129
Onderzoek 3, 4, 23, 40, 48, 53, 59, 63, 67, 68, 69, 72, 74, 75, 82, 85, 88, 93, 95, 121, 122, 123, 124, 129
Ontwapening 26, 29, 30, 39, 127
Ontwikkelingsbeleid 54
Ontwikkelingssamenwerking 4, 5, 6, 8, 10, 11, 12, 24, 34, 59, 60, 62, 67, 70, 73, 74, 79, 82, 90, 93, 94, 101, 104, 105, 113, 120, 128, 129
ORET 14, 59, 129
ORIO 58, 59, 63, 129
OVSE 17, 19, 25, 26, 27, 37, 50, 123, 129
Pakistan 27, 29, 31, 66, 110
Paris Declaration 63
Particuliere ontwikkelingsorganisaties 73
Partnerlanden 33, 35, 48, 49, 56, 59, 66, 67, 68, 72, 74, 78, 79, 80, 81, 90, 91, 92
Partnerschappen 10, 59, 63, 66, 71, 72
PEGASE 101, 129
Personenverkeer 13, 83, 86, 87, 88, 106
Piraterij 31, 32, 121, 125
Postennet 11, 12, 44, 48, 49, 50, 84, 98, 110, 111, 112
Postennetwerk 20, 28, 33, 37, 47, 83, 121, 122
Private sector 6, 13, 54, 57, 59, 60, 62, 67, 69
Programma 3, 4, 6, 9, 11, 13, 14, 15, 17, 22, 27, 28, 30, 32, 33, 34, 35, 36, 39, 40, 46, 47, 52, 53, 57, 58, 59, 61, 62, 63, 64, 66, 67, 68, 69, 71, 72, 73, 74, 75, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 88, 90, 91, 92, 93, 94, 95, 101, 105, 111, 115, 116, 122, 127, 129
PRSP 129
PSI 58, 59, 63
PSI 129
PSOM 59, 129
Publieksdiplomatie 18, 21, 28, 89, 93, 94
PUM 58, 129
R2P 17, 18, 129
Raad van Europa 19, 42, 49, 50, 51, 52, 53, 129
Rechtsorde 18, 19, 43
Referendum 32, 121
Reisdocumenten 83, 85, 86
Reproductieve gezondheid 13, 15, 64, 70, 71, 72, 74
Residual mechanisms 18, 21
Rusland 26, 29, 46, 47, 91, 92
Rwanda 18, 21, 82, 128
Samenhang 3, 4, 6, 8, 10, 17, 25, 31, 32, 37, 56, 69, 97, 110
Samenwerking 4, 5, 6, 9, 10, 11, 12, 13, 17, 20, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 31, 32, 33, 34, 35, 37, 42, 43, 44, 47, 48, 49, 58, 60, 61, 67, 68, 69, 70, 72, 78, 81, 83, 89, 90, 92, 93, 102, 111, 113, 121, 123, 126, 127, 128, 129
Sancties 46, 124
Sanitatie 80, 81
Schengenstaten 86
Schuld 56, 57
Schuldhoudbaarheid 56, 57
Schuldkwijtschelding 57
Schuldverlichting 14, 57, 63
Sectorale 68, 78, 118
SICA 92, 129
SNV 63, 73, 75, 79, 129
Sociale ontwikkeling 13, 64, 74, 105
Soedan 13, 32, 35, 40, 122
SRGR 64, 65, 67, 71, 72, 75, 129
Staat van de Unie 6, 44, 123
Stabiliteit- en Groeipact 43
Stabiliteit 10, 13, 24, 25, 26, 31, 33, 38, 39, 40, 42, 43, 55, 64, 70, 79, 100, 101
Stabiliteitsfonds 28, 33, 34
Statuut van Rome 18
Strafhof 18, 21
Strategische partnerschappen 36
Sub-Sahara Afrika 11
Subsidie 26, 27, 28, 40, 56, 71, 73, 90, 91, 92, 93, 94, 120
Suriname 92, 122
Terrorisme 9, 13, 14, 27, 28, 31, 39, 42, 120
Terrorismebestrijding 27, 28, 40, 41
Uitbreiding 17, 18, 19, 31, 42, 45, 46, 47, 84, 87, 121
Uitbreidingsvraagstukken 47
UNAIDS 15, 71, 72, 75, 130
UNAMA 32, 130
UNCED 77, 130
UNDP 33, 36, 40, 57, 60, 130
UNESCO 23, 65, 66, 80, 81, 92, 95, 127, 130
UNFPA 15, 72, 130
UN-HABITAT 81, 130
UNICEF 66, 67, 75, 80, 81, 130
Uruzgan 32, 40, 120, 122
Vakbonden 73
Veiligheid 4, 8, 9, 13, 14, 19, 24, 25, 26, 27, 28, 31, 32, 33, 34, 37, 38, 39, 40, 42, 43, 46, 47, 53, 54, 64, 70, 75, 83, 88, 93, 100, 101, 105, 106, 110, 126, 127, 128, 129
Veiligheidsraad 17, 18, 30, 32, 33, 121, 130
Verdeling 13, 16, 24, 42, 48, 54, 62, 64, 77, 83, 89, 90, 104, 112, 122
Verdrag van Lissabon 10, 33, 42, 43, 46, 121
Verenigde Naties 11, 64, 120, 126, 130
Verenigde Staten 10
Verkiezingen 120, 121
Vertrouwensfuncties 110
Verwoestijning 24, 77
Vestigingsklimaat 94, 95
Visumaanvragen 61, 83, 84, 85, 87, 112
Vluchtelingen 31
Voorschottenbeheer 113
Voorzitterschap 18, 29, 30, 49, 53, 71
Vrede 9, 19, 31, 32, 33, 34, 46, 47, 64, 70, 75, 128
Vredeshandhaving 25, 31, 33, 70
Vredesmissies 12, 31
Vredesopbouw 25, 31, 32, 33, 34, 40, 70
Vreemdelingenbeleid 13, 15, 86, 88
Vrijhandelsakkoorden 48, 55
Vrijheid 4, 8, 9, 19, 43, 47, 53, 91
Vrouwen 19, 31, 32, 33, 64, 65, 69, 70, 71, 75, 121
Wapenbeheersing 26, 30, 39, 40
Wapenexportbeleid 25, 30, 31
Wapenhandelsverdrag 30, 31, 126
Waterbeheer 13, 79, 80, 81
Waterschaarste 77
Wederopbouw 24, 31, 32, 33, 34, 70, 101
Wereldbank 5, 11, 14, 19, 33, 36, 55, 56, 57, 69, 79, 81, 116
Wereldhandel 130
WHO 72, 130
WTO 48, 55, 130
Zetelovereenkomst 21, 94
Zuid-Afrika 75, 92